Praktische opdracht “Puberplanten”. Inleiding. Hormonen zijn niet alleen een menselijk verschijnsel. Stoffen die bij ons de verschillen tussen mannen en vrouwen, kinderen en volwassenen en het beruchte ‘puberbrein’ verklaren spelen ook een essentiële rol bij planten. Vragen die bij deze hormonen passen zijn bijvoorbeeld: Wat is de fruitgeur die je kunt ruiken bij rijp fruit? Waarom mag je de fruitschaal niet bij snijbloemen zetten? Waarom kiemen de zaadjes in een tomaat niet? (maar als ze uit de tomaat zijn wel) Op voorschriften voor ontkiemen van zaadjes staat soms het advies om “bewortelingspoeder” toe te voegen. Helpt dat echt? Allemaal vragen waarbij plantenhormonen een rol spelen. In deze opdracht ga je de werking van enkele hormonen onderzoeken. Opzet van de opdracht. Je gaat onderzoeken wat de invloed is van signaalstoffen (hormonen) op kieming, groei en fruitrijping. Voorbereiding opdracht. Je zoekt en bestudeert theorie over signaalstoffen van planten en verwerkt dit in je verslag. Je oriënteert je op de experimenten en opdrachten. Je maakt een onderzoeksvraag (of meerdere), een hypothese en werkplan (met data, tijden, werkzaamheden, materialen, plaats) en levert dit in bij de docent. Uitvoering Je voert de experimenten uit na overleg met de TOA en laat elke keer de voortgangsstaat aftekenen. Je legt je activiteiten vast in een persoonlijk logboek. Verslag. Het verslag dat je moet inleveren, moet voldoen aan de "handleiding verslag schrijven voor biologie". Daarbij komt in ieder geval in de theoretische inleiding aan bod: 1. Wat zijn signaalstoffen? 2. Hoe worden signaalstoffen ontvangen door de cellen/weefsels? Welke verschillende manieren kan je vinden? 3. Beschrijf de 5 soorten plantenhormonen. 4. Bij het stekken kan bewortelingspoeder (bijv. Rhizopon®) worden gebruikt. Zoek de samenstelling daarvan op en probeer te achterhalen of bij dit product er ook sprake is van hormonen. 5. Wanneer (wie en hoe) werden plantenhormonen voor het eerst ontdekt en beschreven? 6. Kun je zelf hedendaagse toepassingen bedenken voor plantenhormonen? Welke mogelijkheden zie je? CSG De Lage Waard Praktische opdracht biologie. De antwoorden op de vragen kun je verwerken in het literatuurdeel maar mag ook met vraag en antwoord apart aan het eind onder het hoofdstuk literatuur (theoretische achtergrond) worden verwerkt. Gebruik voor je verslag de uitgereikte handleiding. Succes. Experiment 1 Kiemingsremmende stoffen in de zaadwand en in vruchtvlees. Bij verschillende planten bevatten de zaadwand of de vrucht kiemingsremmende stoffen. Op die manier wordt verhinderd dat zaden al in de herfst gaan ontkiemen. Dit onderzoek kan met veel verschillende soorten zaden uitgevoerd worden of met verschillende types vruchtensap. Hygiënisch werken is zeer belangrijk; bij de proef met vruchtensap treedt gemakkelijk schimmelvorming op. Nodig: • Appelpitten. • Tomatenzaden of tuinkerszaden. • Vers tomatensap of sap van andere vruchten. • Petrischalen. • Filtreerpapier. Uitvoering: Wat verwacht je te vinden, en waarom? Naar welke eigenschappen kijk je? Schrijf je onderzoeksvraag en hypothese dus op! • Leg op vochtig filtreerpapier in een petrischaal vijf appelzaden en vijf appelzaden waarvan de bruine vruchtwand is verwijderd; sluit de petrischaal. • Leg op vochtig filtreerpapier in een petrischaal tien tomatenzaden (of tien tuinkerszaden). • Leg op met tomatensap bevochtigd filtreerpapier in een petrischaal tien tomatenzaden (of tien tuinkerszaden). Verwerking: • • Vergelijk na een paar dagen de kieming van de zaden in de petrischalen. Trek conclusies. Komen je conclusies overeen met wat je zou verwachten? CSG De Lage Waard Praktische opdracht biologie. Experiment 2 Bevorderende en remmende werking van ethyleen. Nodig: • Enkele rijpe appels. • Twee petrischalen met kiemende erwten. De erwten eerst enkele dagen laten ontkiemen in water. • Enkele groene, onrijpe tomaten of in overleg een ander onrijp fruit . • Vier afsluitbare