NRC Weekend Zaterdag 28 april & Zondag 29 april 2012 NRC Weekend Zaterdag 28 april & Zondag 29 april 2012 8 Wetenschap 9 Handelaar in geleerdheid Bacterievreters (fagen, blauwgroen) spuiten hun turquoise gekleurde DNAstreng in een bacterie (oranje). De eiwitmachines van de bacterie (rood) herkennen dit als gevaarlijk DNA, en maken in dat faag-DNA een buiging. Een knipeiwit (het kleine wit oplichtende bolletje), knipt op die buiging het faag-DNA in kleine stukjes. Daarna gebruikt de bacterie die DNA-bouwstenen weer voor zijn eigen (blauw gekleurde) DNA-strengen. I L LU S T R AT I E C L A U S LU N A U Blaeu maakte naast kaarten en globes ook boeken – zoals een invloedrijke editie van Copernicus’ meesterwerk. GESCHIEDENIS Karel Berkhout N Globe van Blaeu, 1645-1648. Doorsnede 68 cm. Deze globe toont de eerste ‘kaart’ waarop Nieuw-Zeeland staat afgebeeld. Blaeu kreeg als eerste informatie over de ontdekkingen van Abel Tasman rond Australië. COLLECTIE SCHEEPVAARTMUSEUM iet lang nadat het Vaticaan het boek De revolutionibus orbium coelestium van de astronoom Copernicus in 1616 verbood, publiceerde uitgever Blaeu in Amsterdam dit toen omstreden boek over de zon als middelpunt van het heelal. ‘Verboden door Rome’ gold daarbij in de calvinistische Nederlanden als een aanbeveling, die de verkoop van het boek waarschijnlijk heeft opgestuwd. “Zoals tegenwoordig de toevoeging ‘ongeautoriseerd’ een biografie commercieel aantrekkelijker maakt. Of zoals het Italiaanse schrijversechtpaar Monaldi & Sorti reclame maakt met het feit dat ze hun thrillers in Amsterdam laten verschijnen omdat die in Italië onder druk van Rome niet kunnen verschijnen”, zegt historica Djoeke van Netten, die onlangs is gepromoveerd op een proefschrift over Blaeu (zie kader). Willem Jansz Blaeu (1571-1638) is wereldberoemd als maker van atlassen, globes en kaarten, maar veel minder als uitgever van wetenschappelijke boeken. Toch groeide Blaeu vroeg in de Gouden Eeuw uit tot de grootste wetenschappelijke uitgever van de jonge handelsnatie en bracht behalve het boek van Copernicus ook vele (school)boeken over wiskunde, astronomie en navigatie uit. Blaeu was een behendige boekenkoopman, die uiteindelijk een fortuin vergaarde met zijn commerciële aanpak. Typerend was dat hij ook katholieke werken publiceerde, waarover calvinistische dominees tevergeefs klaagden bij het stadsbestuur. Tegelijkertijd was Blaeu een geleerd man, die als leerling van de beroemde Deense sterrenkundige Tycho Brahe grote kennis verwierf over wiskunde en astronomie. “Per brief sprak Blaeu bijvoorbeeld met Brahe af om op hetzelfde tijdstip de maansverduistering te bestuderen – om een afstand te berekenen”, vertelt Van Netten, “Dat was vooral voor de wetenschap.” Blaeus dubbelrol van handelaar en geleerde was ook goed zichtbaar bij de uitgave van het boek van Copernicus in 1617. In de wetenschappelijke wereld werd rond 1600 gedebatteerd over de al eerder gepubliceerde opvatting van de Poolse astronoom dat de zon niet om de aarde draaide, zoals de Bijbel meldt, maar andersom (heliocentrisme). In Nederland werd de bijbelse leer aangehangen – ook door de meeste geleerden en autoriteiten – maar het debat kon zonder problemen worden gevoerd. “Blaeu zag een mogelijkheid om geld te verdienen door de heruitgave van De revolutionibus”, zegt Van Netten, maar een geheid kassucces was Willem Jansz Blaeu GRAVURE VAN JEREMIAS FALCK het boek zeker niet: “De meeste hoofdstukken bevatten wiskunde die voor een groot publiek ondoorgrondelijk is. Dat Blaeu het boek wilde uitgeven was ook omdat hij de ideeën van Copernicus wilde verspreiden.” Na de vermaarde