11 Cerebrale toxoplasmose bij een hiv-geïnfecteerde patiënte Cerebral toxoplasmosis in an HIV-infected patient J.C. Dutilh1, dr. P.H.P. Groeneveld2 SAMENVATTING SUMMARY Cerebrale toxoplasmose is een ernstige opportunistische infectieziekte, die in het tijdperk vóór introductie van de ‘highly active antiretroviral therapy’ (HAART) frequent werd gezien bij hiv-geïnfecteerden met aids. De ziekte wordt veroorzaakt door reactivatie van een latente infectie met de intracellulaire parasiet Toxoplasma gondii. Sinds de invoering van HAART in 1996, is de incidentie van cerebrale toxoplasmose verminderd en wordt dit ziektebeeld niet vaak meer gezien. Het is belangrijk dat clinici bekend blijven met dit ziektebeeld, omdat tijdige herkenning en behandeling een betere prognose geven. Wij beschrijven de casus van een jonge vrouw die zich presenteerde met cerebrale toxoplasmose en uiteindelijk overleed aan de gevolgen van aids. Er wordt ingegaan op de klinische presentatie, (differentiaal) diagnose, epidemiologie, preventie, behandeling en prognose van cerebrale toxoplasmose bij hiv-geïnfecteerden. Cerebral toxoplasmosis is a severe opportunistic infection, frequently diagnosed in the pre-HAART era in HIV-infected individuals with aids. The disease is caused by reactivation of a latent infection with the intracellular parasite Toxoplasma gondii. Since the introduction of HAART in 1996, the incidence of cerebral toxoplasmosis has declined. It is important for clinicians to remain aware of this clinical entity, as timely recognition and treatment have a favourable impact on prognosis. We describe the case of a young woman, who presented with cerebral toxoplasmosis and eventually died of the complications of aids. We will discuss the clinical presentation, (differential) diagnosis, epidemiology, prevention, treatment and prognosis of cerebral toxoplasmosis in HIV-infected patients. (TIJDSCHR INFECT 2017;12(1):11-5) CASUS Een 28-jarige vrouw uit Estland met een onbekende medische voorgeschiedenis werd gepresenteerd op de spoedeisende hulp na een 112-melding. Zij zou volgens haar bij presentatie aanwezige moeder sinds circa één jaar in Nederland wonen. Patiënte zou al een maand een verminderd bewustzijn hebben en haar linkerarm en -been niet goed kunnen bewegen. Zij zou niet meer kunnen lopen. Mogelijk zou zij tabletten hebben ontvangen van haar echtgenoot. Deze man was dronken bij aankomst van de ambulance en is niet meegegaan naar het ziekenhuis. Patiënte zou sinds een jaar met hem zijn getrouwd en werkzaam zijn als schoonmaakster. Intoxicaties waren onbekend. Bij lichamelijk onderzoek werd een verwaarloosde vrouw gezien. De luchtweg was vrij. Zij ademde rustig en had een zuurstofsaturatie van 100% bij kamerlucht. Haar thoraxexcursies waren symmetrisch en over beide longen werd vesiculair ademgeruis gehoord. Haar bloeddruk was 107/79 mm Hg bij een hartfrequentie van 119 slagen per minuut. 1internist-infectioloog, afdeling Inwendige Geneeskunde, Diakonessenhuis, Utrecht 2internist-infectioloog, afdeling Interne Geneeskunde, Isala-klinieken. Correspondentie richten aan: J.C. Dutilh, internist-infectioloog/internist acute geneeskunde, afdeling Inwendige Geneeskunde, Diakonessenhuis, Bosboomstraat 1, 3582 KE, Utrecht, tel.: 088 – 250 51 21, e-mailadres: [email protected]. Belangenconflict/financiële ondersteuning: geen gemeld. Trefwoorden: aids, cerebrale toxoplasmose, hiv. Keywords: AIDS, cerebral toxoplasmosis, HIV. JA A RG A NG12 F E B R U A R I 2 017 CASUÏSTIEK Hierbij had zij krachtige pulsaties, warme acra en een capillaire refill van >2 seconden. Zij had een verminderd bewustzijn met een Glasgow-comascore van E4M4V3. Er was sprake van een centrale nystagmus naar links, een linkszijdige hemiplegie en een positief teken van Babinski beiderzijds. Haar temperatuur was 37,7°C en bij onderzoek van de huid was er sprake van uitgebreide genitale wratten. Aanvullend onderzoek werd ingezet, waarbij het hemoglobine 7,4 mmol/liter was. Overig