niveau 1 niveau 2 niveau 3 NIVEAU 4 Calvijn over werk en geldbesteding sta p In p In sta sta p In Je best doen in je werk is ook gods-dienst 1 Schrijf eens drie dingen op waaraan jij als eerste denkt als je het woord calvinisme hoort. 2 Welk beeld geeft de tekenaar van het calvinisme? Als je een tijdje de kranten volgt en erop let hoe de term calvinisme gebruikt wordt, dan blijkt dat het woord zelden in positieve zin voorkomt. Het begrip roept allerlei negatieve gedachten op, ongeveer zoals je in de tekening kunt zien. De naam van Johannes Calvijn wekt vaak associaties met hard werken en zuinig omgaan met geld. Er is zelfs wel eens gesproken over het ‘syndroom van Calvijn’, dat tot uiting komt in een overdreven verantwoordelijkheidsgevoel en altijd aan het werk zijn. Is dat terecht of niet? Calvijns plaats in Genève In de tijd dat Calvijn in Genève woont (1536-1538 en 1541-1564), is daar economisch heel wat aan de hand. Een grote stroom van vluchtelingen uit Frankrijk zoekt een veilige schuilplaats. Hoe moet er eten en werk komen voor al die mensen? De enige manier is een verschuiving van de economische activiteiten: de inwoners van Genève zullen zich meer moeten richten op industriële werkzaamheden (zoals het maken van klokken en horloges, maar ook de productie van zijde en kleding) en op de handel. De invloed van de oude elite neemt daardoor af en een nieuwe stand krijgt steeds meer invloed in de stad: zelfstandige ambachtslieden, middenstanders, handelaars. En de veranderingen werken! Economisch gaat het heel goed. Maar wat betekent dat voor de levensstijl van de inwoners? Steeds meer mensen spreiden uitbundig hun rijkdom ten toon en doorbreken daarmee de grenzen die er volgens de mensen uit die tijd tussen de standen horen te zijn. Het stadsbestuur maakt zich zorgen en vaardigt weeldewetten uit. Dure kleding, uitbundige L8-N4 stap In Uit de Geneefse weeldewetten van 1558: Het is verboden bij verlovingen, huwelijken of doopplechtigheden boeketten te geven die met goud of gouddraad bijeengebonden zijn, of met parels en andere edelstenen versierd. Voor vrouwen en meisjes is verboden elk kapsel met krullen, het opsteken en krullen van hun haar, zowel als het dragen van edelstenen in hun kapsel. Zij mogen niet meer dan vier gouden ringen dragen, behalve de bruiden op de dag van hun huwelijk en de dag erna. I in rk gs opdr a t ch o t a p pdrac ht ns CALVIJN EN in g er werk s opd racht Calvinistisch arbeidsethos Calvijn heeft goed nagedacht over het belang van ons wewrk en hij had op dat gebied voor die tijd vooruitstrevende ideeën. Het woord ‘arbeid’ heeft in de meeste Europese talen een negatieve oorsprong. Arbeid is blijkbaar iets waar je, als het even kan, niet aan moet beginnen. Calvijn gaf een radicaal andere invulling aan het begrip arbeid: ook het verrichten van (hand)werk is dienst aan God. Niet alleen de monnik in de afzondering van zijn kloostercel dient God als hij bidt, ook de wever achter zijn weefgetouw dient God als hij werkt. Hoe komt Calvijn daarbij? I ns o t a p pdrac ht In p opdra c Goede werken ‘Ons geweten moet alleen gegrondvest zijn op Gods goedheid zonder te letten op de goede werken. Maar als dat zo is, wordt ons geweten wel bevestigd als we letten op de goede werken, omdat ze getuigenissen zijn dat God in ons woont en regeert.’ (Calvijn Institutie III, 14, 18) DE sta ht V we 3 Beredeneer met behulp van de Geneefse weeldewetten (zie kader) in hoeverre het tonen van weelde in Genève verboden werd. 4 Lees in de Bijbel Jesaja 3 : 16-24. Bedenk een prikkelende stelling waarin je een uitspraak doet over de relatie tussen de weeldewetten uit Genève en dit Bijbelgedeelte. 