Hof van Beroep te Brussel, 8 januari 2014, 13de correctionele kamer Nr. parket: BR.37.97.2347/2010 ARREST Het hof van beroep te Brussel, dertiende kamer, zitting houdend in strafzaken, wijst het volgende arrest : In zake van het openbaar ministerie en van 1. VZW provincialaat der Broeders van Liefde, met zetel gevestigd te Gent, Stropstraat 119, optredende als beheerder van het PZ Sint-Alexius met zetel gevestigd te 1853 Grimbergen, Grimbergsesteenweg 40, burgerlijke partij, die niet vertegenwoordigd is, 2. Het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, met maatschappelijke zetel gevestigd te 1000 Brussel, Koningstraat 138, burgerlijke partij, vertegenwoordigd door meester Q., advocaat bij de balie van Antwerpen, 3. De Stichting voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen afgekort Child Focus, met maatschappelijke zetel gevestigd te 1020 Brussel, Houba de Strooperlaan 292, burgerlijke partij, vertegenwoordigd door meester A., advocaat bij de balie van Brussel, 4. S.D., geboren op (…), 5. S.R., geboren op (…), 6. N.D., geboren op (…), 7. S.B., geboren op (…), 8. C.G., geboren op (…), 9. N.R., geboren op (…), 10. L.P., geboren op (…), 11. C.C., geboren op (…), 12. C.K., geboren op (…) 1 burgerlijke partijen, vertegenwoordigd door meester Q., advocaat bij de balie van Antwerpen, tegen: V.M., fotozetter, geboren te (…) op (…), wonende te (…), thans voorlopig aangehouden in de gevangenis te Merksplas, beklaagde, die verschijnt, bijgestaan door meester L. en meester E., advocaten bij de balie van Brussel. Beklaagd van: In het gerechtelijk arrondissement Brussel, en bij samenhang elders in het Rijk, meer bepaald in het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, en op grond van de artikelen 10 ter en 12 Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, in Brazilië, Portugal, Polen, tussen 1 mei 1996 en 1 februari 2012, meermaals terwijl de feiten de achtereenvolgende en voortdurende uiting uitmaakten zonder onderbreking gedurende 5 jaar van hetzelfde misdadig opzet, het laatste feit gepleegd zijnde op 31 januari 2012; - om het misdrijf uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks meegewerkt te hebben, om door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben, dat zonder, zijn bijstand het misdrijf niet kon gepleegd worden, om, door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kruiperijen of arglistigheden, dit misdrijf rechtstreeks uitgelokt te hebben. A. Meermaals op niet nader te bepalen data tussen 1 september 2005 en 7 juni 2006, door de overhandiging, het aanbod of de belofte van een materieel of financieel voordeel ontucht of prostitutie van een minderjarige onder de zestien jaar te hebben verkregen, met name van S.R. (°…). B Een aanslag tegen de zeden te hebben gepleegd door, teneinde eens anders driften te voldoen, de ontucht, het bederf of de prostitutie van een minderjarige van het mannelijke of vrouwelijke geslacht, die geen volle veertien jaar oud was, te hebben opgewekt, begunstigd of vergemakkelijkt: B.1. meermaals tussen 1 mei 1996 en 1 september 1997, met name van Z.F. geboren op (…) en A.A. geboren op (…), 2 B.2. meermaals tussen 1 september 2004 en 22 maart 2006, met name van S.D. geboren op (…), B.3. meermaals tussen 1 september 2004 en 13 augustus 2005, met name van S.R. geboren op (…), B.4. meermaals tussen 1 september 2004 en 3 december 2005, met name van G.C. geboren op (…), 6.5. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 november 2005, met name van N.R. geboren op (…), B.6. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, met name van L.P. geboren op (…), B.7. meermaals tussen 30 april 2006 en 7 juni 2006, met name van N.D. geboren op (…), van S.B. geboren op (…), van C.C. geboren op (…), van C.K. geboren op (…). C. Aanranding van de eerbaarheid met geweld of bedreiging gepleegd te hebben op de persoon van een minderjarige, geen volle zestien jaar oud, met de omstandigheid dat de schuldige misbruik heeft gemaakt van het gezag of de faciliteiten die zijn functies hem verlenen: C.1. meermaals tussen 1 mei 1996 en 1 september 1997, met name op Z.F. geboren op (…) en A.A. geboren op (…), C.2. meermaals tussen 1 september 2004 en 7 juni 2006, 3 met name op S.D. geboren op (…) en op C.G. geboren op (…), C.3. meermaals tussen 1 september 2004 en 7 juni 2006, met name op S.R. geboren op (…), C.4 meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, met name op N.R. geboren op (…), en op L.P. geboren op (…), C.5. meermaals tussen 30 april 2006 en 7 juni 2006, met name op N.D. geboren op (…), op S.B. geboren op (…), op C.C. geboren op (…), en op C.K. geboren op (…). D. Het misdrijf mensenhandel te hebben gepleegd, zijnde de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde ten aanzien van deze persoon, het misdrijf te laten plegen dat bedoeld wordt in artikel 383 bis § 1 van het Strafwetboek, te weten het vervaardigen of in voorraad hebben, het invoeren of doen invoeren, het overhandigen aan een vervoer- of een distributieagent, met het oog op de handel of de verspreiding, van zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld, en waarbij zijn toestemming van geen belang was; met de verzwarende omstandigheden (art. 433 septies SW) dat: 1° het misdrijf is gepleegd ten opzichte van een minderjarige, 2° het misdrijf is gepleegd door misbruik te maken van de bijzonder kwetsbare positie waarin de persoon verkeerde ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken, 3° met de omstandigheid dat het misdrijf is gepleegd door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, 6° dat van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt, met name ten aanzien van: 4 D.1 meermaals tussen 12 september 2005 en 7 juni 2006, met name van S.D. geboren op (…), van S.R. geboren op (…), en van C.G. geboren op (…), D.2. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, met name van N.R. geboren op (…), en van L.P. geboren op (…), D.3. meermaals tussen 30 april 2006 en 7 juni 2006, met name van N.R. geboren op (…), van S.B. geboren op (…), van C.C. geboren op (…), en van C.K. geboren op (…). E Het misdrijf mensenhandel te hebben gepleegd, zijnde de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde ten aanzien van deze persoon, het misdrijf te laten plegen dat bedoeld wordt in artikel 383 bis § 1 van het Strafwetboek, te weten het tentoonstellen, verkopen, verhuren, verspreiden, uitzenden of overhandigen van zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld, en waarbij zijn toestemming van geen belang was. met de verzwarende omstandigheden ( art. 433 septies SW) dat: 1° het misdrijf is gepleegd ten opzichte van een minderjarige, 2° het misdrijf is gepleegd door misbruik te maken van de bijzonder kwetsbare positie waarin de persoon verkeerde ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken, 3° met de omstandigheid dat het misdrijf is gepleegd door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, 6° dat van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt. met name ten aanzien van: E. 1. meermaals tussen 12 september 2005 en 7 juni 2006, van S.D. geboren op (…), van S.R. geboren op (…), en van C.G. geboren op (…), E.2. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, van N.R. geboren op (…), en van L.P. geboren op (…), 5 E.3. meermaals tussen 30 april 2006 en 7 juni 2006, van N.D. geboren op (…), van S.B. geboren op (…), van C.C. geboren op (…), en van C.K. geboren op (…). F. Een aanslag tegen de zeden te hebben gepleegd door, teneinde eens anders driften te voldoen, de ontucht, het bederf of de prostitutie van een minderjarige van het mannelijke of vrouwelijke geslacht, die de volle leeftijd van veertien jaar maar geen volle zestien jaar oud was, te hebben opgewekt, begunstigd of vergemakkelijkt: F.1. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, met name van S.R. (°…), F.2 meermaals tussen 6 november 2005 en 7 juni 2006, met name van N.R. geboren op (…), F.3. meermaals tussen 2 december 2005 en 7 juni 2006, met name van C.G. geboren op (…), F.4. meermaals tussen 21 maart 2006 en 7 juni 2006, met name van S.D. geboren op (…). G. Meermaals tussen 8 augustus 1999 en 27 maart 2001, met het oog op de handel of de verspreiding, zinnebeelden, voorwerpen, films, foto' s, dia' s of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen beneden de zestien jaar betrokken zijn of worden voorgesteld, te hebben vervaardigd of in voorraad te hebben gehad, te hebben ingevoerd of doen invoeren, aan een vervoer- of een distributieagent te hebben overhandigd, te weten: - niet nader geïdentificeerde minderjarige jongens, en tevens van - Z.F. geboren op (…) - A.A. geboren op (…). H. Met het oog op de handel of de verspreiding, zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld, te hebben vervaardigd of in voorraad te hebben gehad, te hebben ingevoerd of doen invoeren, aan een vervoer- of een distributieagent te hebben overhandigd, te weten: 6 H.1 meermaals tussen 26 maart 2001 en 7 juni 2006, van niet nader geïdentificeerde minderjarige jongens, H.2. meermaals tussen 1 september 2004 en 7 juni 2006, van S.D. geboren op (…), van S.R. geboren op (…), en van C.G. geboren op (…), H.3. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, van N.R. (…), geboren op (…), en van L.P. geboren op (…), H.4. meermaals tussen 30 april 2006 en 7 juni 2006, van N.D. geboren op (…), van S.B. geboren op (…), van C.C. geboren op (…), en van C.K. geboren op (…). I. Meermaals tussen 8 augustus 1999 en 27 maart 2001, zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen beneden de zestien jaar betrokken zijn of worden voorgesteld, te hebben tentoongesteld, verkocht, verhuurd, verspreid, uitgezonden of overhandigd, te weten onder meer van: - een groot aantal niet geïdentificeerde minderjarigen en eveneens van: - F.Z. geboren op (…), - A.A. geboren op (…). J. Meermaals tussen 26 maart 2001 en 1 februari 2012, zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld, te hebben tentoongesteld, verkocht, verhuurd, verspreid, uitgezonden of overhandigd, te weten onder meer van: - een groot aantal niet geïdentificeerde minderjarigen en tevens van: - S.D. geboren op (…), - R.R. (°…), - C.G. geboren op (…), 7 - N.D. geboren op (…), - S.B. geboren op (…), - N.R. geboren op (…), - L.P. geboren op (…), - C.C. geboren op (…), - C.K. geboren op (…), - Z.F. geboren op (…), - A.A. geboren op (…). K. Tussen 8 augustus 1999 en 27 maart 2001, wetens zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen beneden de zestien jaar betrokken zijn of worden voorgesteld, in zijn bezit te hebben gehad te weten: - een groot aantal niet geïdentificeerde minderjarigen en tevens van: - Z.F. geboren op (…), - A.A. geboren op (…). L. Tussen 26 maart 2001 en 1 februari 2012, wetens zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers die houdingen of seksuele handelingen met pornografisch karakter voorstellen waarbij minderjarigen betrokken zijn of worden voorgesteld, in zijn bezit te hebben gehad te weten onder meer van: - een groot aantal niet geïdentificeerde minderjarigen en tevens van: - S.D. geboren op (…), - R.R. (°…), - C.G. geboren op (…), - N.D. geboren op (…), - S.B. geboren op (…), - N.R. geboren op (…), - L.P. geboren op (…), 8 - C.C. geboren op (…), - C.K. geboren op (…), - Z.F. geboren op (…), - A.A. geboren op (…). M. Tussen 2 augustus 1999 en 13 april 2011, liederen, vlugschriften of andere geschriften, al dan niet gedrukt, afbeeldingen of prenten die strijdig zijn met de goede zeden, te hebben tentoongesteld, verkocht of verspreid, "terzake zelf geschreven verhalen die handelen over bondage, peda seksualiteit, verkrachting, ontmaagding, voyeurisme, plasseks, striptease, prostitutie, ... (zeer uitgebreid, tellen soms honderden pagina' s) welke soms afgewisseld worden met foto' smet pedoseksueel karakter en welke zeer gedetailleerd de seksuele handelingen beschrijven die kinderen stellen met elkaar en met volwassenen. De verhalen beginnen meestal gematigd maar krijgen na verloop van tijd een sadistische en gewelddadige inslag", met de omstandigheid dat de schuldige de vervaardiger was van het geschrift, de afbeelding, de prent of het voorwerp. Met de omstandigheid dat hij de feiten A, B(2-7), C(2-5), D(1-3), E(1-3), F(1¬4), G, H(1-4), I, J, K, L en M gepleegd heeft sedert hij door het vonnis van 8 juli 1999 uitgesproken door de correctionele rechtbank te Nijvel en dat kracht van gewijsde had op het ogenblik van de feiten, veroordeeld werd tot een straf van 2 jaren uit hoofde van: kinderpornografie, verdeling, handel tegenover een minderjarige en kinderpornografie, bezit van zinnebeelden, voorwerpen, films, foto' s of andere beelddragers, een straf die hij niet had ondergaan op het moment van de feiten of voordat 5 jaar zijn verlopen sinds 2 augustus 2004 datum waarop de straf ondergaan is of sinds de straf verjaard is. Gezien de hogere beroepen ingesteld op: 11 juli 2013 door de burgerlijke partij Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding tegen zowel de strafrechtelijke als de burgerlijke beschikkingen van het vonnis, 12 juli 2013 door de burgerlijke partij De Stichting voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen tegen zowel de strafrechtelijke als de burgerlijke beschikkingen van het vonnis, 12 juli 2013 door het openbaar ministerie tegen beklaagde, 15 juli 2013 door beklaagde tegen zowel de strafrechtelijke als de burgerlijke beschikkingen van het vonnis, dit tegen een vonnis gewezen door de 46e kamer van de correctionele rechtbank te Brussel van 28 juni 2013 dat na tegenspraak zegt: Op strafrechtelijk gebied: 9 De rechtbank is territoriaal bevoegd om kennis te nemen feiten lastens beklaagde. De Strafvordering is niet vervallen door verjaring. De tenlasteleggingen B1, D en E zijn niet bewezen. " Herkwalificeert tenlastelegging C 1 tot en met C5 als volgt: "aanranding van de eerbaarheid zonder geweld of bedreiging gepleegd te hebben op de persoon of met behulp van de persoon van een kind van het mannelijke of vrouwelijke geslacht beneden de volle leeftijd van zestien jaar oud, met de omstandigheid dat de schuldige misbruik heeft gemaakt van het gezag of de faciliteiten die zijn functies hem verlenen" . C.1 meermaals tussen 1 mei 1996 en 1 september 1997, met name op F.Z. geboren op (…) en A.A. geboren op (…), C.2. Meermaals tussen 1 september 2004 en 7 juni 2006, met name op S.D. geboren op (…) en C.G. geboren op (…), C.3. meermaals tussen 1 september 2004 en 7 juni 2006, met name van S.R. geboren op (…), C.4. meermaals tussen 20 september 2005 en 7 juni 2006, met name N.R. geboren op (…), van L.P. geboren op (…), C.5. meermaals tussen 30 april 2006 en 7 juni 2006, met name van N.D. geboren op (…), van S.B. geboren op (…), van C.C. geboren op (…), C.K. geboren op (…). De tenlasteleggingen A, B2 tot en met 7, C1 tot en met C5 (zoals geherkwalificeerd), F1 tot en met F4, G, Hl tot en met H4, I, J, K, L en M zijn bewezen in hoofde van beklaagde. De bewezen tenlasteleggingen zijn de uiting van eenzelfde misdadig opzet. Alle kosten werden gemaakt voor de bewezen gebleven tenlasteleggingen. Spreekt V.M. vrij voor de tenlasteleggingen B.1, D en E. 10 Veroordeelt V.M. voor de bewezen tenlasteleggingen vermengd tot een gevangenisstraf van ZEVEN JAAR, en tot een geldboete van DUIZEND EURO, verhoogd met 45 opdeciemen en gebracht op 5500,00 EUR of een vervangende gevangenisstraf van 30 dagen. Ontzet V.M. uit de rechten vermeld in artikel 31 lid 1 van het Strafwetboek gedurende een termijn van VIJF JAAR. Stelt V.M. ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank gedurende een termijn van VIJF JAAR na afloop van zijn straf. Veroordeelt V.M. om het volgende te betalen: - - een bedrag van 25,00 EUR, verhoogd met de opdeciemen, 150,00 EUR als bijdrage aan het bijzonder Fonds tot hulp aan slachtoffers, een vaste vergoeding van 51,20 EUR, de gerechtskosten die begroot worden op 37.981,57 EUR. Verklaart verbeurd in hoofde van V.M., bij toepassing van de artikelen 42,1° , 42,2° en 43 van het Strafwetboek, de goederen vermeld op de inventaris der overtuigingsstukken onder de nummers: 16509/11, 15595/11: (post 11), 15596/11 , 14459/11: (Post 2 en post 7), 19990/11, 19974/11, 28756/11, 28757/11, 28758/11, 28800/11, ,28587/11, 28588/11, 28589/11, 31351/11, 31357/11, 28586/11, 31359/11, 31363/11, 31364/11, 36330/11, 36331/11, 36328/11, 36326/11, 36326/11, 36325/11, 36323/11, 38808/11, 38807/11, 38804/11, 38801/11, 38803/11, 38802/11, 38799/11, 40152/11, 40151/11, 34711/11, 35314/11, 35312/11, 33993/11, 33997/11, 33996/11, 33995/11, 33994/11, 00366/12, 00364/12, 00362/12, 00360/12, 06737/12, 06735/12, 14064/12, 14062/12, 15444/12, 15443/12, 15441/12, 15438/12, 15437/12 (post 1, post 3 en post 5), 15436/12, 16649/12: (Post 1), 20280/12, 20272/12, 20270/12, 20268/12, 19100/12, 19096/12, 19095/12, 19091/12, 19089/12, 19087/12, 19085/12, 19097/12, 22289/12 en 31538/12. Op burgerlijk gebied. 1.Over de vordering van de VZW provincialaat der Broeders van Liefde Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van de VZW Provincialaat der Broeders van Liefde en V.M. Verklaart de burgerlijke vordering van de VZW provincialaat der Broeders van Liefde ontvankelijk doch ongegrond. 2.Over de vordering van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van Het centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding en V.M. 11 Verklaart zich niet bevoegd om kennis te nemen van de burgerlijke vordering van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding zoals gesteld op de tenlasteleggingen D en E waarvoor beklaagde wordt vrijgesproken. 3.Over de vordering van de Stichting voor Vermiste en Seksueel uitgebuite kinderen afgekort Child Focus Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van de Stichting voor Vermiste en Seksueel uitgebuite kinderen afgekort Child Focus en V.M. Verklaart de burgerlijke vordering de Stichting voor Vermiste en Seksueel uitgebuite kinderen afgekort Child Focus onontvankelijk. 4.Over de vordering van S.D. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van S.D. en V.M. Verleent akte aan S.D. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan S.D. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan S.D. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 5.Over de vordering van S.R. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van S.R. en V.M.. Verleent akte aan S.R. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan S.R. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 2.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan S.R. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 6.Over de vordering van N.D. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van N.D. en V.M. Verleent akte aan N.D. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan N.D. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. 12 Veroordeelt V.M. om aan N.D. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 7. Over de vordering van S.B. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van S.B. en V.M. Verleent akte aan S.B. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan S.B. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan S.B. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 8.Over de vordering van C.G. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van C.G. en V.M. Verleent akte aan C.G. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan C.G. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan C.G. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 9. Over de vordering van N.R. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van N.R. en V.M. Verleent akte aan N.R. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan N.R. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan N.R. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 10. Over de vordering van L.P. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van L.P en V.M.. Verleent akte aan L.P. van zijn burgerlijke partijstelling. 13 Veroordeelt V.M. om aan L.P. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan L.P. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 11 .Over de vordering van C.C. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van C.C. en V.M. Verleent akte aan C.C. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan C.C. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan C.C. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. 