bloedbeeld, glucose, kreatinine, elektrolyten, transaminasen en CRP waren niet afwijkend. Zij bleek hivpositief te zijn met een CD4-getal van 58/µl bloed en een hiv-RNA van 1.400.000 kopieën/ml bloed. Aanvullend serologisch onderzoek toonde geen IgM-antistoffen tegen CMV en T. gondii en een negatieve TPHA. IgG-antistoffen tegen CMV en T. gondii waren positief. De Quantiferontest was negatief en de X-thorax liet geen afwijkingen zien. Een CT-hersenen werd verricht, waarbij een beeld werd gezien van multipele ringvormig aankleurende bolvormige laesies verspreid over beide hemisferen in cerebrum, cerebellum en pons, waarbij de grootste laesie zichtbaar was in het crus posterior van de rechter capsula interna. Door de massawerking was er sprake van een midlineshift naar links (zie Figuur 1). Een lumbaalpunctie werd niet verricht wegens het risico op inklemming. Patiënte werd opgenomen op de Intensive Care-afdeling, er werd gestart met anti-epileptica en dexamethason en de internist-infectioloog en de neurochirurg werden geconsulteerd. BESCHOUWING DIFFERENTIAALDIAGNOSE Samenvattend is er sprake van een jonge vrouw met een onbehandelde, vergevorderde hiv-infectie, die zich presenteert met een verminderd bewustzijn, een linker hemiplegie en multipele ruimte-innemende processen in cerebro. Differentiaaldiagnostisch kan worden gedacht aan infectieuze of neoplastische oorzaken. Infectieuze oorzaken van multipele aankleurende ruimte-innemende processen in de hersenen bij een aidspatiënt zijn onder andere bacteriële abcessen (o.a. Staphylococcus aureus, streptokokken-species, Rhodococcus equi of Nocardia) en schimmelinfecties (o.a. invasieve aspergillose of cryptococcose). In ontwikkelingslanden komen tuberculose en neurocysticercose ook regelmatig voor met een dergelijke presentatie. De meest voorkomende opportunistische infectie waaraan bij deze patiënte echter gedacht moest worden is cerebrale toxoplasmose. Tegen bacteriële hersenabcessen pleitten het reeds wekenlang bestaan van de neurologische klachten, ontbreken 12 FIGUUR 1. CT-scan van de hersenen bij presentatie met hierop zichtbaar multipele ringvormig aankleurende laesies verspreid door de hersenen (korte pijl). Op deze coupe is een groot ruimte-innemend proces zichtbaar in de crus posterior van de rechter capsula interna, die het linker hemibeeld verklaart (lange pijl). Met dank aan Zwenneke Flach, radioloog. van systemische verschijnselen, en een normaal CRP. Het zou bovendien exceptioneel zijn als een aidspatiënt zich met bacteriële hersenabcessen presenteerde. Invasieve aspergillose komt bij aidspatiënten voor, maar niet frequent. Invasieve aspergillose komt meestal voor in de luchtwegen (sinussen en longen) en een presentatie met uitgebreide haarden in cerebro zonder andere lokalisaties is extreem zeldzaam. Cryptokokkomen in cerebro kunnen voorkomen bij een gevorderde hiv-infectie, in Europa zijn cryptokokken-infecties echter veel zeldzamer dan in Afrika en de overgrote meerderheid van de cerebrale cryptokokken-infecties presenteert zich niet met ruimte-innemende processen maar met een (doorgaans subacuut) meningitis-beeld. Deze overwegingen gelden ook voor tuberculose. De negatieve Quantiferontest en normale X-thorax maken tuberculose minder waarschijnlijk, maar sluiten de diagnose ook niet uit. Neurocysticercose komt met name voor in (sub)tropische landen en geeft op beeldvorming vaak een typisch beeld van cysteuze en verkalkte laesies met hierin soms zichtbaar de scolices. Zowel epidemiologie als beeldvorming pleitten hiertegen bij deze patiënte. Cerebrale toxoplasmose was de meest voor de hand liggende infectieziekte bij dit zeer lage CD4-celaantal. Later zal hier verder op worden ingegaan. Multipele neoplastische hersenlaesies bij een aidspatiënt kunnen ook voorkomen. Hierbij moet vooral worden 1 JA A RG A NG12 F E B R U A R I 2 017 13 TABEL 1. Differentiaaldiagnose van cerebrale ruimte-innemende processen bij een aidspatiënt. 