2009-juli-Zundert-Jef Boeckmans

advertisement
2009-juli-Zundert-Jef Boeckmans-deel 1
Eerst even een wat praktische instructie. Die zijn natuurlijk het belangrijkste: de concrete
aanwijzingen hóe te mediteren. Het gaat over de loopmeditatie, de kinhin. De loopmeditatie
is zoiets schitterends, zoiets wonderlijks, zoiets krachtigs ook. Maar het moet wel op de juiste
manier gebeuren. Belangrijk is, dat het echt meditatie is. Je blijft in de inkeer, je blijft in de
samadhi. Of je nu heel langzaam loopt, zoals je dat doet in de Vipassana in sommige
scholen of in de Soto, met een half voetje: dat is uitstekend. Of je loopt heel snel, wat de
meeste Zenscholen doen in het Verre Oosten (de Chinezen en de Vietnamezen). Je loopt
dan dus vrij snel, maar je blijft in die inkeer. Je kijkt in diezelfde houding, je kijkt op je neus,
zoals je dat bij Boeddhabeelden ziet. Dus niet rondkijken, niet door de ramen kijken; al die
dingen die ik allemaal zag gisteren. Blijf gewoon in die inkeer. Snel lopen is goed.
Blijf vooral met je bewustzijn in je voeten! Niet naar je voeten kijken, maar plaats je
bewustzijn in je voeten. Intelligente, gevoelige, speurende voeten, en iedere keer die
beweging van dat neerzetten. Denk aan een kat, zoals die op kussentjes loopt, zoals die
zacht geweldloos de aarde beroert. Elke stap is een stap in het Pure Land, elke stap is een
stap in het Lotusland.
Blijf mooi rechtop. Vooral met je aandacht goed in je voeten blijven! Dat is zo belangrijk voor
die overbelasting van ons kleine egobewustzijn, van onze kop en schouders. Iedere keer
daar weer heen.
En dan natuurlijk ook het groepsgebeuren: goed invoegen, geen gaten laten vallen, niet op
elkaar lopen. Je kunt dat op verschillende snelheden doen. Heel traag is wat moeilijk voor
een oudere sangha, vanwege evenwichtsproblemen. Heel snel is ook niet mogelijk. We
hebben dus een vorm daar tussen in. Het is in elke snelheid mogelijk om in samadhi te
lopen. Dat is erg belangrijk.
===
Als we werkelijk aandachtig verwijlen
in het eenvoudige en heldere
altijd aanwezige-bewustzijn,
verblijven we in het grote Ongeborene,
verblijven we in het binnenste van de Geest
rusten we in de leegte van het Oerbegin,
in de onbegrensde vrijheid.
Als we werkelijk aandachtig verwijlen
als opmerkzame onbezorgde getuigen,
is het grote zoeken voorbij.
De zuivere Geest is grenzeloos en leeg,
is altijd-tegenwoordig-bewustzijn,
het is dat, wat altijd-tegenwoordig is en ‘kijkt’.
In Hem bewegen we, leven we en zijn we.
In de geest is geen object,
ben ik ook geen object.
Een prachtige tekst, die natuurlijk teruggaat op heel oude Boeddhistische teksten. We
hebben deze moderne tekst van Ken Wilber in ons Soetraboekje staan. Wat ik nu zou willen
proberen in het onderricht is, terug te gaan naar de bron van die opmerkzaamheid, die
aandacht.
Er is iets heel merkwaardigs gebeurd: die oude, esoterische technieken, contemplatieve
technieken, die liggen nu bij wijze van spreken op de markt: overal heb je mindfulness. In
bedrijven; in de gezondheidszorg; voor hulpverlening ga je naar de GGD en daar bieden ze
tegenwoordig naast psychotherapie ook mindfulnesstrainingen aan. Waar gaat dat allemaal
om? Mensen zoals Kabat-Zinn, je kent die wel waarschijnlijk, die bij zijn stressreductie en
pijnbestrijdingtechnieken heeft gewerkt met die mindfulness en dat blijkt te werken! Er is veel
literatuur over aandacht, over mindfulness, op alle niveaus.
