HANDLEIDING BIJ DE SERIE 'REGESTEN OORKONDEN GEEFHUIS' door dr. A.C.M. Kappelhof Stadsarchief 's-Hertogenbosch hoofd bureau Archieven 8 april 1997 1. Doel en opzet Samen met het Groot Gasthuis is de Tafel van de H. Geest zonder twijfel de oudste zuiver charitatieve instelling van de stad Den Bosch. Het archief van deze tafel moet dan ook beschouwd worden als het grootste, best bewaarde en belangrijkste onder de archieven van de Bossche Godshuizen. De hierna volgende regestenlijst is bedoeld als een begin van de ontsluiting van het middeleeuwse deel van het archief van de H. Geesttafel. Ruwweg valt dit archief uiteen in enerzijds een aantal series, die zonder veel lacunes bewaard zijn gebleven zoals rekeningen, manualen van ontvangsten en manualen van uitgaven, resolutiën en registers van verpachtingen van verschillende soorten vermogensbestanddelen, anderzijds uit duizenden losse stukken, voor zover daterend van vóór 1500, hoofdzakelijk charters. Deze losse stukken zijn nu alle gedateerd, chronologisch geordend en getracht is de inhoud ervan weer te geven in een analyse, die de kern van de zaak raakt. Bijna alle stukken van vóór 1500 zijn in het Latijn gesteld en daarom voor de meeste onderzoekers niet toegankelijk. Dit vormde een bijzonder motief om de oudste stukken door middel van niet al te summiere regesten te ontsluiten. Vanaf 1340 neemt het aantal stukken gestaag toe. Het oorkondenbestand is tamelijk homogeen van aard: bijna alle stukken handelen over onroerend goed of daarop rustende rechten. Het gaat dus om: 1. transporten van onbebouwde percelen grond, huizen, losse stukken land en afgeronde agrarische bedrijfseenheden, z.g. hoeven; 2. vestigingen of transporten van daarop rustende grondrenten, te betalen in geld en natura; 3. uitgiften in cijns of pacht, resp. tegen geld en of te leveren in natura, van onbebouwde percelen grond, huizen, landerijen en hoeven. Bijna al deze oorkonden zijn verleden voor schepenen van Den Bosch. Vanaf 1328 komen we af en toe een notariële oorkonde tegen, maar pas na 1360 neemt hun aantal sterk toe. Op enkele uitzonderingen na zijn alle goederen en rechten gelegen in de Meierij van Den Bosch inclusief het graafschap Megen en het Land van Herpen (later genaamd Land van Ravenstein), welke gebieden in de Middeleeuwen in bepaalde opzichten deel uitmaakten van deze Meierij. Met opzet hebben wij niet het klassieke model van het regest gehanteerd met zijn archaïsch woordgebruik, zijn lange zinnen en zijn opeenhopingen van eigennamen en toponiemen. Het model, dat we hebben ontworpen voor deze lijst, mikt op een grotere overzichtelijkheid en een betere leesbaarheid. Zo zijn de onderpanden, waarop grondrenten werden gevestigd en de goederen die in erfcijns/erfpacht werden gegeven, steeds in een afzonderlijke alinea vermeld. De kern van de handeling is aangegeven in een aantal trefwoorden dat boven ieder regest is geplaatst. Langere regesten bestaan uit meerdere zinnen. De namen van de Bossche en andere schepenen zijn weggelaten evenals die van de getuigen in een notariële oorkonde. Slechts wanneer een oorkonde niet werd verleden voor schepenen van Den Bosch, is dat vermeld. 2. De betekenis van het archief De waarde van dit deel van het archief van de Tafel van de H. Geest ligt vooral op de terreinen van de rechtsgeschiedenis, de economische geschiedenis, de toponymie, de historische geografie en de lokale geschiedenis van plaatsen gelegen in de Meierij van Den Bosch. De rechtshistoricus, die zich wil verdiepen in zaken als het ontstaan van het testament, de geschiedenis van de erfpacht en de grondrente, het voorkomen van de tocht (het recht van vruchtgebruik dat toekwam aan de langstlevende echtgenoot) en de wijze waarop onroerende goederen werden overgedragen van de ene bezitter op de andere (1), kan met dit materiaal veel doen. De geschiedenis