plastic dozen (of glazen potten). • Filtreerpapier. Uitvoering: Wat verwacht je te vinden, en waarom? Naar welke eigenschappen kijk je? Schrijf je onderzoeksvraag en hypothese dus op! • Leg in twee plastic dozen (op filtreerpapier) kiemende erwten; leg in een van die dozen ook een rijpe appel. • Leg in twee dozen onrijpe tomaten; leg in een van die dozen een rijpe appel. Verwerking van de resultaten: • Vergelijk na een paar dagen en na een week de kieming van de erwten in de plastic dozen. • Vergelijk ook de kleur van de tomaten in de twee dozen. • Trek conclusies. Komen je conclusies overeen met wat je zou verwachten? Experiment 3 De invloed van gibberelline op de wortellengte van de erwt (Pisum sativum). Nodig: • Gewone erwten (gebruik de naam van de erwtensoort) en een dwergvariant (gebruik de naam van de erwtensoort) (wellicht voorradig, anders bij tuincentra te verkrijgen; ze worden ongeveer 35 cm hoog. • 4 pertischaaltjes, filtreerpapier, demiwater, glibbereline. Uitvoering: • • • Schrijf je onderzoeksvraag en hypothese op! Laat de twee soorten gedurende enkele dagen kiemen in water. Verdeel de gekiemde erwten per soort in twee petrischaaltjes op vochtig filtreerpapier (evenveel, tellen, noteren) en druppel evenveel gibberelline 10-3 op de worteltje van een van de twee schaaltjes.(totaal dus 4 schaaltjes) Hou het filtreerpapier vochtig met water. Vergelijk de lengte van de worteltjes; meet de stengellengte (indien mogelijk) vanaf het eerste internodium tot en met het tweede internodium (zoek dit op); meet de lengte van de bladeren (indien mogelijk). Verwerking van het resultaat: • Ga na zeven dagen de invloed na van gibberelline op de wortel, stengel- en bladlengte van de dwergvariant in vergelijking met de gewone variant. CSG De Lage Waard Praktische opdracht biologie. Experiment 4 De invloed van IAA op de wortelontwikkeling bij tuinkers (Lepidium sativum). Nodig: • Tuinkerszaden • Een lAA-oplossing van 10-3 M (auxine) • Petrischalen • Filtreerpapier Uitvoering: Wat verwacht je te vinden, en waarom? Naar welke eigenschappen kijk je? Schrijf je onderzoeksvraag en hypothese dus op! • Maak van de lAA-oplossing de volgende verdunningsreeks: 10-5 M, 10-7 M, 10-9 M, 10-11 M. Hoe pak je dit aan? Schrijf eerst je verdunningsschema uit op papier en laat het controleren. • Laat circa 80 tuinkerszaden 24 uur kiemen bij 20-25 C op vochtig filtreerpapier in gesloten petrischalen. • Voorzie zes petrischalen van filtreerpapier en pipetteer in elk 3 ml van de bereide oplossingen, in de zesde breng je 3 ml water. • Noteer de gebruikte lAA-concentraties met een stift op het deksel en op de rand van de petrischaalbodem. • Selecteer 60 kiemplanten met wortels van ongeveer gelijke lengte. • Schik ze per tien in elke schaal op gelijke afstand van elkaar. • Plaats ze gedurende zeven dagen in het licht. Denk goed na over de locatie. Verwerking van het resultaat: • Meet de lengte van de wortels, bereken het gemiddelde per petrischaal. • Zet de waarden in een semi-logaritmisch diagram met op de x-as de logaritme van de IAA-concentratie en op de y-as de gemiddelde lengte van de wortels. • Bepaal het kwantitatieve verband tussen de toegediende IAA concentratie en de wortelgroei. (grafiek !) Komen je conclusies overeen met wat je zou verwachten? Experiment 5 je mag een van de 4 experimenten vervangen door: Helpt bewortelingspoeder (bijv. Rhizopon®)? Bedenk een proef over de invloed van ethyleen op de bladval. In het bezit van de TOA is ook een apparaat waarbij de invloed van zwaartekracht op de groei is uit te sluiten. De experimenten zijn ook in het donker uit te voeren. Of een eigen keuze, Wat verwacht je te vinden, en waarom? Naar welke eigenschappen kijk je? Schrijf dus eerst je onderzoeksvraag en hypothese dus op! Kies je deze optie dan eerst overleggen met de docent! Tip: Overzichtelijke tabel en grafiek. (zie Excel: grafieken en trendlijnen op www.biobazaar.info) CSG De Lage Waard Praktische opdracht biologie.