v - Cultuurtijdschriften

advertisement
SCHRIJVEN I N ZUTPHEN
NUY DAMESMODE: EEN BEGRIP
TOT VER BUITEN ZUTPHEN
MODEHUIS
Korte Hofstraat 2-8, Zutphen
Telefoon 05750-14099
Stijl en klasse,
in een exclus~efhuis
m
A-i-im
sm
i.
IllBRKmallh STIJL K Z A s s E
bifi1llUBlll
rni.M~TirlNll
~ I N N U ~IN SCHOENMODE...
:===%v
Groenmarkt 43, Zutphen
Telefoon 05750-13284
FLORET MEN'S SHOP;
AKTUELE MANNENMODE
Houtmarkt 59-61, Zutphen
Telefoon 05750-1 7215
I
Interview met de schrijver H. C. ten Berge
Sinds 1979 woont in Zutphen de schrijver H . C. ten Berge. Hij publiceerde
dichtbundels, prozawerken, essays en vertalingen. Voor zijn vroege poëzie
werd hem in 1968 de Van der Hoogtprijs toegekend, terwijl zijn proza in 1971
met de Prozaprijs van de stad Amsterdam werd onderscheiden. Zijn in 1986
verschenen roman Het geheim van een opgewekt humeur leverde hem een
AKO-prijsnominatie en de Multatuliprijs 1987 op.
In enkele van de romans en novellen speelt geschiedenis, en ook Zutphense
geschiedenis, een rol. De derde episode van Het geheim van een opgewekt humeur speelt in een duidelijk als Zutphen te herkennen plaats Zuidveen: de zuidelijke stadsrand met het joodse kerkhof, de Weg naar Tienakker, Theehandel
'De Raaf' (Ravenkoffie, 'Het Geheim van een opgewekt Humeur').
Ook in Zutphen speelt het verhaal Schimmen in de Kloostertuin, in 1988 verschenen in de serie 'Gelderland in proza, poëzie en prent'. Het is een gefingeerde ontmoeting van enkele figuren die ooit in hun leven in Zutphen waren: Sir
Philip Sidney, Nescio, Bloem, aaneengepraat door Transmontanus (Ten Berge). Het verhaal is onlangs in gecalligrafeerde vorm in een grote oplage herdrukt in Zutphen in beeld en gedicht, samen met gedichten die betrekking hebben op Zutphen en verlucht met aquarellen.
Recent is verschenen Een Italiaan in Zutphen, een novelle waarin de Walburgskerk en de Librije, alsmede de plaatselijke kermis, een opmerkelijke rol
spelen.
De serie interviews in dit nummer van Oud-Zutphen betreffen vooral belangstelling voor geschiedenis en de rol van de geschiedenis in het dagelijks leven
en de Zutphense geschiedenis.
Ten Berge vertelt een uitgesproken belangstelling voor geschiedenis te hebben. Voor de meeste schrijvers is dat ook wel noodzaak: je schrijft vanuit een
traditie. De band met het heden mag daarbij niet uit het oog verloren worden.
We vinden dit verwoord in een uitspraak van de hoofdfiguur uit Een Italiaan
in Zutphen: 'De geschiedenis is zijn voedingsbodem, maar het heden adem ik
in. Het een is niet denkbaar zonder het ander'.
De soort historiewerken waar hij vooral kennis van neemt zijn biografieën
- een neutrale vorm van geschiedschrijving waaruit een goed tijdsbeeld ontstaat - en kronieken; over deze laatste vorm aanstonds meer.
