Duurzame relaties in meervoud Ethische stapstenen in christelijk perspectief Thema voor november In dit artikel staan duurzame relaties ‘in meervoud’ centraal. Wij stellen vast dat er in onze huidige samenleving naast het huwelijk allerlei ‘andere’ vormen van intiem en duurzaam samenleven bestaan. Het is de bedoeling om vanuit christelijk perspectief voor deze ‘alternatieve’levensvormen ethische bakens voor ‘duurzaamheid’ aan te reiken, zonder evenwel het belang en de waarde van het huwelijk op de helling te zetten. Het huwelijk als liefdevol levensverbond Op intiem-relationeel vlak geeft de christelijke traditie de voorkeur aan de levensvorm van het huwelijk, als basis voor het gezin (huwelijksgezin). Deze voorkeur geldt niet alleen ethisch maar ook spiritueel en religieus, voor zover het huwelijk het beeld en de uitdrukking is van het verbond tussen God en zijn volk Israël, tussen Christus en zijn Kerk. Het Tweede Vaticaans Concilie, en vooral het huwelijkshoofdstuk van de pastorale constitutie Gaudium et Spes (1965), blijft ons inspireren om het huwelijk als een kwaliteitsvolle levensvorm te omschrijven en verder uit te diepen, namelijk als een “verbond van intieme liefdes- en levensgemeenschap” (nr. 48). Door de liefde centraal te stellen komt het Concilie tegemoet aan het levensgevoel van de hedendaagse mens die overtuigd is dat in authentieke liefde de volle zin van het leven te vinden is. Tegelijk vermijdt het Concilie een sentimentalistische verenging van de liefde door de verschillende dimensies van de intieme verbondsliefde te beklemtonen: “Vermits deze liefde als interpersoonlijke verhouding eminent menselijk is, omvat zij heel de persoon en is zij in staat om aan de lichamelijke en de gemoedsexpressies een bijzondere glans te geven en ze tot bestanddeel en geëigend teken van de echtelijke liefdesverbondenheid te adelen. Door een speciale gave van genade en liefde heeft de Heer deze liefde willen genezen, meer menselijk willen maken en 5 verheffen. Zo’n liefde, die het menselijke en het goddelijke in zich verenigt, brengt de echtgenoten tot een vrije en wederzijdse zelfgave, waarvan de tederheid die zij voelen en uitdrukken getuigenis aflegt, en is de ziel van heel het leven der gehuwden; bovendien groeit zij in volkomenheid juist in en door haar edelmoedige praktijk” (nr. 49). Het is deze intieme verbondsliefde die openstaat voor kinderen en zich ook maatschappelijk als een instituut verankert. En het Concilie ziet deze ‘adequaat en integraal begrepen liefde’ of kortweg ‘integrale liefde’ als een ‘doel-gebod’ (Zielgebot), namelijk als een na te streven roeping die zich in een dynamisch groeiproces gaandeweg verwezenlijkt en ‘vervolmaakt’. Andere vormen van intiem en duurzaam samenleven In onze huidige samenleving worden wij echter geconfronteerd met het feit dat er zich naast het huwelijk (en het huwelijksgezin) allerlei vormen van intiemrelationeel samenleven ontwikkelen, ook onder christenen. Denk enerzijds maar aan het voorhuwelijks samenwonen, dat na een aantal jaren uitmondt in huwelijk en gezin, en anderzijds aan het niet-huwelijks samenwonen dat leidt tot gezinsvorming. Of denk aan de burgerlijke hertrouw of het ongehuwd samenleven na echtscheiding, of aan de relaties van weduwen en weduwnaars, al dan niet in de vorm van samenwonen of een LAT-relatie (‘living apart together’). En naast deze heteroseksuele gedragingen zijn er ook de relaties en samenleefwijzen (tot en met het burgerlijk huwelijk) van (christelijke) homo’s en lesbiennes. Volgens de officiële kerkelijke leer gelden al deze relaties als ‘afwijkend’, ‘ongeoorloofd’ en ‘irregulier’, en dus als ‘fout’ en ‘zonde’ (Katechismus van de Katholieke Kerk, 1995, nrs. 2351-2356). Feit is echter dat de betrokkenen – en ook vele anderen in 6 de christelijke gemeenschap – het daar niet mee eens zijn en dergelijke relaties wel aanvaardbaar en verantwoord, zelfs passend en wenselijk achten. Daarom is het correcter de vermelde relaties, niet enkel te bestempelen als ‘feitelijk afwijkend’ maar ook als ‘heterodox’, precies omdat ze berusten op ‘overtuigingen’ die leiden tot de keuze ‘in eer en geweten’ van een voor-, niet- of nahuwelijkse duurzame relatiebeleving. Om recht te doen aan de vermelde ‘alternatieve’ en heterodoxe relatie- en samenleefvormen en de mogelijke kwaliteiten die ze in zich dragen, suggereren wij het begrip ‘duurzame liefdesrelatie’ te gebruiken. Dit begrip spiegelt zich aan de integraal begrepen huwelijksliefde, maar tegelijkertijd erkent het dat er andere vormen zijn van intieme levensrelatie die duurzaamheid beogen en nastreven. Zo wordt het mogelijk een ‘consistente en consequente’ intiemrelationele ethiek te ontwikkelen, die niet alleen op het huwelijk maar ook op de feitelijke ‘andere’ en heterodoxe intieme relaties van toepassing is. Bedding voor de stroom van een duurzame relatie Voor deze consistente relationele ethiek vinden we inspiratie in het grote erfstuk uit onze joods-christelijke traditie, namelijk de tien geboden. Alle christenen staan voor het appel om hun relatieleven, ook als het voor-, niet- of posthuwelijks is, zo menswaardig mogelijk te ontplooien. Daartoe kunnen de vier handelingsnormen van de tweede tafel van de tien geboden een inspirerend kader bieden. We starten met de handelingsnorm ‘gij zult niet doden’, die niet toevallig op de eerste plaats komt, vermits hij op intiem-relationeel vlak ook de voorwaarde vormt voor de andere normen. Er is geen menswaardige intieme relatie mogelijk als de verhouding berust op geweld, van welke aard dit 7 een intieme levensrelatie te stappen. In hun keuze voor een intieme levensvorm-in-liefde staan ze allen voor dezelfde ethische roeping en zending, namelijk die intieme liefde zo menswaardig mogelijk te realiseren. (1) Grensregels als voorwaarden tot kwaliteitsvol intiem samenleven geweld ook moge zijn: fysiek, psychisch, affectief, sociaal, direct of indirect, verbaal of non-verbaal. ‘Gij zult niet liegen’ maakt duidelijk dat een liefdevolle intieme relatie niet kan berusten op onwaarheid en leugen. Als derde gedragsregel geldt voor elke vorm van liefdevol samenleven: ‘gij zult niet stelen’. Niemand mag wat de ander is en wat hem toebehoort tot het zijne maken. De ‘reductie van de ander tot zichzelf’ houdt de ontkenning in van de eigenheid en het verschil tussen partners. Ten slotte is er de vierde regel ‘gij zult geen overspel plegen’, die seksuele – en ook andere vormen van – ontrouw verbiedt omdat ze schadelijk en ondermijnend zijn voor een duurzame relatie. Deze vier regels zijn geen exclusief voorrecht – geen exclusieve opdracht – van gehuwden, noch van hetero’s. Hij geldt even duidelijk voor nog niet, niet- of niet meer gehuwden, voor gescheidenen die hertrouwd zijn of een nieuwe relatie aangaan, zoals hij ook onverkort geldt voor homo’s en lesbiennes die ervoor kiezen in 8 De paradox van deze consistente ethiek van duurzame relatie is echter nog groter, in die zin dat de gedragsregels van de tweede