5 Bedenk vier dingen waartegen een hedendaagse weeldewet zich zou moeten keren. Calvijn stelt dat een gelovige op grond van de genade die God hem gegeven heeft, niet anders kan dan zijn leven ‘heiligen’. Ook al is het met vallen en opstaan, zo’n gelovige is erop gericht op een goede manier te leven, ‘goede werken’ te doen. Die goede werken zijn niet bedoeld om mede daardoor de hemel te verdienen – dat is een rooms-katholiek idee dat de reformatie afwees. Volgens Calvijn moet je je werk opvatten als een be-roep: iets waartoe je door God geroepen bent. Een gelovige die eerlijk is, zijn naasten helpt en andere goede werken doet, verheerlijkt daarmee zijn God en bewijst dankbaarheid jegens Hem. Uit die goede werken blijkt ook de genade die God in zijn leven gegeven heeft. Een gelovige die in zijn leven goede werken doet, mag daaruit concluderen dat God hem uitverkoren heeft tot de zaligheid. Bij goede werken denkt Calvijn niet alleen aan werk in de kerk. Overal in de wereld kan God gediend worden, ook in het werk van alledag. Arbeid is volgens Calvijn de talenten die God gegeven heeft in dienst van Zijn koninkrijk gebruiken; en Gods koninkrijk heeft volgens Calvijn met ons hele leven te maken. Zo ontstaat er een heel nieuw arbeidsethos: een andere opvatting over het belang van arbeid. Ook het simpele handwerk, waar b.v. de edelen in de tijd van Calvijn zo op konden neerkijken, wordt in deze visie van groot belang, omdat het in dienst van God gedaan wordt. H OMISC E ETHIE K ON EC g rk i n Het hele leven voor God Verw e feesten en overdreven cadeaus worden verboden. Ook andere steden kennen in die tijd zulke wetten, maar in Genève worden ze ook echt gehandhaafd. Hoewel het niet duidelijk is hoe groot de invloed van Calvijn op het tot stand komen van die wetten geweest is, toch wordt zijn naam voor altijd verbonden aan hard werken, zuinig zijn en niet teveel van het leven genieten. 6 a Beschouw jij je huiswerk en je zaterdagbaantje ook als een ‘goddelijk be-roep’? b Als je bij vraag 6a ‘ja’ hebt geantwoord, ga je anders met dat werk om dan als je ‘nee’ antwoordt. Wat is het verschil? 7 Lees het kader over de goede werken. Iemand heeft dat citaat van Calvijn als volgt uitgelegd: ‘In Calvijns idee over de goede werken als teken voor de gelovige ligt een prikkel om in het maatschappelijk leven grootse dingen te doen, om grote daden te verrichten. Want door actief betrokken te zijn bij de dingen van deze wereld kun je als gelovige je roeping waar maken en een innerlijke vrede bereiken met betrekking tot je uitverkiezing.’ a Herken je deze houding tegenover maatschappe lijke activiteiten bij jezelf of bij christenen in je om geving? Ondersteun je antwoord met voorbeelden. b Wat vind je van deze houding? 8 Het volgende citaat komt uit een scholierenwerkstuk op internet: ‘Calvijn bracht in het voetspoor van Luther Ver we g de nieuwe leer, iedereen moest werken, niet werken werd gezien als een zonde. Hard werken werd door de mens gezien als een ticket naar de hemel, aangezien je werkte voor God.’ Heeft de schrijver van dat werkstuk Calvijn goed begrepen? Schrijf een mailtje aan deze leerling waarin je uitlegt of je het met hem eens bent of niet. 9 ‘Succesvolle middeleeuwse zakenmensen stierven met schuldgevoelens en lieten de kerk geld na om in onproductieve activiteiten te worden gestoken. Suc- rk in cesvolle protestantse zakenmensen schaamden zich niet langer voor hun productieve activiteiten tijdens hun leven, en lieten bij hun dood geld na om anderen te helpen hen na te volgen.’ (C. Hill, geciteerd bij A.E. McGrath, Johannes Calvijn, 266) a Wat zou in dit citaat bedoeld worden met ‘on productieve activiteiten’? b Combineer dit citaat met het citaat van Benjamin Franklin (zie het kader ‘De geest van het kapitalis me’). Leg nu uit dat de levensinstelling van de protestantse zakenmensen tot economische bloei kan leiden. 10 a Omschrijf je eigen arbeidsethos. b Is jouw arbeidsethos calvinistisch? het oog daarop mogen we ook ons geld allereerst besteden in het kader van de naastenliefde. Wat daarna overblijft, hoeven we niet op te potten, volgens Calvijn, ‘opdat het doelloos in de kist zal verrotten en zonder enig nut zal vergaan’ (Commentaar op Jacobus 5 : 2). Calvijn kent het belang van kapitaal voor de economie. Hij vindt dat het verdiende geld ook ingezet mag worden door het te investeren in een onderneming. 