LJN-nummer: AO0367 Zaaknr: 224312 /H 01.1858 Bron: Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak: 17-12-2003 Datum publicatie: 17-12-2003 Soort zaak: civiel - civiel overig Soort procedure: eerste aanleg - meervoudig 224312 /H 01.1858 17 december 2003 RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM EERSTE MEERVOUDIGE CIVIELE KAMER VONNIS indezaakvan: 1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid VERENIGING VAN EFFECTENBEZITTERS, gevestigd te 's-Gravenhage, 2. de stichting STICHTING VEB-ACTIE WOL, gevestigd te 's-Gravenhage, e i s e r e s s e n, procureur mr. A. van Hees, tegen: 1. de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V., gevestigd te Amsterdam, procureur mr. M.A. Blom, 2. de rechtspersoon naar buitenlands recht GOLDMAN SACHS INTERNATIONAL, gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk, procureur mr. A. Volders, 3. de naamloze vennootschap naar het recht van de Nederlandse Antillen MALLOWDALE CORPORATION N.V., gevestigd te Curaçao, Nederlandse Antillen, procureur mr. B.J.H. Crans, 4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MELKPAD B.V., gevestigd te Rijssen, procureur mr. B.J.H. Crans, 5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid N.S. TELECOM B.V., gevestigd te Utrecht, procureur mr. E.E. van der Laan, 6. de naamloze vennootschap WORLD ONLINE INTERNATIONAL N.V., gevestigd te Maarssen, procureur mr. B.J.H. Crans. g e d a a g d e n. Eiseressen worden afzonderlijk VEB en Stichting VEB-Actie WOL genoemd en gezamenlijk VEB c.s.; gedaagden worden afzonderlijk ABN AMRO, Goldman Sachs, Mallowdale, Melkpad N.S. Telecom en WOL genoemd. Mellowdale, Melkpad en WOL worden gezamenlijk ook aangeduid als WOL c.s. VERLOOP VAN DE PROCEDURE De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen: - dagvaarding van 14 maart 2001, - conclusie van eis, met bewijsstukken, - conclusie van antwoord aan de zijde van ABN AMRO, met bewijsstukken, - conclusie van antwoord aan de zijde van Goldman Sachs, - conclusie van antwoord aan de zijde van WOL c.s., met bewijsstukken, - conclusie van antwoord aan de zijde van N.S. Telecom, met een bewijsstuk, - conclusie van repliek tevens houdende wijziging van eis aan de zijde van VEB c.s., met bewijsstukken, - conclusie van dupliek aan de zijde van ABN AMRO, met een bewijsstuk, - conclusie van dupliek aan de zijde van Goldman Sachs, met bewijsstukken, - conclusie van dupliek aan de zijde van WOL c.s., met bewijsstukken, - conclusie van dupliek aan de zijde van N.S. Telecom, - pleidooi dat gehouden is op 10 oktober 2003, het daarvan opgemaakte proces-verbaal, de pleitnota's, de ter gelegenheid van het pleidooi door VEB c.s. genomen akte houdende wijziging van eis en de aktes houdende bezwaar tegen deze eiswijziging van gedaagden, alsmede de door VEB c.s. en ABN AMRO ter gelegenheid van het pleidooi overgelegde bewijsstukken, - verzoek vonnis wijzen. GRONDEN VAN DE BESLISSING 1. Ter gelegenheid van het pleidooi hebben alle partijen ingestemd met de hierna onder 2.1 te vermelden gewijzigde eis, zodat de bezwaren van gedaagden tegen de eerdere wijzigingen van eis geen bespreking meer behoeven. 2. WOL c.s. hebben betoogd dat de dagvaarding op grond van het bepaalde in artikel 3:71 lid 1 BW ongeldig is nu VEB en de stichting VEB-Actie WOL ondanks sommatie daartoe niet hebben voldaan aan het verzoek een geschrift over te leggen waaruit hun volmacht volgt. 3. Dit betoog gaat niet op. VEB heeft een vordering op eigen naam ingesteld, waartoe zij, zoals VEB onweersproken heeft aangevoerd, krachtens haar statuten bevoegd was. Stichting VEB-Actie WOL heeft voldoende toegelicht dat zij eveneens op eigen naam handelt, hetzij als cessionaris hetzij als lasthebber. Wat de bezwaren van gedaagden tegen de geldigheid van de cessies betreft, wordt verwezen naar r.o. 23 hieronder. 4. Goldman Sachs heeft aangevoerd dat VEB niet ontvankelijk is in haar vordering omdat - kort gezegd - geen sprake is van gelijksoortige belangen als bepaald in artikel 3:305a BW. 5. Ook dit betoog moet worden verworpen. De collectieve actie van VEB heeft betrekking op benadeelde beleggers in WOL, hetgeen, zoals VEB terecht betoogt, een voldoende duidelijk omlijnde groep met bundelbare belangen betreft. Aan het vereiste van gelijksoortigheid is daarmee voldaan. 6. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) betwist, als-mede op grond van de in zoverre niet bestreden in-houd van overgelegde bewijs-stuk-ken, staat het volgende vast. a. WOL is een internetserviceprovider. [B.] is een van de grondleggers van WOL. Tot 14 april 2000 was zij voorzitter van de raad van bestuur van WOL. b. Op 17 maart 2000 zijn de aandelen WOL toegelaten tot de officiële notering aan de (toen zogeheten) AEX-effectenbeurs. ABN AMRO, handelend onder de naam ABN AMRO Rothschild, en Goldman Sachs waren als lead managers betrokken bij deze beursintroductie. Zij zijn tevens betrokken geweest bij het vervaardigen en verspreiden van het prospectus dat is uitgegeven met het oog op de aanbieding van de aandelen WOL. c. De beursintroductie vond plaats door uitgifte van nieuwe aandelen door WOL en door verkoop van reeds eerder uitgegeven aandelen door drie aandeelhouders van WOL, te weten: Mallowdale, Melkpad en N.S. Telecom. Het aantal nieuwe aandelen dat is uitgegeven bedroeg 46.906.454 en het aantal door de drie aandeelhouders verkochte aandelen 20.656.365. In totaal ging het derhalve om 67.562.819 aandelen WOL. d. Op 3 maart 2000 werd ten behoeve van de uitgifte van de aandelen WOL een voorlopig prospectus uitgegeven en op 16 maart 2000 een definitief prospectus (hierna voorzover gelijkluidend tezamen ook aangeduid als het prospectus). Het prospectus bevat een 15 pagina's lange opsomming van risicofactoren. Het prospectus vermeldt verder, voorzover van belang: "No person has been authorized to give any information or to make any representations other than those contained in this Offering Circular, and, if given or made, such information or representations must not be relied upon as