gasdetectie Samenwerkingsoperatie in Rotterdamse haven Controle containers uit Tianjin Bron: DCMR Van de duizenden containers die in Tianjin stonden ten tijde van de explosies, zijn er recentelijk zeventig aangekomen in de Rotterdamse haven. Die zouden besmet kunnen zijn met vrijgekomen chemische stoffen of vervuilde neerslag. Daarom is er een plan van aanpak opgesteld om de containers te controleren. Tekst: Marco van den Berg en Sjors Theuns Op 12 augustus 2015 vonden enorme explosies plaats in de Chinese havenstad Tianjin, op een terrein waar duizenden containers stonden. Sinds 21 september is een deel van die containers in de Rotterdamse haven aangekomen. Die containers hadden in Tianjin in het effectgebied gestaan van de explosie en daaropvolgen­ de, overtrekkende stofwolk. In de chaosfase, de eerste uren na deze enorme ramp, is een aantal containers nog snel per vrachtwagen vervoerd naar andere havens in China. Er lagen op dat moment gelukkig geen containerschepen in het effectgebied. Het besmette gebied is inmiddels hermetisch gesloten. Gevaarlijke Lading / oktober 2015 - 6 Cocktail De mogelijkheid bestond dat de containers blootgesteld waren aan depositie, het neerslaan van chemische stoffen op een oppervlak. Dergelijke besmette contai­ ners worden ook nu nog aangetroffen in het effect­ gebied in Tianjin. De explosies deden zich voor bij een groothandel in chemicaliën voor de mijnbouw: Rubai International Logistics. Dat verklaart de combinatie tussen explosief materiaal en een stof als natrium­ cyanide, dat in processen als goudwinning nog steeds in grote hoeveelheden wordt gebruikt. Verder kwamen er natuurlijk stoffen vrij die bij alle branden kunnen vrijkomen. Er zijn meer dan 7500 nieuwe auto’s uit­ gebrand. Naast de directe schade door de brand en de verwoestende kracht van de explosie zijn vele chemi­ sche stoffen uit hun verpakking getreden. Daarmee is ook de schade voor het (leef)milieu enorm. Na een paar dagen zoetige stank was tot op grote afstand een cocktail aan zwavelverbindingen te ruiken. Ook de massale sterfte van de lokale vispopulatie en ernstig vervuilde wateren geven aan dat er in Tianjin een heel serieus probleem ontstaan is. Een paar weken later kwamen er signalen uit de EU en de US Coast Guard kwam met een waarschuwing (via internet: bit.ly/1jsW3SE) dat de containers mogelijk besmet zouden zijn. De Nederlandse douane heeft dit opgepakt, net zoals destijds met de containers na de ramp in Fukushima, met radioactieve fall-out. De ramp in Tianjin was van enorme omvang en er waren signalen uit de media over depositie van chemische stoffen in de omgeving van de ramp. Dit werd later beves­ tigd door de Chinese autoriteiten. Daarom hebben de gezamenlijke inspectiediensten in hun reguliere overleg besloten dit signaal serieus te nemen en een project­ groep op te richten voor de Rotterdamse haven. Deze projectgroep bestaat uit verschillende betrokken inspectiediensten, havenautoriteiten, de Veiligheids­ regio Rotterdam-Rijnmond en private partijen zoals de containerterminals. Onder leiding van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is het Plan van Aanpak Mogelijk besmette containers Tianjin opgesteld. Binnen het plan zijn de taken en verantwoordelijkheden verdeeld. Om de douane te assisteren bij de controles op mogelijke besmetting hebben de DCMR/het LIOGS en het ministerie van Defensie de meet- en beoordelings­ taak op zich genomen. Ketendenken De containers uit Tianjin zijn conform internationale veiligheidseisen (zoals die van de Internationale Maritieme Organisatie – IMO) op schepen gezet en verscheept. Daardoor kon aangenomen worden dat de containers niet besmet waren met chemicaliën en geen abnormale stralingsniveaus bevatten. Maar onzekerheid speelt altijd een rol bij dit soort grootschalige inciden­ ten. Arbeiders in en aan het eind van de transportketen konden, theoretisch, blootgesteld raken aan schadelijke stoffen vanaf de container, of zelfs dampen die waren blijven hangen in de container, als deze nog niet gesloten waren ten tijde van de explosie. De douane (internationaal) heeft de mogelijk besmette containers kunnen traceren, waardoor de controle relatief eenvoudig te doen was aan het begin van de transportketen, direct bij aankomst in de zeehavens. Er voldeden 680 containers aan de geselecteerde criteria, met andere woorden: er kwamen 680 containers vanuit Tianjin naar Europa. Zeventig daarvan waren voor de Rotterdamse haven bestemd, verdeeld over verschil­ lende schepen. Wanneer een product Rotterdam binnenkomt, en dan Nederland en de rest van Europa doorreist, is het altijd goed om aan het begin van de keten – vanaf het lossen van het containerschip – te controleren. Dat