Onderzoeksopdracht

advertisement
Onderzoek doen bij Maatschappijleer
Onderdeel van het schoolexamen is het doen van een zelfstandig onderzoek. De komende periode ga je maatschappelijk
onderzoek doen. Je kan daarbij een onderwerp nemen dat je zelf interessant vindt, mits het voldoet aan de criteria.
Het doel van dit onderzoek is dat je over een maatschappelijk probleem een genuanceerde mening weet te geven. Met
andere woorden, een mening die gebaseerd is op feiten en goed gemotiveerd is. In feite ben je een journalist die een
probleem van alle kanten gaat onderzoeken. Het verslag van dit onderzoek doe je in de vorm van een werkstuk of een
film. Als je het op een andere manier wil presenteren moet je met een voorstel komen.
De volgende stappen moeten worden genomen:
1. Het kiezen van het onderwerp
2. Het vaststellen van de onderzoeksvraag en het opdelen van de onderzoeksvraag in deelvragen
3. Het zoeken en inlezen van geschikte informatiebronnen
4. Het vinden van een antwoord op de deelvragen én de onderzoeksvraag
5. Het presenteren van de resultaten van je onderzoek tijdens een werkstuk of in een filmpje (!)
6. Een evaluatie van het onderzoek
Beoordeling
Je krijgt twee beoordelingen. Ten eerste telt natuurlijk het product (het werkstuk of het filmpje).
Ten tweede kan je punten verdienen met het proces, te weten de verschillende stappen die je moet
nemen om tot een goed artikel te komen. Het cijfer telt voor 10% mee.
De beoordeling gaat als volgt:
- het op tijd en volledig inleveren van het kader bij stap 1
- het op tijd en volledig inleveren van het kader bij stap 2
- het op tijd en volledig inleveren van het kader bij stap 3
- het op tijd en volledig inleveren van het kader bij stap 4
- het werkstuk of het filmpje
max. 0.5 punt
max. 1 punt
max. 1 punt
max. 1 punt
max. 6.5 punten
Totaal
max. 10 punten
+
Je moet het onderzoek met z’n tweeën of alleen doen. Wanneer je besluit een filmpje te gaan maken, dan is een groep
van 4 personen toegestaan. Wanneer je een onderdeel af moet hebben staat in de studiewijzer. Bij een uitzonderlijke
prestatie kan je hoger halen dan een 10. Zolang je niets hebt ingeleverd, kan je geen cijfer krijgen.
Begeleiding
In de klas word je begeleid in stap 1 t/m 4. Per stap moet je de vorderingen aan Gijs of Koen laten zien (dit is onderdeel
van het uiteindelijke cijfer). Daarbij gaat het er niet om of je het goed of fout gedaan hebt, maar of je er aantoonbaar
aan gewerkt hebt. De docent kan dan eventuele misstappen er tijdig uithalen. Je moet het zelf aangeven als je denkt dat
het niet goed gaat met het onderzoek of als je twijfelt aan de bruikbaarheid van bronnen of zo. Als je aangeeft dat alles
goed gaat, ga ik er van uit dat dat zo is. Of dat ook echt zo is blijkt uit het werkstuk.
De vorderingen moet je laten zien door het kader bij iedere stap in te vullen en bij Gijs of Koen in te leveren. Daar kan
je het ook aangeven als je op problemen stuit. Omdat je in tweetallen werkt heb je altijd 1 exemplaar over om zelf mee
te werken zodat je altijd door kan.
Wat je precies moet doen staat in de rest van deze opdracht. Tijdens de les zullen soms de gekozen onderwerpen
behandeld worden, onder andere door enkelen van jullie vragen de rest van de klas te vertellen wat je aan het
onderzoeken bent en hoe het onderzoek verloopt. De klas kan dan tips en (opbouwend) commentaar geven.
5H
Het onderzoek dat je nu doet ga je presenteren in Havo-5. Daar telt het mee voor 20%.
Veel plezier en succes!
