Natuurwaarden de Dreijen Inleiding Het plangebied de Dreijen herbergt een groot scala van natuurwaarden. Het is van groot belang dat de zeer diverse flora en fauna met vele soorten planten en dieren voldoende (levens-)ruimte krijgt in de ontwikkelingsplannen van de Dreijen. In ecologisch opzicht staat het gebied in directe verbinding met de belangrijke omringende natuurgebieden van de Wageningse Berg, de uiterwaarden en de Eng, waardoor er op diverse manieren uitwisseling van planten en dieren plaatsvindt. Binnen het plangebied ligt een drietal grotere groengebieden: de Dreijentuin, de Vijvers met hun directe omgeving en de Verbindingszône met bos en singel achter de huizen langs de Diedenweg, Ritzema Bosweg en Generaal Foulkesweg (bijlage1: Plankaart). Rond de gebouwen is een aantal natuurwaarden te vinden. Er is een overzicht gemaakt van de natuurwaarden die aangetroffen worden in het gebied waar nieuwe bebouwing is voorzien. Van de flora en fauna zijn de gegevens verzameld van diverse natuurgroepen zoals planten, vogels, zoogdieren, dagvlinders en libellen. Deze waarnemingen zijn gedaan door verschillende personen die voor diverse natuurorganisaties gegevens verzamelen. Een aantal is gepubliceerd, andere zijn aan deze organisaties rechtstreeks gemeld en sommige zijn persoonlijke waarnemingen. Groengebieden Met de opsplitsing van het Arboretum de Dreijen in een nieuw omheind gedeelte, de Dreijentuin (het Depot deel) en een afzonderlijk deel de Vijvers met hun directe omgeving is de ecologische samenhang niet opgedeeld, maar blijft nadrukkelijk aanwezig. De uitwisseling tussen de diverse natuurgroepen blijft bestaan, vogels die in het ene gebied broeden en voedsel zoeken in het andere en andersom, vlinders die vliegen rond de vijvers en nectar zoeken bij de droogteminnende planten in de Dreijentuin of daar waardplanten nodig hebben. Planten houden zich evenmin aan nieuwe grenzen. Bij de waarnemingen van de twee groengebieden de Vijvers e.o. en de Verbindingszône wordt dan ook melding gemaakt van soorten die zich daar ophouden vanuit het groengebied de Dreijentuin. De Dreijentuin In deze Tuin, met zijn grotendeels uitheemse verzameling bomen, struiken en vaste planten, zijn vele natuurwaarden aan te treffen die hier niet allemaal worden toegelicht aangezien deze in principe niet verdwijnen als in de directe omgeving bebouwing wordt gerealiseerd. Wel wordt er een overzicht van de broedvogels in alle groengebieden gegeven (bijlage 2) met daarin de dertig aangetroffen broedvogelsoorten van de Dreijentuin (met de Groene specht als Rodelijstsoort - RL). De Vijvers en hun omgeving Dit groengebied omvat de Bovenste Vijver voor het Transistoriumgebouw met de aangrenzende bloemrijke graslanden en de naastgelegen Rozen-, Systeem- en Kruidentuin. Deze vijver staat in verbinding met de Onderste Vijver omzoomd met elzen en wilgen. Van de 30 bijzondere wilde plantensoorten die in het gehele plangebied worden aangetroffen (bijlage 3) komen 15 Rodelijst soorten (met de kwalificering kwetsbaar tot ernstig bedreigd) rond de Vijvers voor: Akkerandoorn, Besanjelier, Gewone agrimonie, Gladde ereprijs, Grote centaurie, Heelbeen, Klein bronkruid, Kleine ruit, Mosbloempje, Rapunzelklokje, Rietorchis, Ruige anjer, Veldsalie, Vijfdelig kaasjeskruid en Viltganzerik. Drie soorten zijn wettelijk beschermd: Rapunzelklokje, Rietorchis en Veldsalie. Onderaan de Onderste vijver is een botanisch interessant kwelgebiedje waar het Klein bronkruid is aangetroffen. Vijf broedvogelsoorten zijn hier vastgesteld (bijlage 2), waarvan de IJsvogel in de uiterwaarden heeft gebroed. De 30 broedvogelsoorten uit de Dreijentuin (bijlage 2) maken gebruik van dit groengebied om er voedsel te zoeken. De