van het fenomeen stichting, reeds bestudeerd (2) door J.P.A. Coopmans kan aan de hand van dit materiaal verder worden uitgediept. De testamenten bevatten veel gegevens die voor de beoefenaren van meerdere disciplines interessant zijn. Te denken valt aan: het aantal, de omvang, de aard, het motief en de bestemming van de legaten. De aard van de gelegateerde goederen verschaft gegevens over het consumptiepatroon. De woonplaats en het beroep van degene, die een testament maakte, worden nauwkeurig aangegeven en vormen een sleutel tot diens sociale positie. Aan vele legaten waren lasten verbonden zoals jaargetijden of "spynden" (uitdelingen van goederen onder de armen). Tenslotte vormen de testamenten een middel om de opkomst van het Bossche notariaat te bestuderen (3). Van meer economisch historische aard zijn onderwerpen als de vermogensvorming van de Bossche 2 Godshuizen en de in paragraaf 1 vermelde financiële verhouding stad-platteland. De localisaties van de goederen verschaffen indirect vele gegevens over de topografie: loop van wateren, omheiningen van percelen, eilanden in de Maas. De talrijke persoonsnamen, waaronder vele voornamen die sedert de Middeleeuwen in onbruik zijn geraakt, lenen zich voor een naamkundige studie. 3. Gebruiksaanwijzing Ieder regest vangt aan met de datering omgezet in nieuwe stijl en met een korte aanduiding door middel van trefwoorden van de inhoud. De Bossche schepenen gebruikten in ieder geval vanaf 1244 de Paasstijl (het nieuwe jaar begint met Pasen), de notarissen vielen onder het hof van de bisschop van Luik en gebruikten dus de aldaar gangbare Kerststijl (het nieuwe jaar begint met Kerstmis). Nog steeds niet bekend is, welke jaarstijl de schepenbanken in de Meierij gebruikten. De bewerker van het Oorkondenboek van Noord-Brabant meent, dat enige voorzichtigheid hierbij geboden is en dat er vage aanwijzingen zijn, dat sommige schepenbanken de Kerststijl hanteerden. We hebben in de voorkomende gevallen derhalve een dubbele datering gehanteerd. De persoonsnamen zijn letterlijk overgenomen uit het stuk en dus niet gemoderniseerd of omgezet in het Middelnederlands. Men kan natuurlijk betogen, dat Elisabeth "toch" Liesbeth luidde of "Lise" maar waarom niet "Liseke" of "Lysbet"? Zekerheid bestaat er derhalve nooit en daarom is gekozen voor een transcriptie. Het woordje "dictus" is steeds weergegeven met "gend.". Niet alle voornamen worden overigens door "dictus" gevolgd. Vele achternamen bestaan uit een beroepsaanduiding, die steeds is vertaald. Onder meer doordat het Latijn geen bepalend lidwoord kent en "pistor" dus kan betekenen "de bakker" of "bakker" maar ook "Bekkers" of "Bakkers", Het is moeilijk vast te stellen, of het gaat om een achternaam of om een aanduiding van het beroep dat werkelijk werd uitgeoefend, zodat er onzekerheid blijft bestaan over de juiste betekenis. Aangezien we wilden vermijden, dat het regest werd overladen met Latijnse termen, hebben we deze aanduidingen vertaald. In veel gevallen zal het toch zijn gegaan om beroepsaanduidingen. De toponiemen zijn letterlijk overgenomen met inbegrip van de voorzetsels, indien deze zijn vermeld. Gewoonlijk wordt een perceel eerst gelokaliseerd in de parochie X (een enkele keer in de heerlijkheid Y) gevolgd door de zinsnede "ad locum dictum" + toponiem vaak gevolgd door "dictum" + toponiem. Indien de belendingen bestaan uit landschapskenmerken (rivier, dijk, waterloop, steeg) is dit vermeld. Namen van bezitters van belendende percelen zijn niet weergegeven evenals de namen van de getuigen bij notariële oorkonden en van schepenen. Erfcijnzen zijn uitgedrukt in ponden, schellingen en penningen, waarbij £ 1 = 20 sch. = 240 penn. De gehanteerde rekenmunten zijn het pond Leuvens (tot ca 1300), daarna meestal het pond Bosch' payment, het pond oude groten of het pond oud geld. De koersen van deze