EM 7 BRUSSEL 1 – 14 Jan 2006 HET JUBELPARK HET LEGERMUSEUM VLIEGTUIGENCOLLECTIE IN DE LUCHTVAARTHAL (7-5) Presentatie door Johan HOLVOET Bibliografie: - RENS, G., De Luchtmacht, Tielt, Lannoo, 1992 (206p. GRANT, R. G., Vliegen, Een eeuw luchtvaart, Tielt, Lannoo, 2003 (440p) SCHOENMAKER, W. H., Luchtvaartgeschiedenis in woord en beeld, Rijswijk, Elmar, 1990 (143p) Belgian Aviation History Association, 100 jaar luchtvaart in België, Tielt, Lannoo, 2002 (206p) DALTON, S., De magie van het vliegen, Haarlem, Schuyt & Co, 2001 (184p) CROSBY, F., Gevechtsvliegtuigen, Utrecht, Veltman, 2002 (256p) Musée Royale de l’Armée Section Air et Space, Catalogue Troisième Edition, Bruxelles, (109p) 1. Inleiding De Sectie “Lucht en Ruimte” van het Legermuseum werd opgericht in 1971. De eerste tien jaar van zijn bestaan kon de groei van deze afdeling als spectaculair worden beschreven. Dit was ondermeer te danken aan de grote inzet van twee militaire piloten, de Kolonels Michel Terlinden en Hervé Donnet, die zich vanaf 1969 voor dit project interesseerden. Heden ten dage beschikt het museum over een grote vliegtuigcollectie die niet alleen een overzicht geeft van de Belgische militaire luchtvaart, maar ook die van andere Naties, ondermeer van het voormalig Oostblok, van de burgerluchtvaart, van onze nationale luchtvaartindustrie, en, in de zeer nabije toekomst ook over onze vroegere nationale luchtvaartmaatschappij, SABENA. Heel wat tentoongestelde vliegtuigen zijn uniek, en worden ons benijd door andere landen. Zo ondermeer een origineel, uniek exemplaar van een Duits verkenningstoestel (Halberstadt CV) uit de Eerste Wereldoorlog, die onze oosterburen zeer graag in handen zou willen krijgen. 2. Het militaire Vliegwezen vóór 1945 a. Het prille begin Aanleiding tot het ontstaan van de Luchtmacht, is een luchtdoop in 1910 van de toenmalige Minister van Oorlog, generaal HELLEBAUT. Dit gebeurde aan boord van een Farman, het privé-vliegtuig van Ridder de LAMINNE, één van de pioniers en voorvechters van de luchtvaart in ons land. Na de oprichting van de “Compagnie des Aviateurs” in 1913 door ALBERT I, naast de reeds bestaande “Compagnie des Aérostiers”, diende deze prille militaire luchtvaart zich amper één jaar later tijdens WO I nog steeds te organiseren. Toch doen de acties van bepaalde helden van het vliegwezen de efficiëntie en hun reputatie alle eer aan. Denk ondermeer aan Jan OLIESLAGERS met zijn befaamde “Nieuport”- machine, meester acrobatie, die talloze Duitse toestellen uit de lucht haalde. Hij was overigens reeds in 1911 wereldrecordhouder geweest met een vlucht van 625 km in 7u 18min. b. Het interbellum Na WO I, maakte het Militaire Vliegwezen praktisch geen evolutie mee. Enerzijds hadden de opperbevelhebbers geen ervaring met het nieuwe Wapen, anderzijds, gezien de strikte Belgische neutraliteitspolitiek, kon het alleen in een defensieve rol ingezet worden, dus ter ondersteuning van de landmacht. Daarenboven kende ons land geen wetenschappelijk onderzoek, noch een coherent vliegtuigbouwbeleid, waardoor België afhankelijk was van buitenlandse leveranciers, die alleen zouden leveren wat ze kwijt wilden c. De Tweede Wereldoorlog (1) De 18-daagse veldtocht Het Militair Vliegwezen, dat op 10 mei 1940 ‘s morgens in staat van alarm werd gebracht, was daardoor zeer pover uitgerust. Het werd dan ook een ongelijke strijd tegen de moderne en talrijke vliegtuigen van de Duitse Luftwaffe. De beruchte aanvallen op de bruggen van VROENHOVEN en VELDWEZELT over het Albert-kanaal bewezen overduidelijk hoe het ons aan de nodige middelen ontbrak: ondanks bovenmenselijke inspanningen van piloten en navigatoren werden onze toestellen zeer snel neergehaald (zeven vliegeniers verloren er het leven) Gedurende de achttiendaagse veldtocht hadden onze smaldelen ( kleinste entiteit in een luchtmacht eenheid-ongeveer 24 vliegtuigen) in totaal 170 vluchten uitgevoerd. Daarbij gingen 115 toestellen verloren en sneuvelden 16 vliegeniers. (2) De Campagne ‘40-‘45 Niet iedereen legde zich bij de nederlaag neer, velen vervoegden Engeland en namen actief deel aan de operaties van de Royal Air Force (RAF). Velen onder hen maakten zich zeer verdienstelijk, niet in het minst door hun deelname aan de Slag om Engeland, van 10 juli tot 31 Oct 1940. Naast het 609e Smaldeel (Smd), een gemengde groepering, opereerden de Belgen in twee volledig “Belgische” smaldelen, het 349e en 350e. De zeer goede reputatie en het uitstekende geleverde werk van onze belgen blijkt overduidelijk uit enerzijds het aantal gesneuvelden (250), anderzijds uit het hoge aantal DFC’s ( Distinghuished Flying Cross – de hoogste engelse onderscheiding voor betoonde moed ), waarvan een 20-tal aan onze bemanningen werden toegekend. Deze smaldeelnummers werden later behouden, eens de onafhankelijke Belgische Luchtmacht werd opgericht. 