is relatief eenvoudig en geeft vertrou­ wen voor de rest van de keten. Controle op chemicaliën aan de buitenkant van de container (bron: DCMR) Multidisciplinair In de haven van Rotterdam weten de inspectiediensten elkaar gelukkig goed te vinden. Bij deze samenwerkings­ APM Terminals Rotterdam In de voorbereiding van de controleactie hebben de verschillende partijen een plan ontwikkeld dat rechtdeed aan zowel de veiligheids- als operatio­ nele belangen. Deze gezamenlijke aanpak van APM Terminals Rotterdam en de betrokken partijen heeft een goed resultaat gehad. In de uitvoering dachten DCMR en ILT pragmatisch mee om de operationele verstoring te beperken. Door de korte lijnen konden de partijen gemakkelijk ‘schakelen’ en het plan waar nodig aanpassen. Ook externe partijen zoals het schoonmaakbedrijf waren hierin flexibel. Bron: APM Terminals Rotterdam 7 - oktober 2015 / Gevaarlijke Lading operatie was er ook tijd om de acties goed voor te bereiden, omdat schepen nu eenmaal een hele tijd onderweg zijn, van haven tot haven. Omdat het een grote hoeveelheid containers betrof, is er extra capaci­ teit gezocht voor het uitvoeren van de metingen. In het kader van het convenant Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS) heeft het ministerie van Defensie een CBRN Responseenheid voor het uitvoeren van metingen naar chemische, biologische, radiologische of nucleaire dreigingen of besmettingen. Als partner in de veiligheidsketen kan de douane daar een beroep op doen, en dat is in dit geval ook gebeurd. De respons­ eenheid bestaat onder andere uit een Advies en Assistentie-team (A&A) en een Detectie, Identificatie en Monitoring-groep (DIM). Omdat van tevoren bekend was dat de containers zouden aankomen, was ervoor gezorgd dat de A&A en DIM aanwezig waren. Samen met de ILT, douane, APM Terminals Rotterdam en de DCMR Milieudienst Rijnmond is de responseenheid aan de operatie begonnen. Openen van de container voor controle van de binnenkant (bron: DCMR) Zoals gezegd was er vooraf een plan van aanpak en meetprotocol opgezet. Het plan van aanpak gaf duidelijk de verantwoordelijkheden en acties aan, en liet geen onduidelijkheid bestaan over wanneer wat moest gebeuren. Anders zou men voor een grote uitdagingen komen te staan, zeker in een multidisciplinaire om­ Gevaarlijke Lading / oktober 2015 - 8 geving als waarin deze casus zich afspeelde: met zo veel verschillend personeel, verschillende talen en handelin­ gen die afgewogen moeten worden, is de onderlinge afstemming geen simpele klus. De terminal moest bijvoorbeeld gewoon in gebruik blijven tijdens de operatie, en het liefst zo min mogelijk hinder ervan ondervinden. Ook werden er veiligheidseisen gesteld aan het personeel aanwezig op de locatie en de verschillende inzetgebieden, en deze werden op elkaar afgestemd. Bijvoorbeeld het gebruik van veiligheids­ schoenen en wegwerp-overall (geen gaspak). De defensiemedewerkers moesten op de hoogte gesteld worden van de gedragsmaatstaven en gewoontes op een containerterminal. Pas als elk niveau van elke organi­ satie op de hoogte gebracht was van ‘wie en waar’, de schaal en de specificaties van de operatie, kon deze van start gaan. Procedure Na het aanmeren van het schip werden de eerste door de douane geselecteerde containers (veertig stuks) uit de normale procedure gehaald door de terminal zelf en in een apart inspectievak geplaatst. Hierna onderwierp het defensiepersoneel de omgeving van het schip waarop gewerkt zou gaan worden, aan een test om te kijken of er geen vluchtige, gasvormige of anderszins hinderlijke stoffen aanwezig waren. Dit gebeurde met de meetapparatuur die meegenomen was door het responsteam. Nadat onmiddellijk gevaar voor de mensen die er moesten werken uitgesloten was, konden de containers van het schip gehaald worden, met kranen van APM Terminals. Ze werden vervoerd naar een on-shoresite, waar ze een voor een aan de buitenkant werden bemeten. Geen van de containers bleek aan de buitenzijde besmet met een chemische stof. Als tweede ‘vangnet’ werd elke container gespoeld door een private industriële reiniger, of er nou wel of niet vervuiling uit de metingen was gekomen. Na het verbreken van het douane­zegel werden de containers aan de binnenkant bekeken. Containers kunnen altijd al gassen bevatten die niet volledig veilig zijn voor onbeschermde mede­ werkers, los van de mogelijke besmetting in Tianjin. Denk hierbij aan ongediertebestrijding, microbiologi­ sche bescherming, et cetera. Er waren geen containers bij die gekenmerkt waren als gegaste laadeenheid. De metingen hebben ook geen bijzonderheden opgele­ verd: alle meetresultaten waren te relateren aan de betreffende lading. In twee van de containers gaf