Overgangen in de seksuele levensloop

advertisement
Overgangen in de seksuele
levensloop
Dr. Hanneke de Graaf
Rutgers WPF
Programma
• Het project “Leeflijn seksuele ontwikkeling”;
• Theoretisch kader;
• De seksuele levensloop van -9 maanden tot 99 jaar:
•
•
•
•
Kinderen
Adolescenten
Volwassenen
Ouderen
Doelstellingen van dit project
• Het beschrijven van verschillende aspecten van
seksualiteit in opeenvolgende levensfasen van -9
maanden tot 99 jaar;
• Professionals helpen bij het bespreekbaar maken
van seksualiteit en bij het signaleren van
veelvoorkomende problematiek bij bepaalde
transities.
Plan van aanpak
• Beschrijving van de seksuele levensloop op basis van
wetenschappelijk literatuur;
• Behoeftenonderzoek onder professionele gebruikers en
profijtgroepen;
• Vertaling van de wetenschappelijke kennisbasis naar toegankelijke en
passende informatie en adviezen in de vorm van een
gebruikshandleiding;
• Proefimplementatie om inzicht te krijgen in de randvoorwaarden voor
een goede landelijke implementatie;
• Kennisdeling: uitvoeren van workshops tijdens studiedagen of
congressen en verspreiden van informatie via relevante websites;
• Opstellen van een vervolgstrategie ten aanzien van disseminatie,
implementatie en continuïteit.
Plan van aanpak
• Beschrijving van de seksuele levensloop op basis van
wetenschappelijk literatuur;
• Behoeftenonderzoek onder professionele gebruikers en
profijtgroepen;
• Vertaling van de wetenschappelijke kennisbasis naar toegankelijke en
passende informatie en adviezen in de vorm van een
gebruikshandleiding;
• Proefimplementatie om inzicht te krijgen in de randvoorwaarden voor
een goede landelijke implementatie;
• Kennisdeling: uitvoeren van workshops tijdens studiedagen of
congressen en verspreiden van informatie via relevante websites;
• Opstellen van een vervolgstrategie ten aanzien van disseminatie,
implementatie en continuïteit.
Contextueel levensloop perspectief
•
•
•
•
•
Ontwikkeling
Ontwikkeling
Ontwikkeling
Ontwikkeling
Ontwikkeling
is
is
is
is
is
levenslang;
context gebonden;
plastisch;
multi-directioneel;
multi-dimensioneel.
Context van ontwikkeling
• Biologisch, psychologisch en sociaal;
• Niet-normatief, leeftijdsgebonden en historisch;
• Geografische en culturele context.
Plasticiteit
• Verschillende contextuele factoren beïnvloeden
elkaar wederzijds en dynamisch;
• Iemand is niet louter speelbal van factoren, maar
maakt zelf keuzes uit de mogelijkheden die hij of
zij tegenkomt;
• Mogelijkheden en beperkingen in het maken van
keuzes variabel.
Multi-directionaliteit
• Groei of afname;
• Gedrag kan ontstaan, verdwijnen of veranderen;
• Gedrag kan stabiel blijven, terwijl de betekenis
verandert.
Multi-dimensionaliteit
• Biologisch, psychologisch en sociaal;
• Binnen seksuele ontwikkeling volgende dimensies:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Lichaamsbeeld
Gender
Relatievorming , liefde en intimiteit
Seksuele oriëntatie
Opwinding en verlangen
Gedrag
Motieven en opvattingen
Reproductieve gezondheid
Soa/hiv
Seksueel geweld
Seksuele problemen
De kindertijd
Foetussen (-9 maanden tot geboorte)
• Biologische basis voor sekse en gender wordt
gelegd;
• Contact maken met de omgeving;
• Jongetjes kunnen al een erectie krijgen of de
geslachtsdelen aanraken.
Baby’s en peuters (0-3 jaar)
Context
• Geslachtshormonen (FSH, LH, testosteron en oestrogenen)
dalen naar onmeetbare waarden;
• Aanraking belangrijke manier om contact te maken;
• Motoriek: van reflexmatig via doelloos handelen naar
doelgerichter handelen;
• Ontwikkeling van zelfbesef en zelfwaardering;
• Egocentrisch denken
• Belangrijke periode voor de vorming van hechting.
Baby’s en peuters (0-3 jaar)
Seksuele ontwikkeling
• Lichaamsbeeld: Geslachtsdelen kunnen benoemen en kennen
(niet-seksuele) functie ervan;
• Gender: Vragen naar en benoemen van man-vrouw verschillen,
bewust van eigen sekse, bewust van stereotypen, stereotiepe
voorkeuren;
• Intimiteit: genieten van lichamelijk contact;
• Gedrag: aanraken en stimuleren geslachtsdelen, interesse in
lichaam (geslachtsdelen) van anderen.
