handleiding bij de serie `regesten oorkonden geefhuis`

advertisement
HANDLEIDING BIJ DE SERIE 'REGESTEN OORKONDEN GEEFHUIS'
door
dr. A.C.M. Kappelhof
Stadsarchief 's-Hertogenbosch
hoofd bureau Archieven
8 april 1997
1.
Doel en opzet
Samen met het Groot Gasthuis is de Tafel van de H. Geest zonder twijfel de oudste zuiver charitatieve
instelling van de stad Den Bosch. Het archief van deze tafel moet dan ook beschouwd worden als het
grootste, best bewaarde en belangrijkste onder de archieven van de Bossche Godshuizen. De hierna
volgende regestenlijst is bedoeld als een begin van de ontsluiting van het middeleeuwse deel van het
archief van de H. Geesttafel. Ruwweg valt dit archief uiteen in enerzijds een aantal series, die zonder
veel lacunes bewaard zijn gebleven zoals rekeningen, manualen van ontvangsten en manualen van
uitgaven, resolutiën en registers van verpachtingen van verschillende soorten
vermogensbestanddelen, anderzijds uit duizenden losse stukken, voor zover daterend van vóór 1500,
hoofdzakelijk charters. Deze losse stukken zijn nu alle gedateerd, chronologisch geordend en getracht
is de inhoud ervan weer te geven in een analyse, die de kern van de zaak raakt.
Bijna alle stukken van vóór 1500 zijn in het Latijn gesteld en daarom voor de meeste onderzoekers
niet toegankelijk. Dit vormde een bijzonder motief om de oudste stukken door middel van niet al te
summiere regesten te ontsluiten.
Vanaf 1340 neemt het aantal stukken gestaag toe.
Het oorkondenbestand is tamelijk homogeen van aard: bijna alle stukken handelen over onroerend
goed of daarop rustende rechten. Het gaat dus om:
1.
transporten van onbebouwde percelen grond, huizen, losse stukken land en afgeronde
agrarische bedrijfseenheden, z.g. hoeven;
2.
vestigingen of transporten van daarop rustende grondrenten, te betalen in geld en natura;
3.
uitgiften in cijns of pacht, resp. tegen geld en of te leveren in natura, van onbebouwde
percelen grond, huizen, landerijen en hoeven.
Bijna al deze oorkonden zijn verleden voor schepenen van Den Bosch. Vanaf 1328 komen we af en
toe een notariële oorkonde tegen, maar pas na 1360 neemt hun aantal sterk toe.
Op enkele uitzonderingen na zijn alle goederen en rechten gelegen in de Meierij van Den Bosch
inclusief het graafschap Megen en het Land van Herpen (later genaamd Land van Ravenstein), welke
gebieden in de Middeleeuwen in bepaalde opzichten deel uitmaakten van deze Meierij.
Met opzet hebben wij niet het klassieke model van het regest gehanteerd met zijn archaïsch
woordgebruik, zijn lange zinnen en zijn opeenhopingen van eigennamen en toponiemen. Het model,
dat we hebben ontworpen voor deze lijst, mikt op een grotere overzichtelijkheid en een betere
leesbaarheid. Zo zijn de onderpanden, waarop grondrenten werden gevestigd en de goederen die in
erfcijns/erfpacht werden gegeven, steeds in een afzonderlijke alinea vermeld. De kern van de
handeling is aangegeven in een aantal trefwoorden dat boven ieder regest is geplaatst. Langere
regesten bestaan uit meerdere zinnen. De namen van de Bossche en andere schepenen zijn
weggelaten evenals die van de getuigen in een notariële oorkonde. Slechts wanneer een oorkonde
niet werd verleden voor schepenen van Den Bosch, is dat vermeld.
