Omheiningen 1 - Vlaams Paardenloket

advertisement
Omheiningen
1
BETER EEN GOEDE BUUR DAN EEN VERRE VRIEND
AFSTAND VAN BEPLANTINGEN, EIGENDOMSGRENZEN, AFSLUITINGEN, AFPALINGEN, …
FOUTIEF HANDELEN EN BURENHINDER
1. AFSTAND VAN BEPLANTINGEN
De ingewikkelde regelgeving ro nd de afstand van beplantingen leverde al zeer
pijnlijke burenruzies op, met veel werk voor rechters en advocaten en vooral veel
menselijk leed tot gevolg. Hieronder volgt een overzicht van de geldende
regelgeving:
-
“Hoogstammige bomen mogen slechts op een door vast en erkend gebruik
bepaalde afstand geplant worden. Bij ontstentenis van zodanig gebruik
mogen hoogstammige bomen slechts op twee meter – en andere bomen en
levende hagen slechts op een halve meter – van de scheidi ngslijn tussen
twee erven worden geplant ” (art. 35 Veldwetboek).
o
o
o
o
o
Voor bosaanplantingen in agrarisch gebied moet een afstand van 6
meter van de scheidingslijn gerespecteerd worden.
Fruitbomen mogen als leibomen, aan elke kant van de muur tussen
twee erven, geplant worden, zo nder dat een afstand in acht geno men
wordt.
Voor bomen op openbaar domein van de overheid geldt een
specifieke regelgeving, evenals voor bo men langs spoorwegen,
waterwegen, autosnelwegen, gewestwegen en buurtwegen.
Bomen in een haag m oeten volgens algemeen gebruik kort gehouden
worden tot op een maximumhoogte van 2 meter.
Plaatselijke gebruiken kan u navragen op de griffie van het
Vredegerecht. Een no gal veel voorkomend plaatselijk gebruik is dat
men wilgen mag planten als weideafslui ting op de perceelsgrens.
Indien die er zijn dient u ook de verkavelingsvoorschriften na te
kijken.
-
De afstand van de scheidingslijn tot aan de boom of de haag wordt zowel
voor bomen als voor hagen gemeten vanaf het centrum van de stam tot aan
de grenslijn.
-
In de rechtspraak zijn er zeer veel uitspraken over wat als hoogstam,
laagstam of haag moet wor den beschouwd. In praktijk is dat niet altijd
duidelijk af te lijnen. Er wordt rekening gehouden met :
o
o
Omheiningen
De aard van de beplanting: soort bomen die al dan niet effectief hoog
kunnen worden
De effectieve hoogte: een volwassen hoogstam wordt
2
o
o
o
minstens 2,5 tot 3 meter
Andere hinderlijke eigenschappen: bv . giftig
De feitelijke toestand: bv. soort boom dat groot kan worden maar dat
nog lang niet is of jaarlijks ingesnoeid wordt
Het al dan niet bestaan van effectieve hinder
In praktijk wordt dus telkens rekening gehouden met de concrete
omstandigheden. Tevens zal nagegaan moeten worden of er geen sprake is
van
o Verkrijgende verjaring: 30 jaar
o Bestemming van de huisvad er: er stonden bomen op een p erceel dat
later verdeeld werd
o Reeds gesloten overeenkomsten
-
De nabuur kan de rooiing eisen van bomen, hagen, heersters en struiken die
op een kortere afstand geplant staan dan de wet bepaalt. Enkel de
vrederechter
kan
dit
beslissen
en
hij
heeft
daarbij
een
appreciatiebevoegdheid.
-
Het feit dat de boom of de haag m et zijn kruin of takken verder groeit dan
de scheidingslijn betreft de problematiek van de overhangende takken .
Degene over wiens eigendom takken van bomen van een buur hangen, kan
die buur verplichten de takken van zijn boo m af te snijden. Hij mag dat nie t
zelf
doen.
Indien
er
takken
te
dicht
bij
de
bovengrondse
elektriciteitsleidingen hangen wordt de eigenaar gevraagd te kappen. Doet
hij dat niet binnen de maand dan kan het gewest, de gemeente of de
vergunninghouder zelf kappen.
