RAADSVOORSTEL Rv. nr.: B en W-besluit d.d.: B en W-besluit nr.: Naam programma: Veiligheid Onderwerp: Vaststellen voor inspraak van de verordening tot wijziging van de artikelen 2:10, 2:14, 2:28, 2:28A, 2:29, 2:30, 2:47, 2:57, 2:58, 2:59, 2:73, 4:4, 4:5 en 4:9A van de Algemene plaatselijke verordening 2009. Aanleiding: De Algemene plaatselijke verordening (APV) dient periodiek geactualiseerd te worden, onder andere vanwege gewijzigde landelijke wet- en regelgeving, gewijzigde lokale regelgeving en besluiten door uw Raad. In Leiden vormt het uitgangspunt om in beginsel de tekst van de modelverordening APV van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) te hanteren, tenzij daarvan wegens lokale omstandigheden moet worden afgeweken. De meest recente modelverordening van de VNG dateert van juli 2014, waarin een groot aantal artikelen in de modelverordening juridisch technisch zijn gewijzigd c.q. geactualiseerd. Naast de noodzaak voor enkele bijzondere wijzigingen, vormt dit de aanleiding om de gehele APV 2009 te actualiseren op basis van de modelverordening VNG 2014. Deze actualisatie biedt, naast het doorvoeren van juridisch technische wijzigingen, tevens de gelegenheid om voor te stellen de APV op een aantal artikelen beleidsinhoudelijk te wijzigen. Het gaat hier om een wijziging van die artikelen die betrekking hebben op; voorwerpen op de (openbare)weg, winkelwagentjes, terrassen, horeca, evenementen, hinderlijk gedrag, opruimplicht voor hondenbezitters, muilkorfplicht, vuurwerk, geluidnormen bij incidentele en collectieve festiviteiten en een nieuw artikel over het oplaten van ballonnen. Deze beleidsrijke wijziging van de APV 2009 wordt hierna artikelsgewijs toegelicht. Genoemde beleidsinhoudelijke wijzigingen zijn evenwel inspraakplichting. Dit betekent dat alvorens een voorstel aan de gemeente raad kan worden aangeboden, inspraak wordt verleend op die artikelen die als beleidsrijk moeten worden aangemerkt. Na afloop van de inspraaktermijn worden binnengekomen reacties verwerkt in een Inspraakrapport dat, met opname van alle technische wijzigingen, in het onderhavige voorstel wordt opgenomen alvorens deze door het College wordt aangeboden ter besluitvorming door de gemeenteraad. Naast een hierna opgenomen artikelsgewijze toelichting, hoort bij dit voorstel een afzonderlijke bijlage met daarin opgenomen de huidige tekst in de APV 2009, de voorgestelde wijziging met toelichting. Artikelgewijze toelichting Artikel 2:10 Aan artikel 2:10, tweede lid is onderdeel “o.” toegevoegd dat luidt als volgt: “borden, daaronder begrepen stoepborden, welke in opdracht van de burgemeester worden geplaatst ten behoeve van het veilig gebruik van een openbare plaats, dan wel ten behoeve van de veiligheid van personen of goederen.” Het gaat hier doorgaans om matrixborden die door de politie bij evenementen worden geplaatst. De voorgestelde wijzigingen in het tweede lid onder k. zijn noodzakelijk om een goede afstemming met het Modellenboek gevelreclame en uitstallingen Leidse binnenstad te waarborgen. 1 Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om de leesbaarheid van het artikel (eerste lid en tweede lid onder e.) en enkele verwijzingen te verbeteren. Tenslotte zijn de foutief opgenomen weigeringsgronden vervangen door de correcte weigeringsgronden. Artikel 2:14 Van verschillende kanten is aangedrongen op een herziening van artikel 2:14 (winkelwagentjes), omdat het artikel in zijn huidige vorm niet goed handhaafbaar is. Het college is van oordeel dat het voorkomen van overlast door achtergelaten winkelwagentjes de verantwoordelijkheid is van de winkelier en de gebruiker en dat dit in een nieuwe bepaling tot uitdrukking moet worden gebracht. Het voorgestelde artikel biedt voldoende mogelijkheden om handhavend op te treden bij een geconstateerde overtreding op heterdaad. Mocht dat in de praktijk onvoldoende blijken te zijn dan heeft de Burgemeester de bevoegdheid om de winkelier een aanwijzing te geven tot het treffen van in de aanwijzing genoemde maatregelen ter voorkoming van het achterblijven van winkelwagentjes op de weg. Het gaat daarbij om fysieke maatregelen zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van een elektrische lus. Ook kan worden overwogen om dezelfde gedragslijn te hanteren als bij fietsen die onbeheerd op een openbare plaats worden achtergelaten. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat dit artikel ziet op het voorkomen van zwerfkarren. Geluidsoverlast van winkelwagentjes valt onder afdeling 9 (geluidhinder) van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Artikel 2:28 Voorgesteld wordt om dit artikel op een aantal onderdelen te wijzigen. Met de wijziging in het eerste lid wordt verduidelijkt dat het de vergunninghouder ook niet is toegestaan af te wijken van de nadere regels als bedoeld in het derde lid. De wijziging van het tweede lid onder b. is een vereenvoudiging ten opzichte van de huidige onderdelen b. en c. van het tweede lid. In het tweede lid onder e. is de weigeringsgrond onder II geschrapt omdat dit vereiste ook al is opgenomen in het tweede lid onder a. De weigeringsgronden onder III en IV worden geschrapt omdat het hier gaat om nadere regelgeving waarvoor de burgemeester op grond van het derde lid de bevoegdheid heeft om deze vast te stellen. De geschrapte onderdelen zullen in een binnenkort vast te stellen besluit “Nadere regels terrassen” worden opgenomen. De wijziging van het derde lid verduidelijkt dat de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels beperkt is tot terrassen. Artikel 2:28A Het vierde lid kan vervallen omdat wordt voorgesteld om de bevoegdheid tot het vaststellen van een ander sluitingsuur in artikel 2:30, eerste lid uit te breiden met terrassen. Het vijfde lid kan vervallen omdat de burgemeester voor horeca-inrichtingen in een apart besluit zijn sanctiebeleid voor horeca-inrichtingen heeft vastgelegd. Artikel 2:29 In de praktijk bleek het voor horeca-exploitanten die over een verlof voor het verstrekken van alcoholvrije drank beschikken onduidelijk te zijn of zij wel of niet alcoholhoudende drank mogen verstrekken. De reden van deze onduidelijkheid is de passage “en voorts dat na middernacht ter plaatse geen alcoholhoudende dranken worden geconsumeerd” (de laatste zinsnede van het tweede lid onder c.). Deze zinsnede wekt de suggestie dat voor middernacht wél alcoholhoudende drank mag worden geconsumeerd. Dit artikel is daarom gewijzigd om duidelijker te maken dat dit niet is toegestaan. Verlofhouders mogen alleen alcoholhoudende drank verkopen anders dan voor gebruik ter plaatse. Voor gebruik ter plaatse mogen zij alleen alcoholvrije drank verstrekken. De verwarrende passage is daarom geschrapt. Tevens is de leesbaarheid verbeterd door niet meer de verschillende categorieën horecainrichtingen te noemen, maar te volstaan met het noemen van de houder van een drank- en horecaverlof in het tweede lid en de houder van een drank- en horecavergunning in het derde lid. 2 Het bepaalde in het vierde lid ziet op een overtreding van de sluitingstijden voor coffeeshops. Deze bepaling is niet meer nodig omdat de burgemeester voor coffeeshops een apart sanctiebesluit heeft vastgesteld. Artikel 2:30 De huidige APV voorziet in de mogelijkheid om voor openbare inrichtingen zoals horecabedrijven tijdelijk een andere sluitingstijd vast te stellen. Indien zo’n bedrijf over een terras beschikt kan op grond van artikel 2:28, vierde lid een nadere sluitingstijd voor het terras worden vastgesteld. Dat is niet praktisch. Voorgesteld wordt daarom in het eerste lid is de zinsnede “dan wel het daarbij behorende terras” toe te voegen. Artikel 2:28, vierde lid kan daardoor vervallen. Artikel 2:47 Op grond van artikel 2:47, tweede lid onder a. is het verboden op of aan de weg te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair. Het derde lid van art. 2:45 bevat een nagenoeg gelijkluidend verbod. Voorgesteld wordt om dat onderdeel te schrappen. Artikel 2:49a Dit is een nieuw artikel en geeft de burgemeester de bevoegdheid om een bewoner van een woning of een gebouw een gedragsaanwijzing op te leggen wanneer die bewoner door zijn gedrag zoveel overlast veroorzaakt dat de openbare orde daardoor wordt verstoord. De achterliggende gedachte daarbij is dat in artikel 174a Gemeentewet wel is geregeld dat de burgemeester een woning kan sluiten indien door gedragingen in de woning de openbare orde rond de woning wordt verstoord, maar dat er in zo’n geval niet een minder verstrekkende bevoegdheid is. Artikel 2:57 Voorgesteld wordt om voor dit artikel de tekst van de model-APV over te nemen. In het huidige artikel in het tweede lid wordt geen onderscheid gemaakt tussen het verbod onder a. en b. enerzijds en het verbod onder c. anderzijds. Het verbod om een zonder halsband of ander identificatiemiddel op de weg te laten verblijven, geldt daardoor niet op plaatsen die door het college met borden zijn aangegeven. In de model-bepaling wordt het onderscheid wel gemaakt en blijft het verbod onder c. van kracht. Op grond van het derde lid van de Leidse bepaling is het college verplicht een regeling te treffen met betrekking tot de opvang van honden die in strijd met het in het eerste lid gestelde verbod los op de weg worden aangetroffen. Een dergelijke regeling is tot op heden nooit vastgesteld. De model-bepaling kent deze regeling niet (meer). Het derde lid van de model-bepaling strekt zich ook uit tot honden die worden opgeleid tot geleide hond of sociale hond. Het huidige artikel kent die uitzondering niet. Artikel 2:58 Voorgesteld wordt om voor dit artikel, met uitzondering van het tweede lid, de tekst van de model-APV over te nemen. Het eerste lid bevat een opruimplicht voor de uitwerpselen van een hond. Aangezien de eigenaar, houder of verzorger van de hond Aangezien niet aan de opruimplicht kan worden voldaan als de eigenaar geen deugdelijk opruimmiddel bij zich heeft, is de verplichting om die middelen bij zich te dragen expliciet opgenomen in het tweede lid. Om ervoor zorg te dragen dat het altijd voldoende opruimmiddelen zijn is het minimum aantal van twee opgenomen. Artikel 2:59 Voorgesteld wordt om voor dit artikel de tekst van de model-APV over te nemen. Als gevolg van het vervallen van de Regeling agressieve dieren is het noodzakelijk gebleken om het bepaalde is het derde lid van het bestaande artikel te vervangen door een eigen regeling in de APV. Conform het VNG-model is dit in de leden twee en drie van het voorgestelde artikel opgenomen. 