12. Over de vordering van C.K. Rechtdoend op tegenspraak ten aanzien van C.K. en V.M. Verleent akte aan C.K. van zijn burgerlijke partijstelling. Veroordeelt V.M. om aan C.K. een definitieve morele schadeloosstelling te betalen van 1.500 EUR, meer de gerechtelijke intresten vanaf heden aan wettelijke intrestvoet. Wijst het meergevorderde af. Veroordeelt V.M. om aan C.K. een rechtsplegingsvergoeding te betalen begroot op 366,66 EUR. * Gehoord het verslag van raadsheer P. ter zitting van 25 november 2013. Gehoord de vordering van het openbaar ministerie ter zitting van 25 november 2013. Gehoord de burgerlijke partijen sub 2, 4 tot en met 12 ter zitting van 2 december 2013 voor wie pleitte meester Q. Gehoord de burgerlijke partij sub 3 ter zitting van 2 december 2013 voor wie pleitte meester A. Gehoord de beklaagde ter zitting van 2 december 2013 voor wie pleitte meester L. en meester E. 14 Gelet op de conclusie ter zitting van 2 december 2013 overgelegd door meester Q. voor de burgerlijke partij sub 2. Gelet op de conclusie en het stukkenbundel ter zitting van 2 december 2013 overgelegd door meester A. voor de burgerlijke partij sub 3. Gelet op de conclusie en het stukkenbundel ter zitting van 2 december 2013 overgelegd door meester L. voor de beklaagde. De burgerlijke partij PROVINCIALAAT DER BROEDERS VAN LIEFDE VZW is, hoewel zij regelmatig werd gedagvaard, niet verschenen ter zitting van 25 november 2013 waarop de zaak werd ingeleid en gedeeltelijk behandeld, noch op de zitting van 2 december 2013 waarop de zaak in voortzetting werd gesteld en in beraad werd genomen. Het hoger beroep van de burgerlijke partijen CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING en DE STICHTING VOOR VERMISTE EN SEKSUEEL UITGEBUITE KINDEREN, afgekort CHILD FOCUS is niet ontvankelijk in zoverre gericht tegen de strafrechtelijke beschikkingen van het bestreden vonnis. Het hoger beroep van de beklaagde is bij gebrek aan belang onontvankelijk in zoverre het gericht is tegen de beschikkingen van het bestreden vonnis op burgerlijk gebied ten aanzien van de burgerlijke partijen PROVINCIALAAT DER BROEDERS VAN LIEFDE VZW, het CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING en DE STICHTING VOOR VERMISTE EN SEKSUEEL UITGEBUITE KINDEREN, afgekort CHILD FOCUS, nu het bestreden vonnis ten aanzien van voormelde burgerlijke partijen geen veroordeling van de beklaagde inhoudt. De hogere beroepen zijn voor het overige regelmatig naar vorm en tijdig ingesteld. 1. Op strafrechtelijk gebied: 1.1. Verbetering van de tenlasteleggingen De materiële vergissingen of onvolledigheden in hierna bepaalde tenlasteleggingen dienen te worden verbeterd voor wat betreft de benaming van de aldaar vermelde slachtoffers: • B1, Cl, G, I, J, K, L: (...). dient te worden gelezen als (Z.F.), • B5, C4: de vermelding (…) dient te worden gelezen als (N.R.), • B6: (…) dient te worden gelezen als (L.P.), • B7, C5, D3, E3, H4, J, L: de vermeldingen (…) en (…) dienen respectievelijk te worden gelezen als (C.C.) en (C.K.), • D2, E2, F2, H3, J, L: de vermelding (…) dient te worden gelezen als (N.R.). 15 De schrijffout in de tenlastelegging M dient te worden verbeterd in die zin dat de zinsnede 'welke soms afgewisseld worden met foto' smet pedoseksueel karakter' dient te worden gelezen als 'welke soms afgewisseld worden met foto's met pedoseksueel karakter'. Door deze verbeteringen worden dezelfde feiten bedoeld als deze omschreven in de oorspronkelijke tenlasteleggingen. Partijen werden van deze verbeteringen verwittigd en hebben desbetreffend hun verdediging voorgedragen. 1.2. De feiten Het hof verwijst naar en herneemt de zeer gedetailleerde uiteenzetting van de feiten zoals uiteengezet in het bestreden vonnis onder de randnummers II., 1. tot en met 5. Essentieel is te dezen dat op grond van de elementen van het strafdossier — en in het bijzonder op grond van de analyse van het in beslag genomen beeldmateriaal, de herkenning van de in de tenlasteleggingen genoemde personen op de foto's aan de hand van de eigen bevindingen van de verbalisanten en de informatie verkregen vanwege de Portugese en Braziliaanse gerechtelijke autoriteiten en de eigen volgehouden verklaringen van de beklaagde alsook uit de informatie verstrekt ter terechtzitting — is komen vast te staan dat beklaagde herhaaldelijk de in de tenlasteleggingen vernoemde personen (allen minderjarig op het ogenblik van de geïncrimineerde feiten) tegen betaling heeft gefotografeerd, onder meer terwijl zij op zijn verzoek of op zijn instructies geheel of gedeeltelijk naakt seksuele handelingen stelden bij zichzelf of bij elkaar of erotische houdingen aannamen. Beklaagde erkende eveneens uitdrukkelijk de burgerlijke partij S.R. manueel en oraal te hebben bevredigd. 1.3. Met betrekking tot de tenlastelegging A Uit het samen lezen van de tenlastelegging A met de elementen van het strafdossier alsmede uit de debatten gevoerd voor het hof, uit de motivering van het bestreden vonnis desbetreffend en de vaststelling dat de tenlastelegging A enkel betrekking heeft op de burgerlijke partij S.R., blijkt dat beklaagde onder deze tenlastelegging enkel vervolgd wordt voor de manuele en orale bevrediging van laatstgenoemde burgerlijke partij, nu dit feit (afgezien van de geïncrimineerde periodes) het enige is dat S.R. onderscheidt van de overige Braziliaanse jongeren vermeld in de andere tenlasteleggingen. De tenlastelegging A heeft derhalve geen betrekking op de foto's die beklaagde van S.R. heeft genomen, noch op de handelingen die hij S.R. liet stellen ten aanzien van zichzelf of ten aanzien van de andere jongeren. Beklaagde vraagt de vrijspraak voor de tenlastelegging A. Hij erkent ten aanzien van S.R. voormelde seksuele handelingen te hebben gesteld alsook tegen betaling van dezelfde minderjarige erotische en pornografische foto's te hebben genomen, doch hij ontkent ten stelligste deze burgerlijke partij voor de eerstgenoemde expliciete seksuele handelingen te hebben vergoed. De vergoedingen zouden, net zoals dit het geval was bij de overige jongeren, enkel betrekking hebben gehad op het nemen van de foto's. Beklaagde merkt terecht op dat de S.R. in zijn eerste verklaring geen gewag maakt van een betaling ontvangen voor manuele en orale bevrediging door beklaagde. Slechts in zijn 16 verklaring afgelegd op 17 oktober 2012 (zie PV 108419/2012) ten aanzien van de Braziliaanse en Belgische autoriteiten verklaarde hij voor het eerst hiervoor door beklaagde te zijn betaald. Het is evenwel niet uit te sluiten dat deze laatste verklaringen werd beïnvloed door het tijdsverloop en de druk die deze burgerlijke partij binnen de eigen leefgemeenschap inmiddels had ervaren als gevolg van het aan het licht komen van deze feiten. De twijfel die desbetreffend is ontstaan dient aan de beklaagde ten goede te komen. Bijgevolg dient de tenlastelegging A te worden heromschreven als: `Meermaals op niet nader te bepalen data tussen 1 september 2005 en 7 juni 2006, aanranding van de eerbaarheid gepleegd te hebben op de persoon van een minderjarige, geen volle zestien jaar oud, met name S.R., geboren op 13 augustus 1991, door deze manueel en oraal te hebben bevredigd'. Aldus geherkwalificeerd is de tenlastelegging A bewezen. De partijen werden over deze herkwalificatie ingelicht en hebben desbetreffend hun verdediging voorgedragen. Door deze heromschrijving wordt hetzelfde feit beoogd als datgene bedoeld door de oorspronkelijke tenlastelegging. Terecht heeft de eerste rechter geoordeeld dat de beweerde dwaling van beklaagde over de leeftijd van S.R. op het ogenblik van de feiten, zelfs indien bewezen, geen rechtvaardiging kan uitmaken van de geïncrimineerde feiten. Beklaagde bewijst niet dat hij in de onmogelijkheid verkeerde zich te vergewissen van de leeftijd van de jongere waarop hij seksuele handelingen stelde, wat hij blijkens zijn dagboeknotities overigens eerder wel had gedaan ten aanzien van een aantal Portugese jongeren, waarvan hij de geboortedatum zorgvuldig noteerde. Het is anderzijds niet aangetoond dat de beklaagde bij het plegen van de aanranding op S.R. gebruik zou hebben gemaakt van geweld of bedreiging, noch dat hij misbruik zou hebben gemaakt van enig gezag dat hij zou hebben bekleed. Het feit dat beklaagde ongetwijfeld misbruik heeft gemaakt van het feit dat het gezin van S.R. in een sociaal en financieel zwakkere positie stond om toenadering tot hem te krijgen met het oog op het nemen van de pornografische foto's, kan niet worden gelijkgesteld met misbruik van een gezagsrelatie bij het plegen van de aanranding van de eerbaarheid. 