Inleiding In ons dagelijks leven maken wij veel gebruik van elektriciteit. De ene stof geleidt dit wel, de andere stof geleidt het dan weer niet. Maar er is nog een middenweg: de halfgeleider. In dit document leg ik kort uit wat de twee verschillende soorten halfgeleiders zijn en wat een junctiediode is. Geleiders- isolatoren Een geleider is een stof die goed geleidt. Om dit te kunnen moet hij een lage weerstand hebben. Hoe lager de weerstand, hoe beter de geleiding. Deze wordt veroorzaakt door vrije elektronen. Deze springen gemakkelijk van het ene atoom naar het andere. Ze verplaatsen zich dus vrij in de geleider. Geleiders hebben meestal één valentie-elektron per atoom. Een valentie-elektron is een elektron dat zich bevindt in een nog niet helemaal gevulde elektronenschil. Hierdoor is deze gemakkelijk af te geven. Door de elektronen die zich verplaatsen, wordt er elektrische stroom gevormd: de ladingsdragers verplaatsen zich. Maar waarom verplaatsten de elektronen zich? De oorzaak van de verplaatsing is een potentiaalverschil. Door dit potentiaalverschil tussen twee punten a en b verplaatsen de elektronen zich tussen deze punten. Het tegengestelde van een geleider is een niet-geleider of isolator. Hierbij zijn de elektronen sterk gebonden aan de kern. Wanneer er een potentiaalverschil is, zal er dus ook geen elektrische stroom gevormd worden. Een isolator heeft dan ook acht valentie-elektronen. Deze staan in een stabiele verbinding, de octetstructuur, en zullen dus niet gemakkelijk verplaatsen. Een speciaal geval is de halfgeleider. Deze hebben vier valentie-elektronen, maar gaan niet makkelijk elektronen afgeven of opnemen. Daarom gaan ze een atoombinding of covalente binding aan. Dit betekent dat atomen op de buitenste schil gemeenschappelijk gebruikt worden. Voorbeelden van halfgeleiders zijn silicium en germanium. Intrinsieke halfgeleider: Wanneer men thermische energie toevoegt aan een halfgeleider kan een elektron zich losmaken en wordt deze een geleidingselektron. Hoe meer elektronen zich losmaken, hoe beter de geleiding is. Hieruit volgt dus dat wanneer de temperatuur stijgt, de weerstand van de halfgeleider afneemt. En dat is raar want als je bij een gewone geleider de temperatuur laat stijgen, zal de weerstand vermeerderen. De kernen gaan namelijk harder trillen, wat de doorgang van de elektronen bemoeilijkt. Door de vorming van een geleidingselektron blijft er een ion met een elektron te weinig achter. Dit ion is dus positief geladen en wordt een gat, holte of leemte genoemd. Hierdoor verdwijnt ook de octetstructuur, wat het ion niet erg aangenaam vindt. Daarom gaat deze een elektron stelen van zijn buur, die dan weer hetzelfde doet. De negatieve lading verplaatst zich dus in dit geval, maar het lijkt alsof de positieve lading zich verplaatst. We sluiten de linkerkant van de halfgeleider aan op de positieve pool van een spanningsbron. De vrije elektronen gaan dan naar de linkerkant bewegen, die positief geworden is. De holten lijken zich dus naar rechts te bewegen, maar de werkelijke verplaatsing is in de omgekeerde richting. Extrinsieke halfgeleider: Er zijn 2 types extrinsieke halfgeleiders. Beide types worden gemaakt door aan een intrinsieke halfgeleider een vreemd atoom of onzuiverheid toe te voegen. Dit noemt men doteren of doperen. Allereerst is er het n-type. Dit heeft een vijfwaardige onzuiverheid, wat betekent dat de onzuiverheid vijf elektronen op de buitenste schil heeft. De intrinsieke halfgeleider behoort tot groep vier, wat betekent dat deze vier valentie-elektronen heeft. De onzuiverheid gebruikt dan vier elektronen om in het rooster van de halfgeleider te passen, maar heeft er dus één op overschot. We noemen de onzuiverheid