2. De betekenis van het archief
De waarde van dit deel van het archief van de Tafel van de H. Geest ligt vooral op de terreinen van de
rechtsgeschiedenis, de economische geschiedenis, de toponymie, de historische geografie en de
lokale geschiedenis van plaatsen gelegen in de Meierij van Den Bosch. De rechtshistoricus, die zich
wil verdiepen in zaken als het ontstaan van het testament, de geschiedenis van de erfpacht en de
grondrente, het voorkomen van de tocht (het recht van vruchtgebruik dat toekwam aan de
langstlevende echtgenoot) en de wijze waarop onroerende goederen werden overgedragen van de
ene bezitter op de andere (1), kan met dit materiaal veel doen. De geschiedenis van het fenomeen
stichting, reeds bestudeerd (2) door J.P.A. Coopmans kan aan de hand van dit materiaal verder
worden uitgediept.
De testamenten bevatten veel gegevens die voor de beoefenaren van meerdere disciplines
interessant zijn. Te denken valt aan: het aantal, de omvang, de aard, het motief en de bestemming
van de legaten. De aard van de gelegateerde goederen verschaft gegevens over het
consumptiepatroon. De woonplaats en het beroep van degene, die een testament maakte, worden
nauwkeurig aangegeven en vormen een sleutel tot diens sociale positie. Aan vele legaten waren
lasten verbonden zoals jaargetijden of "spynden" (uitdelingen van goederen onder de armen).
Tenslotte vormen de testamenten een middel om de opkomst van het Bossche notariaat te
bestuderen (3).
Van meer economisch historische aard zijn onderwerpen als de vermogensvorming van de Bossche
2
Godshuizen en de in paragraaf 1 vermelde financiële verhouding stad-platteland. De localisaties van
de goederen verschaffen indirect vele gegevens over de topografie: loop van wateren, omheiningen
van percelen, eilanden in de Maas. De talrijke persoonsnamen, waaronder vele voornamen die sedert
de Middeleeuwen in onbruik zijn geraakt, lenen zich voor een naamkundige studie.
3. Gebruiksaanwijzing
Ieder regest vangt aan met de datering omgezet in nieuwe stijl en met een korte aanduiding door
middel van trefwoorden van de inhoud. De Bossche schepenen gebruikten in ieder geval vanaf 1244
de Paasstijl (het nieuwe jaar begint met Pasen), de notarissen vielen onder het hof van de bisschop
van Luik en gebruikten dus de aldaar gangbare Kerststijl (het nieuwe jaar begint met Kerstmis). Nog
steeds niet bekend is, welke jaarstijl de schepenbanken in de Meierij gebruikten. De bewerker van het
Oorkondenboek van Noord-Brabant meent, dat enige voorzichtigheid hierbij geboden is en dat er vage
aanwijzingen zijn, dat sommige schepenbanken de Kerststijl hanteerden. We hebben in de
voorkomende gevallen derhalve een dubbele datering gehanteerd.
De persoonsnamen zijn letterlijk overgenomen uit het stuk en dus niet gemoderniseerd of omgezet in
het Middelnederlands. Men kan natuurlijk betogen, dat Elisabeth "toch" Liesbeth luidde of "Lise" maar
waarom niet "Liseke" of "Lysbet"? Zekerheid bestaat er derhalve nooit en daarom is gekozen voor een
transcriptie. Het woordje "dictus" is steeds weergegeven met "gend.". Niet alle voornamen worden
overigens door "dictus" gevolgd. Vele achternamen bestaan uit een beroepsaanduiding, die steeds is
vertaald.
Onder meer doordat het Latijn geen bepalend lidwoord kent en "pistor" dus kan betekenen "de bakker"
of "bakker" maar ook "Bekkers" of "Bakkers", Het is moeilijk vast te stellen, of het gaat om een
achternaam of om een aanduiding van het beroep dat werkelijk werd uitgeoefend, zodat er
onzekerheid blijft bestaan over de juiste betekenis. Aangezien we wilden vermijden, dat het regest
werd overladen met Latijnse termen, hebben we deze aanduidingen vertaald. In veel gevallen zal het
toch zijn gegaan om beroepsaanduidingen.
