Humane wetenschappen Probleemgestuurd onderwijs in Humane Wetenschappen 1 Inleiding Jan volgt het derde jaar Humane Wetenschappen. Hij zit op een school waar kleuter-, basis- en secundair onderwijs op eenzelfde site zijn ondergebracht. Toen hij op een morgen in september naar school kwam, zag hij hoe een kleuter tot het uiterste ging om buiten de schoolpoort te blijven. De moeder was wanhopig en probeerde de kleuter, die zich ondertussen op de grond had geworpen, op te tillen en toch binnen te brengen. Zij werd hardhandiger in haar pogingen. De kleuterjuf werd blijkbaar op de hoogte gebracht en kwam toegesneld. Zowel de moeder als de kleuter waren overstuur en moesten tot rust gebracht worden. Bij het begin van de les gedragswetenschappen was Jan nog volop bezig met wat hij net had zien gebeuren. Toen sprak de leraar hem aan. Het thema van die les was “de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kleuter”. Jan probeerde zich te concentreren en het voorval te vergeten. Toen de leraar les gaf over separatieangst kwam het verhaal opnieuw opborrelen en vertelde hij uiteindelijk wat hij had zien gebeuren. Andere leerlingen sprongen hem bij en vertelden hun verhalen. Uiteindelijk stelden ze zich de vraag hoe je dergelijke situaties als kleuterjuf het best kunt hanteren. De vraag die de leerlingen in het voorbeeld zelf aanbrengen, zou het uitgangspunt kunnen zijn voor de leraar. De leraar formuleert nu een probleem en stelt bronnen ter beschikking. Zo worden de leerlingen gestuurd bij het verwerven van kennis i.v.m. de spanning tussen verbondenheid en verzelfstandiging in de kindertijd. Bij het zoeken naar oplossingen kunnen vaardigheden aan bod komen die in de overkoepelende doelen van het leerplan Humane Wetenschappen vervat zijn. Kennisverwerving en vaardigheden inoefenen zijn in deze context twee van elkaar te onderscheiden maar niet te scheiden aspecten van leren. In Probleemgestuurd Onderwijs (PGO) wordt er ingezet op het integreren van beide in de didactische aanpak. Het biedt mogelijkheden om leerinhouden uit het leerplan HW te verwerven terwijl er ook vaardigheden, die verband houden met onderzoekscompetenties en samenwerkingsvaardigheden, worden ingeoefend. Omwille van deze didactische meerwaarde kozen wij er voor om in deze bijdrage dieper in te gaan op PGO. Na een meer precieze omschrijving van PGO verwijzen we naar enkele kansen die deze methode biedt om tot diepteleren te komen. Aan de hand van een concreet voorbeeld illustreren we de verschillende stappen die je als leraar kunt zetten in de voorbereiding van een concrete opdracht binnen PGO. 1 Daarna verduidelijken we een probleemoplossend model dat de leerlingen stuurt bij het zoeken naar oplossingen en een houvast biedt voor de leraar bij het coachen van het leerproces. Tenslotte wijzen we op een aantal valkuilen bij het hanteren van PGO als onderwijsmethode. 2 Verkenning van het PGO Probleemgestuurd onderwijs is een onderwijs- en leermethode waarbij problemen gebruikt worden als startpunt voor het verwerven van kennis, attitudes en vaardigheden. Er wordt aan de leerlingen een probleem gegeven voorafgaand aan het verwerven van nieuwe kennis. Door de confrontatie met het probleem wordt bij het zoeken naar een oplossing de vroeger verworven kennis geactiveerd. De leerlingen ervaren echter dat de voorkennis niet voldoet om het probleem op te lossen. Wanneer je het probleem op een uitdagende manier formuleert, ontstaat er een intrinsieke motivatie om verder op zoek te gaan naar nieuwe kennis om het probleem op te lossen. Je kunt het probleem en de ondersteunende leeromgeving ontwerpen in functie van de