1. Infecties a. bacteriële abcessen (o.a. Staphylococcus aureus, streptokokken-species, Rhodococcus equi of Nocardia-species) b. mycobacteriële abcessen (tuberculomen) c. parasitaire infectie (o.a. toxoplasmose en neurocysticercose) d. schimmelinfectie (o.a. aspergillomen, cryptokokkomen en histoplasmose) e. virale infectie (Progressieve Multifocale Leukoencefalopathie (PML) door JC-virus) 2. Maligne neoplasmata a. cerebraal (non-)Hodgkin-lymfoom b. hersenmetastasen van solide tumor (bijv. bronchus carcinoom) c. Kaposi-sarcoom gedacht aan primaire cerebrale lymfomen of hersenmetastasen. Lymfomen kunnen solitair en multipel zijn, beide komen ongeveer even vaak voor. Cerebrale toxoplasmose geeft vrijwel altijd een beeld van multipele haarden. Bovendien heeft meer dan 80% van de lymfoompatiënten B-symptomen, terwijl dit ongebruikelijk is bij cerebrale toxoplasmose.1 Multipele hersenmetastasen als eerste uiting van aids is extreem zeldzaam en bij lichamelijk onderzoek en/of X-thorax zou meestal een primaire tumor aan het licht moeten komen. EPIDEMIOLOGIE Toxoplasma (T.) gondii komt wereldwijd voor en naar schatting een derde van wereldbevolking raakt geïnfecteerd. Wel zijn er grote regionale verschillen in seroprevalentie van toxoplasma-antistoffen: van 11% in de USA, tot wel 80% in sommige Latijns-Amerikaanse en Afrikaanse landen.2,5 In Nederland heeft ongeveer 40% van de bevolking antilichamen tegen T. gondii in het bloed. Over de levenscyclus, transmissie en het beloop van infecties met T. gondii zullen we in dit artikel niet uitweiden. Hiervoor wordt verwezen naar de uitstekende review van Pereira-Chioccola et al. uit 2009.2 Cerebrale toxoplasmose bij hiv-geïnfecteerde patiënten is zeldzaam geworden sinds de invoering van HAART in 1996. Typisch ontstaat dit ziektebeeld door reactivatie van een latente toxoplasma-infectie bij gevorderde hiv-infectie. Vrijwel alle gevallen komen voor bij lage aantallen CD4-positieve T-lymfocyten, meestal onder JA A RG A NG12 F E B R U A R I 2 017 de 100/µl bloed. In een Franse studie uit 2001, nam de incidentie af van 3,9 naar 1,0 per 100 persoonsjaren na de invoering van HAART.4 Een Amerikaanse studie met data van kort na de invoering van HAART, liet een minder spectaculaire daling van de incidentie zien: van 5,4 naar 2,2 gevallen per 1.000 persoonsjaren (p=0.08).9 Vermoedelijk is het verschil in incidentie tussen deze studies te verklaren door verschillen in de seroprevalentie van toxoplasmose, die veel hoger is in Europa dan in de USA. Aangezien profylaxe met cotrimoxazol bij iedere hiv-patiënt met een CD4-getal onder de 200/ µl is geïndiceerd en HAART tegenwoordig in een vroeg stadium wordt gestart, is de incidentie van cerebrale toxoplasmose vermoedelijk nog verder afgenomen. KLINISCHE PRESENTATIE EN DIAGNOSE Patiënten met cerebrale toxoplasmose kunnen zich presenteren met een scala aan neurologische klachten, afhankelijk van de lokalisatie en het aantal hersenlaesies.2 Het beloop is meestal subacuut. De meest voorkomende klachten en symptomen zijn hoofdpijn (49-63%), koorts (41-68%), focale neurologische uitvalsverschijnselen (22-80%), epileptische insulten (19-29%), verwardheid (15-52%) en ataxie (15-25%). De klinische diagnose berust meestal op een combinatie van klinische gegevens, beeldvorming en microbiologische diagnostiek. De gouden standaard is een stereotactisch hersenbiopt, waarop de kenmerkende cysten met bradyzoïten en extracellulaire tachyzoïten kunnen 14 CASUÏSTIEK worden gezien (zie Figuur 2). Op de CT-scan worden typisch ringvormig aankleurende ronde laesies gezien, die in alle delen van de hersenen kunnen voorkomen (zie Figuur 1). De basale ganglia zijn bij voorkeur aangedaan. MRI-scan met gadoliniumcontrast heeft een superieure sensitiviteit ten opzichte van CT, omdat kleinere laesies hierop veel beter zichtbaar zijn. Primair cerebraal lymfoom staat na beeldvorming van de hersenen bijna altijd als tweede in de differentiaaldiagnose en geeft vaker een solitaire afwijking. Er is echter geen enkele beeldvormende techniek die met 100% zekerheid