3.. De oprichting van de Belgian Air Force (BAF) De Belgische Luchtmacht, als onafhankelijke entiteit, werd realiteit op 15 Oct 1946, datum waarop het Militaire Vliegwezen volledig uit het RAF-beheer was gestapt. Deze overgang gebeurde in fazen tussen 01 Sep en 15 Oct 1946. Het uitrusten van onze luchtmacht met de nodige toestellen gebeurde in het kader van zogenoemde “Mutual Defence Aid Programs” (MDAP) waarbij vooral Engeland, de Verenigde Staten, maar ook Canada, ons van de nodige, vooral betaalbare, vliegtuigen hebben voorzien. Nederland en Frankrijk bezorgden ons de nodige hulp in het kader van opleidingstoestellen. De “Jacht” – smaldelen werden gestationeerd in Beauvechain en hadden de opdracht, (later samen met de radar-installaties te GLONS en SEMMERZAEKE het Belgisch luchtruim te verdedigen. De transport toestellen werden ontplooid op het vliegveld van EVERE. 4. De Evolutie van de BAF Aan de hand van de tentoongestelde vliegtuigen in de vliegtuighal is de evolutie van het Belgisch Militair Vliegwezen gemakkelijk te volgen. a. Tactische vliegtuigen. Het feit dat de Belgische Luchtmacht gesproten is uit de RAF wordt mooi geïllustreerd door de eerste jacht-toestellen waarmee de BAF (Belgian Air Force) werd uitgerust, namelijk de Spitfire Mk IX, XIV en XVI. Deze zogenaamde dag-jagers werden tot in 1954 operationeel gebruikt. Het “Jet”tijdperk werd, begin de jaren vijftig, ingeleid door de introductie van de Britse Gloster Meteor voor dag- en voor de eerste maal nu ook voor nachtjacht, en de Amerikaanse F-84E Thunderjet als jager-bommenwerper. Vanaf nu kon de luchtmacht eveneens ingezet worden tegen gronddoelen. Overigens was dit laatste toestel de eerste die mach 1 (ongeveer 1200 km/h) aankon, en dus erin slaagde de geluidsmuur te doorbreken. Als standaardtoestel gebruikt door de Verenigde Staten tijdens de Oorlog in Korea, was het evenwel niet opgewassen tegen de Russische MIG-15 van Noord Korea. Daarom werd de Thunderstreak (F84F) ontworpen, vliegtuig dat eveneens in België werd gebruikt. Het vliegtuig waarmee het Belgische stuntteam “De Rode Duivels”(1952 -1977) tot medio zestiger jaren furore maakte was ongetwijfeld de jager Hawker Hunter van engelse makelij. Het exemplaar in het museum draagt de felrode kleur van de Belgische formatie, en is door zijn mooie, vloeiende lijn een mooi staaltje van vliegtuigtechniek. De luchtverkenning werd geïntroduceerd in onze luchtmacht bij de aanschaf van de F-84F Thunderflash, de verkenningsversie van de Thunderstreak. Met zijn verlengde neus waarin zich vijf camera’s bevonden konden zowel verticale als schuine luchtopnames gemaakt worden. Uniek voorval: Eén van onze toestellen, op verkenningspatrouille langs de IGB (Inner German Boarder of grens tussen West-Duitsland en de voormalige DDR) werd op 28 mei 1958 tot landen gedwongen in DAMGARTEN (DDR). Onze piloot werd na enkele dagen op een thuisvlucht gezet, het gedemonteerde vliegtuig werd enkele maanden later via de trein aan België teruggegeven. Tot de verbeelding spreekt uiteraard de F 104 G of Starfighter, het eerste vliegtuig die een snelheid van mach 2 (2400 km/h) haalde. Ideale onderscheppingsjager, door zijn snelheid was hij immers zeer snel bij de vijand, was hij echter ook berucht door de talrijke ongevallen. Als zeer gevoelig vliegtuig, eigenlijk een raketmotor voorzien van minuscule vleugels, was hij moeilijk te hanteren. Door zijn hoge snelheid, omgerekend 555 m/s, was elke kleine menselijke of technische fout, zeker in een tijdperk zonder gesofisticeerde computertechnologie, catastrofaal. Actueel is de Luchtmacht nog steeds uitgerust met de zogenaamde “Fighting Falcon” de F-16. In gebruik sinds 1979, heeft