doelen uit het leerplan die je aan bod wil laten komen. Een degelijke afstemming tussen het probleem, de ondersteunende leeromgeving (bronnen, verwijzingen, adviezen, stappenplannen …) en de leerplandoelen die je wenst te bereiken, is van cruciaal belang. PGO vertoont nogal wat gelijkenissen met projectonderwijs. Toch zijn er ook verschillen tussen projectonderwijs en PGO. Deze verschillen hebben vooral te maken met de mate van sturing door de taak en door de leraar. De onderstaande tabel verduidelijkt het verschil tussen PGO en projectonderwijs. Probleemgestuurd onderwijs (PGO) Projectonderwijs (PO) Aan de hand van een taak VERWERFT de leerling kennis. Aan de hand van een taak, PAST de leerling al verworven kennis en vaardigheden TOE. Het aantal vrijheidsgraden van de taak is groter dan bij PGO. De taak is zo opgesteld dat het leren sterk in één bepaalde richting wordt gestuurd. Een probleemgestuurde taak is vrij kort om de leerling zo precies mogelijk naar de te verwerven kennis/vaardigheden te sturen. De groepjes leerlingen die de taak uitwerken, worden onderwijsgroepen genoemd. Het samenwerken in groep beperkt zich tot het analyseren van het probleem, de taken verdelen en de uitkomsten uitwisselen. Probleemgestuurd onderwijs loopt over een periode van enkele weken. Een projectonderwijstaak is veelal uitgebreider en biedt daarmee meer mogelijkheden om verschillende kennisbestanden aan te spreken. De groepjes leerlingen die de taak uitwerken, worden projectgroepen genoemd. Het samenwerken in groep is intensief en veel regelmatiger. Er wordt dan ook een groepsproduct verwacht. Projectonderwijs loopt over een periode van enkele maanden. 2 PGO wordt vaak in verband gebracht met hoger onderwijs. Dit heeft te maken met het feit dat de eerste toepassingen daar aan bod kwamen. De universiteit van Maastricht verwierf in 1974 heel wat faam omwille van de toepassing van PGO in de faculteit geneeskunde. Toch biedt deze methode ook heel wat kansen in het secundair onderwijs en zeker in een richting zoals Humane Wetenschappen. We gaan iets dieper in op de vraag waarom je er voor zou kunnen kiezen om leerlingen aan de hand van probleemanalyse nieuwe leerinhouden en vaardigheden te laten verwerven. * Het aangeboden probleem fungeert als prikkel om voorkennis te activeren. Het beschikken over voorkennis is noodzakelijk, maar op zich niet voldoende. Het is belangrijk dat er een context aanwezig is die deze voorkennis ook activeert. * Onze kennis bestaat niet uit losse feiten maar uit beelden, netwerken en schema’s. Het activeren van de voorkennis en het verwerven van nieuwe kennis binnen een context van het probleem bevordert de integratie van de nieuwe kennis. Hierdoor verhoogt de mogelijkheid om op langere termijn de kennis te activeren. * Bij het werken rond problemen, die als uitdagend worden beleefd, verhoogt de kans op intrinsieke motivatie tot leren. * Je kunt de leerlingen nieuwe leerinhouden laten verwerven terwijl ze vaardigheden oefenen. We denken hierbij vooral aan metacognitieve vaardigheden, samenwerking- en probleemoplossingvaardigheden. Leerlingen leren immers het probleem op te lossen en het eigen leerproces te sturen via een planmatige aanpak. 