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
1
Stap 1:
Het kiezen van een onderwerp
Het kiezen van een goed onderzoeksonderwerp is voor velen altijd een lastig probleem. Er is zoveel, waar
moet je uit kiezen? De grootste fout die gemaakt kan worden is dat het onderwerp te uitgebreid is, zoals
“Nederland vanaf 1647”, “de problemen van Schiphol” of “dierenleed”.
1. Het moet gaan om een probleem, dat wil zeggen, er moet sprake zijn van een situatie die mensen willen
veranderen.
Fout: Bij de tsunami in Azië zijn ongeveer 170.000 doden gevallen (= dit is een feit dat niet te veranderen
valt)
Goed: Het waarschuwingssysteem voor tsunami‘s moet beter
2. Er moeten verschillen van mening bestaan over de oplossing (== norm) van het probleem, met andere
woorden, er moet sprake zijn van voor- en tegenstanders.
Fout: Misdadigers moeten gestraft worden (iedereen is het hier wel mee eens)
Goed: Moeten we de doodstraf invoeren?
3. Het probleem moet maatschappelijk zijn, dat wil zeggen, dat de voor- en tegenstanders geen individuen
zijn, maar (vertegenwoordigers van) maatschappelijke groepen. Probeer het aantal betrokken groepen
beperkt te houden.
Fout: Driekus J. heeft een klacht in gediend tegen zijn buurjongen vanwege geluidsoverlast
Goed: De omwonenden van Schiphol dienen jaarlijks een x-aantal klachten in vanwege geluidsoverlast
4. Het probleem moet actueel zijn. Er moet het afgelopen jaar
iets over in de krant of op het journaal geweest zijn.
Fout: Is het terecht dat de vader van Maxima niet bij de
bruiloft mocht zijn?
Goed: wat is de beste manier om terrorisme in Nederland te
bestrijden?
5. Het probleem moet nog niet opgelost zijn
Fout: Moet het mogelijk worden dat homoseksuelen trouwen
met elkaar? (dit mag namelijk al)
Goed: Moet het mogelijk worden dat homoseksuelen bloed
mogen geven bij de bloedbank?
6. De plaats waar het probleem speelt moet beperkt zijn
Fout: De schending van de mensenrechten in Azië
Goed: De schending van de mensenrechten in Iran
7. Een onderwerp mag maar één keer voorkomen
Fout: Zowel Driekus en Truus als Geurt en Hassan hebben als onderwerp de invloed van
veel televisiekijken op kleine kinderen
Goed: Ieder tweetal heeft een ander onderwerp
Als je een onderwerp hebt gekozen, vermeld het dan in kader 1 op de volgende pagina.
Voorbeeldonderwerpen (deze zijn op zich te groot maar wel atijd actueel, je moet alleen nog wel gaan
kijken wat je precies wil onderzoeken):
- Multiculturele samenleving
- Massamedia en privacy
- Vakbonden
- Vluchtelingenbeleid
- De gekozen burgemeester
- Milieu
- Televisie en geweld
- Vergrijzing van de bevolking
- Bevoegdheden van de politie
- Witte en zwarte scholen
- Terrorismebestrijding
- TBS
Zie ook de debatstellingen.
2
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
-
Stap 1: het kiezen van het onderwerp
Ons onderwerp is (vul deze ook in op de voorpagina):
Dit onderwerp voldoet aan de zeven bovengenoemde criteria:
(‘want ...’ alleen invullen als het onderwerp niet aan het criterium voldoet)
1. ja/nee, want .......
2. ja/nee, want .......
3. ja/nee, want .......
4. ja/nee, want .......
5. ja/nee, want .......
6. ja/nee, want .......
7. ja/nee, want .......
Bij deze stap stuitten we op de volgende problemen:
Moet de overheid er voor zorgen dat jonge kinderen minder televisie kijken
en met computers spelen?
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
3
Stap 2:
Het vaststellen van de onderzoeksvraag en het opdelen van
de onderzoeksvraag in deelvragen
Nu je je onderwerp hebt bepaald, moet je gaan vaststellen wat je precies wilt gaan onderzoeken, oftewel waar je precies
je mening over wilt geven. Dit houdt in dat je je onderwerp nu verder gaat inperken, zodat je gericht kan zoeken naar
feiten en visies.