tafel van de tien geboden in de strikte zin van het woord geen geboden zijn maar verboden. Op het eerste gezicht lijkt dat de oude demonen van een ethiek van de angst – als waarschuwing voor de negatieve gevolgen van seksuele overtredingen – op te roepen, maar bij nader toezien is dat niet zo. Het verbod heeft integendeel het voordeel dat het enkel de voorwaarden tot liefdevol gedrag aangeeft, zonder zelf in te vullen wat zo’n liefdevol gedrag concreet inhoudt. Verboden zijn enkel grensregels die als de lijnen op een voetbalveld de voorwaarden tot voetbalspel creëren, zonder in te vullen wat een kwalitatief voetbalspel inhoudt. De verboden van de tweede tafel, toegepast op elk intiem relatieleven, tasten de creatieve vrijheid van de partners niet aan maar dagen die veeleer uit. Als verboden wijzen ze enkel op ‘wegen ten dode’ – namelijk op handelwijzen die de liefde vernietigen – zonder de ‘weg ten leven’ vast te leggen. Dat is iets wat de partners zélf moeten ontdekken en ontwerpen, waarbij ze zich uiteraard kunnen laten inspireren door het voorbeeld van anderen die hen zijn voorgegaan. Voor christenen is een inspiratiebron bij uitstek de persoon en het handelen van Jezus. Duurzaamheid en creatieve vrijheid Als partners in hun intieme relatie geen geweld gebruiken, dan is dat uiteraard positief, maar dan valt tegelijk alles nog te doen. Wie de ander geen geweld aandoet, noch forceert of dwingt, heeft nog niets gedaan, ook niets verkeerds. Partners staan voor de opgave creatief op zoek te gaan naar vormen die respect uitdrukken en die levensbevorderend zijn voor elk van hen afzonderlijk en voor beiden samen. Hetzelfde geldt voor het tweede verbod ‘gij zult niet liegen’. Als men elkaar niet beliegt, dan is de voorwaarde tot betrouwbaarheid gecreëerd. Maar dan valt alles nog te doen om eerlijkheid en vertrouwen concreet gestalte te geven. Dan hebben de partners al hun creatieve vrijheid nodig om te ontdekken en te exploreren hoe ze elkaar op een constructieve wijze de waarheid kunnen vertellen en zo een eerlijke onderlinge omgangsstijl kunnen ontwerpen, zowel verbaal als niet-verbaal. Ook het verbod op diefstal geeft enkel de ondergrens aan, waaronder geen sprake meer kan zijn van liefdevolle bejegening. Tegelijk vraagt dit verbod om een ‘cultuur van het verschil’, zonder die concreet in te vullen. Partners zijn gelijkwaardig zonder aan elkaar gelijk te zijn: ‘mijn en dijn’. Daarom zullen zij doorheen hun onderlinge omgang en samenleven, en dankzij de voorbeelden van mensen die hen omringen, moeten (en mogen) leren hoe zij elkaars eigenheid en verschil niet alleen erkennen en bevorderen maar ook ontplooien tot een vorm van een verrijkende, nieuwe gemeenschappelijkheid. Ten slotte maakt het verbod op overspel niet alleen duidelijk dat een intiem partnerschap niet kan gebouwd zijn op ontrouw, maar ook dat er een ‘cultuur van scheppende trouw’, inclusief een kwalitatieve erotische en seksuele beleving nodig is om het partnerschap effectief – en dus niet alleen in opzet – duurzaam te maken. De paradox is ook hier dat het verbod op overspel vormen van seksueel gedrag buiten de eigen intieme relatie verwerpt, zonder evenwel de kwalitatieve vormen van seksuele omgang tussen de partners vast te leggen. Het is aan de partners zelf om een erotische omgangscultuur als expressie van hun verbondenheid en trouw te creëren. De ontwikkeling van deze expressieve intieme cultuur impliceert evenwel dat ook de vorige drie verboden gerespecteerd