1.4. Met betrekking tot de verbeterde tenlasteleggingen B, C en F 1.4.1. Om terechte redenen die het hof tot de hare maakt, heeft de eerste rechter vastgesteld dat Z.F. en A.A., op het ogenblik waarop beklaagde naaktfoto's van hen heeft genomen in Portugal — dit is tussen 1 mei 1996 en 1 september 1997 — geen volle veertien jaar oud waren. De identiteit en de geboortedatum van deze Portugese jongens blijken uit de gegevens verstrekt door de Portugese autoriteiten en stemmen overeen met de vermeldingen teruggevonden in de dagboeknotities die beklaagde bijhield naar aanleiding van zijn reis naar Portugal. Het feit dat de Portugese autoriteiten voor één in het dagboek van beklaagde vermelde naam (M.R.) een persoon hebben teruggevonden wiens naam en adres overeenstemde met de dagboeknotities doch die geboren bleek te zijn in 1966 (en dus niet één van de tijdens de 17 geïncrimineerde periode gefotografeerde minderjarigen kon zijn), betekent geenszins dat de identiteit en geboortedatum van Z.F. en A.A. in twijfel moeten worden getrokken. 1.4.2. Voormelde tenlasteleggingen hebben, blijkens de elementen van het strafdossier en de uitleg verschaft door partijen ter terechtzitting, betrekking op het feit dat beklaagde de in de tenlasteleggingen vermelde Portugese en Braziliaanse jongeren onder meer tegen betaling heeft gefotografeerd terwijl zij op zijn verzoek of op zijn instructies geheel of gedeeltelijk naakt seksuele handelingen stelden bij zichzelf of bij elkaar of terwijl zij erotische houdingen aannamen. Hoewel de minderjarige, waarvan sprake in artikel 379 van het Strafwetboek, een 'ander' kan zijn in de door dit wetsartikel bedoelde zin, staat te dezen niet vast dat beklaagde voormelde handelingen heeft gesteld met de bedoeling tegemoet te komen aan de driften van de minderjarigen zelf. Uit de verschillende verklaringen van de minderjarigen en van beklaagde en gelet op de informatie door beklaagde verschaft ter terechtzitting, is gebleken dat hij enkel heeft gehandeld vanuit zijn eigen lustbeleving. De Braziliaanse jongeren hebben slechts erotische of seksuele handelingen gesteld of houdingen aangenomen nadat ze hiertoe door beklaagde betaald werden of omdat ze daartoe de belofte hadden gekregen. Desbetreffend verklaarde beklaagde dat hij de eerste keer dat hij (natuur)foto's maakte aan S.D. een enveloppe heeft gegeven met geld, erbij vermeldend dat indien hij de volgende dag zou terugkomen dit was om naaktfoto's te nemen. Hij vroeg hen tevens om vrienden mee te brengen die hij eveneens zou fotograferen (PV 102462.2011 — verhoor 12 april 2011 en PV108710.2012 — verhoor 19.11.2012). Ook wat Z.F. en A.A. betreft blijkt dat beklaagde hen heeft betaald teneinde van hen 'erotische en suggestieve naaktfoto's' te kunnen nemen (PV 105774/2012 — verhoor van 23 juli 2012). De hoofdingen van de verbeterde tenlasteleggingen B en F zijn derhalve te heromschrijven als volgt: 'Door de overhandiging, het aanbod of de belofte van een materieel of financieel voordeel ontucht of prostitutie van een minderjarige onder de zestien jaar te hebben verkregen:' Door deze heromschrijvingen worden dezelfde feiten beoogd als deze bedoeld onder de oorspronkelijke tenlasteleggingen. De partijen werden over deze heromschrijvingen ingelicht en hebben desbetreffend hun verdediging voorgedragen. Het begrip `ontucht' in de zin van artikel 380, § 4, 5°, van het Strafwetboek is ruimer dan het begrip 'prostitutie'. 'Ontucht' beoogt ook onzedelijke handelingen die met prostitutie niets te maken hebben. Bijgevolg beogen de verbeterde tenlasteleggingen B en F, zowel in hun oorspronkelijke vorm als na heromschrijving, alle door beklaagde uitgelokte of bevolen handelingen en houdingen van de minderjarigen die thuishoren in de seksuele sfeer en strijdig zijn met de heersende moraal. Door het verschaffen van richtlijnen, het uiten van aanmoedigingen, het betalen of het beloven te betalen met betrekking tot of in ruil voor het aannemen van bepaalde houdingen of het stellen van bepaalde handelingen met een pornografisch karakter door en op de 18 minderjarigen vermeld in de tenlasteleggingen B (verbeterd en heromschreven) en F (verbeterd en heromschreven) heeft beklaagde zich schuldig gemaakt aan het misdrijf omschreven in voormeld artikel 380, § 4, 5°, van het Strafwetboek, Het feit dat A.A. niet op de in het bezit van beklaagde aangetroffen foto's kon worden geïdentificeerd doet hieraan niets af. De verklaringen van de beklaagde zijn desbetreffend immers duidelijk en geloofwaardig. 1.4.3. De tenlastelegging C (verbeterd) beoogt dezelfde feiten, gepleegd binnen dezelfde geïncrimineerde periodes, als deze vervat in de verbeterde en heromschreven tenlasteleggingen B en F nu: • C1 (verbeterd) zich vereenzelvigt met het voorwerp van de tenlastelegging B1 (verbeterd en heromschreven), • C2 zich vereenzelvigt met het voorwerp van de tenlastelegging B2 (heromschreven) en F4 (heromschreven) (wat S.D. betreft) en B4 (heromschreven) en F3 (heromschreven) (wat C.G. betreft), • C3 zich vereenzelvigt met het voorwerp van de tenlastelegging B3 (heromschreven) en F1 (heromschreven), • C4 (verbeterd) zich vereenzelvigt met het voorwerp van de tenlastelegging B5 (verbeterd en heromschreven) en F2 (verbeterd en heromschreven) (wat N.R. betreft) en B6 (heromschreven) (wat L.P. betreft), • C5 (verbeterd) zich vereenzelvigt met het voorwerp van de tenlastelegging B7 (heromschreven). Nu deze feiten reeds het voorwerp uitmaken van een strafrechtelijke kwalificatie die met een zwaardere straf beteugeld wordt, zijn de tenlasteleggingen Cl (verbeterd), C2, C3, C4 (verbeterd) en C5 (verbeterd) zonder voorwerp. 1.5. Met betrekking tot de verbeterde tenlasteleggingen D en E Het misdrijf omschreven in de verbeterde tenlasteleggingen D en E dat, indien het bewezen zou blijken, ten tijde van het plegen ervan omschreven was onder artikel 433quinquies, § 1, van het Strafwetboek zoals van kracht vóór de wijziging door de wet van 29 april 2013, is thans nog steeds strafbaar onder de huidige omschrijving van dit artikel zoals van kracht sedert 2 augustus 2013. Het misdrijf mensenhandel, zoals beoogd in de verbeterde tenlasteleggingen D en E, vereist — minstens onder de wetgeving van kracht vóór 2 augustus 2013 — de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon of de wisseling of de overdracht van de controle over een persoon ten einde ten aanzien van dezelfde persoon een misdrijf te laten plegen' zoals omschreven in artikel 383bis, § 1, van het Strafwetboek. 