Stap 2.1
het vaststellen van de onderzoeksvraag
Je moet nu je onderwerp opnieuw formuleren, maar dan in de vorm van een vraag, de zogenaamde onderzoeksvraag. Je
moet kiezen uit drie typen onderzoeken. Onderzoeken waarin je
 op zoek gaat naar de beste verklaring (vb. “Wat is de belangrijkste reden waarom het Kabinet is gevallen?”)
 op zoek gaat naar de beste oplossing (vb. “Waarop kan het best bezuinigd worden?”)
 op zoek gaat naar de voor en nadelen van één specifieke oplossing (vb. “Is bezuinigen op de zorg een goede
manier om uit het financiele dal te komen?”)
Een onderzoeksvraag moet bovendien voldoen aan de volgende criteria:
a. hij moet in beperkte tijd te beantwoorden zijn, je hebt maar twee maanden de tijd voor het onderzoek.
b. het antwoord moet in de informatiebronnen te vinden zijn, het moet controleerbaar en betrouwbaar zijn. In feite weet
je nu nog niet of dat het geval is, aangezien je je nog niet hebt ingelezen. Wel kan je natuurlijk inschatten of het een
vraag is waar een antwoord op te vinden is. Als je twijfelt kan je het altijd aan de docent vragen.
c. het antwoord moet een mening, een afweging zijn. In je antwoord moet je gemotiveerd vertellen waarom je een
bepaalde oplossing of verklaring goed vindt, Dus niet: ”Leidt het vliegverkeer van Schiphol tot overlast voor de
omwonenden?”. Beter is: “Moet het vliegverkeer van Schiphol verminderen omdat de overlast voor de omwonenden te
groot is?”
Stap 2.2
het opdelen van de onderzoeksvraag in deelvragen
Omdat de onderzoeksvraag die je nu hebt geformuleerd nog te uitgebreid is, moet je ‘m onderverdelen in deelvragen.
Aan de hand van die deelvragen kan je deelantwoorden voor de onderzoeksvraag geven. Die deelantwoorden stellen je
vervolgens in staat om antwoord te geven op de onderzoeksvraag.
De deelvragen kan je het beste onderverdelen in kennisvragen en
meningvragen (gebaseerd op feiten en waarden). Daarnaast moeten ze:
a. relevant zijn voor de onderzoeksvraag
b. in logische volgorde staan
c. inzicht geven in de betrokken groepen
d. inzicht geven in de mening van politieke partijen over dit onderwerp
e. inzicht geven in de regelgeving
Voorbeeld:
Als de onderzoeksvraag is “Moet het vliegverkeer rond Schiphol verminderen
omdat de overlast voor de omwonenden te groot is?”, kan je de volgende
deelvragen formuleren:
Kennisvragen
- “Hoeveel vliegtuigen komen er dagelijks op Schiphol?”
- “Hoeveel decibel maakt een vliegtuig dat over een woonwijk vliegt?”
- “Aan welke geluidsregels moet Schiphol zich houden?”
- “Hoeveel mensen wonen er rond Schiphol?”
- “Hoeveel mensen hebben geluidsoverlast van Schiphol?”
- “Welke betrokken groep(en) vinden dat het vliegverkeer moet verminderen?”
- “Welke betrokken groep(en) vinden dat het vliegverkeer niet moet verminderen?”
- “Welke belangen hebben die groepen?”
- “Welke politieke partijen vinden dat het vliegverkeer moet verminderen?”
- “Welke politieke partijen vinden dat het vliegverkeer niet moet verminderen?”
- “In welke fase van de politieke besluitvorming zit de besluitvorming over Schiphol?”
Meningvragen
- “Welke feiten gebruiken de betrokken groepen om hun mening te onderbouwen?”
- “Welke waarden zij om hun mening te onderbouwen?”