having been authorized." (pag.3) "In the aggregate, management board members hold 7,347,160 shares (the equivalent of 3.13% prior to the offering and 2.6% after the offering (…). In the aggregate, supervisory board members hold 1,069,455 shares (the equivalent of 0.46% prior to the offering and 0.38% after the offering) and options to acquire 763,600 shares (the equivalent of 0.33% prior to the offering and 0.27% after the offering). The weighted average exercise price of these options is € 19.38 and the weighted average remaining contractual life is 3.5 years. The exercise price for some options of the supervisory board members is related to fair market value at the time of the exercise." (pag. 96) "On December 27, 1999 Kalexer II N.V., which is wholly owned by our chairwoman Ms. [B.], transferred its entire 6.35% shareholding (14,898,500 shares) in World Online to Reggeborgh Participaties B.V. (2,436,465 shares), Mallowdale Corporation N.V. (2,436,465 shares) and Baystar Capital L.P. (10,025,570 shares). Provided certain conditions are met, Kalexer II N.V. is entitled to share the profits made by Baystar on any subsequent resales of the shares. Baystar has not agreed to the lock-up restrictions to which certain other shareholders have agreed." (voorlopig prospectus pag. 99, in het definitieve prospectus is tussen de laatste en de voorlaatste zin toegevoegd: "Such share of the profits will be paid to Kalexer II N.V. (…) in cash and, to the extent the price per share sold exceeds the offering price of this offering of € 43, in shares of World Online") "Ms. [B.] started World Online in 1995. She has been active as an entrepreneur and a leader in the information technology industry ince 1975, when she founded Akam International. She also established the subsidiairy of Epson printers in the Netherlands selling both of these businesses in 1988, after which she founded and (until 1994) managed A-line Holding B.V., one of the leading Dutch distributors of information technology products and value-added services. She was a member of the Post and Telecom Advisory Council to the Dutch Ministry of Transportation for four years. Ms. [B.] is on the board of a number of leading companies, including FirstMark and The European Technology Fund." (pag. 94) "We intend to use such proceeds for promotion of the World Online brand, for working capital and general purposes, including roll out of infrastructure and investments in systems and technology, and to finance strategic aquisitions (…). Pending use of the net proceeds as described above, we intend to invest certain of the proceeds in short-term, investment grade, interest-bearing investments and to repay certain short-term onbligations." (pag. 33) "On December 16, 1999 we entered into a senior credit facility with ABN AMRO Bank N.V. in the amount of € 145.6 million. The senior credit facility is denominated in U.S. dollars and matures at the earlier of June 30, 2000 or the date of an offering of our shares, (…)." (pag. 99 en 100) "At February 29, 2000 we had approximately $ 109.8 million (…) under this facility." (pag. 53 voorlopig prospectus, in het definitieve prospectus is op dezelfde pagina een bedrag van $ 127,4 miljoen op 14 maart 2000 vermeld) "In accordance with the current regulations of Amsterdam Exchanges N.V., each member of the supervisory board and management board of World Online has agreed not to dispose of any shares held by him or her at the closing of the offering for a period of six months after the closing of the offering." (pag. 10 definitief prospectus) "At December 31, 1999, approximately 20% of our customers have subscribed for our enhanced services (such as an international roaming service, integrated fax and voicemail applications, extra web page storage space and e-mail accounts) and pay a subscription fee for these services." (pag. 42) "Based on publicly available market information, we believe that we are the leading fullservice internet company in the Netherlands." (pag. 71) Het definitieve prospectus bevat op pagina 32 een organogram waarin Telitel AB is opgenomen als een 100% dochtervennootschap van WOL. e. In de periode waarin belangstellenden konden intekenen (3 tot 13 maart 2000 16.30 uur voor particuliere beleggers en 3 tot 15 maart 2000 10.00 uur voor overige beleggers) trad bij de institutionele beleggers een overtekening op van bijna 21 maal het aantal voor hen beschikbare aandelen, bij de particuliere beleggers bedroeg de overtekening een factor van bijna 24. Op basis van de inschrijving werden aan institutionele beleggers in totaal 54.050.255 aandelen WOL toegewezen en aan particulieren 13.512.564 aandelen. f. Teneinde de introductieprijs van de aandelen WOL vast te stellen is gebruik gemaakt van de zogenoemde bookbuilding methode. Deze methode houdt in dat de uiteindelijke introductieprijs wordt vastgesteld aan de hand van opgaven van geïnteresseerde beleggers. In het prospectus is de bandbreedte vermeld waarbinnen de introductieprijs zou liggen, zijnde tussen € 35,-- en € 45,--. De inschrijving volgens de bookbuilding methode betekende dat particuliere beleggers uitsluitend het aantal aandelen konden opgeven dat zij wensten te verkrijgen; zij schreven bestens in. Institutionele beleggers konden tevens aangeven op welk prijsniveau zij aandelen wilden verkrijgen. Op basis van de inschrijvingen van de institutionele beleggers werd de introductieprijs van de aandelen WOL uiteindelijk vastgesteld op € 43,--. g. Op 17 maart 2000 noteerde het aandeel WOL een openingskoers van € 50,20. Daarna daalde de koers in korte tijd aanzienlijk. In de laatste week dat het aandeel WOL een beursnotering had (december 2000) was de koers lager dan € 10,--. h. In een publicatie van Het Financieele Dagblad (hierna: FD) van 1 maart 2000 is onder de kop "World Online predikt onafhankelijkheid" onder meer het volgende vermeld: "Oprichtster van internetaanbieder World Online [N.] [B.] beleeft haar "finest hour" met de beursgang van haar bedrijf. (…). Hoeveel procent van de aandelen gaat naar de beurs en hoeveel gaat u zelf cashen. Wat doen bovendien de andere aandeelhouders? "Ik wil daar nog niets over zeggen. De prospectus komt vandaag uit en daar is het een en ander in te lezen. Sommigen van hen zullen iets cashen, zoals Reggeborgh. Ik ga niet vertellen of ik iets cash. In de prospectus zal dat denk ik lastig te achterhalen zijn. Er zijn een aantal bv's tussengeschoven."