uitvinder Simon Stevin was Blaeu de tweede Copernicaan in de Republiek. De twee eerdere edities van De revolutionibus – gedrukt in het buitenland – waren uitverkocht. De Gro- ningse geleerde Mulerius – een antiCopernicaan – bewerkte het boek, waarbij hij vooral fouten in de wiskunde corrigeerde. De heruitgave heette dan ook Astronomia Instaurata, waarbij ‘instaurata’ iets betekent als ‘hersteld’. De uitgave van Blaeu was door zijn beschikbaarheid en kwaliteit eeuwenlang dé editie van Copernicus’ boek. Het pleidooi van de Italiaan Galilei voor Copernicus geldt als beslissend in het debat over het heliocentrisme. “Maar het boek van Blaeu verdient een plaats naast Galilei”, vindt Van Netten, “door deze editie is het debat vermoedelijk eerder en scherper gevoerd.” Dat illustreert hoe belangrijk Blaeu en zijn collega-uitgevers waren voor de wetenschap in de zeventiende eeuw. “Dankzij hun commerciële aanpak. Doordat zij brood zagen in bepaalde wetenschappelijke boeken, verspreidden zij kennis”, zegt Van Netten. Het lijkt alsof de uitgevers toen alleen geïnteresseerd waren in bestsellers en niet in minder profijtelijke ‘zuivere’ wetenschap. “Maar het begrip ‘zuivere wetenschap’ is een negentiende-eeuws concept”, zegt Van Netten. Dat kun je niet op de zeventiende eeuw leggen. “Toen zag de wetenschap er heel anders uit. Geleerden voerden gesprekken, maar die zijn vergeten. Ze schreven brieven, maar alleen onderling. Het zijn de boeken waarin de kennis is vastgelegd en die nog altijd ons beeld van de wetenschap in die tijd bepalen.” Bacteriën hebben een slimme verdedigingslinie: een databank met belagers. Na een match worden die vernietigd. B I O LO G I E Marianne Heselmans Hoe bacteriën vechten tegen hun vijanden J Vriend van zeelieden en geleerden De grote doorbraak van Willem Jansz Blaeu als uitgever kwam met het Het licht der zee-vaert (1608), een boek vol zeekaarten. Het was zeker niet het eerste navigatiehandboek, maar gold wel decennia lang als het beste. De kaarten waren actueler dan in andere boeken, de tabellen helderder en de houtgravures fraaier. Er was een extra pagina met een oproep om fouten te corrigeren. Het hoofdstuk over Het licht der zee-vaert is typerend voor het proefschrift Koopman in kennis van Djoeke van Netten (1980). De dissertatie is helder geschreven, rijk aan veelzeggende details en geeft behalve van Blaeu ook een beeld van de Nederlandse wetenschap en het drukkerswezen in de vroege zeventiende eeuw. Blaeu was een meesterlijke netwerker, die zowel goede contacten onderhield met zeelieden (in het begin van zijn loopbaan) als (later) met regenten. Hij ging veel om met de grootste geleerden van zijn tijd, onder wie Caspar Barlaeus en Hugo de Groot (Grotius), van wie hij ook de werken uitgaf. Bij Grotius werd Blaeu aanbevolen door zijn neef P.C. Hooft, dichter en toneelschrijver. Blaeu was namelijk ook goed thuis in literai- re kringen en was lang de grootste uitgever van toneelteksten en poëzie. Een literair talent als Vondel had hij vroeg in het vizier. Door zijn eruditie is Blaeu wel aangeduid als mercator sapiens, een ‘wijze koopman’. Van Netten verzet zich tegen deze kwalificatie van Barlaeus, omdat ‘sapiens’ sloeg op mensen die bij de vormgeving van hun leven teruggrepen op de klassieke filosofen en dichters. Blaeu beheerste het Latijn matig en leidde niet het ingetogen leven van de humanist. Blaeu was een mercator doctus, een geleerde koopman. Zijn kennis hielp Blaeu bij het (laten) corrigeren van het drukwerk, dat meestal van hoge kwaliteit was. Waar geleerden over andere uitgevers mopperden, hadden zij geen klachten over de kwaliteit