het onderscheid kan maken tussen cerebrale toxoplasmose en primair cerebraal lymfoom. Toxoplasma-antistoffen in het bloed zijn bijna altijd aanwezig, maar een negatieve toxoplasmose-serologie sluit de diagnose helaas niet geheel uit. PCR-diagnostiek naar T. gondii op lumbaalvocht heeft een specificiteit in de buurt van 100%, maar is niet sensitief (50%).5 Vaak blijft de differentiaaldiagnose staan tussen cerebrale toxoplasmose en primair cerebraal lymfoom. In dergelijke gevallen wordt doorgaans op proef een antiparasitaire behandeling gegeven, wordt de patiënt klinisch vervolgd en beeldvorming van de hersenen na circa twee weken herhaald. Bij verbetering van de klinische toestand van de patiënt en afname van de hersenlaesies, wordt de werkdiagnose bevestigd, bij twijfel of progressieve neurologische problemen wordt dikwijls een stereotactisch biopt van een van de hersenlaesies verricht om een eventuele alternatieve diagnose te kunnen stellen. PREVENTIE Primaire preventie bestaat voornamelijk uit tijdig starten met HAART. Hiv-patiënten die een negatieve toxoplasmaserologie hebben, moeten erop geattendeerd worden dat zij geen rauw vlees of schaaldieren mogen eten en groenten en fruit goed moeten wassen en/of schillen. Ook is het verstandig extra handenhygiëne te betrachten na eventueel contact met katten(uitwerpselen) en/of na het tuinieren. Profylactisch gebruik van cotrimoxazol blijkt te beschermen tegen het ontwikkelen van cerebrale toxoplasmose.4,5 De Nederlandse vereniging van hiv-behandelaren (NVHB) verwijst naar de richtlijn voor preventie en behandeling van opportunistische infecties bij volwassenen met een hiv-infectie van de Amerikaanse National Institutes of Health (NIH).5 Volgens deze richtlijn is bij een CD4-getal <100/µl primaire profylaxe met cotrimoxazol 1 dd 960 mg de eerste keuze. Indien na immuunreconstitutie door HAART dit getal minimaal drie maanden >200/µl komt, FIGUUR 2. Haematoxyline-eosinekleuring van een stereotactisch hersenbiopt van een van de ringvormig aankleurende laesies toonde een lymfocytair ontstekingsinfiltraat, een pseudocyste gevuld met bradyzoïten (lange pijl) en losgelegen tachyzoïten (korte pijl). Het beeld is klassiek voor cerebrale toxoplasmose. Met dank aan Freek Moll, patholoog. kan hiermee weer veilig worden gestopt. In de Nederlandse praktijk zal over het algemeen cotrimoxazol 1 dd 480 mg worden voorgeschreven vanaf een CD4getal <200/µl, omdat hiermee tevens Pneumocystis jiroveci-pneumonie kan worden voorkomen en deze lagere dosering ook veilig lijkt. Alternatieven bij intolerantie of bijwerkingen ten gevolge van cotrimoxazol zijn dapson-pyrimethamine met folinezuur of atovaquon. Pentamidine-vernevelingen beschermen wel tegen Pneumocystis jiroveci-pneumonie, maar niet tegen cerebrale toxoplasmose. BEHANDELING Eerstelijnsbehandeling bestaat uit pyrimethamine, sulfadiazine en folinezuur. Bij vermoeden op sulfa-overgevoeligheid wordt de sulfadiazine meestal vervangen door clindamycine. De behandeling wordt minimaal zes weken gecontinueerd en vervolgens wordt hetzelfde regime in een lagere dosis voortgezet ter secundaire profylaxe, opnieuw totdat immuunreconstitutie door HAART heeft plaatsgevonden. Het is belangrijk is om tijdig (circa twee weken na het starten van de antiparasitaire behandeling) bij te starten met HAART, alhoewel over de exacte timing hiervan geen goede data beschikbaar zijn. De ratio voor vroeg starten met HAART is meer kans op aids-progressie of overlijden indien HAART wordt uitgesteld.6 ‘Immune reconstitution 1 JA A RG A NG12 F E B R U A R I 2 017 15 CASUÏSTIEK AANWIJZINGEN VOOR DE PRAKTIJK 1 Cerebrale toxoplasmose als eerste uiting van aids is zeldzaam, maar moet altijd in de differentiaaldiagnose worden opgenomen bij patiënten met multipele haardvormige afwijkingen in cerebro. 2 Het onderscheid met primair cerebraal lymfoom is moeilijk. 3 Het is een ernstig ziektebeeld met dikwijls blijvende neurologische schade en een hoge mortaliteit. 