11 Wat wordt bedoeld met het kopje ‘Uiterlijke inzet en innerlijke onthechting’? 12 Je hebt wel eens gehoord van het spreekwoord ‘Wie het breed heeft, laat het breed hangen’. a Wat betekent dat spreekwoord? b Leg uit of het een calvinistisch spreekwoord is. 13Gereformeerde christenen zijn over het algemeen goede klanten van autohandelaren, kledingwinkels en meubelzaken. a Geef hiervoor een verklaring. b Hoe zou Calvijn reageren op de grote aandacht voor auto’s, kleding en meubels bij christenen? Ver De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme Rijkdom ‘Het is wel niet onmogelijk dat degenen die rijk zijn God dienen; maar wie zich tot slaaf van de rijkdom maakt, moet zich noodzakelijk van de heerschappij van God ontslagen rekenen, daar toch de gierigheid ons altijd slaven des duivels maakt.’ Calvijn in zijn commentaar op Mattheüs 6 : 24 Uiterlijke inzet en innerlijke onthechting Als het waar is dat de nieuwe visie op arbeid tot een maximale inzet leidt, hoe moeten we dan omgaan met de rijkdom die daardoor ontstaat? Daar is Calvijn heel helder over. Veel bezit is op zich niet verkeerd, maar er zit wel een gevaar in. Rijken zullen snel meer op hun bezit dan op God vertrouwen. Bovendien kan rijkdom leiden tot een overdadig uitgavenpatroon, zoals dat bijvoorbeeld uit de Geneefse weeldewetten naar voren komt. Calvijn weet dat God heel wat te genieten geeft, met name in de schepping, maar het genieten van aardse weelde wordt bij een christen getemperd door de overdenking van het eeuwige leven. De gelovige weet dat hij een pelgrim is, ‘een vreemdeling hier beneden’, want hij is op weg naar het hemelse vaderland. Op een goede manier genieten van aardse voorspoed is daarmee een strijd geworden. En dan is er nog iets: waaraan moeten we het geld dat we verdiend hebben besteden? Daarop geeft Calvijn o.a. in zijn bijbelcommentaar een antwoord als hij schrijft dat wij ‘die arbeid kiezen moeten die onze naaste nuttigheid aanbrengt’ (Commentaar op Efeze 4 : 28). Met Degene die in de beeldvorming van de meeste mensen voor altijd de verbinding gelegd heeft tussen Calvijn en de plicht om hard te werken is Max Weber (1864-1920). Hij doet tijdens zijn leven onderzoek naar het ontstaan van het kapitalisme. In dat economische stelsel zijn de productiemiddelen (fabrieken, bijvoorbeeld) bezit van particulieren. Er is een vrijemarkteconomie. De eigenaars van de productiemiddelen (kapitalisten) proberen door rationeel handelen (bijvoorbeeld gericht investeren en een moderne boekhouding) een maximale winst te maken. Vooral voor mensen die politiek links georiënteerd zijn, kleeft er aan het kapitalisme een geur van uitbuiting, omdat de werknemers voor hun economische activiteiten helemaal afhankelijk zijn van de kapitalisten. De industriële revolutie leidde tot een slechte situatie voor de arbeiders rk i n we g Weber legt in zijn boek ‘De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme’ een verband tussen de calvinistische ideeën over arbeid en het ontstaan van het kapitalisme. Hij onderzoekt welke ‘geest’ er achter het kapitalisme zit. Volgens Weber hebben kapitalisten allemaal dezelfde instelling. Ze gaan rationeel met hun geld en tijd om, en willen die bijvoorbeeld wel gebruiken voor investeringen in hun bedrijf, maar ze zullen niet snel voor hun persoonlijk genot kiezen. Ver we g Weber legt dan een verbinding met Calvijns ideeën over goede werken en over de uitverkiezing. De leer van de uitverkiezing (sommige mensen geeft God wel de zaligheid, anderen niet) brengt volgens Weber onzekerheid mee. Maar Calvijn heeft toch gezegd dat goede werken een getuigenis zijn dat God in iemand woont? Als die