3 Een probleemomschrijving en een leeromgeving construeren We werken een concreet voorbeeld uit omtrent een thema uit het leerplan, namelijk omgaan met diversiteit (hier toegepast op de multiculturele samenleving). Stap 1: Formuleren van de leerplandoelen die je wil bereiken. * * * * * Kunnen aantonen dat verschillende mechanismen een rol kunnen spelen wanneer mensen met verschillen worden geconfronteerd en zich bedreigd voelen. De mechanismen kunnen situeren binnen het sociobehavioristisch, cognitief en systeemmodel. De begrippen frustratie, angst en attribuering kunnen toelichten en toepassen op conflicten binnen een multiculturele samenleving. Vormen van conflicthantering kunnen toepassen op de multiculturele samenleving: onderhandelen, ontkennen en confrontatie. Het verband kunnen leggen tussen de organisatie van de maatschappelijke velden in een samenleving en de manier waarop die samenleving omgaat met multiculturaliteit. 3 Stap 2: Een probleem construeren. * In de probleemformulering kunnen er al bewust leerinhouden verwerkt worden. De leerlingen zullen immers starten met het verklaren van begrippen, verschijnselen of theorieën waar in het probleem wordt naar verwezen en die hen vreemd zijn. * Het is van belang om een probleem te construeren: * dat zo nauw mogelijk aansluit met de leefwereld van de leerlingen. Het is wenselijk om te werken rond een probleem dat ze zelf naar voor brengen én aan leerplandoelen kan gekoppeld worden; voorbeeld: ervaringen van leerlingen met betrekking tot multiculturaliteit in hun woonomgeving, op reis …; waar zo veel mogelijk binnen authentieke contexten kan aan gewerkt worden; voorbeeld: samenwerking met buurthuizen in grootstedelijke gebieden; waarvan de oplossing een maatschappelijke relevantie heeft. voorbeeld: de oplossingen bespreken met een buurtwerker. In de klas kun je met verschillende soorten problemen aan de slag. - Zo kun je een beschrijving geven van een verschijnsel of gebeurtenis en vragen om onderliggende verklaringen te zoeken. Voorbeeld: je kunt een beschrijving geven van verschillen tussen een aantal landen m.b.t. de manier waarop ze omgaan met de multiculturele samenleving. Leerlingen kunnen verklaringen zoeken vanuit één of meerdere maatschappelijke velden binnen die samenlevingen. - Je kunt rond de multiculturele samenleving werken vanuit een strategieprobleem. Voorbeeld: je kunt een beschrijving geven van een buurt waar zich vaak raciale conflicten voordoen. Je kunt de leerlingen vragen om in de schoenen van een buurtwerker te kruipen en strategieën voor te stellen om met de conflicten om te gaan. - Het kan ook boeiend zijn om dilemmaproblemen aan te bieden. Voorbeeld: de directeur van een school in Brussel wordt door de ouders onder druk gezet om geen migranten in te schrijven. Dit gebeurt naar aanleiding van een conflict in de school waarbij ouders van allochtonen en migranten lijnrecht tegenover elkaar stonden. De ouders hebben zich verenigd en dreigen er mee hun kinderen naar een andere school te sturen. De directeur moet 4 zich houden aan de wetgeving omtrent het inschrijvingsrecht. Hij wil echter ook de deuren van zijn school niet sluiten want samen met de leraren gelooft hij dat ze een goede school proberen te zijn voor alle leerlingen. Veel leerlingen verliezen betekent ook dat hij nogal wat jonge leraren waar hij veel vertrouwen in heeft moet ontslaan. Stap 3: De criteria bepalen waaraan de oplossingen moeten voldoen. * Hierdoor kun je de leerling sturen in de richting van de leerplandoelen die je vooropstelt. Voorbeeld: bij het verklaren van de verschillen tussen de manier waarop een samenleving omgaat met het gegeven multiculturaliteit moeten er ten minste drie maatschappelijke velden aan bod komen. * De criteria worden best concreet geformuleerd. o o Voorbeeld: de oplossing die wordt geformuleerd in het strategieprobleem moet maximaal op een consensus van alle betrokkenen gebaseerd zijn. Voorbeeld: er moeten minimaal drie strategieën van conflicthantering overwogen worden (onderhandelen, negeren, samenwerken, scheiden ...). Stap 