De toponiemen zijn letterlijk overgenomen met inbegrip van de voorzetsels, indien deze zijn vermeld.
Gewoonlijk wordt een perceel eerst gelokaliseerd in de parochie X (een enkele keer in de heerlijkheid
Y) gevolgd door de zinsnede "ad locum dictum" + toponiem vaak gevolgd door "dictum" + toponiem.
Indien de belendingen bestaan uit landschapskenmerken (rivier, dijk, waterloop, steeg) is dit vermeld.
Namen van bezitters van belendende percelen zijn niet weergegeven evenals de namen van de
getuigen bij notariële oorkonden en van schepenen.
Erfcijnzen zijn uitgedrukt in ponden, schellingen en penningen, waarbij £ 1 = 20 sch. = 240 penn. De
gehanteerde rekenmunten zijn het pond Leuvens (tot ca 1300), daarna meestal het pond Bosch'
payment, het pond oude groten of het pond oud geld. De koersen van deze rekenmunten zijn niet
aangegeven in de stukken, zodat we daarover bij gebrek aan rekeningen en manualen in het duister
tasten. Indien in de regesten geen rekenmunt wordt vermeld, is er steeds sprake van het Bosch'
payment.
De oppervlaktemaat is, tenzij anders wordt vermeld, steeds de Bossche.
Alleen wanneer een andere maat is gebruikt, is dit vermeld (zie verder paragraaf 4).
Erfcijnzen en -pachten werden steeds jaarlijks betaald. Alle leveranties in natura moesten, tenzij
anders wordt vermeld, in Den Bosch aan het huis van de verpachter c.q. grondrenteheffer worden
geleverd. De indruk bestaat, dat de meest voorkomende betaaldatum Lichtmis (2 februari) was. Bij de
erfcijnzen zijn St. Jan Baptist (24 juni) en Kerstmis (25 december) zeer gebruikelijk. Overigens zijn de
betaaltermijnen niet opgenomen in de regesten.
Af en toe zijn Latijnse termen die in de tekst voorkomen en die wat meer licht werpen op de aard van
de handeling geciteerd. Alle aangehaalde woorden zijn onderstreept (toevoeging april 1996) (b.v.
procurator, provisor enz.)
De tocht is het recht van vruchtgebruik, dat toekwam aan de langstlevende echtgenoot. Zolang hij of
zij leefde, konden de kinderen, die het erfrecht hadden, er niet over beschikken. De tochtenaar mocht
het goed echter niet in waarde verminderen, vervreemden of met renten belasten. Wanneer de
kinderen nu goed wilden vervreemden of wilden bezwaren met b.v. een grondrente en de vader of
moeder bezat de tocht, dan was het noodzakelijk dat laatstgenoemde eerst afstand deed van dit recht.
Wij betitelden deze handeling, die in een afzonderlijke oorkonde werd vastgelegd, als het "afgaan van
de tocht" (4).
De vest (hereditatio; werkwoord hereditare = vesten) is de handeling, waarbij het onroerend goed of
een daarop gevestigd zakelijk recht wordt geleverd en wordt overgedragen aan een andere bezitter.
Een clericus is een persoon, die de lagere wijdingen heeft ontvangen en dus tot de geestelijke stand
3
behoort, maar (nog) niet tot priester is gewijd. De meeste notarissen waren clerici.
Een investitus is een geestelijke, die bekleed is met een kerkelijk beneficie. Gemakshalve mogen wij
hem betitelen als een pastoor.
Een capellanus is een geestelijke die in het bezit is van een beneficie verbonden aan een zijaltaar in
een kerk. Een capellanus mag men niet gelijk stellen aan een 20ste eeuwse kapelaan (assistent van
een pastoor).
Het klooster Porta Coeli (Poort de Hemels) lag tot 1542 buiten de stadsmuren op een hoger gelegen
plaats, de Baseldonk, en is ca 1200 gesticht door een ter plaatse gegoed grootgrondbezitter. Het was
een Wilhelmietenklooster. Het klooster Zennewijnen was een Norbertinessenklooster gelegen ten
zuidwesten van Tiel aan de Waal.