19 Het begrip ‘laten plegen' sluit uit dat de dader van het misdrijf omschreven in artikel 383bis, § 1, van het Strafwetboek zelf schuldig kan worden verklaard aan het misdrijf mensenhandel. Diegene die personen werft, vervoert, overbrengt, huisvest en opvangt uitsluitend teneinde zelf de slachtoffers seksueel uit te buiten onder de vormen limitatief omschreven in de artikelen 379, 380, § 1 en § 4, en 383bis, § 1, van het Strafwetboek, of met hetzelfde oogmerk de controle over deze slachtoffers overdraagt of overneemt, maakt zich niet schuldig aan het misdrijf mensenhandel zoals omschreven in artikel 433quinquies, § 1, 1° (oud) van hetzelfde wetboek nu hij de voormelde vormen van seksuele uitbuiting niet (eveneens) laat uitvoeren door een derde. De rechtspraak waarnaar door de burgerlijke partij CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING in conclusie verwijst kan te dezen niet worden bijgetreden. In de motieven van het geciteerde arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 31 januari 2013 wordt overigens niet vermeld waarom 'Het hof (...) de geponeerde stelling, namelijk dat in de hypothese dat diegenen die aanwerven, vervoeren ... dezelfden zijn als diegenen die genieten van de opbrengst van de exploitatie, er enkel sprake kan zijn van de misdrijven vervat in de artikelen 380 e. v. van het Strafwetboek en niet van mensenhandel, niet (kan) bijtreden'. De overige motieven uit voormeld arrest die de burgerlijke partij in conclusie citeert, hebben enkel betrekking op concrete handelingen die de daders hebben gesteld of op de verzwarende omstandigheid vermeld in artikel 433septies, 1°, van het Strafwetboek. Uit niets blijkt dat beklaagde te dezen aan andere personen heeft toegelaten of voorgesteld om aanwezig te zijn op het ogenblik dat de in de verbeterde tenlasteleggingen D en E genoemde minderjarigen bij zichzelf of bij elkaar geheel of gedeeltelijk naakt seksuele handelingen stelden of erotische houdingen aannamen, noch dat hij anderen heeft toegelaten of in de mogelijkheid heeft gesteld hiervan zinnebeelden, voorwerpen, films, foto's, dia's of andere beelddragers te maken die houdingen of seksuele handelingen voorstellen van deze minderjarigen of waarbij deze minderjarigen betrokken waren. Bijgevolg zijn de verbeterde tenlasteleggingen D en E ook na onderzoek van de zaak door het hof niet bewezen gebleken. 1.6. Met betrekking tot de verbeterde tenlasteleggingen G, H, I, J, K, L en M Onder deze tenlasteleggingen wordt beklaagde respectievelijk (samengevat) vervolgd voor: • Tenlastelegging G (verbeterd): vervaardiging of in voorraad hebben van kinderpornografie, met het oog op de verhandeling of verspreiding ervan, met de omstandigheid dat de voorgestelde minderjarigen jonger zijn dan zestien jaar, • Tenlastelegging H (verbeterd): vervaardiging of in voorraad hebben van kinderpornografie, met het oog op de verhandeling of verspreiding ervan, • Tenlastelegging I (verbeterd): de verhandeling of verspreiding van kinderpornografie, met de omstandigheid dat de voorgestelde minderjarigen jonger zijn dan zestien jaar, 20 • Tenlastelegging J (verbeterd): de verhandeling of verspreiding van kinderpornografie, • Tenlastelegging K (verbeterd): bezit van kinderpornografie, met de omstandigheid dat de voorgestelde minderjarigen jonger zijn dan zestien jaar, • Tenlastelegging L (verbeterd): bezit van kinderpornografie, • Tenlastelegging M (verbeterd): verspreiding van geschriften die strijdig zijn met de goede zeden, met de omstandigheid dat beklaagde er tevens de vervaardiger van was. De tenlasteleggingen G (verbeterd), H1, H2, H3 (verbeterd), H4 (verbeterd), I (verbeterd) en J (verbeterd) viseren alle het (enige) misdrijf omschreven in artikel 383bis, § 1, van het Strafwetboek, terwijl de tenlasteleggingen K (verbeterd) en L (verbeterd) het (enige) misdrijf viseren omschreven in artikel 383bis, § 2, van het Strafwetboek. De tenlasteleggingen G (verbeterd), I (verbeterd) en K (verbeterd) voegen evenwel een verzwarende omstandigheid toe, met name het feit dat de voorgestelde minderjarigen jonger zijn dan zestien jaar, die noch door artikel 383bis, § 1, noch door artikel 383bis, § 2, van het Strafwetboek is voorzien. De tenlasteleggingen G (verbeterd), I (verbeterd) en K (verbeterd) dienen bijgevolg te worden heromschreven door de weglating van de woorden `beneden de zestien jaar'. Door deze heromschrijvingen worden dezelfde feiten bedoeld als deze beoogd door de oorspronkelijke tenlasteleggingen. Beklaagde werd over deze heromschrijving ingelicht en heeft desbetreffend zijn verdediging voorgedragen. De aldus heromschreven tenlasteleggingen G (verbeterd), I (verbeterd) en K (verbeterd) enerzijds en de tenlasteleggingen H1, H2, H3 (verbeterd), H4 (verbeterd), J (verbeterd) en L (verbeterd) anderzijds hebben betrekking op opeenvolgende geïncrimineerde periodes derhalve dat deze tenlasteleggingen zich niet met elkaar vereenzelvigen. Deze tenlasteleggingen (desgevallend zoals hoger verbeterd en heromschreven) zijn na onderzoek van de zaak door het hof bewezen gebleven. Beklaagde heeft de onder deze tenlasteleggingen (desgevallend zoals hoger verbeterd en heromschreven) beoogde feiten tijdens de behandeling van de zaak door het hof niet betwist. Het hof treedt desbetreffend de pertinente motieven van de eerste rechter bij. 1.7. Met betrekking tot de strafmaat De verschillende bewezen feiten zijn de opeenvolgende en voortgezette uitvoering geweest van een zelfde misdadig opzet. De bewezen verklaarde feiten zijn bijzonder ernstig en zwaarwichtig en getuigen van een antisociaal, hardleers en misdadig aspect in de persoonlijkheid van de beklaagde die andermaal heeft aangetoond op het vlak van de seksualiteitsbeleving bewust enkel oog te hebben voor zijn eigen lustbeleving zonder zich in te laten met de gevolgen die zijn 21 handelingen kunnen hebben op het psychisch welzijn van de minderjarige kinderen die hij als lustobjecten koestert. Eerdere strenge veroordelingen wegens onder meer aanranding van de eerbaarheid ten aanzien van minderjarigen en het bezit en verspreiden van kinderpornografisch materiaal heeft beklaagde er niet van weerhouden om ook nadien massaal kinderpornografisch materiaal te verzamelen, te verspreiden en aan te maken, hiervoor jongeren te werven en te betalen en zelfs met een minderjarige seksuele handelingen te stellen. De bewezen verklaarde feiten werden overigens gepleegd in staat van wettelijke herhaling nu hij eerder veroordeeld werd bij vonnis van de correctionele rechtbank te Nijvel van 8 juli 1999, dat niet werd bestreden en in kracht van gewijsde is getreden, tot een gevangenisstraf van twee jaar en op het ogenblik van het plegen van de thans bewezen verklaarde feiten geen vijf jaren verlopen waren sedert 2 augustus 2004, dag waarop beklaagde zijn straf had ondergaan. De hierna bepaalde gevangenisstraf en geldboete vormt een passend antwoord op de bewezen verklaarde feiten. Echter is te vrezen dat het opleggen van een gevangenisstraf en een geldboete op zich niet voldoende zijn om beklaagde te beletten zich opnieuw schuldig te maken aan misdrijven waarvan minderjarigen het slachtoffer dreigen te worden. Ondanks de therapieën die beklaagde gevolgd heeft, bleek hij tijdens het onderzoek van de zaak ter terechtzitting niet in staat om het verderfelijk karakter van zijn