rekenmunten zijn niet aangegeven in de stukken, zodat we daarover bij gebrek aan rekeningen en manualen in het duister tasten. Indien in de regesten geen rekenmunt wordt vermeld, is er steeds sprake van het Bosch' payment. De oppervlaktemaat is, tenzij anders wordt vermeld, steeds de Bossche. Alleen wanneer een andere maat is gebruikt, is dit vermeld (zie verder paragraaf 4). Erfcijnzen en -pachten werden steeds jaarlijks betaald. Alle leveranties in natura moesten, tenzij anders wordt vermeld, in Den Bosch aan het huis van de verpachter c.q. grondrenteheffer worden geleverd. De indruk bestaat, dat de meest voorkomende betaaldatum Lichtmis (2 februari) was. Bij de erfcijnzen zijn St. Jan Baptist (24 juni) en Kerstmis (25 december) zeer gebruikelijk. Overigens zijn de betaaltermijnen niet opgenomen in de regesten. Af en toe zijn Latijnse termen die in de tekst voorkomen en die wat meer licht werpen op de aard van de handeling geciteerd. Alle aangehaalde woorden zijn onderstreept (toevoeging april 1996) (b.v. procurator, provisor enz.) De tocht is het recht van vruchtgebruik, dat toekwam aan de langstlevende echtgenoot. Zolang hij of zij leefde, konden de kinderen, die het erfrecht hadden, er niet over beschikken. De tochtenaar mocht het goed echter niet in waarde verminderen, vervreemden of met renten belasten. Wanneer de kinderen nu goed wilden vervreemden of wilden bezwaren met b.v. een grondrente en de vader of moeder bezat de tocht, dan was het noodzakelijk dat laatstgenoemde eerst afstand deed van dit recht. Wij betitelden deze handeling, die in een afzonderlijke oorkonde werd vastgelegd, als het "afgaan van de tocht" (4). De vest (hereditatio; werkwoord hereditare = vesten) is de handeling, waarbij het onroerend goed of een daarop gevestigd zakelijk recht wordt geleverd en wordt overgedragen aan een andere bezitter. Een clericus is een persoon, die de lagere wijdingen heeft ontvangen en dus tot de geestelijke stand 3 behoort, maar (nog) niet tot priester is gewijd. De meeste notarissen waren clerici. Een investitus is een geestelijke, die bekleed is met een kerkelijk beneficie. Gemakshalve mogen wij hem betitelen als een pastoor. Een capellanus is een geestelijke die in het bezit is van een beneficie verbonden aan een zijaltaar in een kerk. Een capellanus mag men niet gelijk stellen aan een 20ste eeuwse kapelaan (assistent van een pastoor). Het klooster Porta Coeli (Poort de Hemels) lag tot 1542 buiten de stadsmuren op een hoger gelegen plaats, de Baseldonk, en is ca 1200 gesticht door een ter plaatse gegoed grootgrondbezitter. Het was een Wilhelmietenklooster. Het klooster Zennewijnen was een Norbertinessenklooster gelegen ten zuidwesten van Tiel aan de Waal. Een gemeijnte is een complex, veelal weinig intensief gebruikte gronden, dat in gemeenschappelijk gebruik was bij de bewoners van een dorp of een gehucht ("herdgang"). De gemeijnten bestonden uit heidevelden, moerassen, zandverstuivingen, bossen en slecht grasland. In Brabant werd de gemeijnt beheerd door de dorpsgemeenschap middels z.g. keuren. De stad Den Bosch bezat eveneens een gemeijnt die gelegen was rondom de stad en voornamelijk bestond uit wei- en hooiland. De inhoud van de dorsale aantekeningen (notities op de achterzijde van de oorkonde) is alleen aangegeven, wanneer deze de inhoud van de oorkonde verduidelijkt of in belangrijke mate aanvult. De talrijke dorsale aantekeningen van personen of instellingen die in later tijd een cijns of pacht moesten betalen, zijn niet vermeld. Toegevoegd is een index op geografische namen gesplitst in een gedeelte Den Bosch (binnen de stadsmuren) en Meierij + vrijdom van Den Bosch. Hierbij is de indeling in gemeenten gehanteerd, zoals deze was toen deze lijsten gemaakt werden dus in 1980. De laatste jaren is de hele provincie Noord-Brabant onderworpen aan een herindelingsproces. Stukken over Rosmalen moet U dus zoeken onder Rosmalen en niet onder 'sHertogenbosch. 