- enzovoort.
Als je een onderzoeksvraag en deelvragen hebt geformuleerd, kun je ze invullen in kader 2 op de volgende pagina.
4
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
Stap 2: Het vaststellen van de onderzoeksvraag en het opdelen van de
onderzoeksvraag in deelvragen
Stap 2.1: Onze onderzoeksvraag luidt (vul deze ook in op de voorpagina):
Stap 2.2: Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden hebben wij de volgende deelvragen geformuleerd
- het hoeven er niet precies 8 te zijn, mag ook meer of minder
- ‘want ...’ alleen invullen als het onderwerp niet aan het criterium voldoet
Deelvraag 1:
Deelvraag 2:
Deelvraag 3:
Deelvraag 4:
Deelvraag 5:
Deelvraag 6:
Deelvraag 7:
Deelvraag 8:
Voldoen de deelvragen aan de criteria?
deelvraag 1
deelvraag 2
deelvraag 3
deelvraag 4
deelvraag 5
deelvraag 6
deelvraag 7
deelvraag 8
ja/nee, want........
ja/nee, want........
ja/nee, want........
ja/nee, want........
ja/nee, want........
ja/nee, want........
ja/nee, want........
ja/nee, want........
Bij deze stap stuitten we op de volgende problemen:
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
5
Stap 3:
Het zoeken en inlezen van geschikte informatiebronnen
Nu je een onderwerp hebt bedacht en een onderzoeksvraag (en deelvragen) hebt geformuleerd is het zaak om
informatiebronnen te vinden die je meer over het onderwerp kunnen vertellen. Je kan daarbij gebruik maken
van:
- boeken met achtergrondgegevens
- actuele (uitgebreide) krantenknipsel(s)
- websites
- brochures van maatschappelijke organisaties
- interview houden met een deskundige
- interview met een voor- en een tegenstander (deze moeten echt betrokken zijn bij het onderwerp)
- andere informatiebronnen
Uit de informatiebronnen moet je de informatie halen die je nodig hebt om de deelvragen te beantwoorden.
Bij massamedia heb je geleerd dat niet alle
informatiebronnen even geschikt zijn om goed
onderzoek mee te doen. Dat wil niet zeggen dat
je die bronnen niet kan gebruiken, alleen dat je je
bewust moet zijn dat de bronnen bijvoorbeeld
misschien wat eenzijdig of onbetrouwbaar zijn.
Zeker de bronnen waar meningen in voorkomen
kunnen subjectief of eenzijdig zijn, maar wel
bruikbaar om antwoord te geven op de
meningvragen! Voor een goede beoordeling van
de informatiebronnen moet je het analyseschema
op de volgende pagina gebruiken (deze dus niet
invullen!).
Als je voldoende informatiebronnen hebt gevonden kan je ze
invullen in kader 3 op pagina 8&9. Bij het werkstuk moet je
de informatiebronnen meegeven, dat wil zeggen dat je de
boeken, brochures, websiteadressen & telefoonnummers van
te interviewen deskundigen en voor- en tegenstanders bij je
hebt, dus bewaar je informatiebronnen goed!
6
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
Checklist voor de kwaliteitscriteria voor informatie
Kwaliteitscriterium
Doel van het
kwaliteitscriterium
Vragen die je jezelf over de
informatie moet stellen
De informatie is
(tussen haakjes staat de vraag waar je
vervolgens naar toe moet)
Objectiviteit
Controleerbaarheid/
betrouwbaarheid
Meerzijdigheid
Onafhankelijkheid
Goede informatie is objectief, dat wil
zeggen dat de lezer of kijker door een
tekst of hoe een bericht gebracht wordt
niet een bepaalde mening wordt
opgedrongen zonder dat er uitdrukkelijk
bij gezegd wordt dat het een mening is.
Bij subjectieve informatie is het veel
moeilijker om zelf een goede eigen
mening te vormen
1 - Worden er in de tekst of door de opmaak
een mening/meningen naar voren gebracht?