de formaldehydemeter een verhoogde uitslag. Nader onderzoek toonde aan dat de meter reageerde op de in big bags vervoerde stof in de container (kruisgevoelig­ heid van de meetapparatuur). De containers met licht verhoogde straling bleken alle drie dezelfde inhoud te hebben van metaalertsen. De straling hiervan bleef binnen de daarvoor bestaande vervoersnormen. Al met al trokken de gezamenlijke inspectiediensten de conclusie dat geen van de gecontroleerde containers een besmetting bij zich droeg; noch aan buitenzijde, noch aan de binnenzijde. Daarom heeft ILT de operatie inmiddels teruggeschaald naar het doen van de reguliere controles. Publiek-private samenwerking Bij deze operatie waren een heleboel (20+) publieke en private partijen betrokken. De beschikbare capaciteiten konden goed op elkaar worden afgestemd. Zo heeft de CBRN Responseenheid haar meetcapaciteit kunnen inzetten, door in deze multidisciplinaire omgeving goede antwoorden op de vragen te kunnen geven. Het LIOGS/de DCMR heeft zijn vermogen kunnen tonen om alle partijen te laten functioneren en samenwerken, met respect voor hun eigen werkproces en verantwoordelijk­ heden. En tot slot nam de ILT de projectcoördinatie voor zijn rekening als verantwoordelijke in de transportketen. Voor de uitvoering van een dergelijke operatie is het belangrijk dat alle partners in de keten hun verantwoor­ delijkheid nemen en dat de medewerking van het bedrijf in kwestie goed is. Dat levert voor alle partijen de beste resultaten op. De samenwerking met APM Terminals Rotterdam was uitstekend. De meetploeg van Defensie en DCMR kon mee met de reguliere controle, die toch altijd al uitgevoerd wordt in het ruim van een schip bij APM. De gebruikelijke metingen voor het betreden van een besloten ruimte konden dus gemak­ kelijk worden aangevuld met de metingen van heel specifieke stoffen, zoals de cyanides die als besmetting uit China meegenomen zouden kunnen zijn. Antwerpen Ook in de haven van Antwerpen zijn containers uit Tianjin aangekomen. De afdeling Toezicht Welzijn van de Belgische Federale Overheidsdienst had daarvoor aan de Gemeenschappelijke Preventiedienst voor de Haven van Antwerpen (ingericht door de werkgevers­ organisatie Cepa) om advies gevraagd: zouden hiervoor extra initiatieven genomen worden, en zo ja welke dan? De Preventiedienst had via verschillende kanalen berichten ontvangen dat de kans onwaar­ schijnlijk klein was dat de containers vervuild zouden zijn: een mogelijke cyanidevervuiling zou intussen al uitgereageerd zijn door blootstelling aan de weers­ elementen. Toch is besloten om voor de zekerheid een steekproef te nemen uit de containers uit Tianjin die in Antwerpen gelost werden, en deze te controleren. Van het eerste schip uit Tianjin waren dat twintig van de tweehonderd containers; van het tweede schip vijf Europa Bij deze controles kijken de Europese havens natuurlijk ook naar elkaar. Informatie over wat er wordt aangetrof­ fen, wordt ook gedeeld. Door berichten uit andere havens werd het beeld bevestigd dat er geen besmet­ ting had plaatsgevonden. Binnen Europa, maar ook in Amerika en Japan. Concluderend kan gesteld worden dat de explosie in Tianjin bij deze partij containers niet heeft geleid tot vervuiling aan de binnen- of buitenzijde van de contai­ ner of de daarin aanwezige goederen. Deze resultaten nemen de eventuele onzekerheid van de klanten en werknemers voor een groot deel weg. Ook blijkt hieruit maar weer dat de procedures voor internationale handel, verscheping en statuten er niet alleen voor de sier zijn, maar ook daadwerkelijk effect hebben op de afhandeling van zaken en de veiligheid rondom (gevaarlijke) goederen. Uitslag van de cyanidetest: negatief (bron: DCMR) Marco van den Berg is adviseur gevaarlijke stoffen bij de DCMR Milieudienst Rijnmond en Sjors Theuns is stagiair bij het Defensie CBRN Centrum. van de vijfentwintig. De geselecteerde containers zijn gelost door medewerkers met beschermingsuitrusting (wegwerpoverall, stofmasker en handschoenen). Vervolgens zijn ze in een aparte zone gezet, om ze aan een zogenaamde swipetest te onderwerpen. Bij de swipetest wordt een doekje aan de buitenkant over een container gehaald, dat vervolgens in gedeminera­ liseerd water wordt ondergedompeld. Vervolgens kan met een teststrookje de aanwezigheid van cyanides aangetoond worden. Bij deze vijfentwintig containers werd geen enkele cyanide aangetroffen. De binnen­ kant van de containers is niet gecontroleerd, omdat de kans dat hierin cyanides aanwezig zouden zijn nog kleiner was. Alle andere containers werden hierna zonder bijkomende voorzorgsmaatregelen gelost en vrijgegeven voor vervolgvervoer. Bron: Cepa 9 - oktober 2015 / Gevaarlijke Lading