het reeds diverse zogenaamde “MLU” of Mid life Updates ondergaan teneinde zijn capaciteiten op peil te houden. De F-16 is het eerste vliegtuig, waarvan de stuwkracht van de motor hoger ligt dan het eigen gewicht, wat zijn ongelooflijke prestaties verklaart op gebied van wendbaarheid en versnelling. Keerzijde van de medaille, het toestel is in erg grote mate afhankelijk van computertechnologie, maar vooral blijkt de fysiek van de mens de zwakke schakel te zijn. Speciale pakken en opleiding moeten verhinderen dat bij bepaalde maneuvers de piloot het bewustzijn verliest. b. Opleidingsvliegtuigen. Een van de meest bekende opleidingsvliegtuigen was ongetwijfeld de tweedekker SV-4B, niet alleen een uitstekend eerste opleidingsvliegtuig voor de beginnende leerling-piloot maar tevens een ongeëvenaard toestel voor luchtacrobatie. Dit toestel vloog van 1949 tot aan zijn laatste publieke voorstelling in 1978 vanuit de Elementaire Vliegschool te GOETSENHOVEN, bij TIENEN. Het toestel is Belgisch en werd gefabriceerd door Stampe-Vertongen. De versie SV-4D in het museum is een uniek exemplaar, met gewijzigde motor en landingsgestel, en aan het museum geschonken door Jules STAMPE. c. Transportvliegtuigen. Het eerste transporttoestel van de pasgeboren luchtmacht was de DC-3 vooral gekend onder de engelse benaming Dakota, of de Amerikaanse C 47 Skytrain. Dit toestel zou tot in de zestiger jaren de ruggegraat vormen van elke transport luchtvloot. Geschiedenis schreef dit toestel bij het doorbreken van de Blokkade van West-BERLIJN, medio 1948, als gevolg van de invoering door de Westerse Geallieerden van een westerse munteenheid in BERLIJN. Voor de voorziening van voeding en brandstof voor 2 miljoen mensen werden gedurende 10 maanden 200.000 vluchten uitgevoerd naar West BERLIJN, waarna de communistische wereld de blokkade ophief. In de praktijk landde of steeg er elke drie minuten een vliegtuig op. Het toestel werd door de luchtmacht te MELSBROEK in de Transport Wing gebruikt tot 1976 en werd overigens eveneens door de burgerluchtvaart veel gebruikt (ondermeer door SABENA en KLM). Het tweede transporttoestel waarmee de Belgische luchtmacht internationaal zeer gewaardeerd werd was de C-119 of de “Flying Boxcar” Het tweemotorig toestel, met zijn typerende “dubbele staart” was bekwaam tot het vervoeren van 10 ton vracht (ter vergelijking onze huidige C-130: 20t) en kwam in dienst vanaf 1952. Onmiddellijk gevolg was het beginnen van verbindingsvluchten naar onze kolonie, Kongo, vanaf 1953. Met een totaal van 46 exemplaren was het het werkpaard van onze luchttransport capaciteit. Zijn operationeel koninginnestuk is ongetwijfeld zijn inzet gdurende de onlusten in Kongo, juist voor de Onafhankelijkheid van onze kolonie. Het toestel werd gebruikt voor transport van troepen, droppings van paratroepen, logistieke aanvoer, evacuatie van burgers en militairen en evacuatie van materieel. Slechts één enkel vliegtuig ging verloren als gevolg van deze operaties. Tijdens de nacht van 19 op 20 Juli 1960 stortte een C-119, als gevolg van één defecte motor, neer op een bergflank nabij GOMA. De vijf bemanningsleden en 36 man van de vliegveldbewakings-eenheid te KLEINE-BROGEL verloren er het leven. Ook in de operaties in STANLEYSTAD-PAULIS (’64) speelde het toestel een cruciale rol. De C-119 zou in de C-130 vanaf 1973 een waardige vervanger vinden, internationaal geroemd door zowel militaire als burgerlijke organizaties. Denken we maar aan de operaties sinds de zeventiger jaren in Ethiopië, Somalië, en hun constante inzet in rampgebieden ten voordele van de Verenigde Naties, het Internationale Kruis, Artsen zonder Grenzen e.a. 5. Besluit. De collectie vliegtuigen in dit museum geeft een perfect beeld van het ontstaan en de evolutie van de Belgische luchtmacht, als onafhankelijk wapen, door middel van de tentoongestelde vliegtuigen die in gebruik zijn geweest. De bezoeker leert tevens de geschiedenis van de inzet van de Belgische luchtmacht, en het belang ervan voor hulp aan burgers in nood. Daarenboven bezit het museum enkele unieke exemplaren die ons worden benijd door andere landen. Als één van de weinige musea, gratis toegankelijk, is het een must voor diegene geïnteresseerd in luchtvaartgeschiedenis en technologie.