• Ja
(2)
• Nee
niet van toepassing, dus objectief
(3)
• Objectief, want
a. er staan geen meningen in
en/of
b. het is duidelijk van wie de
mening is
2 - Is duidelijk van wie de mening is?
• Ja
informatie is objectief (3)
• Nee
informatie is subjectief (3)
• Subjectief, want het is niet
duidelijk van wie de mening is
Goede informatie is controleerbaar, dat
wil zeggen dat er in de tekst duidelijk
moet staan waar de informatie vandaan
komt. De bron moet dus gemeld zijn.
Bovendien moet die bron deskundig en
onafhankelijk zijn. Een bron is deskundig
als hij verstand heeft van de zaken
waarover hij praat. Een bron is
onafhankelijk als hij geen directe
belangen heeft bij het verstrekken van
bepaalde informatie.
Bij oncontroleerbare en onbetrouwbare
informatie is het veel moeilijker om zelf
een goede eigen mening te vormen
3 - Wordt de bron van de informatie gemeld
door de auteur?
• Ja
informatie is controleerbaar (4)
• Nee
informatie is oncontroleerbaar en
dus ook onbetrouwbaar (6)
• Controleerbaar, want de bron
is
[a] hijzelf
[b] een ander, nl ................
• Oncontroleerbaar en dus
onbetrouwbaar
4 - Is de bron deskundig?
• Ja
(5)
• Nee
informatie is onbetrouwbaar (6)
•?
weet niet, bron opzoeken (5)
• Betrouwbaar, want de bron is
deskundig en onafhankelijk
Goede informatie is meerzijdig, dat wil
zeggen dat de verschillende kanten van de
kwestie (als die er zijn) allen aan bod
komen. Dus zowel voor- als
tegenstanders. Het principe van hoor- en
wederhoor moet worden toegepast.
Bij eenzijdige informatie is het veel
moeilijker om zelf een goede eigen
mening te vormen
6 - Is er in de tekst sprake van een kwestie
waar voor- en tegenstanders bij betrokken
(kunnen) zijn?
• Ja
(7)
• Nee
criterium niet van toepassing (8)
Goede informatie wordt gegeven door een
onafhankelijke zender (krant, tijdschrift,
omroep, etc.), dat wil zeggen dat de
zender geen (financieel, politiek of
anderzins) direct eigenbelang mag
hebben bij het verstrekken van de
informatie. Een zender kan afhankelijk
zijn van lezers/kijkers, overheid en/of
sponsors.
Bij afhankelijke informatie is het veel
moeilijker om zelf een goede eigen
mening te vormen
8 - Is de zender bij het verstrekken van deze
informatie onafhankelijk van lezers/kijkers?
• Ja
(9)
• Nee
informatie is niet onafhankelijk
(9)
5 - Is de bron onafhankelijk?
• Ja
informatie is betrouwbaar (6)
• Nee
informatie is onbetrouwbaar (6)
• Onbetrouwbaar, want de
bron is niet deskundig en/of
onafhankelijk
• Meerzijdig
• Eenzijdig, want alleen de
kant belicht van ......................
• Niet van toepassing
7 - Komen in de tekst de verschillende kanten
van de kwestie aan bod?
• Ja
informatie is meerzijdig (8)
• Nee
informatie is eenzijdig (8)
9 - Is de zender bij het verstrekken van deze
informatie onafhankelijk van de overheid?
(censuur)
• Ja
(10)
• Nee
informatie is niet onafhankelijk
(10)
• Onafhankelijk
• Niet onafhankelijk,
namelijk afhankelijk van
[a] lezers/kijkers
[b] overheid
[c] sponsors
10 - Is de zender bij het verstrekken van deze
informatie onafhankelijk van sponsors?
• Ja
informatie is onafhankelijk
• Nee
informatie is niet onafhankelijk
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
7
Stap 3: Het zoeken en inlezen van geschikte informatiebronnen
-‘want …..’ alleen invullen als de informatiebron niet aan één of meer criteria voldoet
- het hoeven er geen 8 te zijn, mag ook minder, mag ook meer
- vul eventuele deskundigen en problemen in op de volgende pagina!