3 In verband met de in 2013 landelijk ingevoerde chip verplichting voor nieuwe of in Nederland ingevoerde honden wordt er door dierenartsen sinds 2013 niet meer gewerkt met het tatoeëren van honden ten behoeve van het merken. Om alle op dit moment mogelijke identificatiekenmerken te beschrijven is de chip als uniek identificatiekenmerk aan het vierde lid van dit artikel toegevoegd. Artikel 2:73 Op 19 december heeft de Voorzieningenrechter in een zaak van de gemeente Hilversum bepaalt dat een vuurwerkverbod een zaak van openbare orde is. De handhaving daarvan komt volgens de rechter eenduidig toe aan de burgemeester en niet aan het complete college. Het college kon dus geen vuurwerkverbod instellen. Voorgesteld wordt daarom de burgemeester als bevoegd gezag aan te wijzen. In de vergadering van de raadscommissie Leefbaarheid en Bereikbaarheid van 16 december 2014 is toegezegd artikel 2.73 lid 2 van de APV te wijzigen met het oog op schade en overlast voor dieren. Aan het tweede lid daarom een nieuw onderdeel e. toegevoegd. Artikel 4:4 In de huidige bepaling ontbreekt een bepaling over de wijze van geluidmeten in geluidgevoelige ruimten. Dit is toegevoegd in een nieuw vijfde lid. Artikel 4:5 Bij een zeer klein aantal horecagelegenheden kan de voorgestelde norm tot overlast bij derden leiden. Indien de burgemeester van oordeel is, dat een bepaalde (aangemelde) incidentele festiviteit of het toestaan van toekomstige incidentele festiviteiten in het concrete geval ongewenste cumulatie van hinder en overlast met zich mee kan brengen, kan hij het organiseren van die festiviteit en toekomstige festiviteiten verbieden. Artikel 4:9A Dit is een nieuw artikel ter uitvoering van motie M120038/1. Bij evenementen en andere gebeurtenissen worden geregeld ballonnen opgelaten. Deze ballonnen, en dan met name ballonnen met plastic touwtjes, komen in het milieu terecht. Vogels en (zee)dieren zien de ballonresten vaak als voedsel, waardoor ze sterven. Daarnaast gebruiken vogels de touwtjes als nestmateriaal, waardoor er de kans is dat ze verstrikt raken. Voorgesteld wordt daarom het oplaten van ballonnen te verbieden tenzij het materiaal van de ballonnen en touwtjes biologisch afbreekbaar is. Doel: vooruitlopend op de vaststelling van de Algemene plaatselijke verordening 2015 overeenkomstig de in 2014 geactualiseerde model-verordening van de VNG de inspraakplichtige onderdelen voor inspraak vast te stellen. Kader: Artikel 149 Gemeentewet, Activiteitenbesluit milieubeheer, Drank- en horecwet. Overwegingen: Financiën: Niet van toepassing Evaluatie: Niet van toepassing Bijgevoegde informatie: bijlage met daarin opgenomen de huidige tekst in de APV 2009 en de voorgestelde wijziging met toelichting. RAADSBESLUIT 4 De raad van de gemeente Leiden: Gezien het voorstel van burgemeester (rv.nr. commissie, van 2015), mede gezien het advies van de BESLUIT: A. vast te stellen de verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening 2009, welke luidt als volgt: Artikel I Artikel 2:10 komt te luiden als volgt: Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan, in, over of boven de weg 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een voorwerp, op, in, over of boven de weg te plaatsen, aan te brengen of te hebben. 2. Onverminderd het bepaalde in het vijfde lid geldt het verbod als bedoeld in het eerste lid niet voor: a. vlaggen, wimpels of vlaggenstokken indien deze geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt; b. zonneschermen, mits ze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits: geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt; geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt; geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt; c. de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is; d. voertuigen; e. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard voor zover deze geen schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kunnen vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; f. evenementen als bedoeld in artikel 2:24; g. terrassen als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid; h. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17; i. winkelwagentjes; j. vaste containers die van gemeentewege zijn geplaatst ten behoeve van de al dan niet gescheiden inzameling van huishoudelijk afval; k. uitstallingen en voorwerpen ter verfraaiing van de entree indien: I. deze binnen 100 cm van de gevel van het betreffende pand blijven en II. de strook voor visueel gehandicapten en de ruimte 50 cm aan weerszijden van de strook vrij blijven van obstakels en III. de resterende vrije- of stoepruimte minimaal 150 cm bedraagt, met uitzondering van de trottoirs van de Stationsweg, de Steenstraat, de Nieuwe Beestenmarkt(oostzijde), de Turfmarkt, het Kort Rapenburg (oostzijde), de Breestraat, de Korevaarstraat en de Doezastraat waar vanwege de belangrijke functie voor het voetgangersverkeer de vrije doorgang voor voetgangers minimaal 200 cm moet bedragen of zoveel het straatprofiel toelaat, en 5 IV. 3. 4. 5. 6. in voetgangersgebieden een minimale ruimte van 300 cm overblijft voor een ongehinderd passeren van het alarmverkeer alarmverkeer en V. in overeenstemming zijn met het Modellenboek Gevelreclame en Uitstallingen Binnenstad Leiden l. containers, steigers, portacabins e.d. ten behoeve van bouwactiviteiten mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de voorwerpen niet langer dan een maand worden geplaatst en de plaatsing geen gevaar of hinder voor personen of goederen oplevert; m. containers, steigers, portacabins e.d. ten behoeve van bouwactiviteiten mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de voorwerpen langer dan een maand maar niet langer dan zes maanden worden geplaatst en de plaatsing geen gevaar of hinder voor personen of goederen oplevert, mits van de plaatsing melding is gedaan aan het college; o. borden, daaronder begrepen stoepborden, welke in opdracht van de burgemeester worden geplaatst ten behoeve van het veilig gebruik van een openbare plaats, dan wel ten behoeve van de veiligheid van personen of goederen. De vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak. Indien de aanvraag voor het in het eerste lid bedoelde gebruik betrekking heeft op een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht beslist het bevoegd gezag als bedoeld in die wet op de aanvraag zulks in afwijking van het bepaalde in het eerste lid. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of het Provinciaal wegenreglement. Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing. Artikel II Artikel 2:14 komt te luiden als volgt: Artikel 2:14 Winkelwagentjes 1. De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken. 2. De rechthebbende als bedoeld in het eerste lid is verplicht de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen. 3. Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats. 4. Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten anders dan op een daartoe door het betreffende bedrijf aangewezen plaats. 6 5. 6. Indien het bepaalde in het tweede lid niet wordt nageleefd kan de Burgemeester de winkelier een aanwijzing geven tot het treffen van in die aanwijzing genoemde maatregelen ter voorkoming van het achterblijven van winkelwagentjes op een openbare plaats. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer. Artikel III Artikel 2:28 komt te luiden als volgt: Artikel 2:28 Terrasvergunning 1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester of in afwijking van de nadere regels als bedoeld in het derde lid een terras in te richten, te exploiteren of in gebruik te geven op een openbare plaats, op openbaar water of op een voor publiek toegankelijk terrein. 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd indien: a. een terras en/of een terras op het water niet is gesitueerd direct aangrenzend aan of in de directe nabijheid van de horeca-inrichting van de aanvrager; b. blijkt dat het terras gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg en het openbaar water of voor het doelmatig beheer van de weg en het openbaar water; c. blijkt dat het terras breder is dan de gevelbreedte van de horecainrichting, tenzij de burgemeester van oordeel is dat, gelet op onder meer de belangen van eigenaren/gebruikers van belendende percelen een afwijkende breedtemaat vereist of aanvaardbaar is; d. de aanvraag betrekking heeft op een terras op een binnenplaats of binnenterrein, dat wil zeggen een plaats of een terrein dat omsloten is door woningen, tenzij de burgemeester van oordeel is dat door het verbinden van voorschriften aan de vergunning overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen kan worden voorkomen; e. indien de aanvraag betrekking heeft op een terras dat op het water is gelegen wordt de aanvraag tevens geweigerd indien de vergunning wordt gevraagd voor het Rapenburg (met uitzondering van de locatie hoek Rapenburg/Noordeinde), de Herengracht, de Zoeterwoudse Singel, de Witte Singel, de Morssingel, de Rijnsburgersingel, de Maresingel, de Herensingel en de Zijlsingel. f. het verlenen van de vergunning de rechten en/of vrijheden van anderen zal aantasten, dan wel ontoelaatbare overlast tot gevolg zal hebben; g. voor het terras ook andere vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen e.d. zijn vereist welke krachtens de desbetreffende wettelijke bepalingen niet kunnen worden verleend. 3. De burgemeester kan nadere regels vaststellen ten aanzien van: a. het waarborgen van de verkeersveiligheid op en nabij het terras; b. de inrichting van terrassen, inclusief het voeren van reclame op terrassen; c. het voorkomen van overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen; d. de veiligheid en gezondheid op het water vanwege een terras; e. de inrichting van terrassen in relatie tot de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. 4. Het verbod in het eerste lid geldt niet indien en voor zover de Wet Milieubeheer van toepassing is. 5. Op de vergunning als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing. Artikel IV Artikel 2:28A komt te luiden als volgt Artikel 2:28A Sluitingstijden terrassen 7 1. 2. 3. Het is de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 2:28 verboden een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben na 24.00 uur. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag de houder toegestaan een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben tot 01.30 uur. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid is het de houder toegestaan een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben tot 01.00 uur voor de nacht van zondag op maandag tot en met de nacht van donderdag op vrijdag en tot 02.00 uur voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag bij een temperatuur van 28 graden Celsius of hoger, blijkende uit de desbetreffende aanduiding op de gemeentelijke website. Artikel V Artikel 2:29 komt te luiden als volgt: Artikel 2:29 Sluitingstijden horeca inrichtingen 1. Onverminderd het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel is het de houder verboden zijn inrichting geopend te hebben, daarin bezoekers toe te laten of te hebben: a. van middernacht tot zes uur des morgens; b. op andere tijden indien en voor zover de burgemeester in bijzondere omstandigheden voor het gehele gebied der gemeente of voor een gedeelte daarvan een vroeger of later sluitingsuur heeft bepaald of tijdelijk algehele sluiting heeft bevolen en zulks bij openbare kennisgeving heeft bekendgemaakt; c. van elf uur des avonds tot vijf uur des middags indien het een inrichting betreft als bedoeld in artikel 7 van de Drank- en Horecaverordening 2013, waarin softdrugs kunnen worden verkregen. 2. De in het eerste lid, onder a genoemde verbodsbepaling geldt niet voor horecainrichtingen waarvoor een verlof als bedoeld in artikel vier van de Drank- en horecaverordening 2013 is verleend, met dien verstande dat: a. de inrichting is gelegen in het gebied binnen dat is gelegen binnen de grens van de Witte Singel ter hoogte van het Galgewater, Zoeterwoudse Singel, de Zijlsingel, de Herensingel, de Maresingel, het Schuttersveld, de Rijnsburgerweg, de Bargelaan, het Stationsplein, de Morssingel en de Rijnsburgersingel; b. de inrichting past binnen het voor dat gebied geldende bestemmingsplan; c. na middernacht geen alcoholhoudende drank in de inrichting mag worden verkocht. 