." i. Op 1 maart 2000 heeft WOL een persconferentie gegeven waarin de beursintroductie werd aangekondigd. Op een vraag van een journalist "Gaat u uw aandelen ook cashen?" heeft [B.] toen geantwoord "I didn't sell any shares at this time". De beantwoording van onder meer deze vraag is die avond op het NOS journaal uitgezonden. j. In een publicatie van het FD van 4 maart 2000 is onder meer vermeld: "In het voorlopige prospectus dat vrijdag met grote vertraging na sluiting van de beurs het licht zag zijn de belangen van [B.] niet precies terug te vinden. Een woordvoerder van World Online in Londen bevestigt dat [B.] voor beursgang 10% van het bedrijf bezit. Hij wil geen commentaar geven op de vraag of [B.] bij de introductie op het Damrak stukken zal aanbieden." k. WOL heeft op 24 maart 2000 een conference call gehouden met enkele (institutionele) beleggers. l. Op 3 april 2000 hebben de raad van commissarissen van WOL en [B.] persverklaringen uitgegeven omtrent - kort gezegd - de vervreemding van de aandelen WOL die [B.] via Kalexer II N.V. hield. 7.1 Na wijziging van eis vorderen VEB c.s. bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: a. op vordering van de Stichting VEB-Actie WOL: gedaagden op grond van het onder nrs. 129 tot en met 132, nr. 134 (uitsluitend wat betreft ABN AMRO en Goldman Sachs) en nr. 135 (uitsluitend wat betreft WOL) omschreven onrechtmatig handelen of nalaten hoofdelijk te veroordelen aan de Stichting VEB-Actie WOL alle schade te vergoeden die de beleggers die zijn vermeld in de Lijst (productie 36) waarvan in de schadestaatprocedure nader zal worden aangetoond dat zij hun vordering op 14 maart 2001 aan de Stichting VEB-Actie WOL hebben overgedragen, hebben geleden, lijden en zullen lijden, welke schade is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2000, zijnde de dag waarop de raad van commissarissen van WOL en [B.] verklaringen aflegden over de gang van zaken voorafgaand aan de beursintroductie, dan wel vanaf de dag van dagvaarding tot de voldoening; b. op vordering van VEB: te verklaren voor recht dat door gedaagden op grond van het onder nrs. 129 tot en met 132, nr. 134 (uitsluitend wat betreft ABN AMRO en Goldman Sachs) en nr. 135 (uitsluitend wat betreft WOL) omschreven handelen of nalaten een onrechtmatige daad is gepleegd jegens beleggers in aandelen WOL die op de beursintroductie hebben ingeschreven dan wel kort na de beursintroductie, maar uiterlijk op 3 april 2000 aandelen WOL hebben gekocht; c. op de vordering van VEB c.s.: gedaagden te veroordelen in de kosten van het geding; d. op vordering van Stichting VEB-Actie WOL: gedaagden op grond van het onder nr. 343 van de conclusie van repliek van de Stichting VEB-Actie WOL en de VEB omschreven onrechtmatig handelen hoofdelijk te veroordelen aan de Stichting VEB-Actie WOL alle schade te vergoeden die de beleggers die zijn vermeld in de Lijst (productie 36 bij dagvaarding) waarvan in de schadestaatprocedure nader zal worden aangetoond dat zij hun vordering op 14 maart 2001 aan de Stichting VEB-Actie WOL hebben overgedragen, hebben geleden, lijden, en zullen lijden, welke schade is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2000, zijnde de dag waarop de raad van commissarissen van WOL en [B.] verklaringen aflegden over de gang van zaken voorafgaand aan de beursintroductie, dan wel vanaf de dag van dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening; e. op de vordering van VEB: te verklaren voor recht dat door gedaagden op grond van het onder nr. 343 van de conclusie van repliek van de Stichting VEB-Actie WOL en de VEB omschreven onrechtmatig handelen een onrechtmatige daad is gepleegd jegens beleggers in aandelen WOL die op de beursintroductie hebben ingeschreven dan wel na de beursintroductie, maar uiterlijk op 3 april 2000 aandelen WOL hebben gekocht. 7.2 VEB c.s. hebben daaraan het volgende ten grondslag gelegd. Het prospectus was in meerdere opzichten misleidend. Kort gezegd gaat het om de volgende onjuiste en/of onvolledige en/of verhullende mededelingen: - mededelingen omtrent de overdracht van het aandelenbezit door [B.]; - mededelingen over de professionele loopbaan van [B.]; - mededelingen over de bestemming van de emissieopbrengst; - mededelingen over converteerbare leningen die ABN AMRO aan WOL heeft verstrekt; - mededelingen over de overname van Telitel AB; - mededelingen over de lock-up verplichting van bestuurders en commissarissen; - mededelingen over optieregelingen bij WOL; - de introductieprijs van het aandeel WOL; - overige mededelingen: een patroon van optimistische berichtgeving. Het gebruik van het woord "transferred" in het prospectus is misleidend. Dit woord kan vertaald worden met overdragen, maar heeft ook neutralere betekenissen als onderbrengen, overplaatsen en doorplaatsen. Uit de term transferred alleen kan niet worden afgeleid dat een goederenrechtelijke overdracht is bedoeld. Evenzeer zou sprake kunnen zijn van het overbrengen van aandelen in het kader van een beheersverhouding. De juridische titel die aan de "transfer" ten grondslag ligt ontbreekt in de tekst. Uit het gebruik van het woord "transferred" hebben beleggers, daarin gesterkt door de uitlatingen van [B.] op de persconferentie van 1 maart 2000 en de citaten in het FD van die datum (zie hiervoor onder 6.h en 6.i), afgeleid en mogen afleiden dat [B.] (nog) geen afscheid had genomen van (het grootste deel van) haar belang in WOL, maar dit belang had ondergebracht bij een aantal vennootschappen. Zelfs een gespecialiseerde krant als het FD heeft uit het prospectus niet kunnen afleiden dat [B.] een groot deel van haar belang had verkocht en geleverd aan Reggeborgh Participaties B.V., Mallowdale Corporation N.V. en Baystar Capital L.P. Een waarschuwing dat sprake was van een onjuiste interpretatie of verduidelijking van de kant van gedaagden bleef echter uit. Verder had de prijs waarvoor [B.] haar aandelen eind december 1999 heeft verkocht, US$ 6,04, in het prospectus vermeld moeten worden. Deze prijs is immers een essentieel gegeven voor een goede beoordeling van de waarde van het toch al moeilijk te waarderen aandeel WOL, zeker gezien het grote verschil tussen deze prijs en de prijs die gelet op de bandbreedte van € 35,-- en € 45,-- door de beleggers drie maanden later zou moeten worden betaald. Dat deze informatie essentieel is en in het prospectus misleidend en onvolledig was weergegeven, blijkt ook uit het feit dat de raad van commissarissen en [B.] zich op 3 april 2000 genoodzaakt zagen persverklaringen uit te geven omtrent de aandelenoverdracht van [B.] en de verdere details van die overdracht. Het prospectus bevat een zeer positieve beschrijving van de professionele successen van [B.]. In het prospectus is verzwegen dat [B.] in het nabije verleden betrokken is geweest bij de financiële ondergang van een aantal ondernemingen. A-Line Data Belgium N.V. is op 2 juni 1994 op eigen aangifte failliet verklaard. [B.] had zes weken daarvoor ontslag genomen als bestuurder. Tritech Corporation N.V. is, na een fusie en naamswijziging, op 19 oktober 1993 failliet verklaard. Kort daarvoor, op 30 augustus 1993, had [B.] ontslag genomen als bestuurder. Het prospectus vermeldt voorts niets over de positie die [B.] bekleedde als lid van de raad van bestuur van de destijds beursgenoteerde onderneming Newtron en de financiële en bestuurlijke verwikkelingen die zich bij deze vennootschap hebben voorgedaan. Het prospectus is ook in dit opzicht misleidend. De mededelingen in het prospectus over de bestemming van de emissie-opbrengst zijn onvolledig. ABN AMRO had op 16 december 1999 en 25 februari 2000 twee "senior credit facilities" tot een bedrag van 145,6 miljoen euro en tot een bedrag van 253 miljoen euro aan WOL verstrekt. Uit pagina 100 van het prospectus blijkt dat deze leningen binnen vijf dagen na de beursintroductie moesten worden afgelost. In de passage "Use of Proceeds" op pagina 33 wordt evenwel niet verwezen naar pagina 100 en op deze plaats is ten onrechte niet vermeld dat ruim 20% van de emissie-opbrengst zou worden benut om kredieten van één van de lead managers (ABN AMRO) af te lossen. Uit pagina 100 van het prospectus blijkt verder dat, indien de beursintroductie niet vóór 30 juni 2000 zou plaatsvinden, de uitstaande bedragen van de senior credit facilities geconverteerd konden worden in aandelen WOL. In het prospectus ontbreekt de vermelding van de conversiekoers, hetgeen misleidend en onvolledig is. Uit NRC Handelsblad van 27 mei 2000 blijkt dat de conversiekoers gebaseerd was op de prijs van US$ 6,04. In een persbericht van 31 mei 2000 heeft WOL bekend gemaakt dat de koopovereenkomst tussen WOL en de verkopers van de aandelen in Telitel AB per die datum was ontbonden en dat partijen elkaar over en weer hadden ontslagen uit de verbintenissen die zij op zich hadden genomen. Tot een daadwerkelijke overdracht van de aandelen in Telitel AB aan WOL is het derhalve nooit gekomen. In het definitieve prospectus is ten onrechte en in strijd met de waarheid de mededeling opgenomen dat Telitel AB een 100%-dochtervennootschap van WOL is. De winstdelingsregeling die [B.] met Baystar is overeengekomen, is materieel een schending van de lock-up verplichting. Baystar heeft vlak na de beursintroductie grote aantallen aandelen verkocht. [B.] was voorts "passive investor" in Baystar. Ook op deze wijze deelde [B.] dus mee in de opbrengsten van Baystar. Ook [M.], commissaris van WOL, was een "passive investor" in Baystar. Al deze informatie ontbreekt in het prospectus. In het prospectus is wat betreft de opties die zijn toegekend aan werknemers en het management een te hoge gemiddelde uitoefenprijs en een te lange looptijd vermeld. Ook de publiciteit rond de beursintroductie is misleidend geweest. Naast de onjuiste en onvolledige mededelingen over het aandelenbelang van [B.], was er sprake van een niet aflatende stroom optimistische berichten die door WOL naar buiten werden gebracht. In een artikel in NRC Handelsblad van 1 maart 2000 is vermeld dat [B.] heeft meegedeeld dat maandelijks 700 miljoen belminuten telefoonverkeer worden gegenereerd, die vijf cent opleveren. Uit het prospectus blijkt dat WOL in december 1999 397 miljoen belminuten genereerde. Telinco, sinds januari 2000 een dochtervennootschap van WOL, genereerde in januari 2000 nog eens 150 miljoen belminuten. [B.] heeft in haar rekensom dus in ieder geval 150 miljoen belminuten teveel opgevoerd. Bovendien zouden de belminuten van Telinco eigenlijk buiten beschouwing moeten worden gelaten omdat in Engeland op korte termijn geen inbelkosten meer verschuldigd zouden zijn. Verder leverde telefoonverkeer voor WOL veel minder op dan 5 cent per belminuut. Op basis van de werkelijke gegevens had WOL aan belminuten een jaarlijkse inkomstenstroom van 50 á 60 miljoen gulden. Dat is heel wat minder dan de jaarlijkse inkomstenstroom van 400 tot 500 miljoen gulden die door [B.] werd voorgespiegeld. Het prospectus vermeldt dat WOL per 31 december 2000 in Nederland 626.600 abonnees heeft. Het is onder internetserviceproviders gebruikelijk alleen het aantal actieve abonnees te tellen. Een onderzoeksbureau heeft het aantal actieve abonnees van WOL kort na de beursgang berekend op 400.000. Niet duidelijk is of WOL in haar berekening ook niet-actieve abonnees heeft meegerekend. Het prospectus is op dit punt onvolledig. De verhouding tussen het aantal betalende en niet-betalende abonnees is in het prospectus (pagina 42) verhullend weergegeven. Het prospectus vermeldt op pagina 71 ten onrechte dat WOL "the leading full-service internet company in the Netherlands" is. Ten