Al op jonge leeftijd was Ten Berge geboeid door het middeleeuwse vagantendom waaruit een beeld wordt verkregen van het menselijke element in de mid-
deleeuwse geschiedenis. Van grote invloed was het boek van Helen Waddell
The Wandering Scholars. Ook van blijvende invloed was de kennisname van
de middeleeuwse mystiek. Onderstaande beschrijving, genomen uit een autobiografisch essay uit 1987, als H. C. ten Berge Informatie bijgevoegd bij een
heruitgave in één deel van de novellen 'Zelfportret met witte muts' en 'Matglas', licht dit toe:
Een onderwerp dat me sinds mijn schooljaren bezighield vond zijn wortels in de Middeleeuwen, een periode die destijds allerminst in de belangstelling stond. Opzienbarende en meeslepend geschreven studies a la
Montaillou bestonden niet of nauwelijks, enkele knappe geschriften uit
de jaren twintig niet te na gesproken. Vooral de twaalfde en dertiende
eeuw hadden mijn belangstelling; het waren eeuwen waarin ik zonder
gids of leidraad ronddoolde. Ik rook en snuffelde aan alles wat ik tegenkwam. Huizinga, natuurlijk - maar hij schreef over het herfsttij terwijl
mij de eerste bloei aantrok: die van minnezangers, filosofen en katharen,
troubadours, vaganten, mystiekers en muzikanten. Behalve door de laatsten werd ik het diepst getroffen door de mystici wier werk getuigde van
een grote helderheid en kracht. Onder hen bevond zich een dichteres die
mij onmiddellijk voor zich won, vanaf de eerste regel van het eerste vers
dat me onder ogen kwam.
Ay, al es nu die winter cout,
Cort die daghe ende die nachte langhe,
Ons naket saen een somer stout,
Die ons ute dien bedwanghe
Schiere sal bringhen Dat was Hadewijch! Wie anders? Haar bedwongen felheid en temperament waren eeuwen later nog even invoelbaar als tijdens haar leven. Haar
poëzie ging dwars door mij heen en liet me ademloos achter. Waar waren
zulke regels toen vandaan gekomen? Haar Strofische gedichten behoorden voor mij tot de meesterstukken van de Europese literatuur, uniek in
de Nederlanden van die tijd en daarna slechts zelden geëvenaard. Mijn
bewondering kende maandenlang, goddank, geen grenzen.
Het winterse element klinkt door in titels van poëziebundels. Ten Berge geniet
ook bekendheid als verzamelaar en herverteller van mythen en fabels van noordelijke volken.
Terug naar de historische aspecten. Vooral kronieken vormen een bron voor
H. C. ten Berge: 'De geschiedenis is zijn voedingsbodem, maar het heden adem ik in*.
Ten Berge. Zij geven een ander beeld van de geschiedenis dan de navertellingen.
Schokkend zijn bijvoorbeeld de authentieke Indiaanse kronieken uit Mexico,
waar de Spaanse verovering van Amerika gezien wordt door de overwonnenen.
Al in 1965/1966 maakte Ten Berge kennis met dergelijke kronieken.
Ook enkele overwinnaars weten soms een levendig en indringend beeld te
geven. Zo is er in Florence de Codex Florentine, de enquête die de Franciscaner
monnik Bernardino de Sahagun optekende over de Azteekse godsdienst, de sociale en economische structuur van de samenleving, de ceremoniële gebruiken,
de adel, enz.
Voor de Nederlandse geschiedenis zijn er de uitgaven van de beschrijvingen
van het optreden van de Spanjaarden in de Nederlanden van J. Brouwer. Als
auteur lees je deze bronnen dikwijls gericht, met steeds de vraag: kun je er iets
mee doen, kun je er vorm aan geven? Een belangrijk deel van het boek Het geheim van een opgewekt humeur wordt verteld in de vorm van een fictieve
Spaanse kroniek uit het einde van de zestiende eeuw.
Niet alleen vormt Zutphen nu en dan het decor van een handeling, Zutphen is
ook wel eens de aanleiding tot een werk. In 1988 verscheen de essaybundel De
Verdediging van depoëzie. Aanleiding was de band van de dichter, diplomaat
en krijgsman Sir Philip Sidney met Zutphen, zoals die vooral bij de herdenking
van diens dood in 1986 benadrukt werd. Diens A n Apologie for Poetrie wordt
in De Verdediging besproken in samenhang met wat auteurs als Bocaccio en
Shelley vóór en na hem op hetzelfde gebied hebben gedaan.
Zo kunnen geschiedenis en Zutphen aanleiding zijn tot een werk, kan Zutphense geschiedenis een functie hebben, zoals in Een Italiaan in Zutphen, zij het dat
het op een zo onopvallend mogelijke manier verwerkt dient te zijn.