daden in te zien, noch om tot werkelijk besef te komen van de vaak desastreuze en zeer langdurige gevolgen die zijn handelingen kunnen hebben voor de minderjarigen die er het slachtoffer van zijn. Beklaagde blijkt er nog steeds innerlijk van overtuigd te zijn dat de huidige maatschappelijke en wettelijke normen op het vlak van seksualiteit van en met kinderen hem onterecht belemmeren in zijn recht op beleving van zijn eigen seksuele geaardheid en dat het deze maatschappelijke en wettelijke normen zijn die moeten evolueren en niet hijzelf. Beklaagde lijdt nog steeds, ondanks de gevolgde begeleiding, aan een zeer gebrekkig normenen waardenbesef. Omwille van de hiervoor geschetste persoonlijkheid van de beklaagde, zijn onverbeterlijke pedofiele 4geaardheid en de vaststelling dat eerdere strenge veroordelingen niet hebben kunnen verhinderen dat beklaagde zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan zedenmisdrijven waarvan kwetsbare minderjarigen het slachtoffer werden, vereist de bescherming van de maatschappij dat beklaagde overeenkomstig artikel 34quater, 3°, van het Strafwetboek na afloop van zijn straf gedurende tien jaar ter beschikking wordt gesteld van de strafuitvoeringsrechtbank. De terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, zoals omschreven in artikel 34bis en volgende van het Strafwetboek, in werking getreden op 1 januari 2012, is geen nieuwe (bijkomende) straf maar treedt in de plaats van de terbeschikkingstelling van de regering op grond van het inmiddels (met ingang van 1 januari 2012) opgeheven artikel 23 bis van de wet 22 van 9 april 1930, dat van kracht was op het ogenblik van het plegen van de bewezen verklaarde feiten van de tenlastelegging A (heromschreven), zonder dat de op dat ogenblik geldende maximumtermijn van tien jaar overschreden mag worden. Om dezelfde reden als hoger aangehaald met betrekking tot de geaardheid van de beklaagde, diens deficiënt norm- en waardenbesef en de vaststelling dat eerdere veroordelingen en therapieën niet hebben kunnen verhinderen dat de beklaagde zich opnieuw aan soortgelijke feiten op grote schaal heeft schuldig gemaakt, moet beklaagde krachtens artikel 382bis van het Strafwetboek bijkomend gedurende een termijn van twintig jaar worden ontzet uit het recht om: 1. in welke hoedanigheid ook deel te nemen aan onderwijs in een openbare of particuliere instelling die minderjarigen opvangt; 2. deel uit te maken, als vrijwilliger, ais lid van het statutair of contractueel personeel of als lid van de organen van bestuur en beheer, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarvan de activiteit in hoofdzaak op minderjarigen gericht is; 3. een activiteit toegewezen te krijgen die hem in een vertrouwens- of een gezagsrelatie tegenover de minderjarigen plaatst, als vrijwilliger, als lid van het statutair of contractueel personeel of als lid van de organen van bestuur en beheer, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging. De eerste rechter heeft beklaagde krachtens artikel 378 van het Strafwetboek passend ontzet uit de rechten vermeld in artikel 31, lid 1, van hetzelfde wetboek, zulks gedurende een termijn van vijf jaar. De eerste rechter heeft passend geoordeeld omtrent de in beslag genomen voorwerpen. De door de eerste rechter bevolen verbeurdverklaringen worden bevestigd. Beklaagde werd terecht, overeenkomstig artikel 29 van de wet van 1 augustus 1985, verplicht tot betaling van een bijdrage van 25 euro tot financiering van het Bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan occasionele redders, thans te vermeerderen met 50 opdeciemen en aldus gebracht op 150 euro. Er werd passend uitspraak gedaan omtrent de gerechtskosten. Alle kosten werden gedaan ter opsporing en vervolging van de bewezen gebleven feiten. Overeenkomstig het K.B. van 28 december 1950 heeft de eerste rechter aan beklaagde terecht een vergoeding van 51,20 euro opgelegd. 2. Op burgerlijk gebied: 2.1. De eerste rechter heeft zich, gelet op de vrijspraak van de beklaagde voor de verbeterde tenlasteleggingen D en E, terecht onbevoegd verklaard om kennis te nemen van de vordering van de burgerlijke partij CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING nu deze vordering uitsluitend op voormelde (thans verbeterde) tenlasteleggingen D en E is gesteund. 23 2.2. De burgerlijke partij STICHTING VOOR VERMISTE EN SEKSUEEL UITGEBUITE KINDEREN, afgekort CHILD FOCUS, beroept zich op artikel 11, § 5, van de wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en de mensensmokkel, dat bepaalt: De door de Koning daartoe erkende verenigingen en de instellingen van openbaar nut kunnen in rechte optreden in alle rechtsgeschillen waartoe de toepassing van deze wet aanleiding kan geven'. Anders dan beklaagde staande houdt, dient CHILD FOCUS niet te beschikken over een erkenning bij Koninklijk besluit. Uit de bewoordingen van de wet 'en uit de voorbereidende werken van deze wet blijkt duidelijk dat het de bedoeling van de wetgever was de instellingen van openbaar nut (thans 'stichtingen van openbaar nut' genaamd ingevolge de wijziging van de V.Z.W.-wet van 27 juni 1921 door artikel 40 van de wet van 2 mei 2002) vrij te stellen van een dergelijke erkenning (zie Senaat, verslag namens de commissie van 24 maart 1995, stuk 1142-3, 1993-1994, p. 71-72.). Artikel 7 van dezelfde wet houdt de invoering in het Strafwetboek van artikel 383bis, waarop de tenlasteleggingen G (heromschreven en verbeterd), H1, H2, H3 (verbeterd), H4 (verbeterd), I (heromschreven en verbeterd), J (verbeterd), K (heromschreven en verbeterd), en L (verbeterd) zijn gesteund, zodat de vordering van de burgerlijke partij CHILD FOCUS — in zoverre op deze tenlasteleggingen gesteund — moet beschouwd worden als een rechtsgeschil waartoe de toepassing van de wet van 13 april 1995 aanleiding kan geven. CHILD FOCUS heeft zich blijkens haar statuten onder meer tot doel gesteld `bij te dragen tot het voorkomen en daadwerkelijk bestrijden van elke vorm van pedoseksualiteit, kinderpornografie en kinderhandel met het oog op seksuele uitbuiting'. De vordering van de burgerlijke partij CHILD FOCUS is bijgevolg ontvankelijk in zoverre zij een vergoeding vordert wegens een aantasting van de belangen die zij volgens haar maatschappelijk doel beoogt te vrijwaren en in zoverre haar vordering gesteund is op de tenlasteleggingen G (heromschreven en verbeterd), H1, H2, H3 (verbeterd), H4 (verbeterd), I (heromschreven en verbeterd), J (verbeterd), K (heromschreven en verbeterd), en L (verbeterd). Naar billijkheid kan aan deze burgerlijke partij een symbolische vergoeding worden toegekend van 1 euro. Gelet op het manifest overdreven karakter van de vordering dient de rechtsplegingsvergoeding te worden begroot in functie van het toegekende bedrag. 