De traditie zegt dat de Boeddha grosso modo 37 was toen hij zijn grote verlichting kreeg. Hij
heeft daarna 40 jaar (39 eigenlijk) gepredikt en hij heeft geen woord gezegd, zegt de Zen. Hij
heeft 40 jaar rondgetrokken en onderricht gegeven en heeft geen woord gezegd. Hij leidde
altijd mensen naar dat pure gewaarzijn, maar van wat?
Er is in de Zentraditie een heel mooie koan uit de Poortloze Poort, the Gateless Gate, de
Mumonkan, de Wu men kuan, zoals ze dat noemen (nummer 22 voor degenen die het willen
nalezen):
Ananda vroeg aan Kasyapa: ‘de Boeddha gaf u het brokaten gewaad als opvolger.
Wat heeft hij u nog meer gegeven?’ Kasyapa zei: ‘Ananda!’ Ananda antwoordde: ‘ja
broeder’. Waarop Kasyapa zei :’u kunt mijn banier naar beneden halen.’
Dat is de koan. Ik zal eerst even wat uitleg geven, eerst de personen voorstellen: wie was
Ananda? Ananda is in de Boeddhistische traditie een figuur die staat, voor wat in het
Christendom Johannes was: de lievelingsleerling van de Boeddha. Altijd aanwezig, altijd
zorgzaam, elk woord van de Boeddha onthouden. De kamerdienaar van de Boeddha - alleen
de Boeddha was een zwerfmonnik en had geen kamer- maar toch: dat idee van iemand die
heel close is, die de meester goed kent en bewondert en een geweldige affectie voor de
leraar heeft. En dat was blijkbaar wederzijds, máár: hij had het wezenlijke niet begrepen.
Ananda, de geliefde leerling.
Kasyapa, de andere dus, was een oudere man die in de Sangha, in de kring van de
Boeddha kwam. Op een zeker moment - als de schare van volgelingen vergaderd was op de
Gierenberg waar de Boeddha de beroemde bloemenpreek hield, waarbij hij een bloem
omhoog hield - zag Kasyapa de bloem en glimlachte. Zoals de Boeddha na die week van
inkeer (van heel diepe verzinking) ’s morgens omhoog keek en de morgenster Venus aan de
hemel zag en toen wist, en Boeddha werd (dat wil zeggen Verlichte, Ontwaakte) - wat wist
de Boeddha toen? Zo zag Maha Kasyapa de bloem, en wist. Hij had dezelfde diepe
realisatie als de Boeddha zelf. En hij was overgegaan van de wereld van illusie, van wanen,
van pijn, van angst, van vertwijfeling, naar de wereld van rust: Nirwana, zegen.
Maar: dat moet je zélf zien. Jij moet met eigen ogen zien, jíj moet dat zien, dat kan niemand
voor jou doen, dat kunnen geen teisho’s jou geven, dat kan geen onderricht jou geven. Jij
moet oefenen, jij moet de poort binnengaan. Dat kan de grootste meester, de grootste leraar
niet voor jou doen, jij moet dat zelf doen. Jij moet zitten, en bewust worden van het zitten.
Het mooie is, en daar wil ik dan op terugkomen: dat hele pure schouwen, dat zo simpel en
eenvoudig en zo natuurlijk is voor elke mens. Maar waar we niet bij kunnen door al onze
misleidende gedachtes en emoties en verstrikkingen en onze hechtingen! Dat hele
eenvoudige, pure dat de grond van ons bewustzijn is en dat in ieder van ons is. Dat je
eigenlijk bént en dat je niet kunt doorgeven, want je moet dat zélf ondervinden. Het
merkwaardige is: de Boeddha kon daar dus niet over praten, want dat is een heel persoonlijk
zien. En dan heeft hij een grote twijfel gehad: moet ik spreken of moet ik zwijgen? Want het
is zo simpel, elk woord is een verraad, en toch is het zo belangrijk voor de vrede, voor het
welzijn van de mensheid.
