Kwartetten helpt begrippen te ordenen en categorieën te

advertisement
Kwartetten helpt begrippen te ordenen en categorieën te
onderscheiden. Bij het kwartet als taalspel zijn steeds vier vakbegrippen
rond een kernbegrip bij elkaar gezet, bijvoorbeeld: lens, iris, hoornvlies,
blinde vlek bij het kernbegrip oog. De leerlingen moeten voordat ze de
gevraagde kaart van een ander kunnen krijgen, eerst een vraag die op
diens kaart staat, goed beantwoorden. ‘Mag ik van jou van de huid de
kiemlaag’ ‘Ja, als je kunt vertellen welke functie de kiemlaag heeft.’ Bij
een goed antwoord mag de kaart doorgegeven worden. Wie krijgt de
meeste kwartetten bij elkaar?
Bron: Handboek Taalgericht Vakonderwijs
Met het spel vier-op-een-rij oefenen leerlingen kernbegrippen en hun
bepalende of onderscheidende eigenschappen. Bijvoorbeeld: de
diersoorten amfibieën, reptielen, vogels, vissen, zoogdieren; de klimaten;
de scheikundige stofsoorten gas, vloeibare stoffen en vaste stoffen.
Leerlingen krijgen kaartjes met daarop omschrijvingen (‘leeft in het
water’) die ze op het spelbord in de juiste categorie (bijvoorbeeld reptiel)
moeten leggen. Wie het eerst vier op een rij heeft gelegd, wint. De
discussie ontstaat als de deelnemers het er niet over eens zijn of de
omschrijving wel past bij het kernbegrip (bijvoorbeeld: leven reptielen in
het water?)
Bron: Handboek Taalgericht Vakonderwijs
Wat is het? De leerlingen zitten in groepjes bij elkaar. In het midden van
de tafel ligt een stapel kaartjes met de bedrukte zijde naar beneden. Op
elk kaartje staat een stuk gereedschap afgebeeld, met daaronder de
naam. De leerling die begint, draait het bovenste kaartje om en geeft
een omschrijving van het gereedschap, zonder de naam te noemen.
Alternatief: medeleerlingen moeten ja/nee-vragen stellen om erachter te
komen wat er op het kaartje staat.
Bron: Handboek Taalgericht Vakonderwijs
Matchen en puzzelen. Leerlingen krijgen elk een informatiebron.
Bijvoorbeeld: een opsomming van kenmerken van een bepaalde periode
in de geschiedenis, bijpassende foto’s, een zakelijke tekst over die
periode in vaktaal, idem in alledaagse taal. Samen moeten ze uitzoeken
wat bij wat hoort. Voorbeeld: allerlei kenmerken van natuurrampen staan
op kaartjes en moeten geordend worden naar type ramp: overstroming,
aardbeving, enzovoort. Ten slotte worden de stapeltjes verdeeld over de
leerlingen om met behulp van een schrijfkader een samenhangende tekst
over de betreffende ramp te schrijven.
Bron: Handboek Taalgericht Vakonderwijs.
Domino & memory zijn geschikt om betekenissen van begrippen aan te
leren en in te slijpen. Zo zijn de symbolen van het periodiek systeem met
domino aan te leren (de steen met ‘Fe’ moet aangelegd worden bij de
steen met ‘ijzer’). Bij memory gaat het in dat geval niet om twee identieke
plaatjes maar om een begrip en de bijbehorende verklaring of
afbeelding ervan.
Bron: Handboek Taalgericht Vakonderwijs.
Download