nieuwsbrief TAAL & ONDERWIJS maart 2011 Taalstimulerend jeugdbeleid buiten de school Door Kris Van den Branden In heel wat steden en gemeenten in Vlaanderen maken schoolteams, beleidsmakers en ouders zich zorgen over de onderwijsresultaten van anderstalige kinderen. Kinderen van laagopgeleide ouders die niet in het Nederlands zijn opgevoed, hebben het moeilijk om succesvol te zijn in het Vlaamse onderwijs. Schoolteams werken heel hard en willen deze uitdaging aangaan, maar geven vaak het signaal dat ze het niet alleen kunnen. Ze kijken dan ook reikhalzend uit naar allerlei initiatieven die buiten de school worden genomen om de taalontwikkeling en de algemene ontwikkeling van de kinderen te bevorderen: in de kinderdagverblijven, in de vooren naschoolse kinderopvang, in de vrijetijdsbesteding, op de speelpleinen, en in de gezinnen zelf. We focussen in dit artikel op taalstimulering. De hamvraag daarbij is: welke initiatieven helpen deze kinderen echt om beter taal te verwerven? Orde in de chaos Het gonst van de initiatieven: verteltassen worden mee naar huis gedragen, kinderverzorgsters en speelpleinwerkers krijgen training om taal te stimuleren, kansarme ouders krijgen opvoedingsondersteuning, bibliobussen rijden rond, taalkampen worden georganiseerd, … Opvallend is echter dat in veel gemeenten en steden veel van die initiatieven naast elkaar worden uitgevoerd, en er tussen de ondersteuners niet altijd veel interactie en uitwisseling valt te bespeuren. Een taalstimulerend jeugdbeleid kan aan kracht winnen indien de verschillende partners vanuit een gezamenlijk plan, met gezamenlijke doelstellingen en vanuit een gezamenlijke visie zouden starten. Op het vlak van visievorming moeten belangrijke knopen worden doorgehakt. Wat is een krachtige manier om buiten de school aan taalstimulering te doen? Soms zijn buitenschoolse werkingen geneigd om de aanpak van de school over te nemen: de kinderverzorgster moet bijvoorbeeld proberen om de technieken en materialen van de kleuterleidster over te nemen, de speelpleinwerker moet nu ook Standaardnederlands praten, … Dat is niet ideaal want zo gaat net de kracht van een buitenschoolse context vaak verloren. Buiten de school kunnen kinderen en jongeren net op een veel speelsere, ontspannen manier taal verwerven. Buiten de school kunnen kinderen en jongeren met allerlei gesprekspartners in interactie gaan, die op de school afwezig zijn. Buiten de school moet geen les over taal worden gegeven, maar kan taal voluit gebruikt worden om interessante, spannende, boeiende dingen mee te doen. Buiten de school hebben de kinderen en jongeren veel rijkere kansen om hun thuistaal verder te ontwikkelen. Buiten de school kunnen kinderen die het op school moeilijk hebben, schitteren. De buitenschoolse taalstimulering mag dus niet ‘schools’ worden. Voorbeelden Buitenschoolse taalstimulering kan dus in veel opzichten complementair zijn met de taalstimulering in de school. Of anders gezegd: als de sterktes van de schoolcontext en de buitencontext worden uitgebuit en gecombineerd, dan kunnen er sterke verhalen voor taalstimulering ontstaan. We geven een paar voorbeelden: ‐ Leerlingen van een basis- of secundaire school gaan praten met leerkrachten, buurtbewoners en ouders, doen veldonderzoek, en werken vervolgens een voorstel uit © Centrum voor Taal en Onderwijs nieuwsbrief ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ TAAL & ONDERWIJS maart 2011 voor de verbetering van de verkeersveiligheid rond de school; dat voorstel bespreken ze met de gemeenteambtenaar die voor verkeersveiligheid verantwoordelijk is. Samen met de afdeling Hout en Bouw van de lokale secundaire BSO-school wordt een gemeentelijk speeltuintje en skatepark volledig heringericht; zowel in het ontwerp als in de uitwerking krijgen jongeren een volwaardig