3. De in het eerste lid, onder a genoemde verbodsbepaling geldt voorts niet voor horeca-inrichtingen waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel drie van de Drank- en horecawet is verleend, met dien verstande dat: a. de inrichting past binnen het voor dat gebied geldende bestemmingsplan; b. in de inrichting geen bezoekers meer mogen worden toegelaten: in de nacht van zondag op maandag tot en met de nacht van woensdag op donderdag na 01.00 uur en in de nacht van donderdag op vrijdag tot en met de nacht van zaterdag op zondag na 02.00 uur. Artikel VI Artikel 2:30 komt te luiden als volgt: Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen dan wel het daarbij behorende terras tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen. 8 2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet. Artikel VII Artikel 2:45komt te luiden als volgt: Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d. 1. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden. 2. Het is verboden: a. in de plantsoenen, in de parken, of op de taluds, langs de singelgrachten, op de gazons, of uit bloembakken die op of aan de weg geplaatst zijn, bloemen of takken te plukken, uit te rukken, af te rukken of af te snijden; b. in de plantsoenen of de parken te vervoeren of bij zich te hebben planten, struiken, heesters of bomen, soortgelijk aan die, welke ter plaatse groeien, of delen daarvan, zoals bloemen of takken, tenzij de vervoerder of houder van deze voorwerpen aannemelijk maakt, dat deze van elders afkomstig zijn. 3. Het is verboden op of aan de weg, in een boom, paal of dergelijk voorwerp te klimmen, daaraan te hangen of zich daarop te bevinden. 4. Het verbod in het derde lid geldt niet indien wordt gehandeld door of met toestemming van de rechthebbende. 5. Op de ontheffing als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing. Artikel VIII Artikel 2:49a komt te luiden als volgt: Artikel 2:49a Gedragsaanwijzing 1. Het is verboden om in of vanuit een woning of een gebouw de openbare orde te verstoren. 2. De burgemeester is bevoegd om indien het verbod in het eerste lid wordt overtreden en daardoor de openbare orde in ernstig mate wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door gedragingen in of vanuit een woning of een gebouw, de gebruiker van de woning of het gebouw een aanwijzing op te leggen waarin gedragingen van de gebruiker worden verboden dan wel waarin gedragingen worden voorgeschreven waardoor de verstoring van de openbare orde wordt voorkomen. 3. Dit artikel is niet van toepassing indien en voor zover in dit onderwerp wordt voorzien door de Woningwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Opiumwet of de Huisvestingswet. Artikel IX Artikel 2:57 komt te luiden als volgt: Artikel 2:57 Loslopende honden 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen: a. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats; b. binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd; of c. op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen. 2. Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen. 3. De verboden in het eerste lid aanhef en onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond: 9 a. b. die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond. Artikel X Artikel 2:58 komt te luiden als volgt: Artikel 2:58 Verontreiniging door honden 1. Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd. 2. Ten behoeve van het onmiddellijk verwijderen zoals bedoeld in het eerste lid, dient de eigenaar of houder van een hond te allen tijde tenminste twee deugdelijke opruimmiddelen bij zich te hebben. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden. 4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen. Artikel XI Artikel 2:59 komt te luiden als volgt: Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 1. Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander. 2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter. 3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die: a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen; b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is. Artikel XII Artikel 2:73 komt te luiden als volgt: Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 1. Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door de burgemeester in het belang van de openbare orde en ter voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats. 2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen indien zulks gevaar, schade of overlast kan veroorzaken. Deze plaatsen zijn in ieder geval: a. op een voetpad, in een passage of in een onderdoorgang; b. in een portiek, galerij of dergelijke voor het publiek open staande ruimte; c. in een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte; d. in een volksverzameling; e. waar gevaar of schade voor dieren kan ontstaan; f. daar waar zulks overigens hinder of overlast kan veroorzaken. 10 3. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht Artikel XIII Artikel 4:4 komt te luiden als volgt: Artikel 4:4 Wijze van geluidmeten 1. Metingen en berekeningen ter controle van voornoemde geluidniveaus vinden plaats overeenkomstig de HRMI-99. 2. In tegenstelling tot de HRMI-99 worden op het gemeten signaal in dB(A) of dB(C) geen correcties meer toegepast. 3. In tegenstelling tot de HRMI-99 mogen metingen ook uitgevoerd worden met een, volgens de specificaties van IEC-publicatie 60651, type 2 geluidniveaumeter. 4. Metingen in de buitenlucht vinden plaats op een hoogte van minimaal 1,5 m en maximaal 2 m boven plaatselijk maaiveld. 5. Metingen in geluidgevoelige ruimten vinden plaats op ten minste de volgende afstanden: 1,5 m boven de vloer, 1,5 m van ramen en 1 m van muren. 6. In geval het geluidniveau op de gevel van een geluidgevoelig gebouw wordt vastgesteld, wordt de gevel op de begane grond ook als gevel van het geluidgevoelig gebouw gezien als geluidgevoelige ruimten slechts op de hoger gelegen etages aanwezig zijn. Artikel XIV Artikel 4:5 komt te luiden als volgt: Artikel 4:5 Beperken incidentele en collectieve festiviteiten De burgemeester kan het organiseren van een incidentele of een collectieve festiviteit verbieden of een afwijkende geluidsnorm of eindtijd opleggen wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed. Artikel XV Artikel 4:9A komt te luiden als volgt: Artikel 4:9 a Oplaten van ballonnen Het is verboden om ballonnen op te laten tenzij het materiaal van de ballonnen en touwtjes biologisch afbreekbaar is. B. Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking. Gedaan in de openbare raadsvergadering van, de Griffier, de Voorzitter, 11 TECHNISCHE INFORMATIE Opsteller: G. Sollart Organisatieonderdeel: Stedelijke Ontwikkeling Telefoon: 5315 E-mail: [email protected] Portefeuillehouder: Burgemeester 12 B en W-nummer 15.0638; Onderwerp besluit d.d. 7-7-2015 Vaststellen voor inspraak van de verordening tot wijziging van de artikelen 2:10, 2:14, 2:28, 2:28A, 2:29, 2:30, 2:47, 2:57, 2:58, 2:59, 2:73, 4:4, 4:5 en 4:9A van de Algemene plaatselijke verordening 2009. Besluiten: 1. de raad voor te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de artikelen 2:10, 2:14, 2:28, 2:28A, 2:29, 2:30, 2:47, 2:57, 2:58, 2:59, 2:73, 4:4, 4:5 en 4:9A van de Algemene plaatselijke verordening 2009 vast te stellen voor de inspraak. Artikel I Artikel 2:10 komt te luiden als volgt: Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan, in, over of boven de weg 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een voorwerp, op, in, over of boven de weg te plaatsen, aan te brengen of te hebben. 2. Onverminderd het bepaalde in het vijfde lid geldt het verbod als bedoeld in het eerste lid niet voor: a. vlaggen, wimpels of vlaggenstokken indien deze geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt; b. zonneschermen, mits ze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits: geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt; geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt; geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt; c. de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is; d. voertuigen; e. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard voor zover deze geen schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kunnen vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; f. evenementen als bedoeld in artikel 2:24; g. terrassen als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid; h. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17; i. winkelwagentjes; j. vaste containers die van gemeentewege zijn geplaatst ten behoeve van de al dan niet gescheiden inzameling van huishoudelijk afval; k. uitstallingen en voorwerpen ter verfraaiing van de entree indien: I. deze binnen 100 cm van de gevel van het betreffende pand blijven en 13 II. III. IV. V. de strook voor visueel gehandicapten en de ruimte 50 cm aan weerszijden van de strook vrij blijven van obstakels en de resterende vrije- of stoepruimte minimaal 150 cm bedraagt, met uitzondering van de trottoirs van de Stationsweg, de Steenstraat, de Nieuwe Beestenmarkt(oostzijde), de Turfmarkt, het Kort Rapenburg (oostzijde), de Breestraat, de Korevaarstraat en de Doezastraat waar vanwege de belangrijke functie voor het voetgangersverkeer de vrije doorgang voor voetgangers minimaal 200 cm moet bedragen of zoveel het straatprofiel toelaat, en in voetgangersgebieden een minimale ruimte van 300 cm overblijft voor een ongehinderd passeren van het alarmverkeer alarmverkeer en in overeenstemming zijn met het Modellenboek Gevelreclame en Uitstallingen Binnenstad Leiden l. 3. 4. 5. 6. containers, steigers, portacabins e.d. ten behoeve van bouwactiviteiten mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de voorwerpen niet langer dan een maand worden geplaatst en de plaatsing geen gevaar of hinder voor personen of goederen oplevert; m. containers, steigers, portacabins e.d. ten behoeve van bouwactiviteiten mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de voorwerpen langer dan een maand maar niet langer dan zes maanden worden geplaatst en de plaatsing geen gevaar of hinder voor personen of goederen oplevert, mits van de plaatsing melding is gedaan aan het college; o. borden, daaronder begrepen stoepborden, welke in opdracht van de burgemeester worden geplaatst ten behoeve van het veilig gebruik van een openbare plaats, dan wel ten behoeve van de veiligheid van personen of goederen. De vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak. Indien de aanvraag voor het in het eerste lid bedoelde gebruik betrekking heeft op een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht beslist het bevoegd gezag als bedoeld in die wet op de aanvraag zulks in afwijking van het bepaalde in het eerste lid. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of het Provinciaal wegenreglement. Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing. Artikel II Artikel 2:14 komt te luiden als volgt: Artikel 2:14 Winkelwagentjes 14 1. De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht deze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken. 2. De rechthebbende als bedoeld in het eerste lid is verplicht de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen. 3. Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats. 4. Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten anders dan op een daartoe door het betreffende bedrijf aangewezen plaats. 5. Indien het bepaalde in het tweede lid niet wordt nageleefd kan de Burgemeester de winkelier een aanwijzing geven tot het treffen van in die aanwijzing genoemde maatregelen ter voorkoming van het achterblijven van winkelwagentjes op een openbare plaats. 6. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer. Artikel III Artikel 2:28 komt te luiden als volgt: Artikel 2:28 Terrasvergunning 1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester of in afwijking van de nadere regels als bedoeld in het derde lid een terras in te richten, te exploiteren of in gebruik te geven op een openbare plaats, op openbaar water of op een voor publiek toegankelijk terrein. 