worden. De erotiek tussen partners mag niet gewelddadig zijn, noch leugenachtig en onwaarachtig, noch mag het verschil tussen beiden weggevaagd worden. In die zin dient het verbod op overspel inclusief begrepen te worden, als een synthese en integratie van de vorige grensregels als voorwaarden tot samenzijn en samenleven in liefde. Besluit Tot slot willen we beklemtonen dat een consistente relationele ethiek, die kwaliteitscriteria aanreikt voor duurzame relaties in meervoud, geenszins moet leiden tot egalisering of gelijkschakeling van alle intieme relatie- en samenleefvormen onderling of met het huwelijk. Zonder de verschillen in vorm en kwaliteit te ontkennen, wil een consequente relationele ethiek ook aandacht besteden aan de gelijkenissen en affiniteiten, en dus aan de positieve groeimogelijkheden. Daarom worden wij uitgedaagd om niet enkel oriëntaties te ontwikkelen voor wie het huwelijk volgens het ‘katholieke boekje’ beleven, maar ook voor hen die een andere vorm van intieme, duurzame relatie aangaan. Er geldt geen andere relationele en seksuele ethiek voor wie al dan niet gehuwd, of wie voor-, niet of na-huwelijks in duurzame liefde samenleeft, zoals er evenmin een aparte ethiek bestaat voor homo’s en lesbiennes die in liefde samenleven. En het verrassende is dat de eeuwenoude tekst van de tien geboden ons inspireert om uit het oude het nieuwe te voorschijn te halen (cfr. Mt 13,52). Prof. em. Roger Burggraeve sdb, moraaltheoloog KU Leuven 9 (1) Voor een verdere uitwerking, zie: R. BURGGRAEVE, Bedding voor de stroom van een duurzame liefde. Ethische stapstenen en perspectieven, Torhout-Kortrijk, Katho (Katholieke Hogeschool, ZuidWest-Vlaanderen), 2012, 18 p.; K. DEMASURE, Liefde ingebed. Bakens voor een duurzame relatie, Antwerpen, Halewijn, 2009, 179 p.; R. BURGGRAEVE & I. VAN HALST, Al de vragen van ons leven. Een ethiek voor het dagelijks leven? Tielt, Lannoo, 2008 (3de druk), 158 p. (vooral hoofdstukken 2, 3, 6). Roger Burggraeve is doctor in de moraaltheologie en hoogleraar-emeritus christelijke ethiek aan de K.U.Leuven. Hij voert onderzoek naar o.a. de seksuele ethiek, het denken van Levinas, het christelijk denken over vrede, tolerantie en nationalisme, de verhouding tussen bijbel en filosofie, het probleem van kwaad en vergeving, enz. Hij is medestichter en voorzitter van het Centrum voor Vredesethiek van de K.U.Leuven. Als Salesiaan van Don Bosco is hij tevens deeltijds medewerker van Eigentijdse Jeugd. Professor emeritus Roger Burggraeve schreef met Ilse Van Halst het boek ‘Gedreven tussen goed en kwaad’, Lannoo, 2010. VRAGEN TER BESPREKING 1. Hoe kijkt u als gelovige aan tegen het feit van de toenemende samenleefvormen naast het huwelijk: voorhuwelijks samenwonen, niet huwelijks samenleven (als basis voor gezinsvorming), hertrouwd of ongehuwd samenleven na scheiding, niet-huwelijks samenleven of LAT-relaties van weduwen en weduwnaars, homoseksueel samenleven of (burgerlijk) huwen? 2. Wat denkt u van het kerkelijk standpunt dat alle niet-huwelijkse vormen van seksualiteit en samenleven ‘verkeerd’ zijn? 3. Wat denkt u van de huidige tendens in onze samenleving om alle intieme relatieen samenleefvormen als ‘evenwaardig’ te beschouwen en dus geen prioriteit meer toe te kennen aan het huwelijk? 4. Is het mogelijk om de niet-huwelijkse vormen van duurzaam samenleven positief te benaderen, zonder de christelijke voorkeur voor het huwelijk op te geven? 5. Hoe ziet u mensen een duurzame relatie creatief uitbouwen? 10