4. Afkortingen a. geldeenheden £1 £1 Lov. £1 oude Tourn. groten b. oppervlaktematen bu = bunder m. = morgen h. = hont r. = roede = 20 sch. = 240 penn. = £1 Leuvens = £1 oude Tournooise groten mz. malderz. sz. vz. lz. 1 bu 1 mz. Bossche maat 1 mz. Peelse/Kempenlandse maat 1 dagwand 1 dagwand 1 m. (Bossche maat) 1 m. In 1811 was: 1 m. 1 lz. 1 r. = mudzaad = malderzaad = sesterzaad = vatzaad = lopenzaad = 8 lz. = 1,33 morgen = 16 lz. Bossche maat = 12 lz. dito maat = ¼ bu = 4 vierdel = 6 h. = 600 r. = 6 lz.= 600 r. = 0,993 ha = 0,1655 ha = 33 ca Verder komen nog voor: 1 voer (voor hooiland) 1 dagwand (voor hooiland) = ¼ bunder = 4 vierdel De grootte van de zg. zaadmaten (mz., malderz., sz.) en van de voer en de dagwand is niet bekend. 4 c. inhoudsmaten m. = mud s. = sester l. = lopen 1 mud = 2 malder (mauwer) = 8 sester = 16 lopen = ca 300.3 liter. (dit volgens een opgave uit 1811, gedaan bij de invoering van het metrieke stelsel). d. Afkortingen z.v.w. = d.v.w. = gend. = OBNB = THG = nots. = pr. = br. = nat.d.v. = e. zoon van wijlen; dochter van wijlen genaamd ("dictus") Oorkondenboek Noord-Brabant, dl. I. De Meierij van 's-Hertogenbosch Tafel van de H. Geest notaris priester broeder natuurlijke dochter van Latijnse termen Bepaalde Latijnse termen zijn als volgt vertaald: area erf ager hereditas erfgoed mansus domus huis campus mansio woning pratum cum fundo met de grond pascuum ortus hof palus domistadium hofstad merica vicus straat stega viculus straatje census hereditarius plathea straat pactio hereditaria aquae het water usufructum bona de goederen pensio vitalis terra land villa akker hoeve kamp beemd weiland broek heide steeg erfcijn erfpacht tocht lijfrente dorp Noten 1. zie hiervoor vooral: F.F.X. Cerutti, "De schepenbank in de Brabantse stad en de bezwaring van onroerende goederen", Varia Historica Brabantica, III (1969) 47-88 2. J.P.A. Coopmans, De rechtstoestand van de Godshuizen te 's-Hertogenbosch vóór 1692 ('s-Hertogenbosch, 1964). 3. J. Mosmans, "De middeleeuwse notarissen te 's-Hertogenbosch', Bossche Bijdragen, VI (1923-1924) 136-196. 4. A.S. De Blécourt en H.F.W.D. Fischer, Kort begrip van het Oud-Vaderlands burgerlijk recht, (7e druk; Groningen, 1969) 76 en 244. 5 De delen II en volgende In afwijking van deel I bestaan de regesten in deel II niet meer uit volzinnen, maar zijn de gegevens ondergebracht in categorieën die onder elkaar steeds in dezelfde volgorde zijn weergegeven. Het grootste deel van de oorkonden bestaat immers uit akten, waarbij ten overstaan van schepenen van Den Bosch onroerende goederen worden overgedragen of grondrenten worden gevestigd of overgedragen. Dergelijke documenten lenen zich zeer goed voor een "gelede" weergave zoals hier is toegepast. Een andere, veel kleinere groep van documenten zijn de testamenten waarbij dezelfde procedure is gevolgd. De vaak talrijke legaten zijn niet zo uitvoerig behandeld als in het eerste deel. De resterende akten zijn zeer divers van aard en hier is dan ook de wijze van regesteren toegepast die in deel I is gevolgd. Ter oriëntatie volgen hier enkele modellen van veel voorkomende akten. 1. datum in opgeloste vorm Vestiging erfpacht landerijen Tilburg -naam van de persoon die de erfpacht heeft gevestigd ("verkoop"; VENDIDIT) t.b.v. naam van de persoon aan wie de erfpacht is verkocht van: grootte van de erfpacht uit: omschrijving en ligging van de onderpanden; de belendingen zijn omschreven zoals in deel I (zie voorwoord aldaar p. vii) lasten: op het onderpand rusten lasten die in het stuk worden gespecificeerd voorw.: voorwaarden die worden gesteld bijvoorbeeld een dubbele erfpacht te leveren bij de overdracht aan derden van het onderpand extra onderpand: betiteld in de stukken als PIGNUS; een enkele maal stelt