4 Primaire preventie bestaat voornamelijk uit cotrimoxazol en/of tijdig starten met HAART. Secundaire profylaxe moet gecontinueerd worden totdat immuunreconstitutie heeft plaatsgevonden na het starten van HAART. inflammatory syndrome’ (IRIS) is zeer zeldzaam bij cerebrale toxoplasmose, maar is wel beschreven. Doorgaans wordt dit behandeld met corticosteroïden.7 Routinematig voorschrijven van corticosteroïden bij de behandeling van cerebrale toxoplasmose is niet geïndiceerd.8 onder andere beademingsproblemen als gevolg van een tracheo-oesofageale fistel en kreeg zij hevige vaginale bloedingen uit het cervix-carcinoom. Uiteindelijk overleed zij ruim drie maanden na presentatie op de spoedeisende hulp als gevolg van deze problemen, kort nadat besloten was een palliatief beleid te gaan voeren. PROGNOSE De prognose van cerebrale toxoplasmose is slecht, ook in het huidige HAART-tijdperk. Uit een recente Franse studie blijkt dat slechts 51% van de patiënten na behandeling volledig zelfstandig kon functioneren. Dertig procent bleef ernstig gehandicapt en 19% overleed. Onafhankelijke risicofactoren voor een slechte uitkomst waren een baseline CD4-getal <25/µl en een Glasgow-coma score ≤8 bij IC-opname, terwijl behandeling met pyrimethamine, sulfadiazine en folinezuur een betere uitkomst gaf ten opzichte van andere behandelingen.8 REFERENTIES 1. Baumgartner JE, Rachlin JR, Beckstead JH, et al. Primary central nervous system lymphomas: natural history and response to radiation therapy in 55 patients with acquired immunodeficiency syndrome. J Neurosurg 1990;73(2):206. 2. Pereira-Chioccola VL, Vidal JE, Su C. Toxoplasma gondii infection and cerebral toxoplasmosis in HIV-infected patients. Future Microbiol 2009;4(10):1363-79. 3. Montoya JG, Liesenfeld O. Toxoplasmosis. Lancet 2004;363(9425):1965-76. 4. Abgrall S, Rabaud C, Costagliola D (Clinical Epidemiology Group of the French Hospital Database on HIV). Incidence and risk factors for toxoplasmic encephalitis in human immunodeficiency virus-infected patients before and during the highly active antiretroviral therapy era. Clin Infect Dis 2001;33(10):1747-55. VERVOLG CASUS Patiënte werd na opname gesedeerd in verband met hevige onrust. Zij kreeg op de Intensive Care-afdeling een eerstelijns toxoplasmose-behandeling, naast de antiepileptica en dexamethason (dit laatste middel gedurende ongeveer zeven dagen om hersenoedeem tegen te gaan). Tien dagen later werd hier HAART aan toegevoegd. Ondanks deze intensieve behandeling verslechterde haar neurologische beeld en bleef zij na het staken van de sedativa in een comateuze toestand. Er werd een hersenbiopt verricht, waarbij de werkdiagnose cerebrale toxoplasmose werd bevestigd, zowel middels pathologisch onderzoek als op PCR van het afgenomen hersenweefsel. Zij bleek hiernaast chronische hepatitis C, uitgebreide vaginale en anale condylomata accuminata en een groot ulcererend cervix-carcinoom te hebben. Tijdens de behandeling op de Intensive Care-afdeling waren er JA A RG A NG12 F E B R U A R I 2 017 5. Guidelines for Prevention and Treatment of Opportunistic Infections in HIVInfected Adults and Adolescents. Website: http://aidsinfo.nih.gov/guidelines geraadpleegd op 22-7-2016. 6. Zolopa A, Andersen J, Powderly W, et al.Early antiretroviral therapy reduces AIDS progression/death in individuals with acute opportunistic infections: a multicenter randomized strategy trial. PLoS One. 2009;4(5):e5575. 7. Martin-Blondel G, Alvarez M, Delobel P, et al. Toxoplasmic encephalitis IRIS in HIV-infected patients: a case series and review of the literature. J Neurol Neurosurg Psychiatry 2011;82(6):691-3. 8. Sonneville R, Schmidt M, Messika J, et al. Neurologic outcomes and adjunctive steroids in HIV patients with severe cerebral toxoplasmosis. Neurology 2012; 79(17):1762-6. 9. Sacktor N, Lyles RH, Skolasky R, et al. HIV-associated neurologic disease incidence changes: Multicenter AIDS Cohort Study, 1990-1998. Neurology 2001; 56(2):257-60. ONTVANGEN 31 AUGUSTUS 2016, GEACCEPTEERD 15 NOVEMBER 2016.