Een gemeijnte is een complex, veelal weinig intensief gebruikte gronden, dat in gemeenschappelijk
gebruik was bij de bewoners van een dorp of een gehucht ("herdgang"). De gemeijnten bestonden uit
heidevelden, moerassen, zandverstuivingen, bossen en slecht grasland. In Brabant werd de gemeijnt
beheerd door de dorpsgemeenschap middels z.g. keuren. De stad Den Bosch bezat eveneens een
gemeijnt die gelegen was rondom de stad en voornamelijk bestond uit wei- en hooiland.
De inhoud van de dorsale aantekeningen (notities op de achterzijde van de oorkonde) is alleen
aangegeven, wanneer deze de inhoud van de oorkonde verduidelijkt of in belangrijke mate aanvult.
De talrijke dorsale aantekeningen van personen of instellingen die in later tijd een cijns of pacht
moesten betalen, zijn niet vermeld.
Toegevoegd is een index op geografische namen gesplitst in een gedeelte Den Bosch (binnen de
stadsmuren) en Meierij + vrijdom van Den Bosch.
Hierbij is de indeling in gemeenten gehanteerd, zoals deze was toen deze lijsten gemaakt werden dus
in 1980. De laatste jaren is de hele provincie Noord-Brabant onderworpen aan een
herindelingsproces. Stukken over Rosmalen moet U dus zoeken onder Rosmalen en niet onder 'sHertogenbosch.
4. Afkortingen
a. geldeenheden
£1
£1 Lov.
£1 oude Tourn. groten
b. oppervlaktematen
bu
= bunder
m.
= morgen
h.
= hont
r.
= roede
= 20 sch.
= 240 penn.
= £1 Leuvens
= £1 oude Tournooise groten
mz.
malderz.
sz.
vz.
lz.
1 bu
1 mz. Bossche maat
1 mz. Peelse/Kempenlandse maat
1 dagwand
1 dagwand
1 m. (Bossche maat)
1 m.
In 1811 was:
1 m.
1 lz.
1 r.
= mudzaad
= malderzaad
= sesterzaad
= vatzaad
= lopenzaad
= 8 lz. = 1,33 morgen
= 16 lz. Bossche maat
= 12 lz. dito maat
= ¼ bu
= 4 vierdel
= 6 h. = 600 r.
= 6 lz.= 600 r.
= 0,993 ha
= 0,1655 ha
= 33 ca
Verder komen nog voor: 1 voer (voor hooiland)
1 dagwand (voor hooiland) = ¼ bunder = 4 vierdel
De grootte van de zg. zaadmaten (mz., malderz., sz.) en van de voer en de dagwand is niet bekend.
4
c. inhoudsmaten
m.
= mud
s.
= sester
l.
= lopen
1 mud = 2 malder (mauwer) = 8 sester = 16 lopen = ca 300.3 liter.
(dit volgens een opgave uit 1811, gedaan bij de invoering van het metrieke stelsel).
d.
Afkortingen
z.v.w. =
d.v.w. =
gend. =
OBNB =
THG =
nots. =
pr.
=
br.
=
nat.d.v. =
e.
zoon van wijlen;
dochter van wijlen
genaamd ("dictus")
Oorkondenboek Noord-Brabant, dl. I. De Meierij van 's-Hertogenbosch
Tafel van de H. Geest
notaris
priester
broeder
natuurlijke dochter van
Latijnse termen
Bepaalde Latijnse termen zijn als volgt vertaald:
area
erf
ager
hereditas
erfgoed
mansus
domus
huis
campus
mansio
woning
pratum
cum fundo
met de grond
pascuum
ortus
hof
palus
domistadium hofstad
merica
vicus
straat
stega
viculus
straatje
census hereditarius
plathea
straat
pactio hereditaria
aquae
het water
usufructum
bona
de goederen
pensio vitalis
terra
land
villa
akker
hoeve
kamp
beemd
weiland
broek
heide
steeg
erfcijn
erfpacht
tocht
lijfrente
dorp
Noten
1. zie hiervoor vooral: F.F.X. Cerutti, "De schepenbank in de Brabantse
stad en de bezwaring
van onroerende goederen", Varia Historica Brabantica, III (1969) 47-88
2. J.P.A. Coopmans, De rechtstoestand van de Godshuizen te 's-Hertogenbosch
vóór 1692 ('s-Hertogenbosch, 1964).