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd indien: a. een terras en/of een terras op het water niet is gesitueerd direct aangrenzend aan of in de directe nabijheid van de horeca-inrichting van de aanvrager; b. blijkt dat het terras gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg en het openbaar water of voor het doelmatig beheer van de weg en het openbaar water; c. blijkt dat het terras breder is dan de gevelbreedte van de horeca-inrichting, tenzij de burgemeester van oordeel is dat, gelet op onder meer de belangen van eigenaren/gebruikers van belendende percelen een afwijkende breedtemaat vereist of aanvaardbaar is; d. de aanvraag betrekking heeft op een terras op een binnenplaats of binnenterrein, dat wil zeggen een plaats of een terrein dat omsloten is door woningen, tenzij de burgemeester van oordeel is dat door het verbinden van voorschriften aan de vergunning overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen kan worden voorkomen; e. indien de aanvraag betrekking heeft op een terras dat op het water is gelegen wordt de aanvraag tevens geweigerd indien de vergunning wordt gevraagd voor het Rapenburg (met uitzondering van de locatie hoek Rapenburg/Noordeinde), de Herengracht, de Zoeterwoudse Singel, de Witte Singel, de Morssingel, de Rijnsburgersingel, de Maresingel, de Herensingel en de Zijlsingel. 15 f. het verlenen van de vergunning de rechten en/of vrijheden van anderen zal aantasten, dan wel ontoelaatbare overlast tot gevolg zal hebben; g. voor het terras ook andere vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen e.d. zijn vereist welke krachtens de desbetreffende wettelijke bepalingen niet kunnen worden verleend. 3. De burgemeester kan nadere regels vaststellen ten aanzien van: a. het waarborgen van de verkeersveiligheid op en nabij het terras; b. de inrichting van terrassen, inclusief het voeren van reclame op terrassen; c. het voorkomen van overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen; d. de veiligheid en gezondheid op het water vanwege een terras; e. de inrichting van terrassen in relatie tot de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. 4. Het verbod in het eerste lid geldt niet indien en voor zover de Wet Milieubeheer van toepassing is. 5. Op de vergunning als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing. Artikel IV Artikel 2:28A komt te luiden als volgt Artikel 2:28A Sluitingstijden terrassen 1. Het is de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 2:28 verboden een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben na 24.00 uur. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag de houder toegestaan een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben tot 01.30 uur. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid is het de houder toegestaan een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben tot 01.00 uur voor de nacht van zondag op maandag tot en met de nacht van donderdag op vrijdag en tot 02.00 uur voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag bij een temperatuur van 28 graden Celsius of hoger, blijkende uit de desbetreffende aanduiding op de gemeentelijke website. Artikel V Artikel 2:29 komt te luiden als volgt: Artikel 2:29 Sluitingstijden horeca inrichtingen 1. Onverminderd het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel is het de houder verboden zijn inrichting geopend te hebben, daarin bezoekers toe te laten of te hebben: a. van middernacht tot zes uur des morgens; b. op andere tijden indien en voor zover de burgemeester in bijzondere omstandigheden voor het gehele gebied der gemeente of voor een gedeelte daarvan een vroeger of later sluitingsuur heeft bepaald of tijdelijk algehele sluiting heeft bevolen en zulks bij openbare kennisgeving heeft bekendgemaakt; c. van elf uur des avonds tot vijf uur des middags indien het een inrichting betreft als bedoeld in artikel 7 van de Drank- en Horecaverordening 2013, waarin softdrugs kunnen worden verkregen. 2. De in het eerste lid, onder a genoemde verbodsbepaling geldt niet voor horecainrichtingen waarvoor een verlof als bedoeld in artikel vier van de Drank- en horecaverordening 2013 is verleend, met dien verstande dat: a. de inrichting is gelegen in het gebied binnen dat is gelegen binnen de grens van de Witte Singel ter hoogte van het Galgewater, Zoeterwoudse Singel, de 16 Zijlsingel, de Herensingel, de Maresingel, het Schuttersveld, de Rijnsburgerweg, de Bargelaan, het Stationsplein, de Morssingel en de Rijnsburgersingel; b. de inrichting past binnen het voor dat gebied geldende bestemmingsplan; c. na middernacht geen alcoholhoudende drank in de inrichting mag worden verkocht. 3. De in het eerste lid, onder a genoemde verbodsbepaling geldt voorts niet voor horecainrichtingen waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel drie van de Drank- en horecawet is verleend, met dien verstande dat: a. de inrichting past binnen het voor dat gebied geldende bestemmingsplan; b. in de inrichting geen bezoekers meer mogen worden toegelaten: in de nacht van zondag op maandag tot en met de nacht van woensdag op donderdag na 01.00 uur en in de nacht van donderdag op vrijdag tot en met de nacht van zaterdag op zondag na 02.00 uur. Artikel VI Artikel 2:30 komt te luiden als volgt: Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen dan wel het daarbij behorende terras tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet. Artikel VII Artikel 2:45 komt te luiden als volgt: Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d. 1. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden. 2. Het is verboden: a. in de plantsoenen, in de parken, of op de taluds, langs de singelgrachten, op de gazons, of uit bloembakken die op of aan de weg geplaatst zijn, bloemen of takken te plukken, uit te rukken, af te rukken of af te snijden; b. in de plantsoenen of de parken te vervoeren of bij zich te hebben planten, struiken, heesters of bomen, soortgelijk aan die, welke ter plaatse groeien, of delen daarvan, zoals bloemen of takken, tenzij de vervoerder of houder van deze voorwerpen aannemelijk maakt, dat deze van elders afkomstig zijn. 3. Het is verboden op of aan de weg, in een boom, paal of dergelijk voorwerp te klimmen, daaraan te hangen of zich daarop te bevinden. 4. Het verbod in het derde lid geldt niet indien wordt gehandeld door of met toestemming van de rechthebbende. 5. Op de ontheffing als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing. Artikel VIII Artikel 2:49a komt te luiden als volgt: 17 Artikel 2:49a Gedragsaanwijzing 1. Het is verboden om in of vanuit een woning of een gebouw de openbare orde te verstoren. 2. De burgemeester is bevoegd om indien het verbod in het eerste lid wordt overtreden en daardoor de openbare orde in ernstig mate wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door gedragingen in of vanuit een woning of een gebouw, de gebruiker van de woning of het gebouw een aanwijzing op te leggen waarin gedragingen van de gebruiker worden verboden dan wel waarin gedragingen worden voorgeschreven waardoor de verstoring van de openbare orde wordt voorkomen. 3. Dit artikel is niet van toepassing indien en voor zover in dit onderwerp wordt voorzien door de Woningwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Opiumwet of de Huisvestingswet. Artikel IX Artikel 2:57 komt te luiden als volgt: Artikel 2:57 Loslopende honden 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen: a. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats; b. binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd; of c. op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen. 2. Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen. 3. De verboden in het eerste lid aanhef en onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond: a. die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of b. die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond. Artikel X Artikel 2:58 komt te luiden als volgt: Artikel 2:58 Verontreiniging door honden 1. Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd. 2. Ten behoeve van het onmiddellijk verwijderen zoals bedoeld in het eerste lid, dient de eigenaar of houder van een hond te allen tijde tenminste twee deugdelijke opruimmiddelen bij zich te hebben. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden. 4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen. Artikel XI Artikel 2:59 komt te luiden als volgt: Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 18 1. Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander. 2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter. 3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die: a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen; b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is. Artikel XII Artikel 2:73 komt te luiden als volgt: Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 1. Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door de burgemeester in het belang van de openbare orde en ter voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats. 2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen indien zulks gevaar, schade of overlast kan veroorzaken. Deze plaatsen zijn in ieder geval: a. op een voetpad, in een passage of in een onderdoorgang; b. in een portiek, galerij of dergelijke voor het publiek open staande ruimte; c. in een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte; d. in een volksverzameling; e. waar gevaar of schade voor dieren kan ontstaan; f. daar waar zulks overigens hinder of overlast kan veroorzaken. 3. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht Artikel XIII Artikel 4:4 komt te luiden als volgt: Artikel 4:4 Wijze van geluidmeten 1. Metingen en berekeningen ter controle van voornoemde geluidniveaus vinden plaats overeenkomstig de HRMI-99. 2. In tegenstelling tot de HRMI-99 worden op het gemeten signaal in dB(A) of dB(C) geen correcties meer toegepast. 3. In tegenstelling tot de HRMI-99 mogen metingen ook uitgevoerd worden met een, volgens de specificaties van IEC-publicatie 60651, type 2 geluidniveaumeter. 19 4. Metingen in de buitenlucht vinden plaats op een hoogte van minimaal 1,5 m en maximaal 2 m boven plaatselijk maaiveld. 5. Metingen in geluidgevoelige ruimten vinden plaats op ten minste de volgende afstanden: 1,5 m boven de vloer, 1,5 m van ramen en 1 m van muren. 