de verkoper een stuk land, dat zijn eigendom of bezit is, als extra onderpand;in eerste instantie wordt de schade immers verhaald op het onderpand bijz: eventuele bijzonderheden 2. datum inopgeloste vorm Uitgifte erfpacht hoeve Boxtel Lemnisheuvel -naam van de persoon (of: instelling) die het goed heeft uitgegeven (DEDIT AD ANNUUM ET HEREDITARIUM PACTUM e.d.) aan: naam van de persoon aan wie het goed is uitgegeven van: omschrijving en ligging van het goed voor: aard van tegenprestatie i.e. erfcijns of erfpacht en grootte daarvan lasten: als 1. voorw: als 1. extra onderpand: als 1. bijz.: als 1. In d.: aantekeningen op de rug van de oorkonde die van belang zijn bijvoorbeeld wegens de localisatie van het goed of wegens de wijze, waarop de Tafel het goed c.q. de grondrente heeft verworven N.B.: aantekeningen over de bezegeling en andere materiële eigenaardigheden; eveneens aantekeningen over het archief, waar het stuk thuishoort, indien dit niet het archief van de Tafel is 3. -aan: wegens: voor: lasten: voorw.: datum in opgeloste vorm Bet. belofte na uitgifte erfcijns huis Vismarkt naam van de persoon die heeft beloofd een prestatie te leveren (PROMISIT ....SE DATURUM ET SOLUTURUM) naam van de persoon aan wie deze belofte wordt gedaan omschrijving en localisatie van het uitgegeven goed aard en omvang van de tegenprestatie als in 1. als in 1. 6 extra onderpand: bijz.: in d.: N.B.: als in 1. als in 1. als in 1. als in 2. 4. datum in opgeloste vorm Testament Heylwigis Milters erfpacht Berlicum voor; naam van de notaris voor wie het testament is gepasseerd; indien er sprake is van een auth. uittreksel, een minuut of grosse, wordt aangegeven, voor zover bekend, voor welke notaris de verschillende ontwikkelingsstadia zijn verleden van: naam van de testator/-trix legaten: korte omschrijving van de aard van de legaten; de legaten en erfstellingen t.b.v. de Tafel zijn uitvoeriger omschreven; indien er roerende goederen worden vermeld, is dat eveneens aangegeven voorw.: indien de voorwaarden, die talrijk zijn, betrekking hebben op het aan de Tafel gelegateerde, is dit weergegeven executeurs: namen van personen die zijn benoemd tot executeurs vergezeld van qualificaties plaats: omschrijving van de plaats, waar het testament (of c.q. het auth. uittreksel) is opgesteld De kopregesten vermelden de hoofdbestanddelen van de oorkonde. Men dient er rekening mee te houden, dat tenzij anders is vermeld steeds: -een erfpacht bestaat uit rogge -de graanmaat is de Bossche maat -de leverplaats van de erfpacht is de stad Den Bosch -£, sch. en penn. slaan op de rekenmunt het Bosch' payement; het Bosch' payement is al rond 1455 gefixeerd op 7 stuiver, wat zo zou blijven -plaatsnamen zijn de namen van de parochies Geïnsereerde oorkonden zijn alle opgenomen sub dato onder een eigen nummer. Bij gevidimeerde oorkonden is dezelfde gedragslijn gevolgd. Minuten die bewaard zijn en later bijvoorbeeld door een andere notaris zijn gegrosseerd, zijn eveneens sub dato onder een eigen nummer opgenomen (voorbeeld nr.612a minuut - nr. 624 grosse). Indien zaken als lasten, executeurs e.d. niet in de oorkonde vermeld staan, dan zijn ze ook niet opgenomen in het regest. Een probleem vormen de persoonsnamen. In de Bossche schepenoorkonden zijn veel achternamen vertaald in het Latijn. Zo wordt "van Dijk" DE AGGERE en "van Doern" DE SPINA. Nu kent het Latijn geen bepalend lidwoord, zodat Petrus PISTOR dus kan betekenen "Peter de bakker/Bakker" of "Peter Bakker/ Becker". DE AGGERE kan men vertalen met "van Dijk" of met "van den Dijke". In deel I zijn vele Latijnse achternamen derhalve niet vertaald. Uit de stukken blijkt soms echter duidelijk, dat bijvoorbeeld "Albertus dictus Wael" "Albert de Wael(e)" heette en dat "Theodericus z.v.w. Ywanus de Gravia" "Dirk z.v.w. Ywyn van den Grave" heette. Het leek ons verstandiger de