van Blaeus uitgaven. Blaeu verving op tijd de drukblokken, vergrootte soms de letters voor de leesbaarheid en deed al snel al het drukwerk in eigen beheer. Wel was hij soms traag. Zo klaagde Vossius erover dat de uitgave van zijn boeken maanden aansleepte. De handelseditie van ‘Koopman in Kennis’ verschijnt dit najaar bij Walburg Pers. Omslag van ‘Het licht der zee-vaert’ (1608) van Willem Jansz Blaeu. B I J Z O N D E R C O L L E C T I E S V A N U N I V E R S I T E I T S B I B L I O T H E E K A M S T E R D A M e zou het niet denken, maar ook bacteriën hebben een geheugen. Veel soorten kunnen zich ‘herinneren’ welke specifieke vijanden hen of hun voorouders ooit hebben belaagd. Als ze deze belagers dan weer tegenkomen, hakken ze die gericht in mootjes. Hoe ze dat doen, blijkt nu uit foto’s van de vechtende darmbacterie Escherichia coli, vorige week in Molecular Cell. De foto’s zijn het resultaat van vijf jaar wereldwijd onderzoek aan een ingenieus immuunsysteem onder bacteriën, eentje met een geheugen. Bacteriën worden bedreigd door bacteriofagen, letterlijk vertaald: bacterievreters, de virussen van bacteriën. Het zijn niet-levende eiwitDNA-deeltjes van 20 tot 200 nanometer groot. In een gram melk kunnen er 100 miljoen zitten. Kijk op plaatjes hoe eng ze eruit kunnen zien, met hun eiwitkoppen vol spijkers, hun scherpe hechtharen, hun lange, bobbelige eiwitkragen en hun sliertig DNA. Ze zitten overal. In onze darmen, in potgrond, in vlees, op onze huid en op onze bureautafel. Sommige zijn agressief. Eerst boren hun uitsteeksels zich in de bacterie. Dan spuiten ze hun DNA naar binnen. Dan kan deze bacterie niet anders dan als een razende faag-DNA en faag-eiwit gaan maken. Om na een half uur uitgeput en vol met spijkerige fagen open te barsten. Zijn soortgenoten achterlatend met duizenden nieuwe bacterievreters. Dat er überhaupt nog leven is, is te danken aan een scala aan immuunsystemen onder bacteriën. Tien jaar geleden dachten microbiologen nog dat bacteriën zich maar op een paar eenvoudige manieren konden verdedigen. Bekend was bijvoorbeeld wel dat ze zich onzichtbaar voor fagen kunnen maken en dat ze het binnendringen van faag-DNA kunnen blokkeren. En ook dat ze willekeurig al het DNA dat niet van henzelf is kapot kunnen knippen. Maar dat ze precies, uit miljoenen soorten fagen, die fagen kunnen herkennen die het speciaal op hen hebben gemunt, dát verwachtte men niet van eencelligen zonder celkern. Afgelopen jaren bleek echter zo’n vijftig procent van de bacteriesoorten zo’n immuunsysteem te hebben. In 2007 kwam het Deense biotechnologiebedrijf Danisco – inmiddels van chemieconcern DuPont – met de eerste bewijzen (Science, 23 maart 2007). Het geheugen voor fagen, meldde dit bedrijf toen, is een kenmerkend stukje ‘harde schijf’ in het bacterieDNA, bestaande uit steeds weer terugkerende rijtjes van zo’n dertig letters. Tussen die repeterende stukjes eigen DNA, CRISPR genoemd, kunnen de bacteriën stukjes DNA opslaan van de agressieve fagen die ze wisten te overleven. Al snel daarna bleek dat de darmbacterie E. coli in zijn CRISPrDNA de gegevens heeft van 20 fagen. Anderen, zoals de vulkaanbacterie Sulfolobus solfataricus, hebben honderden stukjes faag-DNA opgeslagen. Dit databestand, dat zo’n 1 procent van het totale DNA kan beslaan, geven de bacteriën aan de volgende generatie door. E i w i t m a ch i n e s Intussen zijn ook details onthuld over de eiwitmachines die continu, als politieagenten, DNA-strengen in bacteriecellen controleren op faagDNA. Deze eiwitmachines, ‘Cascades’ geheten, zijn een paar grote in elkaar gekronkelde slingers. Daarin zit een