6. In geval het geluidniveau op de gevel van een geluidgevoelig gebouw wordt vastgesteld, wordt de gevel op de begane grond ook als gevel van het geluidgevoelig gebouw gezien als geluidgevoelige ruimten slechts op de hoger gelegen etages aanwezig zijn. Artikel XIV Artikel 4:5 komt te luiden als volgt: Artikel 4:5 Beperken incidentele en collectieve festiviteiten De burgemeester kan het organiseren van een incidentele of een collectieve festiviteit verbieden of een afwijkende geluidsnorm of eindtijd opleggen wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed. Artikel XV Artikel 4:9A komt te luiden als volgt: Artikel 4:9A Oplaten van ballonnen Het is verboden om ballonnen op te laten tenzij het materiaal van de ballonnen en touwtjes biologisch afbreekbaar is. 3. de inspraakperiode vast te stellen van 8 juli tot en met 26 augustus 2015. Perssamenvatting: De Algemene plaatselijke verordening (APV) dient geactualiseerd te worden, onder andere vanwege gewijzigde landelijke wet- en regelgeving, lokale regelgeving en besluiten van de gemeenteraad. Leiden hanteert in beginsel de tekst van de modelverordening APV van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), tenzij daarvan wegens lokale omstandigheden moet worden afgeweken. De meest recente modelverordening van de VNG dateert van juli 2014, waarin een groot aantal artikelen in de modelverordening juridisch technisch zijn gewijzigd c.q. geactualiseerd. Naast de noodzaak voor enkele bijzondere wijzigingen, vormt dit de aanleiding om de gehele APV 2009 te actualiseren op basis van de modelverordening VNG 2014. Deze actualisatie biedt, naast het doorvoeren van juridisch technische wijzigingen, tevens de gelegenheid om voor te stellen de APV op een aantal artikelen beleidsinhoudelijk te wijzigen. Het gaat hier om een wijziging van die artikelen die betrekking hebben op; voorwerpen op de (openbare)weg, winkelwagentjes, terrassen, horeca, evenementen, hinderlijk gedrag, opruimplicht voor hondenbezitters, muilkorfplicht, vuurwerk, geluidnormen bij incidentele en collectieve festiviteiten en een nieuw artikel over ee gedragsaanwijzing bij ernstige overlast in of vanuit een woning of gebouw en een nieuw artikel over het oplaten van ballonnen. Genoemde beleidsinhoudelijke wijzigingen zijn inspraakplichting. Dit betekent dat alvorens een voorstel aan de gemeente raad kan worden aangeboden, inspraak wordt verleend op die artikelen die als beleidsrijk worden aangemerkt. De wijzigingen op de APV liggen van 8 juli tot en met 26 augustus 2015 ter inzage. Na afloop van de inspraaktermijn worden binnengekomen reacties verwerkt in een Inspraakrapport dat, met opname van technische wijzigingen, door het College wordt aangeboden ter besluitvorming door de gemeenteraad. 20 Huidige tekst Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan, in, over of boven de weg 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een voorwerp, op, in, over of boven de weg te plaatsen, aan te brengen of te hebben. a. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. 2. Het verbod geldt niet voor: a. vlaggen, wimpels of vlaggenstokken indien deze geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt; b. zonneschermen, mits ze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits:- geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte Voorgestelde tekst Artikel 2:10 Voorwerpen of stoffen op, aan, in, over of boven de weg 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een voorwerp, op, in, over of boven de weg te plaatsen, aan te brengen of te hebben. 2. Onverminderd het bepaalde in het vijfde lid geldt het verbod als bedoeld in het eerste lid niet voor: a. vlaggen, wimpels of vlaggenstokken indien deze geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt; b. zonneschermen, mits ze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits: geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt;- geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt; geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de 1 Toelichting Aan artikel 2:10, tweede lid is onderdeel “o.” toegevoegd dat luidt als volgt: “borden, daaronder begrepen stoepborden, welke in opdracht van de burgemeester worden geplaatst ten behoeve van het veilig gebruik van een openbare plaats, dan wel ten behoeve van de veiligheid van personen of goederen.” Het gaat hier doorgaans om matrixborden die door de politie worden geplaatst. De voorgestelde wijzigingen in het tweede lid onder k. zijn noodzakelijk om een goede afstemming met het Modellenboek gevelreclame en uitstallingen Leidse binnenstad te waarborgen. Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om de leesbaarheid van het artikel (eerste lid en tweede lid onder e.) en enkele verwijzingen te verbeteren. Tenslotte zijn de foutief opgenomen weigeringsgronden vervangen door de correcte weigeringsgronden. bevindt;- geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich op minder dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte van de weg bevindt;- geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt; c. de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is; d. voertuigen; e. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard; f. evenementen als bedoeld in artikel 2:25; g. terrassen als bedoeld in artikel 2:28, eerste lid; h. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18; i. winkelwagentjes; j. vaste containers die van c. d. e. f. g. h. i. opgaande gevel reikt; de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is; voertuigen; voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard voor zover deze geen schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kunnen vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; evenementen als bedoeld in artikel 2:24; terrassen als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid; standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17; winkelwagentjes; 2 k. gemeentewege zijn geplaatst ten behoeve van de al dan niet gescheiden inzameling van huishoudelijk afval; uitstallingen en voorwerpen (met uitzondering van reclame- en stoepborden) ter verfraaiing van de entree indien: I. deze binnen 100 cm van de gevel van het betreffende pand blijven en II. de strook voor visueel gehandicapten en de ruimte 50 cm aan weerszijden van de strook vrij blijven van obstakels en III. de resterende vrije- of stoepruimte minimaal 150 cm bedraagt, met uitzondering van de trottoirs van de Stationsweg, de Steenstraat, de Nieuwe Beestenmarkt(oostzijde), de Turfmarkt, het Kort Rapenburg (oostzijde), de Breestraat, de Korevaarstraat en de Doezastraat waar vanwege de belangrijke functie voor het j. k. vaste containers die van gemeentewege zijn geplaatst ten behoeve van de al dan niet gescheiden inzameling van huishoudelijk afval; uitstallingen en voorwerpen (met uitzondering van reclame- en stoepborden) ter verfraaiing van de entree indien: I. deze binnen 100 cm van de gevel van het betreffende pand blijven en II. de strook voor visueel gehandicapten en de ruimte 50 cm aan weerszijden van de strook vrij blijven van obstakels en III. de resterende vrije- of stoepruimte minimaal 150 cm bedraagt, met uitzondering van de trottoirs van de Stationsweg, de Steenstraat, de Nieuwe Beestenmarkt(oostzijde), de Turfmarkt, het Kort Rapenburg (oostzijde), de Breestraat, de Korevaarstraat en de Doezastraat waar vanwege de belangrijke 3 3. voetgangerverkeer de vrije doorgang voor voetgangers minimaal 200 cm moet bedragen of zoveel het straatprofiel toelaat, en IV. in voetgangersgebieden een minimale ruimte van 300 cm overblijft voor een ongehinderd passeren van het alarmverkeer; l. containers, steigers, porta cabins e.d. ten behoeve van bouwactiviteiten mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de voorwerpen niet langer dan een maand worden geplaatst en de plaatsing geen gevaar of hinder voor personen of goederen oplevert; m. containers, steigers, porta cabins e.d. ten behoeve van bouwactiviteiten mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de voorwerpen langer dan een maand maar niet langer dan zes maanden worden geplaatst en de plaatsing geen gevaar of hinder voor personen of goederen oplevert, mits van de plaatsing melding is gedaan aan het college. Het is verboden op, aan, over in of boven l. m. functie voor het voetgangersverkeer de vrije doorgang voor voetgangers minimaal 200 cm moet bedragen of zoveel het straatprofiel toelaat, en IV. in voetgangersgebieden een minimale ruimte van 300 cm overblijft voor een ongehinderd passeren van het alarmverkeer en V. in overeenstemming zijn met het Modellenboek Gevelreclame en Uitstallingen Binnenstad Leiden containers, steigers, portacabins e.d. ten behoeve van bouwactiviteiten mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de voorwerpen niet langer dan een maand worden geplaatst en de plaatsing geen gevaar of hinder voor personen of goederen oplevert; containers, steigers, portacabins e.d. ten behoeve van bouwactiviteiten mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de voorwerpen langer dan een maand maar niet langer dan zes maanden worden 4 4. 5. de weg een voorwerp of stof waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen aan te brengen of te hebben indien: a. deze door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengt aan de weg; b. gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik van de weg, of c. een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. Voor de toepassing van het tweede lid, onder c., wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van: a. de bruikbaarheid van de weg; b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg; c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving; d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente; e. de vergunning wordt geweigerd wanneer het gebruik van een uitrit leidt tot tegenstrijdigheid met het bestemmingsplan 3. geplaatst en de plaatsing geen gevaar of hinder voor personen of goederen oplevert, mits van de plaatsing melding is gedaan aan het college; o. borden, daaronder begrepen stoepborden, welke in opdracht van de burgemeester worden geplaatst ten behoeve van het veilig gebruik van een openbare plaats, dan wel ten behoeve van de veiligheid van personen of goederen. De vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen 5 6. 7. Indien de aanvraag voor het in het eerste lid bedoelde gebruik betrekking heeft op een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht beslist het bevoegd gezag als bedoeld in de Wabo op de aanvraag zulks in afwijking van het bepaalde in het eerste lid.” Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet: a. voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet, of het Provinciaal wegenreglement b. de weigeringsgrond van het vijfde lid, onder a, geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet c. de weigeringsgrond van het vijfde lid, onder b, geldt niet voor vergunningplichtige bouwwerken; d. de weigeringsgrond van het vijfde lid, onder c, geldt niet indien en voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien. Artikel 2:14 Winkelwagentjes 1. Het is verboden van aangewezen wegen 4. 5. 6. onroerende zaak. Indien de aanvraag voor het in het eerste lid bedoelde gebruik betrekking heeft op een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht beslist het bevoegd gezag als bedoeld in die wet op de aanvraag zulks in afwijking van het bepaalde in het eerste lid. Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of het Provinciaal wegenreglement. Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing. Artikel 2:14 Winkelwagentjes 1. De rechthebbende op een bedrijf die 6 Van verschillende kanten is aangedrongen op een herziening van artikel 2:14 2. 3. 4. 5. gebruik te maken door het laten staan en doen laten staan van winkelwagentjes. De eigenaar, of de door deze gemachtigde bedrijfsleider van een bedrijf, dat ten behoeve van het winkelend publiek winkelwagentjes ter beschikking stelt is verplicht deze winkelwagentjes te voorzien van niet door het publiek verwijderbare kenmerken, die duidelijk aangeven door welk bedrijf de winkelwagen ter beschikking is gesteld. De in het tweede lid van deze bepaling bedoelde eigenaar of de door hem gemachtigde bedrijfsleider is verplicht de door het publiek op de weg achtergelaten winkelwagentjes welke een kenmerk dragen van zijn bedrijf onmiddellijk na een desbetreffende waarschuwing van de politie, doch in elk geval binnen een uur na winkelsluiting daarvan te verwijderen of te doen verwijderen. Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet voor de als verzamelplaatsen van winkelwagentjes ingerichte en als zodanig door het college aangewezen weggedeelten. Onverminderd het bepaalde in de leden 1 tot en met 4 van dit artikel kan het college de eigenaar of de door deze gemachtigde bedrijfsleider van een bedrijf als bedoeld in het tweede lid verplichten tot het op de winkelwagentjes aanbrengen van een muntslot tegen diefstal, indien zulks met winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken. 2. De rechthebbende als bedoeld in het eerste lid is verplicht de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen. 3. Het is verboden zich met een winkelwagentje op de weg te bevinden buiten de onmiddellijke omgeving van het bedrijf als bedoeld in het eerste lid of, indien het bedrijf gelegen is in een winkelcentrum, buiten de onmiddellijke omgeving van dat winkelcentrum. Als onmiddellijke omgeving van het bedrijf of winkelcentrum wordt aangemerkt de weg of het weggedeelte, grenzende aan dat bedrijf of dat winkelcomplex en tevens een aan die weg of dat weggedeelte aansluitende parkeerplaats. 4. Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten anders dan op een daartoe door het betreffende bedrijf aangewezen plaats. 5. Indien het bepaalde in het tweede lid niet wordt nageleefd kan de 7 (winkelwagentjes), omdat het artikel in zijn huidige vorm niet goed handhaafbaar is. Het college is van oordeel dat het voorkomen van overlast door achtergelaten winkelwagentjes een verantwoordelijkheid is van de winkelier en de gebruiker en dat dit in een nieuwe bepaling tot uitdrukking moet worden gebracht. Het voorgestelde artikel biedt voldoende mogelijkheden om handhavend op te treden bij een geconstateerde overtreding op heterdaad. Mocht dat in de praktijk onvoldoende blijken te zijn dan heeft de Burgemeester de bevoegdheid om de winkelier een aanwijzing te geven tot het treffen van in de aanwijzing genoemde maatregelen ter voorkoming van het achterblijven van winkelwagentjes op een openbare plaats. Het gaat daarbij om fysieke maatregelen zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van een elektrische lus. Ook kan worden overwogen om dezelfde gedragslijn te hanteren als bij fietsen die onbeheerd op de openbare weg worden achtergelaten. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat dit artikel ziet op de bestrijding van zwerfkarren. Geluidsoverlast van winkelwagentjes valt onder afdeling 9 (geluidhinder) van het Activiteitenbesluit milieubeheer. 6. het oog op het tegengaan van het laten staan en doen laten staan van winkelwagentjes op de weg, in samenhang met de situatie ter plaatse, noodzakelijk is. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet indien en voor zover de Wet milieubeheer van toepassing is. Artikel 2:28 Terrasvergunning 1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een terras in te richten, te exploiteren of in gebruik te geven op de openbare weg, op openbaar water of op een voor publiek toegankelijk terrein. 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd indien: a. een terras en/of een terras op het water niet is gesitueerd direct aangrenzend aan of in de directe nabijheid van de horeca-inrichting van de aanvrager; b. uit de aanvraag blijkt dat door de afmeting van het terras op een trottoir of voetgangersgedeelte niet tenminste 1,5 meter vrije doorgang voor het verkeer is gewaarborgd, tenzij de burgemeester van oordeel is dat Burgemeester de winkelier een aanwijzing geven tot het treffen van in die aanwijzing genoemde maatregelen ter voorkoming van het achterblijven van winkelwagentjes op een openbare plaats. 6. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer. Artikel 2:28 Terrasvergunning 1. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester of in afwijking van de nadere regels als bedoeld in het derde lid een terras in te richten, te exploiteren of in gebruik te geven op een openbare plaats, op openbaar water of op een voor publiek toegankelijk terrein. 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd indien: a. een terras en/of een terras op het water niet is gesitueerd direct aangrenzend aan of in de directe nabijheid van de horeca-inrichting van de aanvrager; b. blijkt dat het terras gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg en het openbaar water of voor het doelmatig beheer van de weg en het openbaar water; 8 Voorgesteld wordt om dit artikel op een aantal onderdelen te wijzigingen. Met de wijziging in het eerste lid wordt verduidelijkt dat het de vergunninghouder ook niet is toegestaan af te wijken van de nadere regels als bedoeld in het derde lid. De wijziging van het tweede lid onder b. is een vereenvoudiging ten opzichte van de huidige onderdelen b. en c. van het tweede lid. In het tweede lid onder e. is de weigeringsgrond onder II geschrapt omdat dit vereiste ook al is opgenomen in het tweede lid onder a. De weigeringsgronden onder III en IV worden geschrapt omdat het hier gaat om nadere regelgeving waarvoor de burgemeester op grond van het derde lid de bevoegdheid heeft om deze vast te stellen. De geschrapte onderdelen zullen in een binnenkort vast te c. d. e. vanuit verkeerstechnisch oogpunt een doorgang van minder dan 1,5 meter verantwoord is; uit de aanvraag blijkt dat het terras gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig beheer van de weg en daaraan niet door het verbinden van voorschriften aan de vergunning tegemoet kan worden gekomen dan wel, indien het een terras op het water betreft, de veiligheid op, de reinheid van, en/of de openbare orde op het water en/of haar oevers in gevaar wordt gebracht of belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land; uit de aanvraag blijkt dat het terras breder is dan de gevelbreedte van de horecainrichting, tenzij de burgemeester van oordeel is dat, gelet op onder meer de belangen van eigenaren/gebruikers van belendende percelen een afwijkende breedtemaat vereist of aanvaardbaar is; de aanvraag betrekking heeft op een terras op een binnenplaats of binnenterrein, dat wil zeggen een plaats of een terrein dat omsloten c. d. e. blijkt dat het terras breder is dan de gevelbreedte van de horecainrichting, tenzij de burgemeester van oordeel is dat, gelet op onder meer de belangen van eigenaren/gebruikers van belendende percelen een afwijkende breedtemaat vereist of aanvaardbaar is; de aanvraag betrekking heeft op een terras op een binnenplaats of binnenterrein, dat wil zeggen een plaats of een terrein dat omsloten is door woningen, tenzij de burgemeester van oordeel is dat door het verbinden van voorschriften aan de vergunning overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen kan worden voorkomen; indien de aanvraag betrekking heeft op een terras dat op het water is gelegen wordt de aanvraag tevens geweigerd indien de vergunning wordt gevraagd voor het Rapenburg (met uitzondering van de locatie hoek Rapenburg/Noordeinde), de Herengracht, de Zoeterwoudse Singel, de Witte Singel, de Morssingel, de Rijnsburgersingel, de Maresingel, de Herensingel en 9 stellen besluit “Nadere regels terrassen” worden opgenomen. De wijziging van het derde lid verduidelijkt dat de bevoegdheid tot het stellen van nadere regels beperkt is tot het inrichten en het gebruik van terrassen. f. is door woningen, tenzij de burgemeester van oordeel is dat door het verbinden van voorschriften aan de vergunning overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen kan worden voorkomen; indien de aanvraag betrekking heeft op een terras dat op het water is gelegen wordt de aanvraag tevens geweigerd indien: I. de vergunning wordt gevraagd voor het Rapenburg (met uitzondering van de locatie hoek Rapenburg/Noordeinde), de Herengracht, de Zoeterwoudse Singel, de Witte Singel, de Morssingel, de Rijnsburgersingel, de Maresingel, de Herensingel en de Zijlsingel; II. deze niet ten behoeve van een horecabedrijf is; III. het terras op het water niet is gelegen op een traditionele dekschuit met zwarte kleur, tenzij de 3. de Zijlsingel. II. deze niet ten behoeve van een horecabedrijf is; III. het terras op het water niet is gelegen op een traditionele dekschuit met zwarte kleur, tenzij de burgemeester hiervan vrijstelling heeft verleend; IV. een terras op het water meer dan 10 centimeter boven de kademuur uitsteekt; f. het verlenen van de vergunning de rechten en/of vrijheden van anderen zal aantasten, dan wel ontoelaatbare overlast tot gevolg zal hebben; g. voor het terras ook andere vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen e.d. zijn vereist welke krachtens de desbetreffende wettelijke bepalingen niet kunnen worden verleend. De burgemeester kan nadere regels vaststellen ten aanzien van: a. het waarborgen van de verkeersveiligheid op en nabij het terras; b. de inrichting van terrassen, inclusief het voeren van reclame op terrassen; 10 3. burgemeester hiervan vrijstelling heeft verleend; IV. een terras op het water meer dan 10 centimeter boven de kademuur uitsteekt; g. het verlenen van de vergunning de rechten en/of vrijheden van anderen zal aantasten, dan wel ontoelaatbare overlast tot gevolg zal hebben; h. voor het terras ook andere vergunningen, ontheffingen, vrijstellingen e.d.zijn vereist welke krachtens de desbetreffende wettelijke bepalingen niet kunnen worden verleend. Bij de uitoefening van hun bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid kan de burgemeester nadere regels vaststellen, c.q. nadere voorschriften stellen ten aanzien van: a. het waarborgen van de verkeersveiligheid; b. de inrichting van terrassen, inclusief het voeren van reclame op terrassen; c. de voorkoming van overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen; d. de veiligheid en gezondheid op het water; e. de inrichting van terrassen in c. 4. 5. het voorkomen van overlast voor eigenaren/gebruikers van belendende percelen; d. de veiligheid en gezondheid op het water vanwege een terras; e. de inrichting van terrassen in relatie tot de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Het verbod in het eerste lid geldt niet indien en voor zover de Wet Milieubeheer van toepassing is. Op de vergunning als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing. 11 4. 5. 6. relatie tot de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan voorts worden geweigerd indien het voorgenomen terras niet voldoet aan de nadere door de burgemeester vastgestelde regels als bedoeld in het derde lid. De burgemeester verbindt aan een terrasvergunning in elk geval de volgende voorschriften: a. voor welke locatie en omvang het terras is toegestaan; b. dat een terras schoon en opgeruimd moet zijn en geen gevaar voor het publiek mag opleveren; c. dat een terras op het water niet mag worden verankerd met de grond of de wal; d. dat een terras op het water moet worden verwijderd als ter plaatse in het water of aan/op de kademuren door gemeente, nutsbedrijven of waterbeheerder werkzaamheden moeten worden verricht; e. een terras op het water niet mag worden voorzien van een tapmogelijkheid, tenzij de Burgemeester daarvoor ontheffing heeft verleend. Het verbod in het eerste lid geldt niet 12 indien en voor zover de Wet Milieubeheer van toepassing is. Artikel 2:28A Sluitingstijden terrassen 1. Het is de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 2:28 verboden een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben na 24.00 uur. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag de houder toegestaan een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben tot 01.30 uur. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid is het de houder toegestaan een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben tot 01.00 uur voor de nacht van zondag op maandag tot en met de nacht van donderdag op vrijdag en tot 02.00 uur voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag bij een temperatuur van 28 graden Celsius of hoger, blijkende uit de desbetreffende aanduiding op de gemeentelijke website. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid indien op, of in de onmiddellijke nabijheid van, het terras een evenement wordt gehouden waarvoor de eindtijd in de Artikel 2:28A Sluitingstijden terrassen 1. Het is de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 2:28 verboden een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben na 24.00 uur. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag de houder toegestaan een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben tot 01.30 uur. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid is het de houder toegestaan een terras bij zijn inrichting geopend te hebben, daar bezoekers toe te laten of te hebben tot 01.00 uur voor de nacht van zondag op maandag tot en met de nacht van donderdag op vrijdag en tot 02.00 uur voor de nacht van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag bij een temperatuur van 28 graden Celsius of hoger, blijkende uit de desbetreffende aanduiding op de gemeentelijke website. 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid indien op, of in de onmiddellijke nabijheid van, het terras een evenement wordt gehouden waarvoor de eindtijd in de 13 Het vierde lid kan vervallen omdat wordt voorgesteld om de bevoegdheid tot het vaststellen van een ander sluitingsuur in artikel 2:30, eerste lid uit te breiden met terrassen. Het vijfde lid kan vervallen omdat de burgemeester voor horeca-inrichtingen in een apart besluit zijn sanctiebeleid voor horecainrichtingen heeft vastgelegd. 5. evenementenkalender is bepaald op een later tijdstip dan 24.00 uur en voorts ten behoeve van de viering van Leidens Ontzet. Bij overtreding van het voor een terras geldende sluitingsuur kan de burgemeester tijdelijk het sluitingsuur van dat terras vervroegen of dat terras tijdelijk algeheel verbieden. Artikel 2:29 Sluitingstijden horeca inrichtingen 1. Onverminderd het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel is het de houder verboden zijn inrichting geopend te hebben, daarin bezoekers toe te laten of te hebben: a. van middernacht tot zes uur des morgens; b. op andere tijden indien en voor zover de burgemeester in bijzondere omstandigheden voor het gehele gebied der gemeente of voor een gedeelte daarvan een vroeger of later sluitingsuur heeft bepaald of tijdelijk algehele sluiting heeft bevolen en zulks bij openbare kennisgeving heeft bekendgemaakt; c. van elf uur des avonds tot vijf uur des middags indien het een inrichting betreft als bedoeld in artikel 7 van de Drank- en 5. evenementenkalender is bepaald op een later tijdstip dan 24.00 uur en voorts ten behoeve van de viering van Leidens Ontzet. Bij overtreding van het voor een terras geldende sluitingsuur kan de burgemeester tijdelijk het sluitingsuur van dat terras vervroegen of dat terras tijdelijk algeheel verbieden. Artikel 2:29 Sluitingstijden horeca inrichtingen 1. Onverminderd het bepaalde in het tweede en derde lid van dit artikel is het de houder verboden zijn inrichting geopend te hebben, daarin bezoekers toe te laten of te hebben: a. van middernacht tot zes uur des morgens; b. op andere tijden indien en voor zover de burgemeester in bijzondere omstandigheden voor het gehele gebied der gemeente of voor een gedeelte daarvan een vroeger of later sluitingsuur heeft bepaald of tijdelijk algehele sluiting heeft bevolen en zulks bij openbare kennisgeving heeft bekendgemaakt; c. van elf uur des avonds tot vijf uur des middags indien het een inrichting betreft als bedoeld in artikel 7 van de Drank- en 14 In de praktijk bleek het voor horecaexploitanten die over een verlof voor het verstrekken van alcoholvrije drank beschikken onduidelijk of zij wel of niet alcoholhoudende drank mogen verstrekken. Dit artikel is daarom gewijzigd om duidelijker te maken dat dit niet is toegestaan. Verlofhouders mogen alleen alcoholhoudende drank verkopen anders dan voor gebruik ter plaatse. Voor gebruik ter plaatse mogen zij alleen alcoholvrije drank verstrekken. De verwarrende passage (de laatste zinsnede van het tweede lid onder c.) is daarom geschrapt. Tevens is de leesbaarheid verbeterd door niet meer de verschillende categorieën horecainrichtingen te noemen, maar te volstaan met het noemen van de houder van een drank- en horecaverlof in het tweede lid en de houder van een drank- en horecavergunning in het derde lid. Het bepaalde in het vierde lid ziet op een 2. Horecaverordening 2013, waarin softdrugs kunnen worden verkregen. De in het eerste lid, onder a genoemde verbodsbepaling geldt niet voor horecainrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend snacks en/of ter plaatse gefrituurde, gegrilde of anderszins opgewarmde eetwaren, al dan niet in combinatie met alcoholvrije drank, om binnen en buiten de inrichting te nuttigen, met dien verstande dat: a. de inrichting is gelegen in het gebied binnen dat is gelegen binnen de grens van de Witte Singel ter hoogte van het Galgewater, Zoeterwoudse Singel, deZijlsingel, de Herensingel, de Maresingel, het Schuttersveld, de Rijnsburgerweg, de Bargelaan, het Stationsplein, de Morssingel en de Rijnsburgersingel; b. de inrichting past binnen het voor dat gebied geldende bestemmingsplan; c. na middernacht geen alcoholhoudende drank in de inrichting mag worden verkocht en voorts dat na middernacht ter plaatse geen alcoholhoudende dranken worden geconsumeerd. 2. 3. Horecaverordening 2013, waarin softdrugs kunnen worden verkregen. De in het eerste lid, onder a genoemde verbodsbepaling geldt niet voor horecainrichtingen waarvoor een verlof als bedoeld in artikel vier van de Drank- en horecaverordening 2013 is verleend, met dien verstande dat: a. de inrichting is gelegen in het gebied binnen dat is gelegen binnen de grens van de Witte Singel ter hoogte van het Galgewater, Zoeterwoudse Singel, de Zijlsingel, de Herensingel, de Maresingel, het Schuttersveld, de Rijnsburgerweg, de Bargelaan, het Stationsplein, de Morssingel en de Rijnsburgersingel; b. de inrichting past binnen het voor dat gebied geldende bestemmingsplan; c. na middernacht geen alcoholhoudende drank in de inrichting mag worden verkocht. en voorts dat na middernacht ter plaatse geen alcoholhoudende dranken worden geconsumeerd. De in het eerste lid, onder a genoemde verbodsbepaling geldt voorts niet voor horeca-inrichtingen waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel drie van 15 overtreding van de sluitingstijden voor coffeeshops. Deze bepaling is niet meer nodig omdat de burgemeester voor coffeeshops een apart sanctiebesluit heeft vastgesteld. 3. De in het eerste lid, onder a genoemde verbodsbepaling geldt voorts niet voor horeca-inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van horecainrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verstrekken van overwegend alcoholische drank voor gebruik ter plaatse, al dan niet in combinatie met eetwaren, horecainrichtingen ten behoeve van het gelegenheid geven tot dansen al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije drank en kleine etenswaren en horeca-inrichtingen welke uitsluitend toegankelijk zijn voor leden van een vereniging, met dien verstande : dat: a. de inrichting past binnen het voor dat gebied geldende bestemmingsplan; b. in de inrichting geen bezoekers meer mogen worden toegelaten: in de nacht van zondag op maandag tot en met de nacht van woensdag op donderdag na 01.00 uur en in de nacht van donderdag op vrijdag tot en met de nacht van zaterdag op zondag na 02.00 uur. 4. de Drank- en horecawet is verleend, met dien verstande dat: a. de inrichting past binnen het voor dat gebied geldende bestemmingsplan; b. in de inrichting geen bezoekers meer mogen worden toegelaten: in de nacht van zondag op maandag tot en met de nacht van woensdag op donderdag na 01.00 uur en in de nacht van donderdag op vrijdag tot en met de nacht van zaterdag op zondag na 02.00 uur. De burgemeester zal tot sluiting van een inrichting overgaan indien wordt vastgesteld dat het bepaalde in het eerste lid, sub c., niet wordt nageleefd 16 4. De burgemeester zal tot sluiting van een inrichting overgaan indien wordt vastgesteld dat het bepaalde in het eerste lid, sub c., niet wordt nageleefd. Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 1. De burgemeester kan voor één of meer horecabedrijven in het belang van de openbare orde en zedelijkheid, al dan niet tijdelijk, een later openingsuur en/of een vroeger sluitingsuur vast stellen, dan wel een algehele sluiting bevelen; 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet. Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen dan wel het daarbij behorende terras tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet. Zie toelichting op wijziging artikel 2:28A, vierde lid. Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d. 1. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden. 2. Het is verboden: a. in de plantsoenen, in de parken, of op de taluds, langs de singelgrachten, op de gazons, of uit bloembakken die op of aan de weg geplaatst zijn, bloemen of Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d. 1. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden. 2. Het is verboden: a. in de plantsoenen, in de parken, of op de taluds, langs de singelgrachten, op de gazons, of uit bloembakken die op of aan de weg geplaatst zijn, bloemen of Op grond van artikel 2:47, tweede lid onder a. is het verboden op of aan de weg te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair. Het derde lid van art. 2:45 bevat een nagenoeg gelijkluidend verbod. Voorgesteld wordt om dat onderdeel te schrappen. 17 3. 4. 5. takken te plukken, uit te rukken, af te rukken of af te snijden; b. in de plantsoenen of de parken te vervoeren of bij zich te hebben planten, struiken, heesters of bomen, soortgelijk aan die, welke ter plaatse groeien, of delen daarvan, zoals bloemen of takken, tenzij de vervoerder of houder van deze voorwerpen aannemelijk maakt, dat deze van elders afkomstig zijn. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid genoemde verbod. Het is verboden op of aan de weg, in een boom, paal of dergelijk voorwerp, op een voertuig, bouwwerk, heining of andere afsluiting te klimmen, daaraan te hangen of zich daarin of daarop te bevinden. Het verbod in het vierde lid geldt niet indien wordt gehandeld door of met toestemming van de rechthebbende. 3. 4. 5. takken te plukken, uit te rukken, af te rukken of af te snijden; b. in de plantsoenen of de parken te vervoeren of bij zich te hebben planten, struiken, heesters of bomen, soortgelijk aan die, welke ter plaatse groeien, of delen daarvan, zoals bloemen of takken, tenzij de vervoerder of houder van deze voorwerpen aannemelijk maakt, dat deze van elders afkomstig zijn. Het is verboden op of aan de weg, in een boom, paal of dergelijk voorwerp, op een voertuig, bouwwerk, heining of andere afsluiting te klimmen, daaraan te hangen of zich daarin of daarop te bevinden. Het verbod in het derde lid geldt niet indien wordt gehandeld door of met toestemming van de rechthebbende. Op de ontheffing als bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing. Artikel 2:49a Gedragsaanwijzing 1. Het is verboden om in of vanuit een woning of een gebouw de openbare orde te verstoren. 