Degene op wiens erf wortels doorschieten mag ze daarentegen wel zelf
weghakken (art. 37 Veldwetboek). Het recht om doorschietende wortels of
overhangende takken te hebben kan nooit door verjaring verkregen worden.
-
Elke eigenaar heeft het recht om op de meest volstrekte wijz e v an een zaak
het genot te hebben en daarover te beschikken, mits er geen gebruik van te
maken dat strijdig is met de wetten of de verordeningen (art. 544 B.W.).
Het absolute karakter van het eigendomsrecht wordt reeds getemperd door
vele wetten en veror deningen. Een voorbeeld van dergelijke beperking van
het eigendomsrecht zijn de te respecteren afstanden van beplantingen zoals
voorzien in het Veldwetboek.
Omheiningen
3
2. EIGENDOMSGRENZEN, AFPALING, AFSLUITINGEN
Mits akkoord van beide eigenaars mogen afslui tingen op de perceelsgrens worden
opgericht. Als er geen akkoord is, mogen ze tot op de uiterste grens van het
eigendom worden geplaatst.
“Iedere eigenaar kan zijn nabuur verplichten tot het afpalen van hun eigendom. De
afpaling geschiedt op gemene ko sten” (art. 646 BW).
Art. 646 BW voorziet: “ Iedere eigenaar mag zijn erf afsluiten, behoudens de in art
682 BW gestelde uitzon deringen” . Dit laatste betreft het recht van uitweg voor
ingesloten percelen . Een eigenaar wiens perceel volledig omringd is door an dere
percelen kan over die percelen een uitweg vorderen. Die uitweg zal dan uiteraard
niet afgesloten mogen worden.
Het Besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de
vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en
wijzigingen waarvoor geen s tedenbouwkundige ver gunning nodig is , bepaalt of er
al dan niet een vergunning vereist is voor het plaatsen van afsluitingen:
Artikel 3, 9 ° stelt dat er geen vergunning no dig is voor de plaatsing va n
afsluitingen uit ho uten of kunststof palen met prikkel - of schrikdraad
(weideafsluitingen). Ook de volgende afsluitingen mogen onder voorwaarden
geplaatst worden zonder vergunning:
-
-
Deze
-
Afsluitingen met een maximum hoogte van twee meter, die bestaan uit
palen en draad of draadgaas, uit één beto nplaat met een maxim umhoogte
van 40 cm en draad of draadgaas, opgericht om een goed af te sluiten. Op
die afsluitingen mogen in de onmiddellijke omgeving (30 meter) van een
vergund woongebouw constructies worden aangebracht ter bescherming van
de privacy, zoals zeildoek, gevl ochten kunststofstrips of rieten matten
Voortuinmuurtjes in metselwerk of andere voortuinafsluitingen met een
maximale hoogte van 50 centimeter
Poorten, geplaatst tussen twee kolommen met een maximale hoogte van
2,50 m
Houten panelen met een maximale hoogt e van twee meter, met een
maximale lengte van tien meter per zijdelingse en achterste perceelsgrens,
opgericht om een goed af te sluiten, en in de onmiddellijke omgeving (30 m)
van een vergund woongebo uw. Die panelen worden niet ter hoogte van de
voortuin geplaatst . Onder onmiddellijke omgeving wordt verstaan: de ruimte
gelegen binnen een straal van 30 meter van de uiterste grenzen van het
woongebouw.
vrijstellingen gelden niet:
In ruimtelijk kwetsbare gebieden (zoals natuurgebied)
In bescherm de landschappen
In oeverzones
In een strook van 5 meter vanaf waterlopen.
Bovendien gelden de vrijstellingen enkel voor de afsluiting van gevormde
huiskavels. Het is dus niet toegelaten om landbouwgro nden die
achter een woning gelegen zijn af te sluiten zond er
Omheiningen
4
vergunning. Bijgevolg is een omheining met houten panelen rond een weide wel
vergunningsplichtig.
Let wel: van vergunning v rijgestelde werken mogen enkel worden uitgevoerd als ze
niet in strijd zijn met geldende reglementeringen zoals RUP’s (Ruimteli jk
UitvoeringsPlan), BP A’s (Bijzonder Plan van Aanleg) en voorschriften van
verkavelingsvergunningen.