4: De leraar schept een ondersteunende leeromgeving. * Je geeft relevante bronnen aan om rond het probleem aan de slag te gaan. * Je kiest voor bronnen die in verband kunnen gebracht worden met de leerplandoelen die je nastreeft. Voorbeeld: de doelstellingen verwijzen naar o.a. het cognitief model. Het is dan ook belangrijk dat je bronnen opneemt waarin dit model aan bod komt of er minstens naar verwijst. * Hoeveel ruimte je laat aan leerlingen om zelf op zoek te gaan naar relevante bronnen is afhankelijk van: o de tijd die je wenst te besteden aan de opdracht; o de beginsituatie: bijvoorbeeld het niveau van de informatievaardigheden van de leerlingen; o de vaardigheden die je met de opdracht wenst te oefenen. Zo kun je bijvoorbeeld de betrouwbaarheid van een aantal bronnen die je opneemt in de leeromgeving laten evalueren door de leerlingen. Deze opdracht heeft dan eerder betrekking op het kritisch kunnen evalueren van bronnen dan op het efficiënt kunnen opzoeken in netwerken van informatie. Stap 5: Een toets samenstellen waarin het bereiken van de doelen individueel wordt getoetst. In een toets wordt er nagegaan in welke mate de doelstellingen door de individuele leerlingen zijn verworven. 5 4 De probleemoplossing door de leerlingen Er zijn verschillende manieren mogelijk waarop leerlingen aan de slag kunnen gaan bij het zoeken naar een oplossing voor het probleem. De zevensprong is het meest in de praktijk toegepaste model. Stap 1: Onduidelijke begrippen, verschijnselen en theorieën uitleggen die in de probleemformulering aan bod komen. De leerlingen kunnen hierbij taken verdelen in de onderwijsgroep. Stap 2: Definiëring van het probleem: verschillende elementen die deel uitmaken van het probleem worden in de omschrijving betrokken. De leerlingen gebruiken hierbij de correcte vakterminologie. Stap 3: Analyse van het probleem: brainstorming vanuit de voorkennis die aanwezig is en geactiveerd wordt door het probleem. Stap 4: Clustering van samenhangende ideeën in de groep. Stap 5: De leerlingen stellen zich de vraag naar de kennis die hen ontbreekt om op een dieper niveau het probleem op te lossen. De criteria waaraan de oplossing moet voldoen spelen mee. Stap 6: Doornemen en eventueel opzoeken van aanvullende informatie buiten de groep. Stap 7: Formuleren en toetsen van de oplossingen. Ook hier wordt er gerefereerd naar de criteria waaraan de oplossing moet voldoen. In stap 6 gaan de leerlingen hoofdzakelijk individueel aan de slag. Er kunnen bij het groepswerk afspraken gemaakt worden omtrent wie de rol opneemt van gespreksleider en notulist. De leraar coacht het proces in de verschillende groepen. Hij focust zich hierbij zowel op de inhoudelijke kennisverwerving, de samenwerking, als op het proces van het zelfstandig leren. Hij stelt uitdagende vragen, geeft adviezen, stuurt bij indien de transfer van inhoudelijke kennis naar het probleem toe niet correct gebeurt … 5 Valkuilen Om niet in een aantal valkuilen te trappen is het goed je een aantal vragen te stellen vooraleer je effectief met een concrete opdracht start in de klas. * Beschikken de leerlingen over elementaire vaardigheden om zelfstandig te kunnen werken? o Het is bijvoorbeeld meer dan wenselijk om zelf voldoende degelijk bronnenmateriaal te voorzien indien de informatievaardigheden van de leerlingen nog beperkt zijn. 6 o Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de elektronische leeromgeving. De coach zal het procesmatig werken intenser moeten ondersteunen naargelang de metacognitieve vaardigheden van de leerlingen beperkter zijn. * Sluit de probleemstelling voldoende aan bij de voorkennis