VAN MOOKS GOUVERNEMENT Verenigde Staten en Groot-Brittannië teneinde de zekerheid te krijgen dat ten tijde van de bevrijding de Nederlandse soevereiniteit zou worden gerespecteerd. De uiteindelijk getroffen regeling, welker bepalingen, aldus de tekst, 'in geen enkel opzicht de soevereiniteit van de Nederlandse regering zullen aantasten', hield in dat de Geallieerde opperbevelhebber in West-Europa, General Dwight D. Eisenhower, in een eerste, Z.g.militaire fase in feite volkomen bevoegd zou zijn om, o.m. bijgestaan door het Militair Gezag, alle maatregelen te nemen die door de militaire toestand zouden worden gevergd, en dat in een tweede fase de Nederlandse regering het burgerlijk bestuur weer onder haar eigen verantwoordelijkheid zou hervatten waarbij zij evenwel met de belangen van de Geallieerde opperbevelhebber rekening moest houden. Die regeling werd neergelegd in twee gelijkluidende overeenkomsten die nog vóór de Geallieerde landingen in Normandië (6juni '44) werden ondertekend; onder de overeenkomst tussen de Nederlandse en de Britse regering zetten hun ministers van buitenlandse zaken hun handtekening, maar door Washington werd een overeenkomst op regeringsniveau afgewezen: het werd er een die ondertekend werd door de Nederlandse minister van oorlog, van Lidth, en de Geallieerde opperbevelhebber, Eisenhower. In politiek opzicht betekenden de overeenkomsten dat, zo schreven wij in deel 9, 'de Engelse en Amerikaanse autoriteiten in duidelijke bewoordingen de soevereiniteit van de Nederlandse regering erkend hadden.' Dat lag, wat de Verenigde Staten betrof, ten aanzien van de erkenning van de soevereiniteit van Nederland over Nederlands-Indië heel wat moeilijker! Zou Washington ook die soevereiniteit erkennen, dan zou het daarmee zeggen: het Nederlands opperbestuur over NederlandsIndië zal na de oorlog met onze instemming hersteld worden. Een deel van de Amerikaanse publieke opinie wilde daar niet van weten, president Roosevelt betwijfelde of de Nederlanders (de 'paar dears') Indië zouden terugkrijgen en in het State Department bestond een sterke stroming, met de Secretary oj State Cordell Hull aan het hoofd, die gebieden als Nederlands-Indië na afloop van de oorlog onder de een of andere vorm van internationale voogdij wilde plaatsen. MacArthur dacht daar anders over: voor hem sprak het vanzelf dat het Nederlands opperbestuur zou worden hersteld, zij het dat hij vond dat het spoed moest betrachten met de verdere ontvoogding van Indië. Van der Plas sprak met hem in januari '43 in Brisbane. MacArthur zei toen, aldus de door van der Plas gemaakte aantekening', 1 Exemplaar in a.v. 356