De informatiebronnen die we gaan gebruiken zijn:
Titel 1:
Soort informatiebron:
Bron/auteur/webadres:
Datum:
Voldoet wel/niet aan criterium ………………. want ………………………………………..
Titel 2:
Soort informatiebron:
Bron/auteur/webadres:
Datum:
Voldoet wel/niet aan criterium ………………. want ………………………………………..
Titel 3:
Soort informatiebron:
Bron/auteur/webadres:
Datum:
Voldoet wel/niet aan criterium ………………. want ………………………………………..
Titel 4:
Soort informatiebron:
Bron/auteur/webadres:
Datum:
Voldoet wel/niet aan criterium ………………. want ………………………………………..
Titel 5:
Soort informatiebron:
Bron/auteur/webadres:
Datum:
Voldoet wel/niet aan criterium ………………. want ………………………………………..
Titel 6:
Soort informatiebron:
Bron/auteur/webadres:
Datum:
Voldoet wel/niet aan criterium ………………. want ………………………………………..
Titel 7:
Soort informatiebron:
Bron/auteur/webadres:
Datum:
Voldoet wel/niet aan criterium ………………. want ………………………………………..
Titel 8:
Soort informatiebron:
Bron/auteurwebadres:
Datum:
Voldoet wel/niet aan criterium ………………. want ………………………………………..
8
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
Stap 3 vervolg
Titel 9:
Soort informatiebron:
Bron/auteur/webadres:
Datum:
Voldoet wel/niet aan criterium ………………. want ………………………………………..
Titel 10:
Soort informatiebron:
Bron/auteurwebadres:
Datum:
Voldoet wel/niet aan criterium ………………. want ………………………………………..
De deskundige die we gaan interviewen is:
Naam:
Functie:
Telefoonnummer:
of:
De voor- en tegenstander die we gaan interviewen zijn:
Naam voorstander
Telefoonnummer:
Eventueel functie:
Reden betrokkenheid:
Naam tegenstander:
Eventueel functie:
Reden betrokkenheid:
c. De deskundige
De voorstander
De tegenstander
Telefoonnummer:
ja/nee, want ......
ja/nee, want ......
ja/nee, want ......
Bij deze stap stuitten we op de volgende problemen:
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
9
Stap 4:
Het vinden van een antwoord op de deelvragen én de
onderzoeksvraag
Nu je het onderwerp hebt bedacht, de onderzoeksvraag en de deelvragen hebt geformuleerd en de
informatiebronnen bij elkaar gezocht hebt, kan je gericht antwoorden zoeken.
Het beste kan je de deelvragen onderling verdelen; de één zoekt het antwoord op die en die vraag, de ander
doet de andere vragen.
Wanneer je het antwoord hebt gevonden op een deelvraag, kan je het invullen in kader 4a op pagina 11. Bij
elk antwoord moet je nauwkeurig aangeven bij welke informatiebron je het hebt gevonden (boek, krant,
internet, deskundige, voorstander,
tegenstander), want zoals je weet is goede
informatie controleerbaar.
Wanneer je op alle deelvragen een antwoord
hebt gegeven, kan je kort je conclusie, dat wil
zeggen jullie mening, invullen in het kader 4b
op pagina 12. Omdat het gaat om 1 mening en
je met z’n tweeën het onderzoek doet, is het
heel belangrijk dat je het eens wordt over de
conclusie.