tijde van de beursgang was Planet Internet groter dan WOL en was Het Net gelijk van grootte. WOL heeft in het zicht van de beursgang in diverse persberichten de optimistische ontwikkelingen over onder meer allianties uitvergroot en overdreven. De bandbreedte van € 35,-- tot € 45,-- en de vastgestelde introductieprijs vormen een zelfstandige grond van misleiding. Aan de juistheid van de waardering van WOL moet worden getwijfeld. Gedaagden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de onjuistheden en misleidingen in het prospectus. WOL en haar bestuursvoorzitter [B.] hebben buiten het bestek van het prospectus diverse misleidende mededelingen gedaan. Dit is onrechtmatig. Ook ABN AMRO en Goldman Sachs zijn aansprakelijk voor deze onrechtmatige uitlatingen, nu zij als lead managers hebben nagelaten deze uitlatingen te corrigeren. Aldus steeds VEB c.s. 8. Gedaagden hebben de vorderingen weersproken. Hun verweer zal hieronder bij de beoordeling aan de orde komen. 9. De rechtbank zal hieronder allereerst de gestelde onjuiste, onvolledige en misleidende mededelingen in het prospectus behandelen en daarna de verweten mededelingen buiten het prospectus om. De rechtbank ziet aanleiding de mededelingen omtrent de overdracht van het aandelenbezit door [B.] als laatste te behandelen. Mededelingen over de professionele loopbaan van [B.]. 10. De rechtbank is met VEB c.s. van oordeel dat de professionele loopbaan van [B.] in het prospectus eenzijdig is belicht. Het prospectus vermeldt immers wel dat Ms. [B.] (…) has been active as (…) a leader in the information technology industry since 1975, maar niet dat een aantal vennootschappen waarvan [B.] bestuurder was geweest uiteindelijk in staat van faillissement zijn verklaard en dat de introductie van Newtron op de Amsterdamse Officiële Parallelmarkt op een debacle is uitgelopen, hetgeen op zichzelf genomen relevante informatie voor beleggers in WOL betrof. Het zou zorgvuldiger zijn geweest indien het prospectus een compleet beeld had geschetst en dus ook de minder positieve aspecten van de carrière van [B.] in de betreffende periode had weergegeven. Nu de faillissementen en de beursgang van Newtron evenwel een aanzienlijk aantal jaren (meer dan vijf) vóór de introductie van WOL plaatsvonden en de beschrijving van de loopbaan van [B.] in het prospectus relatief beknopt is gehouden, is het achterwege laten van deze informatie al met al niet voldoende om de mededelingen omtrent de professionele loopbaan van [B.] als misleidend aan te merken. Mededelingen over de bestemming van de emissieopbrengst. 11. Zoals gedaagden terecht hebben betoogd blijkt uit het gestelde op pagina 53, 99 en 100 van het prospectus dat de kredietfaciliteit bij de ABN AMRO bij de beursintroductie zou worden afgelost en dat WOL op 14 maart 2000 $ 127,4 miljoen onder die faciliteit had getrokken. Dat in het hoofdstuk "Use of Proceeds" wat de aflossing van dit krediet betreft alleen wordt vermeld dat de emmissieopbrengst mede wordt gebruikt to repay certain shortterm obligations is in het licht van de overige mededelingen die in het prospectus over dit krediet zijn gedaan niet misleidend. Mededelingen over converteerbare leningen die ABN AMRO aan WOL heeft verstrekt. 12. De omstandigheid dat de conversiekoers niet met zoveel woorden in het prospectus is vermeld, kan niet als misleidend worden aangemerkt. Van conversie zou, zoals gedaagden onweersproken hebben aangevoerd, eerst sprake kunnen zijn indien WOL haar verplichtingen uit hoofde van de leningen niet na zou komen. In die situatie zou WOL een geheel andere waarde vertegenwoordigen dan in de situatie van correcte nakoming van de verplichtingen jegens ABN AMRO, in welk geval helemaal geen aanspraak op conversie zou kunnen worden gemaakt. Hoewel de conversiekoers voor de belegger op zichzelf genomen een interessant gegeven zou kunnen vormen, is het niet of niet duidelijk vermelden van deze koers in het prospectus, mede gelet op het feit dat het prospectus overigens voldoende gedetailleerde informatie over de leningen en de conversievoorwaarden bevat, niet misleidend. Mededelingen over de overname van Telitel AB. 13. De mededelingen over Telitel AB in het definitieve prospectus zijn onjuist. Telitel AB had, nu alleen nog maar een koopovereenkomst was gesloten met de verkoper van de aandelen en de aandelen nog niet aan WOL waren geleverd, in het definitieve prospectus niet als een 100% dochtervennootschap van WOL mogen worden gepresenteerd. De rechtbank acht het echter onaannemelijk dat een juiste mededeling op dit punt, die zou hebben ingehouden dat WOL de aandelen in Telitel AB had gekocht, maar nog niet geleverd had gekregen, enige belegger zou hebben doen afzien van de koop van aandelen WOL of dat beleggers door de onjuiste mededeling omtrent Telitel AB anderszins enige schade hebben geleden. Om die reden kunnen de onjuiste mededelingen in het definitieve prospectus omtrent Telitel AB niet tot een toewijzing van het gevorderde leiden. Mededelingen over de lock-up verplichting van bestuurders en commissarissen. 14. VEB c.s. betogen dat in het prospectus ten onrechte niet is vermeld dat [B.] en commissaris [M.] belangen hadden in Baystar. Dit is misleidend omdat op die manier de lock-up verplichting (pag.10 van het prospectus) door hen kon worden omzeild. Immers, als Baystar, die niet was gebonden aan een lock-up verplichting, aandelen WOL zou vervreemden, zouden [B.] en [M.] daarvan profiteren. Dat is ook gebeurd. Baystar heeft direct na de beursintroductie grote aantallen aandelen WOL verkocht. De beschrijving van de lock-up verplichting op pagina 10 van het prospectus is onvolledig. Aldus VEB c.s. 15. De rechtbank overweegt als volgt. Gedaagden hebben onweersproken aangevoerd dat [M.] en [B.] limited partners en dus alleen investeerders waren in de Amerikaanse beleggingsonderneming Baystar. VEB c.s. hebben tegenover deze betwisting verder niet onderbouwd dat [B.] en [M.] enige zeggenschap hadden in Baystar. De enkele omstandigheid dat Baystar na de beursgang op aanwijzing van [B.] het aanbieden van aandelen WOL staakte, is daartoe, mede gezien het betoog van gedaagden dat [B.] het management van Baystar alleen heeft verzocht het aandeel WOL niet verder te laten verzwakken, niet voldoende. Nu moet worden aangenomen dat [M.] en [B.] enkel belegden in Baystar, zonder verdere zeggenschap, is de beschrijving van de lock-up verplichting in het prospectus niet misleidend. 