achternaam te vertalen indien er voldoende zekerheid bestond over de eigentijdse vorm. Bij achternamen die uit beroepsaanduidingen bestaan is dit steeds vertaald zonder toevoeging van "de", ofschoon het waarschijnlijk is, dat het in veel gevallen ging om Jan, de kleermaker. Het woordje "dictus" dat aan iedere achternaam voorafgaat is niet meer vertaald door "gend". De beroepsaanduidingen zijn in afzonderlijke index verwerkt. Men hoedde er zich echter voor te veel waarde te hechten aan deze gegevens. "Arnoldus Candelator" kan betekenen: Aart de kaarsemaker of Aart Keersemeker(s). Het woord CANDELATOR kan het beroep aanduiden, dat in werkelijkheid werd uitgeoefend, het kan net zo goed het beroep zijn geweest van een van de voorouders en thans fungeren als al of niet vaste achternaam. De toponiemen zijn weer evenals in deel I in de oorspronkelijke spelling weergegeven met inbegrip van de voorzetsels, indien deze zijn vermeld. Latijnse voorzetsels zijn vertaald. De namen van de parochies zijn met ingang van dit deel niet meer in de oorspronkelijke spelling geschreven. De a-nummers zijn om technische redenen later tussengevoegd. Moest er tussen een gewoon nummer en een a-nummer nogmaals een stuk worden tussengevoegd, dan kreeg dit een nummer 7 bestaande uit een cijfer gevolgd door een -o-. Veel a-nummers zijn ontstaan doordat het van ca 1530 daterende cartularium (nr. 737, inv. Van Rooy, 1918) in een later stadum is verwerkt in de regentenlijst. Over de jaarstijl is onlangs opgemerkt, dat het niet zeker zou zijn, dat de notarissen van het hof van Luik de Kerststijl gebruikten. De mogelijkheid zou bestaan, dat ze de jaardagstijl (1 januari) hanteerden. Een aantal malen vermelden de notarissen expliciet, dat ze de stijl van het hof gebruikten n.l.: nr. 712 nots. Johannes Baldewini van Bynderen; 4 jan. 1372 nr. 831 nots. Adam van Mierd 9 nov. 1374 nr. 993 nots. Gerardus Croy 9 dec. 1386 nr. 1006 nots. Johannes Soeyvel 19 sept.1387 nr. 1023 nots. Petrus Polslauwer 7 okt. 1388 Volgens Grotefend is de Luikse stijl vanaf 1333 de Kerststijl. Een oorkonde van de officiaal van Luik (nr.722 en nr 723) stelt ons echter voor problemen als we uitgaan van de Kerststijl: immers de chronologie van de gebeurtenissen verzet zich tegen een datering 29 december 1371. We nemen voorlopig aan dat de officiaal zich vergist heeft. Tot slot moet nog worden opgemerkt, dat de oorkonden geregistreerd in de "Inventaris zegelkast" en in de "Inventaris 100 Bossche testamenten" van de hand van mijn voorganger H. van Baavel O. Praem. nog niet in deze regestenlijst zijn opgenomen, onder meer omdat van de meeste van deze stukken niet bekend is, tot welk archief ze behoren. Overigens is door H. van Bavel reeds veel voorwerk verricht voor deze regestenlijst. Door zijn toedoen werden immers alle stukken gedateerd en op een betere wijze geborgen. Van verschillende kanten is de wens geuit, dat er indices zouden komen op de regesten. In dit deel treft u derhalve aan: 1. 2. 3. 4. index op geografische namen op deel II index van zaken op de delen I en II index van beroepen en beroepsaanduidingen op de delen I en II lijst van procuratoren en provisoren van de THG over de periode 1281-1373 8 correcties op deel I 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Zennewijnen was een Norbertinessenklooster, geen Cisterciënserinnenklooster. Het archief wordt bewaard op de Abdij van Berne Een CANDELATOR is een kaarsemaker, geen kandelmaker Het STILLICIDIUM (nr.462) is de dakdrup De z.g. dubbele erfcijns/-pacht moest betaald worden bij elke overdracht aan derden van het uitgegeven stuk land. Deze clausule vormde waarschijnlijk de constitutie van de gewincijns, waarover in latere stukken veelvuldig gesproken wordt WCHT kan beter gelezen worden als VUCHT MERICA is geen heide, meer moer BONA te lezen als "het goed" niet als "de goederen" 9