en leerervaringen van de leerling? We verwijzen hier naar de zone van de naaste ontwikkeling om tot een uitdagende maar toch haalbare opdracht te komen. * Zijn de leerdoelen voldoende duidelijk voor de leraar en de leerlingen? o Welke kennis moeten ze verwerven? o Welke graad van beheersing van specifieke vaardigheden beogen we? * Zijn de probleemstelling en de criteria waaraan de oplossing moet beantwoorden van die aard dat daarin de leerdoelen duidelijk worden en effectief aan bod komen? * In welke mate sluit het coachen van leerlingen in een PGO-setting aan bij je onderwijsstijl als leraar? Leerlingen coachen in een dergelijke setting vraagt een andere benadering dan aanbiedend onderwijs. De rol van coach kan je in meer of mindere mate liggen. In een ondersteunende schoolcultuur kunnen leraren elkaar vinden en wederzijds aanvullen vanuit hun verschillende onderwijsstijlen. 6 Tenslotte We hopen dat je bij het lezen van deze bijdrage zin hebt gekregen om het één en ander uit te proberen in de klas. Weet dat je een beroep kunt doen op de vakbegeleiders Humane Wetenschappen indien je als individuele leraar en/of als vakgroep het probleemgestuurd onderwijs een plaats wil geven op school. Laat deze bijdrage geen eenrichtingsverkeer zijn en informeer ons gerust i.v.m. genomen initiatieven. We wensen je alvast boeiende lessen toe. Bibliografie Moust, J.H.C., Schmidt, H.G. (1998). Probleemgestuurd onderwijs: praktijk en theorie. Groningen, Wolters-Noordhof. Dochy, F., Heylen, L., Van de Mosselaer, H. (2001). Coöperatief leren in een krachtige leeromgeving: handboek voor probleemgestuurd leren in de praktijk. Leuven, Acco. Van de Vleuten, C.P.M., Driessen, E.W. (2000). Toetsing probleemgestuurd onderwijs. Groningen, Wolters-Noordhof. in 7 Vorming – nascholing - Nascholing Coöperatieve leerstrategieën, door Koen Mattheeuws op donderdag 6 oktober 2011 om 14.00 uur in DPB-Brugge. Studiedag ‘Wie maakt het nieuws? – kritisch omgaan met media’ op vrijdag 7 oktober 2011 in K.U. Leuven. Aanvangsbegeleiding beginnende leraren op woensdag 19 oktober 2011 om 14.00 uur in DPB-Brugge. Studiedag: ‘identiteit en persoonlijkheid’ op woensdag 29 februari 2012 in KULAK. Netwerkvergadering leraren HW op woensdag 9 mei 2012 om 14.00 uur in ‘d Abdij. Sharepoint Humane Wetenschappen http://humanewetenschappen.vvkso.net Je kunt een aanvraag voor naar [email protected]. een login rechtstreeks sturen Niet vergeten te vermelden: - naam voornaam school humane wetenschappen. Wie zijn oud wachtwoord vergeten is, kan een nieuw aanvragen. Het oude kan niet worden opgezocht. Alle leraren die een account aanvragen worden opgenomen als ‘materiaalinzenders’. Dit betekent dat iedereen dan materiaal kan invoegen in de map ‘les- en bronmateriaal’. Een sharepoint is enkel interessant als zoveel mogelijk collega’s hier gebruik van maken. We willen dan ook iedere collega aansporen om in de eerste plaats een login aan te vragen, maar vooral om ook interessant bron- en lesmateriaal in de juiste submappen te posten. Hendrik Despiegelaere Luk Van Canneyt 8 Coöperatieve Leerstrategieën. Een systematische en onderbouwde manier om leerinhouden actief te verwerken en leerprestaties te verhogen. Doelgroep: leraren uit de richting Humane Wetenschappen, Sociaal Technische Wetenschappen, Leefgroepenwerking Docent: Koen Mattheeuws Datum en uur: donderdag 6 oktober 2011 van 14.00 u. tot 17.00 u. Plaats: DPB-centrum d'Abdij, Baron Ruzettelaan 435, 8310 Assebroek Inschrijfprijs: € 45 Cursuscode: S12/032/A Dag van Humane wetenschappen Woensdag 7 maart 2012 (volledige dag) K.U.Leuven Kulak Kortrijk, Etienne Sabbelaan 53, 8500 Kortrijk 9