16. Dat [B.] via de winstdelingsregeling profiteerde van een doorverkoop van aandelen WOL door Baystar is, anders dan VEB c.s. hebben betoogd, evenmin misleidend weergegeven. In het prospectus (op pag. 99) is immers duidelijk vermeld dat Kalexer II N.V. (in geld en/of aandelen) meedeelde in de winst die Baystar behaalde bij verkoop en dat Kalexer II N.V. volledig in handen was van [B.]. Hoewel niet kan worden ontkend dat deze hele gang van zaken per saldo betekende dat [B.] tijdens de lock-up periode zou kunnen profiteren van een verkoop van aandelen WOL, kan een en ander niet als strijdig met de lock-up verplichting worden beschouwd omdat ook hier geldt dat niet is gebleken dat [B.] enige zeggenschap had in Baystar. Mededelingen over optieregelingen bij WOL. 17. VEB c.s. hebben onvoldoende duidelijk gemaakt dat de mededelingen in het prospectus over de optieregelingen bij WOL misleidend of onvolledig waren. Gedaagden hebben uiteengezet dat de mededelingen in het prospectus, gezien het tijdsverloop en onder meer de verlaagde beurskoers, niet zonder meer vergeleken kunnen worden met de mededelingen in het biedingsbericht van het bod van Tiscali in september 2000, hetgeen door VEB c.s. onvoldoende is bestreden. Het op pagina 96 van het prospectus gegeven totaaloverzicht van opties van commissarissen is evenmin misleidend te noemen. Gedaagden hebben onweersproken betoogd dat [M.] zijn opties met zekerheid zes weken na de beursintroductie zou krijgen. Zijn te verkrijgen opties konden derhalve, gelet op het bepaalde in paragraaf 6.2.1. van Schema A bij (art. 8 lid 1 van) het Fondsenreglement, in het totaaloverzicht worden opgenomen. Dat dit, zoals VEB c.s. hebben aangevoerd, alleen is gebeurd om de lage uitoefenprijs van € 2,92 van [W.] te verhullen, is niet aannemelijk nu in de alinea daarboven is meegedeeld dat de gewogen gemiddelde uitoefenprijs van de opties van bestuurders € 2,41, een derhalve nog lagere prijs, was. Op pagina 96 is voorts vermeld dat de uitoefenprijs van sommige opties van commissarissen afhankelijk is van de marktwaarde op het tijdstip van uitoefening en dat voor het prospectus wordt uitgegaan van een uitoefenprijs van € 39,-- (het midden van de bandbreedte). Ook dit is niet misleidend. De uitoefenprijs van [M.] zou pas op zijn vroegst op 1 mei 2000 duidelijk worden. Dat de toekenning van de opties aan [W.] niets met zijn (toekomstige) commissariaat te maken had en dat [W.] geen onafhankelijk commissaris was, is, na de betwisting door gedaagden, door VEB c.s. onvoldoende geadstrueerd. Aan het andersluidende betoog van VEB c.s. moet dan ook voorbij worden gegaan. De introductieprijs van het aandeel WOL. 18. Volgens VEB c.s. vormen de in het prospectus vermelde bandbreedte en de introductieprijs een zelfstandige grond van misleiding. VEB c.s. stellen dat de toegepaste waardebepaling niet was gebaseerd op objectieve waarderingsgrondslagen. De introductieprijs van het aandeel WOL is volgens VEB c.s. veel te hoog vast gesteld. Gedaagden hebben gemotiveerd uiteengezet op welke wijze de introductieprijs tot stand is gekomen. Daarbij is gebruik gemaakt van de bookbuilding methode (zie hiervoor onder 6.f). De bandbreedte is vastgesteld met behulp van een "peer group analysis", een methode waarbij door naar vergelijkbare ondernemingen te kijken de theoretische waarde van de te introduceren onderneming wordt bepaald. Hiervoor werd een groep van gelijksoortige bedrijven (de "peers") samengesteld, die al een notering op een effectenbeurs en dus een door de markt bepaalde waarde hadden. In de "valuation" is gebruik gemaakt van twee multiples, te weten de "Revenu Multiple" en de "Equity Value per Subscriber Multiple". Door deze multiples toe te passen op de gegevens van WOL werd een impliciete waarde van WOL verkregen. Uitgaande van de verwachtingen van de analisten met betrekking tot de omzet en het aantal abonnees van WOL in de jaren 2000 en 2001 werd door de multiples te vergelijken met de "peer group" de theoretische beurswaarde van WOL bepaald op € 34,9 tot € 60,8 miljard, uitgaande van de omzet en € 13,5 tot € 29,9 miljard uitgaande van het aantal abonnees. De sum-of-the-parts valuation, een zeer gedetailleerde bepaling van de waarde van de verschillende bedrijfsonderdelen van WOL door deze voor ieder specifiek onderdeel te vergelijken met een voor dat doel geselecteerde "peer group", leidde tot een theoretische beurswaarde van WOL van € 18,7 tot € 34,8 miljard. Op basis van al deze gegevens werd voorgesteld uit te gaan van een waarde van € 8 tot € 10 miljard voor de gehele vennootschap. Daarbij is een forse korting toegepast op de verschillende hiervoor genoemde waarden teneinde een zo goed mogelijke namarkt te bewerkstelligen. Vervolgens is deze waardering wereldwijd bij institutionele beleggers op haalbaarheid getoetst. De uitkomsten hiervan waren zodanig positief dat het syndicaat besloten heeft op basis van de via deze waarderingstechniek verkregen prijsrange van € 8 tot € 10 miljard, corresponderend met een waarde per aandeel van ongeveer € 35,-- tot € 45,-- de emissie te starten. Het betoog van VEB c.s. dat bij de waardering van WOL de discounted cash flow-methode, intrinsieke waardeberekeningen of vergelijking aan de hand van EBITDA-multiples hadden moeten worden gebruikt, gaat niet op. Bij een bedrijf als WOL, dat nog uitsluitend verliezen maakte (hetgeen in het prospectus uitgebreid is belicht), een negatief eigen vermogen had en waarvan de waarde sterk was verbonden aan de aan toekomstige abonnees te ontlenen inkomsten, geven deze methoden geen bruikbare informatie. Aldus steeds gedaagden. Naar het oordeel van de rechtbank hebben VEB c.s. gezien deze gemotiveerde uiteenzetting van gedaagden onvoldoende feitelijk onderbouwd dat de introductieprijs zodanig onjuist of onzorgvuldig is vastgesteld dat sprake is van misleiding. De rechtbank ziet geen aanleiding gedaagden op te dragen documenten omtrent de waardering van WOL en de totstandkoming van de introductieprijs in het geding te brengen. Het verzoek van VEB c.s. daartoe wordt afgewezen. Overige mededelingen: een patroon van optimistische berichtgeving. 