3. J. Mosmans, "De middeleeuwse notarissen te 's-Hertogenbosch', Bossche
Bijdragen, VI (1923-1924) 136-196.
4. A.S. De Blécourt en H.F.W.D. Fischer, Kort begrip van het Oud-Vaderlands burgerlijk recht, (7e druk; Groningen, 1969) 76 en 244.
5
De delen II en volgende
In afwijking van deel I bestaan de regesten in deel II niet meer uit volzinnen, maar zijn de gegevens
ondergebracht in categorieën die onder elkaar steeds in dezelfde volgorde zijn weergegeven. Het
grootste deel van de oorkonden bestaat immers uit akten, waarbij ten overstaan van schepenen van
Den Bosch onroerende goederen worden overgedragen of grondrenten worden gevestigd of
overgedragen. Dergelijke documenten lenen zich zeer goed voor een "gelede" weergave zoals hier is
toegepast. Een andere, veel kleinere groep van documenten zijn de testamenten waarbij dezelfde
procedure is gevolgd. De vaak talrijke legaten zijn niet zo uitvoerig behandeld als in het eerste deel.
De resterende akten zijn zeer divers van aard en hier is dan ook de wijze van regesteren toegepast
die in deel I is gevolgd.
Ter oriëntatie volgen hier enkele modellen van veel voorkomende akten.
1.
datum in opgeloste vorm
Vestiging erfpacht landerijen Tilburg
-naam van de persoon die de erfpacht heeft gevestigd ("verkoop"; VENDIDIT)
t.b.v.
naam van de persoon aan wie de erfpacht is verkocht
van:
grootte van de erfpacht
uit:
omschrijving en ligging van de onderpanden; de belendingen zijn omschreven
zoals in deel I (zie voorwoord aldaar p. vii)
lasten:
op het onderpand rusten lasten die in het stuk worden gespecificeerd
voorw.:
voorwaarden die worden gesteld bijvoorbeeld een dubbele erfpacht te leveren bij
de overdracht aan derden van het onderpand
extra onderpand: betiteld in de stukken als PIGNUS; een enkele maal stelt de verkoper een stuk
land, dat zijn eigendom of bezit is, als extra onderpand;in eerste instantie wordt de
schade immers verhaald op het onderpand
bijz:
eventuele bijzonderheden
2.
datum inopgeloste vorm
Uitgifte erfpacht hoeve Boxtel Lemnisheuvel
-naam van de persoon (of: instelling) die het goed heeft uitgegeven (DEDIT AD
ANNUUM ET HEREDITARIUM PACTUM e.d.)
aan:
naam van de persoon aan wie het goed is uitgegeven
van:
omschrijving en ligging van het goed
voor:
aard van tegenprestatie i.e. erfcijns of erfpacht en grootte daarvan
lasten:
als 1.
voorw:
als 1.
extra onderpand: als 1.
bijz.:
als 1.
In d.:
aantekeningen op de rug van de oorkonde die van belang zijn bijvoorbeeld wegens
de localisatie van het goed of wegens de wijze, waarop de Tafel het goed c.q. de
grondrente heeft verworven
N.B.:
aantekeningen over de bezegeling en andere materiële eigenaardigheden;
eveneens aantekeningen over het archief, waar het stuk thuishoort, indien dit niet
het archief van de Tafel is
3.