10
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
Stap 4a: Het vinden van een antwoord op de deelvragen (zie ook volgende pagina)
- Het antwoord op deelvraag 1 luidt:
Vindplaats (informatiebron):
- Het antwoord op deelvraag 2 luidt:
Vindplaats (informatiebron):
- Het antwoord op deelvraag 3 luidt:
Vindplaats (informatiebron):
- Het antwoord op deelvraag 4 luidt:
Vindplaats (informatiebron):
- Het antwoord op deelvraag 5 luidt:
Vindplaats (informatiebron):
- Het antwoord op deelvraag 6 luidt:
Vindplaats (informatiebron):
- Het antwoord op deelvraag 7 luidt:
Vindplaats (informatiebron):
- Het antwoord op deelvraag 8 luidt:
Vindplaats (informatiebron):
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
11
Stap 4b: Het vinden van een antwoord op de onderzoeksvraag
Het antwoord op/de conclusie van/onze mening over de onderzoeksvraag is:
Omdat (feiten en waarden):
Bij deze stap stuitten we op de volgende problemen:
12
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
Ruimte voor aantekeningen
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
13
Stap 5:
Het presenteren van de resultaten van het onderzoek
Je hebt het onderzoeksgedeelte nu afgerond. Nu moeten de resultaten van het onderzoek worden verwerkt in
een werkstuk of filmpje.
Beoordeling (6.5 punten)
Bij het werkstuk (of filmpje) moet je laten zien dat je:
 het onderwerp goed kent
Met andere woorden, als je op de hoofdvraag en alle deelvragen goed en volledig het antwoord weet.
Daarbij moet je zo objectief mogelijk zijn en pas bij de conclusie moet jullie eigen mening blijken
 je informatiebronnen kritisch hebt bekeken aan de hand van de checklist op pagina 7 van dit
logboek.
 kritisch hebt gekeken naar je aanpak van het onderzoek.
oftewel hoe je een onderzoek de volgende keer beter kan aanpakken (om je hierop voor te bereiden moet je
stap 6 van dit logboek invullen!)
En als dan alles voorbij is, kun je rustig gaan wachten op het cijfer …..
14
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
Scoreformulier werkstuk Maatschappijleer 2012
Datum:
Naam:
Naam:
Onderdeel
[a] Logboek
[b] Kennis van het onderwerp (voldoende antwoord op de
deelvragen)
Max.
Score
aantal
punten
3.5
3
[c] Objectiviteit, controleerbaarheid, meerzijdigheid van de
antwoorden
1
[d] Beargumentering van de eigen mening
1
[f] Evaluatie (stap 6)
0,5
Eindscore (+1)
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
15
Stap 6:
Evaluatie van de onderzoeksopdracht
Bij elk onderzoek dat je verricht gaan er dingen goed en dingen niet goed, dat is logisch. Door voor
jezelf en voor anderen (!) duidelijk te maken wat er precies goed en fout gegaan is, verlaag je de
kans dat je bij een volgend onderzoek in de problemen komt. Bovendien kan het ook liggen aan
* de tijdsplanning (op tijd begonnen? genoeg tijd gekregen?, juiste tijd van het jaar?, etc.),
* de onderzoeksopdracht (duidelijk genoeg?, genoeg vrijheid?, etc.)
* de samenwerking (goede taakverdeling?, hield iedereen zich aan de afspraken?, etc.)
* de beschikbare onderzoeksmiddelen (voldoende tijd voorcomputergebruik, aanwezige boeken, te
interviewen deskundigen/betrokkenen, etc.?),
* de begeleiding (werd je goed geholpen bij problemen?, was het duidelijk waar de docent je bij kon
helpen?, etc.
Natuurlijk kan je evenveel leren van wat er goed gegaan is.
Vul dan nu kader 6 zo eerlijk en kritisch mogelijk in.
That's all folks!
16
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
Stap 6: Evaluatie van de onderzoeksopdracht
(Alleen invullen indien van toepassing)
Wat was slecht/ging er fout en moet vooral verbeteren met betrekking tot:
- Onze tijdsplanning:
- De samenwerking:
- De onderzoeksopdracht:
- De beschikbare onderzoeksmiddelen:
- De begeleiding door de docent:
- Overige zaken:
Wat was/ging er goed en moet vooral zo blijven met betrekking tot:
- Onze tijdsplanning:
- De samenwerking:
- De onderzoeksopdracht:
- De beschikbare onderzoeksmiddelen:
- De begeleiding door de docent:
- Overige zaken:
Onderzoeksopdracht Maatschappijleer 2012
17
Download