19. Het verwijt van VEB c.s. dat WOL door rond de beursintroductie een stortvloed van (te optimistische) persberichten naar buiten te brengen de belangstelling voor het aandeel WOL heeft willen aanwakkeren, een "hype" heeft veroorzaakt en na de introductie de belangstelling voor het aandeel op peil heeft willen houden, kan ABN AMRO, Goldman Sachs, Mellowdale, Melkpad en N.S. Telecom niet worden verweten. In het prospectus is duidelijk vermeld dat op andere informatie dan vervat in het prospectus niet mag worden afgegaan en ook los daarvan is niet uiteengezet dat de inhoud van de persberichten dusdanig was dat op één of meerdere van de hiervoor genoemde gedaagden de verplichting rustte die berichten te corrigeren. Met uitzondering van hetgeen hierna in r.o. 23 wordt besproken, hebben VEB c.s. ook ten aanzien van WOL onvoldoende toegelicht dat de persberichten onjuist of misleidend waren en dat WOL door die persberichten te laten uitgaan in strijd met de zorgvuldigheid of anderszins onrechtmatig heeft gehandeld. 20. Het prospectus is, anders dan VEB c.s. betogen, voldoende duidelijk over de verhouding tussen het aantal betalende en niet betalende abonnees. Op pagina 71 is vermeld dat in Nederland 72% van de abonnees heeft gekozen voor "free service" en op pagina 42 dat 20% van de klanten betaalt voor hun abonnement, hetgeen gezien de zin daarvoor ziet op "all countries". Dat 80% van de klanten (wereldwijd) niet betaalt voor het abonnement volgt hier direct uit en behoefde geen uitdrukkelijke vermelding. 21. WOL heeft gemotiveerd toegelicht dat WOL in december 1999 550 miljoen belminuten behaalde, dat dit aantal begin 2000 was gegroeid door acquisitie van UU-net, Telitel en Localtel en dat eind maart een opgave is gedaan van het aantal belminuten in die maand van 825 miljoen. Tegenover deze toelichting hebben VEB c.s. onvoldoende duidelijk gemaakt dat het door [B.] op 1 maart 2000 genoemde aantal van 700 miljoen belminuten dusdanig onjuist was dat deze uitlating aan WOL als onzorgvuldig of anderszins onrechtmatig kan worden verweten. Mededelingen omtrent de overdracht van het aandelenbezit door [B.] (Kalexer II N.V.). 22. Naar het oordeel van de rechtbank kan het woord transferred op pagina 99 van het prospectus niet als misleidend worden aangemerkt. Het woord transferred is een voldoende duidelijke aanduiding voor de overdracht van de in de desbetreffende alinea omschreven aandelen van Kalexer II N.V. naar Reggeborgh Participaties B.V., Mallowdale Corporation N.V. en Baystar Capital L.P. Dit geldt temeer nu in de daarop volgende zin over any subsequent resales of the shares wordt gesproken. Aan het woord transferred in combinatie gelezen met de woorden any subsequent resales of the shares kan geen andere betekenis worden toegekend dan dat Kalexer II N.V. haar aandelen had overgedragen (verkocht en geleverd) aan de hiervoor genoemde vennootschappen. AEX-mededeling 2000-167 dateert van na de beursintroductie van WOL. Uit die mededeling kan de verplichting om de verkoopprijs in het prospectus te vermelden derhalve niet worden afgeleid. In de daarvoor geldende AEX-mededelingen 98-096 en 99-154 was die verplichting niet opgenomen. Voldoende aannemelijk is dat, zoals gedaagden hebben betoogd, niet op de beurs genoteerde aandelen minder makkelijk verkoopbaar zijn en daardoor lagere prijzen hebben dan aandelen die op de beurs worden verhandeld en dat de waarde van de aandelen in de periode gelegen tussen de verkoop door Kalexer II N.V. en de introductie op de beurs een aanzienlijke ontwikkeling heeft doorgemaakt. Verder was Kalexer II N.V. wat de aan Baystar Capital LP. overgedragen aandelen betreft, gerechtigd om te delen in de winst die Baystar bij doorverkoop zou realiseren, reden waarom niet zonder meer kan worden uitgegaan van een prijs van US$ 6,04 en de grootte van het verschil tussen deze prijs en de bandbreedte van € 35,-en € 43,--, zoals gedaagden hebben betoogd, nuancering behoeft. Gezien al deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat het niet vermelden van de prijs waarvoor Kalexer II N.V. een deel van haar aandelen had verkocht misleidend is of in strijd is met artikel 8 van het Fondsenreglement, aangenomen dat de in dit artikel omschreven norm op deze situatie van toepassing is. Wat betreft de uitlatingen van WOL en [B.] in de media en de in kranten en vakbladen verschenen artikelen over het belang van [B.] geldt het volgende. ABN AMRO en Goldman Sachs kan niet worden verweten dat zij niet hebben gewaarschuwd dat de in diverse artikelen gegeven interpretatie van het prospectus op het punt van het belang van [B.] onjuist was of dat zij deze berichten niet op een of andere wijze hebben gecorrigeerd. Hetzelfde geldt voor de uitlatingen van [B.] zelf in de media. Het zou de op de emissiebegeleiders rustende zorgplicht te boven gaan indien van hen gevergd zou kunnen worden dat zij dergelijke verkeerde interpretaties van het prospectus in de media zouden moeten corrigeren. Ook de uitlatingen van [B.] zelf, waarover hierna meer, waren niet zodanig dat kan worden gezegd dat de emissiebegeleiders deze hadden moeten corrigeren. Het prospectus is voldoende duidelijk omtrent het feit dat Kalexer II N.V. haar aandelen voorafgaand aan de beursgang had vervreemd. In het prospectus is op pagina 3 bovendien uitdrukkelijk vermeld dat de belegger dient af te gaan op het prospectus en niet op berichten in de media. Dat en op welke gronden de uitlatingen van WOL en [B.] in de media en de in kranten en vakbladen verschenen artikelen over het belang van [B.] en/of het niet corrigeren van die berichten aan Mellowdale, Melkpad en N.S. Telecom zouden kunnen worden verweten, is door VEB c.s. onvoldoende uiteengezet. 