Inleiding tot de psychologie – Examen Januari 2013

advertisement
Inleiding tot de psychologie – Examen Januari 2013
Criminologie – Professor Storms
(40vragen)
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
40 vragen -20 open gelaten- 10 juist en 10 onzeker met twee keuzen (1 is juist), wat is de
kans?
 10/40
 13.33/40
 20/40
 23.33/40
Wie heeft gefraudeerd?
 Freud
 Einstein
 Darwin
 Newton
Van welke metho maakte Freud gebruik? (gevalstudie)
Wie past niet in het rijtje?
 Lauwnes
 Sara
 Stapel
 David Marx
Ik schrijf 4 dagen op een rij wat de weertoestand is. Ik ga naar school met de fiets als het niet
regent. En met de auto als het regent. 1: het regent; 2: fiets; 3: niet regent 4: auto? Wat zou
je omdraaien om zeker te zijn dat ik niet lieg?
 Enkel 3 omdraaien en dat zouden de meeste omdraaien
 2 en 3 omdraaien en dat zouden de meesten doen
 2 en 3 omdraaien, maar de meeste zouden enkel 3 omdraaien
 3 en 4 omdraaien, maar de meesten zouden 2 en 3 omdraaien
De eerste intelligentietest: welke principe hoort hier niet bij?
a. Capaciteit die permanent is
b. (iet me normale kindere)
c. Ouderen
d. Lage score betekent dat het aangeboren is
Wat past niet in het rijtje van bekrachtigingen
a. Drank
b. Eten
c. Seks
d. Geld
Welke apen hebben een zelfverkening?
 Chimpasees
 Makaken
 Resusapen
 Gorrila
9. Grafiek, fixed programm’s bij operante conditionering, hoofdstuk 3. (y= cumulatieve
frequentie; x= tijd): variabele ratio, vast ratio, variabele interval en vast interval afleiden uit
een grafiek.
10. Ik zie op tv een nummer, ga naar mijn kamer en ik typ de nummer op mijn gsm. Welke
geheugen gebruik ik? Korteduurgeheugen
11. Welk geheugen gebruik ik om de vierkantswortel van 25 te geven? Semantisch geheugen
12. Ik sta op 1 meter van de tv...
a. Lineiar
b. Occulair
c. Binoculaire convergentie/ dispariteit
d. Relatieve grootte
13. Ik zie een kaarsvlam in het donker. Op welke afstand kan ik die maximaal zien? (48 km)
14. Er zijn in de stad 60 % groene auto’s en 40 % blauwe. Bij een ongeval zeg ik dat het een
groene auto was. De kans dat mijn bewering juist is, is 50 %. Hoe groot is de kans dat het een
groene auto is geweest?
a. 100 %
b. 60 %
c. 50%
d. 40%
15. Vraag waarom je kiest voor je beste vriendin en je studiekeuze
a. Dispositionele en situationeel
b. Situationele en dispositioneel
c. Beide dispositioneel
d. Beide situationeel
16. Er komt een sporter op het voorblad van een tijdschrift. Hoe beschrijft de tijdschrift zijn
toekomstige prestatie
a. Positieve aanmoediging door die tijdschrift
b. Negatieve prestatie door faalangst
c. Negatieve prestatie door overmoed
d. Negatieve prestatie door externe factoren waar hij niets aan kon doen
17. Wat is het minst gevoelig?
a. Drukintensiteit
b. Licht
c. Geur
d. Geluid
18. Ik gooi 100 keer met een dobbelsteen. De eerste keer is 6 en daarna moet ik nog 99 keer
gooien. Ik wil weten hoeveel kindjes er geboren zijn in mijn stad, vrouw of man. Ik weet dat
het evenveel meisjes als jongens geboren weden. De eerste 10 zijn jongens. Wat is het meest
waarschijnlijke?
a. 352,5 en 5000 meisjes
b. 350 en 5000
c. 350 en 5005
d. 352.5 en 5005
19. Bij wie kan je NIET een herinnering inplanten?
a. Mensen met een creatief geheugen
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
b. Mensen met dissociatieve tendensen
c. Mensen die goed hypnotiseerbaar zijn
d. Het juiste antwoord
In welk land komt het fundamenteel attributiefout het meest voor? Hoofdstuk 7 dia 20
a. Brazilie
b. China
c. Belgie
d. Vs
Grafiek Castro met een opgelegde keuze en zelfkeuze.
Grzfiek van het probleem van de omstander, hoofdstuk 6 dia 71.
Met welke experiment kan je het mc donalds situatie vergelijken
a. Stanford-prison exepriment
b. Milgramm-experiment
c. ...
d. ...
Het cocacola fenomeen en de experimenten van Asch
a. Beide informationeel conformisme
b. Beide normatief conformisme
c. Respectievelijk Informationeel en normatief
d. Respectievelijk normatief en informationeel
Wat was het verschil in resultaat van het experiment van Nemeth, Swedlund en KanKi en
het experiment van Moscovici? (hoofdstuk 6 dia 44)
Wat is het meest betrouwbaar?
a. Eerst vrijezelfbeschrijvingsmethode en dan klassieke vragenlijst
b. Eenitem en klassieke vragenlijst
c. Eenitem en zelfbeschrijving
d. Klassieke vragenlijst en eenitem
Vraag over emapthie. Bekijk de resultaten! Wat scoort het langste?
a. Vrouwen in controlegroep
b. Mannen in controlegroep
c. Mannen in experimentele groep
d. Vrouwen in experimentele groep
Een vraag over Burts stelling. Welke bevinding is niet juist?
ZEKER OOK TE KENNEN, maar die vragen en antwoorden waren TE moeilijk om te onthouden...
- Experiment Kunst-Wilson en Zajonc (slide 21 perceptie)
- studie van Sherrif, autokinetisch effect: het resultaat kennen
- informatieve en normatieve beinvloeding heeeeeeeel goed kennen!
- onafhankelijke variabelen
- wat is de afhankalijke variabele bij Pavlov? (speeksel, hoeveelheid voedsel..)
- het verschil tussen klassieke en operant conditionering kennen
- veldonderzoek: bibliotheekbezoekers: inductieve en descriptieve normen het resultaat
kennen:
- consensus gericht antwoorden
-buidelratten-kakkerlakken-bijen
- gehoorzaamheid aan een meerdere
vraag over de resultaten van psychoanlatysten: taak van een psychotherapeut.
Download