Kleuters (4 en 5 jaar)
Context
• Voor het eerst naar school;
• Leeftijdsgenoten worden belangrijker;
• Ouders blijven belangrijkste sociale factor.
Kleuters (4 en 5 jaar)
Seksuele ontwikkeling
• Lichaamsbeeld: Bewust van lichaam, maar nog niet van sociale
normen rond uiterlijk;
• Gender: Gender constantie, rigide stereotypen, stereotiepe
voorkeuren;
• Intimiteit: Verliefdheid (sterk gevoel van genegenheid);
• Gedrag: Eigen lichaam en dat van anderen onderzoeken,
geslachtsdelen stimuleren, vieze woorden gebruiken;
• Reproductieve gezondheid: Vaak wel weten dat man en vrouw
en/of zaadje en eitje nodig zijn voor voortplanting, maar niet
hoe dit precies werkt.
Seksueel gedrag (2-6 jaar)
geslachtsdelen tonen aan kinderen
jongens
meisjes
anderen uitkleden
geslachtsdelen anderen aanraken
masturbatie met de hand
eigen geslachtsdelen aanraken
0
20
40
60
80
100
Rigide genderrollen
• Kinderen kunnen makkelijk aangeven welke plaatjes ‘gek’ (niet
sekse-stereotiep) zijn
• Nu al zijn kinderen beter in taken die bij hun eigen genderrol
passen (beer scheren of luier aantrekken)
• Als je kinderen een foto toont van mannen of vrouwen die iets
doen wat niet bij hun genderrol hoort, is de herinnering hieraan
vaak vertekend.
Cohen-Kettenis, P.T. (1995). Genderrolontwikkeling in de basisschoolleeftijd: implicaties voor de hulpverlening. Kind
& Jeugdpsychotherapie, 22, 78-87
Vroege kindertijd (6-8 jaar)
Context
• Bijnier gaat (zwakke) androgenen produceren;
• Kunnen zich beter dingen voorstellen (ook
gezichtspunt van anderen);
• Vriendschappen worden intensiever;
• Meer bewust van sociale normen;
• Internet begint een rol te spelen.
Vroege kindertijd (6-8 jaar)
Seksuele ontwikkeling
• Lichaamsbeeld: soms al ontevreden over lichaam (vooral
meisjes);
• Gender: Rigiditeit neemt weer wat af, voorkeur voor
speelkameraadjes van zelfde geslacht, genderstereotiep
zelfbeeld;
• Verliefdheid;
• Gedrag: Seksuele (fantasie) spelletjes: ’doktertje spelen‘;
• Interesse in en kennis van volwassen seksualiteit neemt toe;
• Goed op de hoogte van bevruchting en bevalling.
Late kindertijd (9-11 jaar)
Context
• LH en FSH spiegels beginnen te stijgen (gemiddeld
rond 10,5 bij meisjes, rond 11,3 bij jongens);
• Geleidelijke overgang van aanhankelijkheid (van de
ouders) naar een gevoel van zelfredzaamheid;
• Gebruik van internet bereikt een plafond (70% heeft
al een eigen profiel).
Late kindertijd (9-11 jaar)
Seksuele ontwikkeling
• Lichaamsbeeld: toenemende ontevredenheid, vooral bij
meisjes;
• Verliefdheid (soms op idool) en verkering (maar nog nauwelijks
iets samen doen);
• Toenemende interesse in seks (grote individuele verschillen);
• Kennis van niet-reproductieve motieven voor seks;
• Fantasieën, opwinding en orgasme;
• Gedrag: masturbatie in privé-omgeving, praten over seks met
vrienden, zoen- en masturbatiespelletjes.
Grote variatie in kijk op seks
1. Helemaal nog niet mee bezig: vinden dat ze pas kinderen zijn
en dat seks iets is voor als je 14 bent, elke verwijzing naar seks
verwerpen: “Hallo, ik zit nog op de basisschool!”
2. Heel interessant: veel over praten, veel grapjes over maken,
dromen van de middelbare school: “Op de middelbare school
begint het paradijs met meisjes.”
3. Normaal: seks is een vanzelfsprekend onderdeel van het
(latere) leven, zowel te serieus als te lacherig doen over seks
is kinderachtig: “Natuurlijk ga je zoenen en neuken als je
verliefd bent. (Andere kinderen lachen). Waarom moet je
lachen? Het is niet gek om verliefd te zijn.”