23. De rechtbank is van oordeel dat de uitlatingen van [B.] en het niet corrigeren van de in de media verschenen uitleg van het prospectus omtrent het belang van [B.] echter wel aan WOL kunnen worden tegengeworpen. De uitlating van [B.] tijdens de persconferentie van 1 maart 2000 "I didn't sell any shares at this time" is letterlijk genomen misschien juist, maar wekte onmiskenbaar de indruk dat het belang van [B.] (recentelijk) niet gewijzigd was. Deze uitlating was misleidend, nu [B.] in december 1999 een belangrijk deel van haar aandelen in WOL had vervreemd en haar belang relatief korte tijd daarvoor dus wel degelijk wijzigingen had ondergaan. De in de artikelen in het FD van 1 en 4 maart 2000 (6.h en 6.i) weergegeven citaten van [B.] en een woordvoerder van WOL in Londen bevestigen (impliciet) de indruk dat het belang van [B.] geen wijzigingen had ondergaan. In het eerste artikel is bijvoorbeeld vermeld, citerende [B.]: "Ik ga niet vertellen of ik iets cash. In de prospectus zal dat denk ik lastig te achterhalen zijn. Er zijn een aantal bv's tussengeschoven.", terwijl [B.] in werkelijkheid een aantal maanden daarvoor al had "gecashed". Ook in diverse andere kranten en vakbladen zijn artikelen verschenen omtrent - kort gezegd - het (ongewijzigde) belang van [B.]. WOL heeft door het niet corrigeren van het mede door toedoen van haar bestuursvoorzitter in de media ontstane beeld dat het belang van [B.] in WOL niet was gewijzigd en zich om en nabij de 10% bewoog in strijd met de zorgvuldigheid en derhalve onrechtmatig gehandeld jegens (potentiële) beleggers bij de beursgang. Dat uit het prospectus viel op te maken dat [B.] geen belang had van om en nabij de 10%, maakt dit niet anders. Het had op de weg van WOL gelegen het in de media, mede door toedoen van [B.], ontstane misverstand over het (ongewijzigde) belang van [B.] tijdig voor de beursgang te corrigeren. Het feit dat de in de media als boegbeeld gepresenteerde bestuursvoorzitter van WOL enige maanden voor de beursgang een belangrijk deel van haar belang had afgestoten, was voor de (potentiële) belegger relevante informatie. Het gaat hier immers om louter op toekomstverwachtingen gebaseerde beleggingen. Het betoog van WOL, dat [B.] haar uitlatingen heeft gedaan in haar hoedanigheid van aandeelhoudster en dat die uitlatingen en de later in de media verschenen berichten om die reden niet aan WOL kunnen worden toegerekend, wordt verworpen. Het enkele feit dat de uitlatingen van [B.] betrekking hadden op het belang dat zij (direct of indirect) in privé in WOL hield, neemt niet weg dat het ging om het belang van de bestuursvoorzitter van WOL en dat dit voor de belegger relevante informatie was. WOL was daarom gehouden om de mede ten gevolge van de persconferentie van 1 maart 2000 in de media gegeven verkeerde lezing van het prospectus te corrigeren. De misleidende uitlating van [B.] en het niet corrigeren van het in de media ontstane beeld omtrent het belang van [B.] zijn als onrechtmatig, want onzorgvuldig, aan WOL toe te rekenen. Voldoende aannemelijk is voorshands dat beleggers door dit onrechtmatig handelen schade hebben geleden. De vraag welke schade precies aan dit onrechtmatig handelen kan worden toegeschreven, zal in de schadestaatprocedure aan de orde komen. Voorzover gedaagden hun betwistingen van de geldigheid van de cessies na de gewijzigde eis handhaven, zullen deze eveneens in de schadestaatprocedure worden behandeld. 24. De slotsom is dat de vorderingen jegens ABN AMRO, Goldman Sachs, Mallowdale, Melkpad en N.S. Telecom moeten worden afgewezen. De vorderingen jegens WOL zijn toewijsbaar, voorzover zij betrekking hebben op het in r.o. 23 omschreven onrechtmatig handelen. VEB c.s. zullen als grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van ABN AMRO, Goldman Sachs, Mallowdale, Melkpad en N.S. Telecom. WOL zal als op hoofdpunten in het ongelijk gestelde partij in de kosten van VEB c.s. worden veroordeeld. BESLISSING De rechtbank: - verklaart voor recht dat WOL door de in r.o. 23 omschreven uitlatingen van [B.] op 1 maart 2000 en het niet-corrigeren van die en de nadien in de media verschenen berichten omtrent het (ongewijzigde) belang van [B.] onrechtmatig heeft gehandeld jegens beleggers in aandelen WOL die op de beursintroductie hebben ingeschreven dan wel na de beursintroductie, maar uiterlijk op 3 april 2000 aandelen WOL hebben gekocht; - veroordeelt WOL aan de Stichting VEB-Actie WOL alle schade te vergoeden die de beleggers die zijn vermeld in de lijst (productie 36 bij dagvaarding), waarvan in de schadestaatprocedure nader zal worden aangetoond dat zij hun vordering op 14 maart 2001 aan de Stichting VEB-Actie WOL hebben overgedragen, ten gevolge van het hiervoor omschreven onrechtmatig handelen hebben geleden, lijden en zullen lijden, welke schade is op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 april 2000, zijnde de dag waarop de raad van commissarissen van WOL en [B.] verklaringen aflegden over de gang van zaken voorafgaand aan de beursintroductie, dan wel vanaf de dag van de dagvaarding; - veroordeelt VEB c.s. in de kosten van de procedure tot op heden aan de zijde van ABN AMRO, Goldman Sachs, Mallowdale, Melkpad en N.S. Telecom begroot op respectievelijk € 1.741,51 (ABN AMRO), € 1.741,51 (Goldman Sachs), € 1.741,51 (Mallowdale en Melkpad) en € 1.741,51 (N.S. Telecom); - veroordeelt WOL in de kosten van de procedure tot op heden aan de zijde van VEB c.s. op € 1.831,51; - verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; - wijst af het meer of anders gevorderde. Gewezen door mrs. A.W.J. Ros, M.E.B. Terwee en W.A.H. Melissen, leden van ge-noemde kamer, en uitgesproken ter openbare te-recht-zitting van 17 december 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.