Wat uit de geschiedenis vooral doorwerkt in het huidige Zutphen is volgens
Ten Berge vóór alles de architectuur, of wat daarvan bewaard is gebleven, en
het 'grondplan' van de stad, dat wil zeggen de ligging, de stratenloop, de oude
pannendaken, de Kloostertuin, het Walburgkwartier.
We hopen in toekomstig werk nog vaak iets van Zutphen tegen te komen.
Wie van Zutphen houdt
hoort bij het Wijnhuisfonds
Elk lid van de Historische Vereniging
Zutphen zien wij gaarne als contribuant
van het Wijnhuisfonds.
Folders en informatiemateriaal zijn te verkrijgen bij het secretariaat,
Berkelsingel 36 Zutphen, tel. 13829
boekhadl
'
Bvdlxinl<boekmbuo
Beukerstraat 77 - Zutphen - Telefoon 05750 - 197 17
WILLEM FRIJHOFF
REISBRIEF UIT FLORENCE '
i
I
Graaf Otto heeft Zutphen stadsrecht gegeven, stedelijke vrijheid. Maar wat bedoelde hij toen hij haar de vrijheid gaf die 'een echt vrije stad aan deze (of gene)
zijde van de bergen tot aan de zee geniet'? De geleerden zullen wel altijd blijven twijfelen of het nu om steden aan deze zijde van de Alpen gaat, of aan de
overzijde, in Italië dus. Wie, zoals ik op dit ogenblik, het voorrecht geniet zich
door de schitterende stadscultuur van Toscane te laten bevangen, twijfelt niet
meer. Graaf Otto trok op zijn kruistocht door Italië, via Genua en Pisa. Pisa
was toen een belangrijke stad. De schitterende Dom, de doopkerk en de - toen
nog rechte - toren stonden er in de steigers. Op de terugweg nam Otto misschien de zeeroute naar Venetië, of trok hij over land, via het bloeiende Assisië
(waar toen een kereltje van amper negen jaar speelde, dat korte tijd later als
Sint Franciscus wereldfaam zou krijgen), en dan vrijwel zeker door het centraal
gelegen Florence. Die steden begonnen toen aan hun middeleeuwse bloei, door
Helene Nolthenius zo prachtig beschreven in Duecento. Meer 'stad' zijn dan
een Italiaanse stad was nauwelijks denkbaar, zeker in die beginperiode. Vaak
was er al sinds de elfde eeuw een eigen stadsbestuur dat de stad uit de feodale
' verhoudingen probeerde los te weken, maar een formeel stadsrecht was ook
daar een nieuwigheid: Pisa kreeg het in 1162, Florence pas in 1187, een paar
jaar voor Otto's mogelijke doortocht. E n Otto heeft de Italiaanse steden nog
in hun volle burgerlijke vrijheid kunnen meemaken, onder het regiem van de
magistraat, vóórdat het bestuur in handen kwam van de podesta - in Pisa
gebeurde dat juist in 1190, in Florence drie jaar later.
Graaf Otto was een bijzondere man, de enige kruisvaarder van allure die we
uit Gelre kennen. Hij moet begeesterd zijn geraakt door wat hij daar zag en,
intelligent als hij was, hebben voorvoeld dat ook bij hem thuis de bloei van zijn
land alles te winnen had bij die van de steden. Meer dan het karakter van Zutphens stadsrecht, verklaart graaf Otto's reis het motief ervan. Waarom werd
het juist kort na zijn terugkeer verleend? Van onlusten onder Zutphens burgerij
weten we immers niets. Het ging van de graaf zelf uit. Graaf Otto moet in de
Italiaanse steden de vormgeving van zijn ideaal hebben herkend. De Italiaanse
stad met haar twaalf schepenen en een stadsrechter, met haar centrumfunctie
voor een weids platteland, met haar integratie van burgerij en plattelandsadel,
met haar afwisseling van krotten en versterkte huizen (zoals in San Gimignano): dat was wat de graaf in zijn half hof-, half koopmansstad probeerde te
realiseren, al gebruikte hij daarvoor de woorden die hij dichter bij huis vond.
Download