een donor. Deze vormt dan een kubisch kristalrooster. Het elektron dat overblijft, dient voor de geleiding. Bij elk atoom dat wordt ingebracht in de intrinsieke halfgeleider is er dus een één geleidingselektron beschikbaar. Hoe meer er zijn, hoe beter de geleiding is. Het n-type wordt dus een negatieve donor genoemd, omdat de beweeglijke ladingsdragers negatief zijn. Maar, de halfgeleider op zich is wel elektrisch neutraal. Dan is er ook nog het p-type. Deze heeft een driewaardige onzuiverheid, met dus drie elektronen op de buitenste schil. Enkele voorbeelden hiervan zijn aluminium, boor en indium. Er worden drie bindingen gevormd, maar er blijft één bindingsplaats over, aangezien de intrinsieke halfgeleider tot groep vier behoort. De onzuiverheid wordt hier een acceptor genoemd, want deze neemt een elektron van zijn buur af. Hierdoor wordt deze een holte, die zich lijkt te verplaatsen, en dus positief geladen. Maar ook hier is de halfgeleider zelf elektrisch neutraal. Junctiediode Een junctiediode of halfgeleiderdiode brengt de twee types extrinsieke halfgeleiders met elkaar in contact. Bij het in contact brengen ontstaat er een diffusiespanning. De elektronen diffunderen dus van het ntype naar het p-type: het n-type wordt elektrisch positief, het p-type elektrisch negatief. Daardoor ontstaat er ook een elektrisch veld. Hoe langer de diffusie duurt, hoe meer elektronen bijkomen in het p-type en hoe minder er zijn in het n-type. Daardoor ontstaan er twee zones en dus ook een elektrisch veld. De diffusie wordt moeilijker door het elektrisch veld dat ontstaan is en stopt uiteindelijk. Op dit moment ontstaat er een evenwicht tussen het elektrisch veld en de diffusiespanning. Gedrag junctiediode in stroomkring Een junctiediode kunnen we op twee manieren aansluiten aan een spanningsbron: in sperzin en in doorlaatzin. Als we de junctiediode aansluiten in sperzin is de stroomdoorgang versperd. We hebben namelijk het n-type, dat positief geladen is, aangesloten op de positieve pool van de bron en het p-type, dat negatief is, aangesloten op de negatieve pool. De elektronen van de negatieve pool van de spanningsbron willen naar de diode gaan, maar dit lukt niet, aangezien de p-kant al negatief geladen is. Als we de junctiediode aansluiten in doorlaatzin is er wel stroomdoorgang. We sluiten de positieve kant, het n-type, aan op de negatieve pool van de bron en de negatieve kant, het p-type, op de positieve pool. De elektronen van de spanningsbron kunnen gemakkelijk naar de positieve kant van de diode. Hierdoor is er dus stroomdoorgang. Sperzin Doorlaatzin We kunnen dus besluiten dat een junctiediode zich in doorlaatzin gedraagt als een weerstand met een zeer lage waarde, en in sperzin als één met een zeer hoge waarde. LED LED is de afkorting voor light emitting diode. Dit is een halfgeleidercomponent die licht uitzendt als er een elektrische stroom in doorlaatzin doorheen gestuurd wordt. Het is zeer duurzaam en gaat lang mee. Daarnaast is er ook bijna geen warmteproductie en dus ook bijna geen energieverlies. Typische stroom-spanningskarakteristiek van junctiediode Bronnen: http://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=geleiding%20van%20vaste%20stoffen&source=web&cd=3 &ved=0CEYQFjAC&url=http%3A%2F%2Ffysica5.classy.be%2FDownloads%2FGeleiding%2520van%252 0vaste%2520stoffen.ppt&ei=QKdhT7vLIYWo8QPasWoCA&usg=AFQjCNG6HXYHJy7B5a1WTc8brMmcM9Ox_w&cad=rja http://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=2&ved=0CD4QFjAB&url=http%3 A%2F%2Fdocweb.khk.be%2FPeter%2520Mertens%2Fbestanden%2Fhandouts%2520OA%25201EM% 2520Elektronica.ppt&ei=uj6hT6zLGITk4QSYjumzCQ&usg=AFQjCNEnepfxV1aTdsZvJMB0QdI0XFg_fg http://nl.wikipedia.org/wiki/Halfgeleider_(elektronica)