kopietje van het in het geheugen opgeslagen faag-DNA, in de vorm van een zogeheten RNA-molecuul. Signaleren die eiwitmachines ergens in de cel DNA, dan gaan ze met dat kopietje de hele streng langs om te checken of het gevaarlijk faag-dna is. Bacteriën die in hun geheugen DNA hebben opgeslagen van honderd fagen, kunnen dus ook honderd verschillende controlerende eiwitmachines in hun cel hebben zwemmen. Maar hoe maakt zo’n controlerende eiwitmachine het gevaarlijke DNA kapot, nadat hij dit heeft herkend? Microbioloog Edze Westra van de Wageningen Universiteit is eerste auteur van de publicatie hierover in Molecular Cell van 16 april. Samen met de Leidse onderzoeker Remus Dame was hij jaren bezig de verdediging succesvol in een kweekbakje na te bootsen en in foto’s te vangen. En toen lukte het. De onderzoekers lieten de darmbacterie E. coli de Cascade-eiwitmachine maken. Ook lieten ze hem een vreemd stukje DNA in zijn geheugen opslaan. Vervolgens stelden zij de bacterie bloot aan het vreemde DNA en fotografeerden wat er gebeurde. Met atoomkrachtmicroscopie volgden ze tot op de nanometer hoe de Cascade-eiwitten dit vreemde DNA aanvielen. Hun foto’s zijn bewerkt tot de illustratie hierboven. De turquoise ketting is het binnengedrongen faagDNA, de rode bolletjes het cascadecomplex. “Kijk”, zegt Westra enthousiast door de telefoon vanuit een laboratorium in Engeland. “Eerst wordt het DNA gebogen. Dan gaat het cascade op de buiging liggen. En dan knipt een ander eiwit het DNA door.” In het plaatje zijn dat de oplichtende witte bolletjes. “Bij ons was het DNA binnen enkele minuten tot losse bouwstenen afgebroken. In de natuur, waar de omstandigheden beter zijn, gebeurt dit waarschijnlijk binnen enkele seconden.” Westra en collega’s toonden ook aan hoe elegant het controleren van DNA-strengen gaat. Om lettercodes te Een opname met een elektronenmicroscoop toont hoe vele fagen een bacterie aanvallen F O T O G R A H A M C O L M checken, moeten de in elkaar gestrengelde DNA-strengen eerst uit elkaar worden getrokken, wat energie kost. Het Cascade-eiwitcomplex blijkt nu alleen te binden aan DNA dat ‘opgewonden’ is, zoals een opgewonden elastiek of een ouderwetse telefoonsnoer. De energie die vrijkomt bij het losser maken van de strengen gebruikt hij voor zijn controlewerk. Maar een hoop vragen zijn nog niet opgelost, vertelt de onderzoeker ook. “Er zijn nóg twee immuunsystemen met zo’n geheugen bekend. Daarvan is nog niet opgehelderd hoe het faag-DNA wordt afgebroken.” Ook onduidelijk is nog hoe de bacteriën faag-DNA in hun eigen DNA inbouwen. En onder welke omstandigheden ze dit doen. Waterige melk Danisco/DuPont is al robuustere bacteriën aan het maken. Hun bacteriën krijgen een geheugen ingebouwd met daarin het DNA van gevaarlijke fagen. Dat lijkt handig voor zuivelbedrijven. Zuivelbedrijven kampen regelmatig met fagen die gericht hun melkzuurbacterie doden. In plaats van yoghurt of kaas, krijgen ze dan waterige melk met eiwitklonten. Ook voor de bacteriële productie van medicijnen, chemicaliën of bioplastic kan het nuttig zijn om bacteriën te hebben die fagen weten te verslaan. En zo kan dit onderzoek misschien ook de ‘faagtherapie’ helpen. Faagtherapie is een nog experimentele therapie, waarbij in plaats van antibiotica, gericht fagen worden ingezet om ziekmakende bacteriën te doden. Zulke therapieën mislukken als de bacteriën die medicinale fagen in hun geheugen gaan opslaan. Maar nu kunnen biotechnologen die fagen zo veranderen, dat ze het bacteriegeheugen omzeilen. Net als in de natuur, waar fagen natuurlijk ook voortdurend proberen om hun prooien te slim af te zijn.