2.3. Anders dan beklaagde staande houdt kan uit het feit dat de Braziliaanse slachtoffers vertegenwoordigd worden door dezelfde advocaat als deze die ook het CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING vertegenwoordigt geenszins worden afgeleid dat het laatstgenoemde burgerlijke partij is die, zonder wettig mandaat, optreedt namens de Braziliaanse jongeren. Terecht oordeelde de eerste rechter dat de burgerlijke partijen S.D., S.R., N.D., S.B., C.G., N.R., L.P., C.C. en C.K. in eigen naam een vordering hebben ingesteld en dat hun advocaat 24 vermoed wordt over een rechtsgeldig mandaat te beschikken om hen in rechte te vertegenwoordigen. De eerste rechter heeft op passende wijze de vergoeding begroot die aan de burgerlijke partijen S.D., S.R., N.D., S.B., C.G., N.R., L.P., C.C. en C.K. moet worden toegekend op grond van de door hen geleden schade ingevolge de op hen betrekking hebbende bewezen verklaarde tenlasteleggingen. De pertinente motieven van de eerste rechter worden desbetreffend bijgetreden. 2.4. De eerste rechter heeft terecht toepassing gemaakt van artikel 1022, alinea 5, van het Gerechtelijk Wetboek en de totaliteit van de rechtsplegingsvergoedingen die toe te kennen zijn aan de burgerlijke partijen ten aanzien van wie beklaagde veroordeeld werd tot betaling terecht bepaald op het dubbel van de maximale rechtsplegingsvergoeding waarop de begunstigde die gerechtigd is om de hoogste vergoeding te eisen aanspraak kan maken. De maximum rechtsplegingsvergoeding voor een vordering van 2.500 euro is 1.100 euro. Aldus bedraagt het totaal van de rechtsplegingsvergoedingen per aanleg 2.200 euro, naar billijkheid te verdelen tussen de tien gerechtigden. Aan de burgerlijke partij CHILD FOCUS komt een bedrag toe van 170 euro en aan elk van de overige burgerlijke partijen een bedrag van 470 euro voor beide aanleggen. Terecht oordeelde de eerste rechter dat er te dezen geen wettelijke grond bestaat om aan de beklaagde lastens de in het ongelijk gestelde burgerlijke partij een rechtsplegingsvergoeding toe te kennen. 2.5. De overige burgerlijke belangen dienen te worden aangehouden overeenkomstig artikel 4 V.T.Sv. * OM DEZE REDENEN, HET HOF, RECHTSPREKEND BIJ VERSTEK ten aanzien van de burgerlijke partij PROVINCIALAAT DER BROEDERS VAN LIEFDE VZW en NA TEGENSPRAAK ten aanzien van de overige partijen, binnen de perken van de ontvankelijke beroepen: Gezien de wetsbepalingen aangehaald in het bestreden vonnis, alsook de artikelen: 24 wet van 15 juni 1935 betreffende het gebruik der talen in gerechtszaken, 186,210,211,211bis,212 Wetboek van strafvordering, 33,56,382bis,384 Strafwetboek, K.B.13 november 2012. met uitzondering van de artikelen: 25 379 Strafwetboek. Verklaart het hoger beroep van de burgerlijke partijen CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING en DE STICHTING VOOR VERMISTE EN SEKSUEEL UITGEBUITE KINDEREN, afgekort CHILD FOCUS onontvankelijk in zoverre gericht tegen de strafrechtelijke beschikkingen van het bestreden vonnis. Verklaart het hoger beroep van de beklaagde onontvankelijk in zoverre het gericht is tegen de beschikkingen van het bestreden vonnis op burgerlijk gebied ten aanzien van de burgerlijke partijen PROVINCIALAAT DER BROEDERS VAN LIEFDE VZW, het CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING en STICHTING VOOR VERMISTE EN SEKSUEEL UITGEBUITE KINDEREN, afgekort CHILD FOCUS. Verklaart de hogere beroepen voor het overige ontvankelijk. Op strafrechtelijk gebied : Bevestigt het bestreden vonnis in zoverre beklaagde ontzet werd uit de rechten vermeld in artikel 31, lid 1, van het Strafwetboek gedurende een termijn van vijf jaar, uitspraak werd gedaan over de in beslag genomen overtuigingsstukken, uitspraak werd gedaan over de kosten, beklaagde verplicht werd tot betaling van een bijdrage en hem een vergoeding werd opgelegd. Doet het , bestreden vonnis voor het overige teniet en opnieuw rechtsprekend, met eenparige stemmen: Veroordeelt beklaagde V.M. uit hoofde van de tenlasteleggingen A (heromschreven), B1 (heromschreven en verbeterd), B2 (heromschreven), B3 (heromschreven), B4 (heromschreven), B5 (heromschreven en verbeterd), B6 (heromschreven), B7 (heromschreven), F1 (heromschreven), F2 (heromschreven en verbeterd), F3 (heromschreven), F4 (heromschreven), G (heromschreven en verbeterd), Hl, H2, H3 (verbeterd), H4 (verbeterd), I (heromschreven en verbeterd), J (verbeterd), K (heromschreven en verbeterd), L (verbeterd) en M (verbeterd), verenigd, gepleegd in staat van wettelijke herhaling, tot een gevangenisstraf van VIER JAAR en een geldboete van DUIZEND EURO, vermeerderd met 45 opdeciemen en aldus gebracht op VIJF DUIZEND VIJFHONDERD EURO, bij gebreke aan betaling binnen de wettelijke termijn te vervangen door een gevangenisstraf van drie maanden. Spreekt beklaagde vrij uit hoofde van de tenlasteleggingen Dl, D2 (verbeterd), D3 (verbeterd), El, E2 (verbeterd) en E3 (verbeterd). Verklaart de strafvordering met betrekking tot de tenlasteleggingen Cl (verbeterd), C2, C3, C4 (verbeterd) en C5 (verbeterd) zonder voorwerp. Stelt beklaagde V.M. ter beschikking van de strafuitvoeringsrechtbank gedurende een termijn van TIEN JAAR die ingaat na afloop van de effectieve hoofdgevangenisstraf. 26 Ontzet beklaagde V.M. gedurende een termijn van twintig jaar uit het recht om: 1. in welke hoedanigheid ook deel te nemen aan onderwijs in een openbare of particuliere instelling die minderjarigen opvangt. 2. deel uit te maken, als vrijwilliger, als lid van het statutair of contractueel personeel of als lid van de organen van bestuur en beheer, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging waarvan de activiteit in hoofdzaak op minderjarigen gericht is; 3. een activiteit toegewezen te krijgen die hem in een vertrouwens- of een gezagsrelatie tegenover de minderjarigen plaatst, als vrijwilliger, als lid van het statutair of contractueel personeel of als lid van de organen van bestuur en beheer, van elke rechtspersoon of feitelijke vereniging. Veroordeelt beklaagde in de kosten van het hoger beroep, in totaal begroot op 312,64 euro, Op burgerlijk gebied: Bevestigt het bestreden vonnis, uitgezonderd wat betreft de kosten en de rechtsplegingsvergoeding, en mits deze wijziging dat beklaagde V.M. wordt veroordeeld tot betaling aan de burgerlijke partij STICHTING VOOR VERMISTE EN SEKSUEEL UITGEBUITE KINDEREN, afgekort CHILD FOCUS, van een bedrag van één euro, vermeerderd met de gerechtelijke interest vanaf heden. Veroordeelt beklaagde V.M. in de kosten van beide aanleggen jegens de burgerlijke partij STICHTING VOOR VERMISTE EN SEKSUEEL UITGEBUITE KINDEREN, afgekort CHILD FOCUS, S.D., S.R., N.D., S.B., C.G., N.R., L.P., C.C. en C.K., niet begroot bij gebreke aan omstandige opgave, en de rechtsplegingsvergoedingen voor beide aanleggen van 170 euro voor de burgerlijke partij CHILD FOCUS en van 470 euro voor elk van de overige burgerlijke partijen. Laat de kosten van de vordering van burgerlijke partij CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING in beide aanleggen te haren laste. Houdt de overige burgerlijke belangen aan. Dit arrest werd gewezen door de dertiende kamer van het hof van beroep te Brussel, samengesteld uit S., raadsheer dd. voorzitter, G. en P., raadsheren, die alle zittingen hebben bijgewoond en die over de zaak hebben beraadslaagd. Het werd uitgesproken (conform art. 782 bis Ger.W) door S., raadsheer dd. voorzitter, bijgestaan door K., griffier en in aanwezigheid van R., advocaat generaal, op 8 januari 2014. 27