Daarom heeft hij geprobeerd onderricht te geven, aangepast onderricht aan de capaciteit
van de ontvangers en soms wat moreel aangelegd, zoals: heb een fatsoenlijk leven, dat is
een goed begin etc.: de beroemde drie korven van onderricht, met regels, met ethische
voorschriften, met allerlei dingen. Maar, zoals dat gaat bij grote leraren, zoals ook bij Jezus:
Jezus heeft geen woord geschreven, de Boeddha ook niet, en na zijn dood: wat dan? Toen
kwam er dus een grote vergadering bijeen van Bikkhu’s. Die gingen proberen op te stellen
wat Boeddha hen geleerd heeft, ze gingen zijn onderricht opschrijven, de beroemde
Soetra’s. Al die mensen die bijeen waren, waren allemaal verlicht, zegt de traditie, maar
niemand wist meer precies wat de Boeddha gezegd had. Totdat ze zeiden: ‘ja maar,
Ananda, die weet alles, die heeft zo’n ongelooflijk geniaal geheugen, die man kan
woordelijk… Maar ja, die hoort er niet bij, want die weet niet waar het éigenlijk om gaat’. En
dat is de situatie waar deze koan zich afspeelt. Of dat historisch zo gebeurd is, is een ander
punt, daar gaat het natuurlijk ook niet om. Dat is allemaal legendarisch en mythisch en
daarom ook waar. Maar of het ook echt zo is gebeurd, dat is wat anders, dat weten we niet.
Dus Ananda had niet met eigen ogen gezien, maar wist bij wijze van spreken de hele inhoud
van de leer van de Boeddha. En dat is belangrijk voor ons. Elke religie heeft als het ware drie
niveaus. Je hebt een institutioneel niveau, met riten, mythes, dogma’s, morele codici,
gedragingen en zo. Dan heb je een reflexief niveau, de theologie, met nadenken over al die
zaken. En dan heb je nog een derde niveau en dat is het niveau van de directe, onmiddellijke
ervaring, de eenheidservaring. Dat in de grote religies allemaal anders uitgedrukt wordt,
maar die diepe eenheidservaring is de bron, dat is het derde niveau van religie.
En Ananda wist alles van dat eerste niveau, van hoe de Boeddha dat deed, wat die gezegd
had. Maar hij had bij wijze van spreken niet ‘gezien’. Dus komt hij bij de patriarch Maha
Kasyapa, die na de dood eigenlijk de leider was van de Boeddhistische sangha, want
Boeddha had hem zijn gewaad gegeven zoals de profeet zijn mantel geeft aan de volgende
profeet: Elia aan Elisa. Zo gaf dus de Boeddha zijn gewaad aan Maha Kasyapa: jij bent mijn
opvolger, jij weet het ook. Maar dat is een rite, dat is een instituut, dat is een symbool. En
Ananda heeft die grote vraag: ‘De Boeddha heeft u die mantel gegeven, maar is er nu nog
een verborgen leer? Is er iets dat ik niet weet? Wat moet ik? Wat….?’
Een heel diepe vraag: wat kom ík tekort? En dan zegt Maha Kasyapa dat prachtige woord:
Ananda! Dat heeft de Boeddha nagelaten, dat is het geheim: het geheim ben jij zélf. Het
geheim is niet wat de Boeddha leerde of wat Jezus leerde, wat Mohammed leerde, wat de
Openbaringen leerde, maar jij: Ananda! En de traditie wil dat op dat woord Ananda! - als hij
zijn naam dus hoort - dat hij dus de ervaring kreeg en wist: dít, dít is het.
De Boeddha zag de morgenster Venus, opkomen aan de hemel, Maha Kasyapa zag de
bloem bij de bloemenpreek en Ananda hoorde zijn naam en realiseerde dat hijzélf Het was,
deze realiteit.
Als iemand dit begrijpt, zal hij de oude Broederschap nog steeds zien vergaderen. Zo
niet, dan zal hij, zelfs al heeft hij de waarheid sinds eeuwen voor de Boeddha
bestudeert, geen verlichting bereiken.