goede werken dan ook nog met rijkdom gezegend worden, is dat zeker een bewijs dat God zo iemand heeft uitverkoren. Volgens Weber ontstaat zo bij calvinisten de neiging om hard te werken en op die manier rk in zekerheid te krijgen over de zaligheid. Ver Hoewel hij dat niet beweerd heeft, werd Webers stelling al snel gepopulariseerd tot: ‘Het kapitalisme is een direct gevolg van het calvinisme’. Maar ook als er alleen een (vaag?) verband is, blijft de vraag: zijn er bij Calvijn ideeën te vinden die de opkomst van het kapitalisme bevorderd kunnen hebben? De geest van het kapitalisme Om uit te leggen wat de geest van het kapitalisme volgens hem inhoudt, citeert Max Weber de Amerikaan Benjamin Franklin (1748): ‘Houd voor ogen dat tijd geld is. Wie tien shilling kan verdienen per dag, maar slechts een halve dag werkt en voor de rest gaat wandelen of op zijn kamer blijft, dient niet alleen de kosten van zijn ontspanning of van zijn luiheid te verrekenen, maar dient in te zien dat hij naast die uitgave ook nog eens vijf shilling wegsmijt door een halve dag niet te werken’. Weber legt Franklins ideeën als volgt uit: ‘Het eigene van deze ‘filosofie van de vrekkigheid’ lijkt de idee te zijn dat het eenieders plicht is, zijn kapitaal te doen toenemen, als zijnde een doel op zichzelf. Hier wordt dus niet eenvoudig een rationaliteit uitgestippeld om door het leven te gaan, maar ook een moraliteit, een ethiek.’ 14Welke vier kenmerken van het kapitalisme worden in de tekst genoemd? 15Leg uit hoe Calvijn over elk van de vier kenmerken uit opdracht 14 zou denken. 16 a ‘Tijd is geld’ zegt het spreekwoord. Wat wordt daar mee bedoeld? b Ben je het met het spreekwoord eens? Waarom wel of niet? c In hoeverre speelt je geloof een rol in de manier waarop jij met je tijd en met geld omgaat? 17 Lees in de Bijbel Mattheüs 6 : 26-34 en Jacobus 2 : 1-16. Trek hieruit twee conclusies over het omgaan met geld. 18 Stelling: De geest die uit het citaat van Benjamin Franklin (zie kader) spreekt is typisch calvinistisch. Geef minimaal één argument voor en één argument tegen deze stelling. Conclusie: Wat heeft Calvijn met het kapitalisme? 19De tekenaar van het begin weet na het lezen van deze lesbrief niet zo zeker meer wat hij in de tekstwolkjes van de cartoon moet schrijven. Schrijf vier suggesties voor hem op. c b a d a 20Uit het Nederlands Dagblad (9 maart 2007) komt het volgende citaat: ‘Reformator Johannes Calvijn zou het ‘ongebreidelde kapitalisme’ van vandaag ongetwijfeld bekritiseren, omdat het ….’ Vul zelf aan wat er aan het slot van dit citaat gestaan kan hebben. Noem minimaal twee dingen. 21 Organiseer in de klas een debat over de stelling uit opdracht 20. ‘Calvijn over werk en geldbesteding’ door drs. H. Vermeulen is lesbrief 8, niveau 4, uit een serie van acht lesbrieven op vier niveaus (PO en VO) over Calvijn en het calvinisme. Niveau 4 is bedoeld voor de bovenbouw van havo/vwo. Deze lesbrief maakt deel uit van het educatieve materiaal dat ontwikkeld is door de Werkgroep Jongeren Educatie 500 jaar Calvijn, een initiatief van het Instituut voor Reformatieonderzoek te Apeldoorn. Behalve de lesbrievenserie is er een documentaire en een opstelwedstrijd beschikbaar. Zie de website www.calvijn2009.nl voor aanvullend lesmateriaal, lesideeën en handreikingen voor de docent. Het citaat uit de Institutie is ontleend aan de vertaling door dr. C.A. de Niet die maar verwachting in het najaar van 2009 bij uitgevij den Hertog te Houten zal verschijnen. De tekeningen zijn gemaakt door Christian Zomer. Er is zorgvuldig geprobeerd de rechthebbenden van de andere afbeeldingen te achterhalen. Mocht iemand desondanks menen op een van de afbeeldingen rechten te kunnen laten gelden, dan kan hij contact opnemen met het Instituut voor Reformatieonderzoek. Copyright: Instituut voor Reformatieonderzoek, Apeldoorn 2008. Opmaak en drukwerk: Drukkerij Verloop, Alblasserdam.