In sommige van deze plannen werd uitdrukkelijk opgenomen dat bepaalde
afsluitingen verbo den zijn! U kan dit navragen bij uw gemeente.
Tot 21.10.2011 gol d de vrijstelling van stedenbo uwkundige vergunning, in
agrarisch gebied in de ruime zin, voor open weideafsluitingen met een maximale
hoogte van 2 meter, enkel voor open afsluitingen in draad of draadgaas en niet
voor open houten afsluitingen. Het Besluit van 16 juli 2010 tot vrijstelling van de
vergunningplicht werd gewijzigd door een Besluit van 9 september 2011 , dat in
werking trad o p 21.10.2011, en dit specifiek met betrekking tot open afsluitingen
in agrarisch gebied:
Artikel 5, 2e van dit besluit w erd aangepast zodat o nder ‘open afsluitingen’
uitdrukkelijk vermeld wordt ‘open afsluitingen met houten dwarslatten ’ zodat deze
ook vrijgesteld worden van vergunning. Vo oral voor paardenweiden was dit een
belangrijke aanpassing, aangezien voorheen dergelij ke houten afsluitingen niet
onder de vrijstelling v ielen. De maximale hoogte van 2 meter blijft behouden, net
als de algemene voorwaarden voor de vrijstelling. Het moet uiteraard om een
‘open afsluiting’ gaan zodat ‘houten panelen’ dus niet o nder de vrijst elling vallen.
Voor het planten van hagen is geen stedenbouwkundige vergunning nodig. De te
respecteren afstand wordt bepaald in vo ormeld art. 35 van het Veldwetboek.
Opgelet: Een draadafsluiting die met klimop of een andere klimplant wordt
begroeid be schouwt men als een levende haag en kan dus slechts op een halve
meter van de perceelsgrens geplaatst worden, tenzij mits akkoord van beide
eigenaars.
Omheiningen
5
3. ONRECHTMATIGE DAAD EN BURENHINDER
Op elke eigenaar rust de verplichting geen fouten of nalatigheden te begaan
waardoor hij aan zijn buren schade zou berokkenen (art. 1382 e.v. B.W.). Mits zich
daaraan te houden zal men zijn buren erge schadegevallen besparen die men
gemakkelijk kan voorzien. Zo zal het planten va n een (uiterst giftige) taxushaag
naast een weide waar dieren grazen – ook al respecteert men de afstand voorzien
in het Veldwetboek – ongetwijfeld als foutief bestempeld worden. Dit betekent dat
de planter aansprakelijk gesteld zal worden voor de door zij n daad veroorzaakte
schade, waarbij hij ook veroordeeld zal worden de giftige haag te verwijderen. Bij
foutief handelen heeft de schadelijder recht op volledig herstel van zijn schade.
Daarnaast kan het ook voorkomen dat zelfs een zorgzame, omzichtige bur ger,
zonder enige “fout” te begaan, toch niet kan voorkomen dat zijn naburen schade
lijden door een hinderverwekkende activ iteit. Het begrip burenhinder spruit voort
uit het begrip eigendo m.
De theorie van de burenhinder gaat er v an uit dat er een evenwic ht dient te
worden gerespecteerd, aangezien naburige eigenaars elk een gelijk recht op genot
van hun eigendom hebben (art. 544 B.W.). “De eigenaar van een onroerend goed
die, zonder een fout te begaan, dit evenwicht verbreekt, door het opleggen aan een
naburige eigenaar van een stoornis die de maat van de gewone buurschapsnadelen
overschr ijdt, is hem een rechtmatige en passende compensatie verschuldigd,
waardoor het evenwicht hersteld wordt. ”
Daartoe moet er sprake zijn van “bovenmatige” hinder, d.w.z. hind er die de
gewone hinder uit nabuurschap – het normale gedogen – overtreft en aldus het
evenwicht verbreekt. De sanctie die gepaard gaat met burenhinder is een
compensatie en geen volledig herstel. Vormen van burenhinder kunnen zijn:
lawaai, stank, …
In deze pro blematiek is het niet overbodig te herinneren aan de regel: beter een
goede buur dan een v erre vriend, …
Jan De Boitselier
Manager vzw Vlaams Paardenloket
Omheiningen
6
Download