Dat is het commentaar van Mumon. Dus als iemand deze koan begrijpt, dat Ananda!, die
naam van jou, dan is die vergadering van de Broederschap nog altijd, hier, nu, bezig. Jij kunt
nu zien. Jij kunt vanuit de diepte van je samadhi opzien en plots weten. Dat is niet bijzonder:
dat is diepe verlossing vinden door te wéten. Dat moet natuurlijk nog geïntegreerd worden,
dat is niet alleen dat moment, maar het kan. De vergadering van de Boeddha met zijn
gemeenschap is nog altijd bezig. Hier, nu, deze zendo, deze abdij in Zundert, hier. Zo niet,
dan kun je eeuwen de leer bestuderen, alle soetra’s, en dat is niet slecht, maar het zal je niet
wezenlijk helpen.
Mumon heeft er ook een vers bij gemaakt:
De kern van deze vraag is saai. Maar het antwoord vertrouwelijk.
Natuurlijk mag je vragen naar dat geheim, maar dat antwoord is zo intiem. En dat is
belangrijk voor onze meditatie: meditatie is een oefening in intimiteit, in vertrouwelijkheid met
wie jíj bent. In de grond van je bewustzijn. Bij veel personen die het horen, gaan de ogen
open. De oudste broer roept en de jongste antwoordt. Ananda! Ja broeder. Prachtig hè. Dat
is alles.
Deze lente behoort niet tot het normale seizoen.
Wat er gebeurt, als Ananda dat realiseert, dan is dat inderdaad lente, dat is opstanding, dat
is verrijzenis, dat is de pure wereld zoals ze is. En die behoort niet tot de normale seizoenen,
want deze lente gaat niet voorbij. Er is een jeugd die niet…. er is iets in jou dat niet sterft,
ook al ben je ziek en zwak. Er is in jou iets puurs. Deze lente gaat niet voorbij.
Dat is allemaal mooi, maar nu in de praktijk van ons zitten, van ons lopen. De
Boeddhistische gemeenschap heeft dus geprobeerd het onderricht van de Boeddha neer te
schrijven na zijn dood. Dat heeft pas eeuwen later zijn definitieve vorm gekregen in de
beroemde Pali-canon, maar de eerste neerslag van het onderricht van de Boeddha is: hoe
moet ik die aandacht verankeren?
En de eerste ankerplaats, het zal je niet verwonderen, zeker van onze aandacht, is ons
eigen lichaam. Bewustzijn van ons lijf. Dat is de eerste ankerplaats. En daar wil ik het de
komende dagen over hebben. Want ook daar zijn natuurlijk valkuilen en verkeerde
voorstellingen. Het gaat om het lichaam zoals het ís. En niet zoals ik dénk dat het zou
moeten zijn, niet om mijn lichaamsidee, om mijn psychosomatische beelden die ik heb van
‘dat is goed en dat is niet goed’.
Het gaat er om, dat het is zoals het is, wat de manifestatie is van Het. Het gaat om de
verankering. En dat is zo belangrijk voor ons zitten, Veel mensen gáán zitten, die doen er
iets mee, die máken iets. Terwijl: als je zit, dan zit je al. Dan moet je niet nog iets dóen. Dan
moet je je bewust worden van je gedragen zijn door de grond, dat is al. En ook in de Zen is
er natuurlijk de grote verzoeking, de grote illusie, van dan nog iets te moeten dóen. Natuurlijk
moet je proberen zo te zitten dat het zitten je niet hindert. Maar niet, dat zie ik bij velen, die
soort van prestatie om iets te bereiken. Er is absoluut niets te bereiken! Het is het
gewaarzijn, het bewustworden van wat ís, zoals het ís. Het verankeren in ons lichaam van
onze aandacht, van onze mindfulness. Niet zoals het zou móeten zijn, niet corrigerend. Je
aandacht - zonder oordeel van goed en kwaad - verankeren in jouw lichaam, hier, nu.
Download