Kuik, S. (2003). Leaving childhood: Sexuality and how children become adolescents. Netherlands' Journal of Social
Sciences, 39, 1, 11-22
De adolescentie
Vroege adolescentie (12-14 jaar)
Context
• Begin van de puberteit: groeispurt, secundaire
geslachtskenmerken, volwassen transpiratiegeur, menarche en
spermarche;
• Gevoeliger voor stress, ander slaap-waak ritme, impulsief
zonder gevolgen van daden goed te kunnen overzien;
• Relatie met ouders gelijkwaardiger, meer autonomie, meer
conflicten;
• Leeftijdsgenoten worden belangrijker, gevoelig voor mening
van anderen;
• Internet is niet meer weg te denken.
Vroege adolescentie (12-14 jaar)
Seksuele ontwikkeling
• Lichaamsbeeld: Toename in ontevredenheid bij meisjes,
jongens worden juist meer tevreden;
• Gender: Cognitief groter vermogen tot flexibiliteit, sociaal
grotere druk op genderstereotypie;
• Verliefdheid en verkering (weinig emotionele intimiteit);
• Homonegativiteit, weinig permissief in opvattingen;
• Veel negatieve gevoelens over seksuele gedragingen of
gedachten;
• Seksuele dagdromen en fantasieën, opwinding en orgasme
(maar meeste zijn nog niet aan seks toe);
• Gedrag: masturbatie, porno kijken, zoenen en soms voelen;
• Jongeren die nu al geslachtsgemeenschap hebben lopen meer
risico.
Ervaring met liefde en seks bij12-14 jarigen
verliefd
verkering
jongens
zoenen
meisjes
masturberen
porno
geslachtsgemeenschap
0
20
40
60
80
Bron: De Graaf, H., Meijer, S., Poelman, J., & Vanwesenbeeck, I. (2005). Seks onder je 25e. Delft: Eburon.
100
Midden adolescentie (15-18 jaar)
Context
• Lichaam en lichaamsbeharing groeien door;
• Meer inzicht in zichzelf en anderen;
• Aan het eind van deze fase neemt gevoeligheid voor
sociale normen af;
• Losmakingsproces van ouders gaat door;
• Partner steeds belangrijkere bron van sociale steun.
Midden adolescentie (15-18 jaar)
Seksuele ontwikkeling
• Lichaamsbeeld: uiterlijk is enorm belangrijk, maar
ontevredenheid neemt af;
• Gender: ‘dubbele moraal’;
• Relatievorming: (Kortdurende) relaties worden persoonlijker
en intiemer en seks speelt een grotere rol;
• Seksuele oriëntatie: Coming out en coming in;
• Gedrag: Via aftrekken en vingeren naar geslachtsgemeenschap
en orale seks;
• Pilgebruik hoog, tienerzwangerschappen laag;
• Hoog risico op soa en seksueel geweld.
Ervaring met geslachtsgemeenschap
veranderingen in 10 jaar tijd
70
1995
2005
60
50
40
30
20
10
0
12
13
14
15
16
17
18
Late adolescentie (19-24 jaar)
Context
• Beter vermogen om zichzelf bij te sturen;
• Volwassen, maar nog weinig verantwoordelijkheden;
• Ontdekken van verschillende partners en leefstijlen.
Late adolescentie (19-24 jaar)
Seksuele ontwikkeling
• Tevredenheid over lichaam neemt toe;
• Relaties gaan langer duren, steun en vertrouwen worden
belangrijker;
• Meerderheid ‘aan seks toe’;
• Seksueel actieve groep: seksfrequentie hoog en gevarieerd
gedragsrepertoire;
• Positieve kijk op seks: belangrijk, weinig schuld en schaamte;
• Piek in abortussen en soa-consulten, hoge prevalentie seksueel
geweld;
• Vrouwen relatief veel seksuele problemen, vooral orgasme- en
lubricatieproblemen en dyspareunie.
Volwassenen
Volwassenen(25-40 jaar)
Context
• Aan begin van deze levensfase nog vaker
alleenstaand of LAT, later vaak samenwonend of
getrouwd (of alweer gescheiden);
• Gezinsvorming: zwanger willen worden en zwanger
zijn, bevalling en de zorg voor (kleine) kinderen;
• Aantal kinderloze paren is de afgelopen decennia
wel toegenomen.
Volwassenen (25-40 jaar)
Seksuele ontwikkeling
• Tevredenheid over lichaam kan toenemen tijdens
zwangerschap, maar daarna piek in ontevredenheid;
• Ontwikkelingen binnen relaties: romantiek en passie
gaan over in kameraadschappelijke liefde;
• Ook veel homoseksuele stellen (vooral vrouwen)
krijgen kinderen;
• Seksuele verlangens, gedrag en problemen rond
zwangerschap  zie presentatie Woet Gianotten;
• Los van kinderen krijgen is relatieduur een
belangrijke voorspeller van seksueel verlangen.