aandeel. Leerlingen van het secundair onderwijs werken, samen met de toeristische dienst van de gemeente, een digitale folder uit die op een eigentijdse manier toont welke troeven de gemeente voor de jeugd heeft. De folder komt op de website van de gemeente. Tevens doen de jongeren een aantal voorstellen op het vlak van infrastructuur, cultuurprogrammering, sportfaciliteiten, e.d. die ervoor kunnen zorgen dat de gemeente nog aantrekkelijker wordt voor de jeugd. Deze voorstellen worden besproken met de coördinator van het jeugdbeleid. De speelpleinwerking, jeugdvereniging of jeugdclub trekt op uitstap naar het Eurospace Center; vervolgens bouwen de jongeren (onder begeleiding van de speelpleinwerker) een interactieve tentoonstelling uit (met foto's, videobeelden, etc.). De gemeente zorgt er mee voor dat deze tentoonstelling langs alle scholen van de gemeente kan reizen. Kinderverzorgsters krijgen een training hoe ze tijdens het spel van peuters alledaagse gesprekjes kunnen aanknopen terwijl ze meespelen. Na de aardbeving op Haïti maken de leerlingen van een basisschool kunstwerkjes, die ze vervolgens op de plaatselijke markt (en met logistieke ondersteuning van de gemeentediensten) verkopen; ze geven aan de voorbijgangers deskundige uitleg over aardbevingen, de gevaren voor de slachtoffers, de feiten in het nieuws, etc. Welke talen? Een doorgedreven aandacht voor de taalstimulering van het Nederlands en een positieve houding ten opzichte van andere thuistalen (inclusief minderheidstalen) sluiten elkaar geenszins uit. In de buitenschoolse taalstimulering zijn er veel kansen om de moedertaal van allochtone kinderen positief te benaderen, en meertaligheid als een verrijking te zien. Dat kan de identiteitsvorming, de ontwikkeling van de thuistaal en ook de verwerving van het Nederlands door anderstalige kinderen ten goede komen. We geven weer een paar voorbeelden: ‐ ‐ ‐ Bibliotheekmedewerkers en studenten lerarenopleidingen spelen poppenkast in de wijk; nadien kunnen de gezinnen die aanwezig zijn, kiezen uit prentenboeken in verschillende talen die ze thuis kunnen bekijken en vertellen. Er zijn veel prentenboeken in minderheidstalen aanwezig. Tijdens een zomeractiviteit die door de gemeente wordt georganiseerd maken jongeren een meertalige blog (met tekst, video, foto's...) over boeiende projecten op school en daarbuiten en wisselen hun ervaringen uit met scholen of jongerenverenigingen in verschillende landen/scholen. Anderstalige jongeren werken (onder begeleiding van hun leerkrachten en de gemeentediensten) mee aan het uitvoeren van een buurtonderzoek waarbij buurtbewoners (inclusief bewoners die het Nederlands niet beheersen) mondeling worden geïnterviewd. De jongeren rapporteren over de interviews in het Nederlands. In de voorbeelden hierboven wordt de talenkennis van anderstalige jongeren gezien als een rijke bron die kan worden aangeboord (een "resource") en die daardoor maatschappelijke winst (voor © Centrum voor Taal en Onderwijs nieuwsbrief TAAL & ONDERWIJS maart 2011 de samenleving) en persoonlijke winst (verdere ontwikkeling van de taalcompetentie, versterking van het zelfcompetentiegevoel) voor de jongeren oplevert. Besluit Binnenschoolse en buitenschoolse taalstimulering kunnen elkaar versterken. Dat gebeurt vooral als de troeven van beide contexten worden uitgebuit en gecombineerd. Gemeentelijke initiatieven moeten niet zozeer ‘schooltje spelen’, maar eerder de kansen op taalleren verbreden. Meer hierover lezen? Een uitgebreidere versie van dit artikel kan u nalezen in Praktijkboek Lerende Gemeente, uitgegeven door Uitgeverij Politeia in samenwerking met VVSG. Zie de bijdrage van K. Van den Branden getiteld “Taalbeleid in het kwadraat. Krijtlijnen voor een taalstimulerend jeugdbeleid op gemeentelijk niveau.” © Centrum voor Taal en Onderwijs