2. De burgemeester is bevoegd om indien het verbod in het eerste lid wordt overtreden en daardoor de openbare orde 18 Dit is een nieuw artikel en geeft de burgemeester de bevoegdheid om een bewoner van een woning of een gebouw een gedragsaanwijzing op te leggen wanneer die bewoner door zijn gedrag zoveel overlast veroorzaakt dat de openbare orde daardoor wordt verstoord. in ernstig mate wordt verstoord of dreigt te worden verstoord door gedragingen in of vanuit een woning of een gebouw, de gebruiker van de woning of het gebouw een aanwijzing op te leggen waarin gedragingen van de gebruiker worden verboden dan wel waarin gedragingen worden voorgeschreven waardoor de verstoring van de openbare orde wordt voorkomen. Dit artikel is niet van toepassing indien en voor zover in dit onderwerp wordt voorzien door de Woningwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Opiumwet of de Huisvestingswet. De achterliggende gedachte daarbij is dat in artikel 174a Gemeentewet wel is geregeld dat de burgemeester een woning kan sluiten indien door gedragingen in de woning de openbare orde rond de woning wordt verstoord, maar dat er in zo’n geval niet een minder verstrekkende bevoegdheid is. Artikel 2:57 Loslopende honden 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen: a. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats; b. binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd; of c. op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet Voorgesteld wordt om voor dit artikel de tekst van de model-APV over te nemen. In het huidige artikel in het tweede lid wordt geen onderscheid gemaakt tussen het verbod onder a. en b. enerzijds en het verbod onder c. anderzijds. Het verbod om een zonder halsband of ander identificatiemiddel op de weg te laten verblijven, geldt daardoor niet op plaatsen die door het college met borden zijn aangegeven. In de model-bepaling wordt het onderscheid wel gemaakt en blijft het verbod onder c. van kracht. 3. Artikel 2:57 Loslopende honden 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen: a. binnen de bebouwde kom op de weg zonder dat die hond aangelijnd is; b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats; c. op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar 19 Op grond van het derde lid van de Leidse bepaling is het college verplicht een regeling te treffen met betrekking tot de opvang van honden die in strijd met het in het eerste lid 2. 3. 4. of houder duidelijk doet kennen. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet op plaatsen waar het laten loslopen of het los hebben van een hond blijkens vanwege het college aangegeven borden is toegestaan. Het college treft een regeling met betrekking tot de opvang van honden die in strijd met het in het eerste lid gestelde verbod los op de weg worden aangetroffen. Het verbod geldt voorts niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden. Artikel 2:58 Verontreiniging door honden 1. De eigenaar, de houder of verzorger van een hond, alsmede hij die een hond onder zijn hoede heeft, is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op de weg. 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet ten aanzien van gedeelten van de weg die zijn ingericht als hondenuitlaatstrook en als zodanig door middel van borden zijn aan gegeven 3. De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven: a. indien de eigenaar, houder of de verzorger van de hond dan wel hij die een hond onder zijn hoede 2. 3. kennen. Het verbod in het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen. De verboden in het eerste lid aanhef en onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond: a. die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of b. die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond. Artikel 2:58 Verontreiniging door honden 1. Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd. 2. Ten behoeve van het onmiddellijk verwijderen zoals bedoeld in het eerste lid, dient de eigenaar of houder van een hond te allen tijde tenminste twee deugdelijke opruimmiddelen bij zich te hebben. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden. 20 gestelde verbod los op de weg worden aangetroffen. Een dergelijke regeling is tot op heden nooit vastgesteld. De model-bepaling kent deze regeling niet (meer). Het derde lid van de model-bepaling strekt zich ook uit tot honden die worden opgeleid tot geleide hond of sociale hond. Het huidige artikel kent die uitzondering niet. Voorgesteld wordt om voor dit artikel, met uitzondering van het tweede lid, de tekst van de model-APV over te nemen. Het eerste lid bevat een opruimplicht voor de uitwerpselen van een hond. Aangezien de eigenaar, houder of verzorger van de hond Aangezien niet aan de opruimplicht kan worden voldaan als de eigenaar geen deugdelijk opruimmiddel bij zich heeft, is de verplichting om die middelen bij zich te dragen expliciet opgenomen in het tweede lid. Om ervoor zorg te dragen dat het altijd voldoende opruimmiddelen zijn is het minimum aantal van twee opgenomen. heeft er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk van de weg worden verwijderd; b. indien de eigenaar of houder van de hond zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden en de hond als zodanig aantoonbaar gekwalificeerd is, dan wel de eigenaar van de hond vanwege gebondenheid aan een rolstoel, scootmobiel of soortgelijk voertuig, zelf niet in staat is voor het verwijderen van de uitwerpselen zorg te dragen. Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander: a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt; b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat 4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen. Artikel 2:59 Gevaarlijke honden 1. Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijnen muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander. 2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter. 3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die: a. vervaardigd is van stevige 21 Voorgesteld wordt om voor dit artikel de tekst van de model-APV over te nemen. Als gevolg van het vervallen van de Regeling agressieve dieren is het noodzakelijk gebleken om het bepaalde is het derde lid van het bestaande artikel te vervangen door een eigen regeling in de APV. Conform het VNG-model is dit in de leden twee en drie van het voorgestelde artikel opgenomen. In verband met de in 2013 landelijk ingevoerde chip verplichting voor nieuwe of in Nederland ingevoerde honden wordt er door dierenartsen sinds 2013 niet meer gewerkt met het tatoeëren van honden ten behoeve van het merken. Om alle op dit moment mogelijke identificatiekenmerken te beschrijven is de chip als uniek identificatiekenmerk aan het vierde lid 2. 3. 4. het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt. In afwijking van artikel 2:57, lid 1 onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, nietverwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand. In het eerste lid wordt verstaan onder: a. muilkorf: een muilkorf als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Regeling agressieve dieren; b. kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Regeling agressieve dieren. Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 1. Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het 4. kunststof, van stevig leer of van beide stoffen; b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is. Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling 1. Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door de burgemeester in 22 van dit artikel toegevoegd. Op 19 december heeft de Voorzieningenrechter in een zaak van de gemeente Hilversum bepaalt dat een vuurwerkverbod een zaak van openbare orde is. De handhaving daarvan komt volgens de 2. 3. belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats. Het is verboden consumentenvuurwerk op of aan de weg of op een voor publiek toegankelijke plaats te bezigen indien zulks gevaar, schade of overlast kan veroorzaken. Deze plaatsen zijn in ieder geval: a. op een voetpad, in een passage of in een onderdoorgang; b. in een portiek, galerij of dergelijke voor het publiek open staande ruimte; c. in een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte; d. in een volksverzameling; e. daar waar zulks overigens hinder of overlast kan veroorzaken De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 4:4 Wijze van geluidmeten 1. Metingen en berekeningen ter controle van voornoemde geluidniveaus vinden plaats overeenkomstig de HRMI-99. 2. In tegenstelling tot de HRMI-99 worden op het gemeten signaal in dB(A) of dB(C) geen correcties meer toegepast. 2. 3. het belang van de openbare orde en ter voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen indien zulks gevaar, schade of overlast kan veroorzaken. Deze plaatsen zijn in ieder geval: a. op een voetpad, in een passage of in een onderdoorgang; b. in een portiek, galerij of dergelijke voor het publiek open staande ruimte; c. in een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte; d. in een volksverzameling; e. waar gevaar of schade voor dieren kan ontstaan; f. daar waar zulks overigens hinder of overlast kan veroorzaken. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht. Artikel 4:4 Wijze van geluidmeten 1. Metingen en berekeningen ter controle van voornoemde geluidniveaus vinden plaats overeenkomstig de HRMI-99. 2. In tegenstelling tot de HRMI-99 worden op het gemeten signaal in dB(A) of dB(C) geen correcties meer toegepast. 23 rechter eenduidig toe aan de burgemeester en niet aan het complete college. Het college kon dus geen vuurwerkverbod instellen. Voorgesteld wordt daarom de burgemeester als bevoegd gezag aan te wijzen. In de vergadering van de raadscommissie Leefbaarheid en Bereikbaarheid van 16 december 2014 is toegezegd artikel 2.73 lid 2 van de APV te wijzigen met het oog op gevaar of schade voor dieren. Aan het tweede lid daarom een nieuw onderdeel e. toegevoegd. In de huidige bepaling ontbreekt een bepaling over de wijze van geluidmeten in geluidgevoelige ruimten. 3. 4. 5. In tegenstelling tot de HRMI-99 mogen metingen ook uitgevoerd worden met een, volgens de specificaties van IECpublicatie 651: 1979, type 2 geluidniveaumeter. Metingen in de buitenlucht vinden plaats op een hoogte van minimaal 1,5 m en maximaal 2 m boven plaatselijk maaiveld. In geval het geluidniveau op de gevel van een geluidgevoelig gebouw wordt vastgesteld, wordt de gevel op de begane grond ook als gevel van het geluidgevoelig gebouw gezien als geluidgevoelige ruimten slechts op de hoger gelegen etages aanwezig zijn. Artikel 4:5 Onversterkte muziek [gereserveerd] 3. In tegenstelling tot de HRMI-99 mogen metingen ook uitgevoerd worden met een, volgens de specificaties van IEC-publicatie 60651, type 2 geluidniveaumeter. 4. Metingen in de buitenlucht vinden plaats op een hoogte van minimaal 1,5 m en maximaal 2 m boven plaatselijk maaiveld. 5. Metingen in geluidgevoelige ruimten vinden plaats op ten minste de volgende afstanden: 1,5 m boven de vloer, 1,5 m van ramen en 1 m van muren. 6. In geval het geluidniveau op de gevel van een geluidgevoelig gebouw wordt vastgesteld, wordt de gevel op de begane grond ook als gevel van het geluidgevoelig gebouw gezien als geluidgevoelige ruimten slechts op de hoger gelegen etages aanwezig zijn. Artikel 4:5 Beperken incidentele en collectieve festiviteiten De burgemeester kan het organiseren van een incidentele of een collectieve festiviteit verbieden of een afwijkende geluidsnorm of eindtijd opleggen wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed. 24 Bij een zeer klein aantal horecagelegenheden kan de voorgestelde norm tot overlast bij derden leiden. Indien de burgemeester van oordeel is, dat een bepaalde (aangemelde) incidentele festiviteit of het toestaan van toekomstige incidentele festiviteiten in het concrete geval ongewenste cumulatie van hinder en overlast met zich mee kan brengen, kan hij het organiseren van die festiviteit en toekomstige festiviteiten verbieden.