-aan:
wegens:
voor:
lasten:
voorw.:
datum in opgeloste vorm
Bet. belofte na uitgifte erfcijns huis Vismarkt
naam van de persoon die heeft beloofd een prestatie te leveren (PROMISIT ....SE
DATURUM ET SOLUTURUM)
naam van de persoon aan wie deze belofte wordt gedaan
omschrijving en localisatie van het uitgegeven goed
aard en omvang van de tegenprestatie
als in 1.
als in 1.
6
extra onderpand:
bijz.:
in d.:
N.B.:
als in 1.
als in 1.
als in 1.
als in 2.
4. datum in opgeloste vorm
Testament Heylwigis Milters erfpacht Berlicum
voor;
naam van de notaris voor wie het testament is gepasseerd; indien er sprake is van
een auth. uittreksel, een minuut of grosse, wordt aangegeven, voor zover bekend,
voor welke notaris de verschillende ontwikkelingsstadia zijn verleden
van:
naam van de testator/-trix
legaten:
korte omschrijving van de aard van de legaten; de legaten en erfstellingen t.b.v. de
Tafel zijn uitvoeriger omschreven; indien er roerende goederen worden vermeld, is
dat eveneens aangegeven
voorw.:
indien de voorwaarden, die talrijk zijn, betrekking hebben op het aan de Tafel
gelegateerde, is dit weergegeven
executeurs:
namen van personen die zijn benoemd tot executeurs vergezeld van qualificaties
plaats:
omschrijving van de plaats, waar het testament (of c.q. het auth. uittreksel) is
opgesteld
De kopregesten vermelden de hoofdbestanddelen van de oorkonde.
Men dient er rekening mee te houden, dat tenzij anders is vermeld steeds:
-een erfpacht
bestaat uit rogge
-de graanmaat
is de Bossche maat
-de leverplaats van de erfpacht
is de stad Den Bosch
-£, sch. en penn.
slaan op de rekenmunt het Bosch' payement; het Bosch'
payement is al rond 1455 gefixeerd op 7 stuiver, wat zo zou
blijven
-plaatsnamen
zijn de namen van de parochies
Geïnsereerde oorkonden zijn alle opgenomen sub dato onder een eigen nummer.
Bij gevidimeerde oorkonden is dezelfde gedragslijn gevolgd. Minuten die bewaard zijn en later
bijvoorbeeld door een andere notaris zijn gegrosseerd, zijn eveneens sub dato onder een eigen
nummer opgenomen (voorbeeld nr.612a minuut - nr. 624 grosse).
Indien zaken als lasten, executeurs e.d. niet in de oorkonde vermeld staan, dan zijn ze ook niet
opgenomen in het regest.
Een probleem vormen de persoonsnamen. In de Bossche schepenoorkonden zijn veel achternamen
vertaald in het Latijn. Zo wordt "van Dijk" DE AGGERE en "van Doern" DE SPINA. Nu kent het Latijn
geen bepalend lidwoord, zodat Petrus PISTOR dus kan betekenen "Peter de bakker/Bakker" of "Peter
Bakker/ Becker". DE AGGERE kan men vertalen met "van Dijk" of met "van den Dijke".
In deel I zijn vele Latijnse achternamen derhalve niet vertaald. Uit de stukken blijkt soms echter
duidelijk, dat bijvoorbeeld "Albertus dictus Wael" "Albert de Wael(e)" heette en dat "Theodericus z.v.w.
Ywanus de Gravia" "Dirk z.v.w. Ywyn van den Grave" heette. Het leek ons verstandiger de
achternaam te vertalen indien er voldoende zekerheid bestond over de eigentijdse vorm. Bij
achternamen die uit beroepsaanduidingen bestaan is dit steeds vertaald zonder toevoeging van "de",
ofschoon het waarschijnlijk is, dat het in veel gevallen ging om Jan, de kleermaker. Het woordje
"dictus" dat aan iedere achternaam voorafgaat is niet meer vertaald door "gend".