Pot met bonen
• Een oud verhaal: als twee mensen verliefd op elkaar zijn,
moeten ze elke keer dat ze seksuele begeerte voor elkaar
voelen een boon in een pot doen, en dit een jaar lang.
Vervolgens moeten ze steeds als ze weer begeerte voor elkaar
voelen een boon uit de pot halen. En, zo eindigt het verhaal,
als ze sterven zullen er nog steeds bonen in de pot zijn.
•
Bron: Van Naerssen L. (1983) De zin in seks of de zin van seks. Tijdschrift voor Seksuologie, 7, 16-23.
Zin in seks naar relatieduur
100%
90%
80%
70%
60%
50%
dagelijks
40%
wekelijks
maandelijks
30%
minder dan 1x per maand of nooit
20%
10%
0%
korter 1-2 jaar 2-5 jaar langer
dan een
dan 5
jaar
jaar
man
korter 1-2 jaar 2-5 jaar langer
dan een
dan 5
jaar
jaar
vrouw
Bron: Bakker, F., et al. (2009). Seksuele gezondheid in Nederland 2009. Utrecht: Rutgers Nisso Groep.
Midlife (40-55 jaar)
Context
• Meestal partner een kinderen, soms na langere
relatie weer vrijgezel of nieuwe relatie;
• Vrouwen: menopauze  zie presentatie Marjo
Ramakers;
• Mannen: vanaf 40 jaar geleidelijke afname van
testosteron  zie presentatie Fons Ypma.
Midlife (40-55 jaar)
Seksuele ontwikkeling
• Lichaam verouderd, maar druk op een onrealistisch
schoonheidsideaal neemt ook af: vrouwen vaak heel
tevreden;
• Na scheiding is kans op nieuwe relatie kleiner
naarmate men ouder is en als er thuiswonende
kinderen zijn;
• Bij ‘herintreders’ is condoomgebruik geen
automatisme meer;
• Steeds vaker willen 40+ vrouwen nog een kind.
Onvervulde kinderwens kan veel leed veroorzaken.
Senioren
Derde levensfase (55-75 jaar)
Context
• Meer vrije tijd: kinderen het huis uit en
arbeidsparticipatie loopt terug;
• Meeste mensen nog een partner, maar geldt wel
minder vaak voor vrouwen dan voor mannen;
• Vrouwen hebben menopauze achter de rug, bij
mannen neemt testosteron nog geleidelijk af;
• Nog redelijk gezond en maatschappelijk actief.
Derde levensfase (55-75 jaar)
Seksuele ontwikkeling
• Verlangen naar seks en belang van seks neemt langzamerhand
af;
• Masturbatie- en seksfrequentie nemen af, maar meerderheid
van 55-70 jarigen nog wel seksueel actief;
• Intimiteit wordt langzamerhand belangrijker dan lust;
• Cohort-effect: ouderen van nu zijn seksueel actiever en meer
tevreden dan de generaties voor hen;
• Knelpunten homoseksuele ouderen: isolement en kwetsbaar
netwerk.
Vierde levensfase (75+)
Context
• Opgegroeid in periode dat seks nog direct
verbonden was met reproductie;
• Verlies van partner en andere dierbaren;
• In oudste cohorten ‘mannentekort’;
• Toename in gezondheidsklachten (reuma, parkinson,
diabetes, hart- en vaatziekten, CVA, kanker) en
medicijngebruik;
• Kleine groep in verzorgingstehuis.
Vierde levensfase (75+)
Seksuele ontwikkeling
• Seksuele activiteit neemt met ouder worden af, maar
stopt voor een substantiële groep niet;
• Prevalentie van seksuele (vooral erectiele) disfuncties
neemt toe;
• Fysieke gezondheid, geestelijke gezondheid, seksueel
repertoire en relatiecontext zijn belangrijke voorspellers
van seksuele activiteit en seksueel welzijn;
• Een groot deel van de ouderen die geen
geslachtsgemeenschap (meer) hebben, zijn zeer
tevreden met hun seksleven.
En nu?
• Vertaling van dit overzicht naar een handleiding
voor professionals. Welke vorm dit krijgt zal worden
uitgezocht door middel van:
• Behoeftenonderzoek: hoe moet de handleiding er volgens
professionele gebruikers en profijtgroepen uitzien?
• Implementatieonderzoek: wat zijn voor hen de
randvoorwaarden om deze handleiding te gaan gebruiken?
• Proefimplementatie;
• Kennisdeling;
• Vervolgstrategie.
Vragen?
www.rutgerswpf.org
Download