De beroepsaanduidingen zijn in afzonderlijke index verwerkt. Men hoedde er zich echter voor te veel
waarde te hechten aan deze gegevens. "Arnoldus Candelator" kan betekenen: Aart de kaarsemaker
of Aart Keersemeker(s). Het woord CANDELATOR kan het beroep aanduiden, dat in werkelijkheid
werd uitgeoefend, het kan net zo goed het beroep zijn geweest van een van de voorouders en thans
fungeren als al of niet vaste achternaam.
De toponiemen zijn weer evenals in deel I in de oorspronkelijke spelling weergegeven met inbegrip
van de voorzetsels, indien deze zijn vermeld. Latijnse voorzetsels zijn vertaald. De namen van de
parochies zijn met ingang van dit deel niet meer in de oorspronkelijke spelling geschreven.
De a-nummers zijn om technische redenen later tussengevoegd. Moest er tussen een gewoon
nummer en een a-nummer nogmaals een stuk worden tussengevoegd, dan kreeg dit een nummer
7
bestaande uit een cijfer gevolgd door een -o-. Veel a-nummers zijn ontstaan doordat het van ca 1530
daterende cartularium (nr. 737, inv. Van Rooy, 1918) in een later stadum is verwerkt in de
regentenlijst.
Over de jaarstijl is onlangs opgemerkt, dat het niet zeker zou zijn, dat de notarissen van het hof van
Luik de Kerststijl gebruikten. De mogelijkheid zou bestaan, dat ze de jaardagstijl (1 januari)
hanteerden. Een aantal malen vermelden de notarissen expliciet, dat ze de stijl van het hof gebruikten
n.l.:
nr. 712 nots. Johannes Baldewini van Bynderen;
4 jan. 1372
nr. 831 nots. Adam van Mierd
9 nov. 1374
nr. 993 nots. Gerardus Croy
9 dec. 1386
nr. 1006 nots. Johannes Soeyvel
19 sept.1387
nr. 1023 nots. Petrus Polslauwer
7 okt. 1388
Volgens Grotefend is de Luikse stijl vanaf 1333 de Kerststijl.
Een oorkonde van de officiaal van Luik (nr.722 en nr 723) stelt ons echter voor problemen als we
uitgaan van de Kerststijl: immers de chronologie van de gebeurtenissen verzet zich tegen een
datering 29 december 1371. We nemen voorlopig aan dat de officiaal zich vergist heeft.
Tot slot moet nog worden opgemerkt, dat de oorkonden geregistreerd in de "Inventaris zegelkast" en
in de "Inventaris 100 Bossche testamenten" van de hand van mijn voorganger H. van Baavel O.
Praem. nog niet in deze regestenlijst zijn opgenomen, onder meer omdat van de meeste van deze
stukken niet bekend is, tot welk archief ze behoren. Overigens is door H.
van Bavel reeds veel voorwerk verricht voor deze regestenlijst. Door zijn toedoen werden immers alle
stukken gedateerd en op een betere wijze geborgen.
Van verschillende kanten is de wens geuit, dat er indices zouden komen op de regesten. In dit deel
treft u derhalve aan:
1.
2.
3.
4.
index op geografische namen op deel II
index van zaken op de delen I en II
index van beroepen en beroepsaanduidingen op de delen I en II
lijst van procuratoren en provisoren van de THG over de periode 1281-1373
8
correcties op deel I
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Zennewijnen was een Norbertinessenklooster, geen Cisterciënserinnenklooster. Het archief
wordt bewaard op de Abdij van Berne
Een CANDELATOR is een kaarsemaker, geen kandelmaker
Het STILLICIDIUM (nr.462) is de dakdrup
De z.g. dubbele erfcijns/-pacht moest betaald worden bij elke overdracht aan derden van het
uitgegeven stuk land. Deze clausule vormde waarschijnlijk de constitutie van de gewincijns,
waarover in latere stukken veelvuldig gesproken wordt
WCHT kan beter gelezen worden als VUCHT
MERICA is geen heide, meer moer
BONA te lezen als "het goed" niet als "de goederen"
9
Download