wintergast Sijs komt af op de zaden van de els en de Koperwiek en Kramsvogel op de bessen en de rozebottels. Ieder jaar worden er vele soorten dagvlinders waargenomen (bijlage 4) die op de bloeiende planten van de Rozen-, Systeem- en Kruidentuin, maar ook die van de Dreijentuin afkomen: de meer algemene overwinteraars Dagpauwoog, Kleine vos en Gehakkelde aurelia; de trekvlinders Distelvlinder en Atalanta; de algemene biotooptypes Klein- en Grootkoolwitje en het Kleingeaderd witje en de minder algemene grasvlinders Bruin blauwtje, Bruin zandoogje en Icarusblauwtje bij de bovenste vijver. Naast deze 13 vaste gasten, waarvan er 11 op de Rode Lijst voorkomen, zijn er ook zeven incidentele bezoekers (met zes Rodelijstsoorten) als Citroenvlinder, Landkaartje, Bontzandoogje, Zwart- en Geel Sprietdikkopje, Sleedoornpage en een nachtvlinder de Kolibrivlinder. Zeventien soorten libellen gebruiken als vaste gasten het water van de Bovenste en Onderste Vijvers voor hun levenscyclus van eiafzetting, larvestadium en imago (bijlage 4). De Houtpantserjuffer gebruikt de schors van de bomen aan de oever van de Onderste Vijver om eieren af te zetten. De mannetjes van de Oeverlibel gebruiken, om te zitten, ieder een eigen stukje strand van vaak maar een halve vierkante meter van de oever van de Onderste Vijver. Een vrij zeldzame soort is de Koraaljuffer die hier af en toe wordt waargenomen. In en rond de Vijvers wordt een drietal amfibieën regelmatig gezien: Bruine Kikker, Groene Kikker en de Gewone pad. Verbindingszône Dit groter groengebied ligt aan de oostkant van het plangebied en strekt zich uit als een groen lint achter de huizen langs de Ritzema Bosweg, de Diedenweg en de Generaal Foulkesweg (bijlage 1: Plankaart). De Verbindingszône bestaat uit een bosgedeelte met Zomereik, Winterlinde en Zwarte els en een singel met opgaande bomen als Zomereik, Gewone esdoorn, Zwarte els en Zoete kers en ondergroei van diverse struiken als Gewone vogelkers, Sleedoorn, Rode kornoelje, Eglantierroos en Taxus. Met de aangrenzende tuinen vormen ze samen met de singel en het bos een natuurlijke eenheid die als ecologische verbinding fungeert met de omringende natuurgebieden. Er broeden hier 20 vogelsoorten (bijlage 2), waarvan er twee op de Rode Lijst (RL) staan (Huismus en Kneu). Sommige broedvogels uit de omgeving komen hier voedsel zoeken zoals de Groene specht (RL), de Grote-, en de Kleine bonte specht en de Zwarte kraai (Wageningse Berg en de Dreijentuin) en de Zwarte roodstaart (Gebouwen). Andere jaren broeden er af en toe Gekraagde roodstaart, Spotvogel (RL), Tuinfluiter, Fitis en Grauwe Vliegenvanger (RL). In het najaar zie je trekvogels als Koperwiek, Kramsvogel, Keep, Sijs en Barmsijs op de vruchten en zaden afkomen. Verder wordt het groengebied bezocht door de Bosuil, Steenuil (RL, van de Eng komend, maar nog niet broedend in de steenuilkast in het elzenbosje), Sperwer, Boomvalk (RL) en Fazant (van de Berg). Voor de fauna is deze verbindingszône van groot belang. De Boommarter heeft in 2008 een nest onder het dak ( aan de achtertuinzijde) van één van de huizen aan de Diedenweg gehad en wordt ook in 2009 regelmatig gesignaleerd in het plangebied. Nestbomen zijn in het verleden gevonden op de Wageningse Berg en Landgoed Oranje Nassau’s Oord. Een dode Steenmarter is in 2009 in de Dreijentuin aangetroffen, deze had het Plangebied ook ontdekt. Van de andere roofdieren zijn er meldingen van Bunzing en Vos (nesthol op de helling van de Wageningse Berg en arboretum Belmonte). De Eekhoorn maakt het hele jaar gebruik van deze verbindingszône (nestbomen op de Berg en Belmonte), evenals de Egel die regelmatig in de aangrenzende tuinen wordt aangetroffen. De bovengenoemde zoogdieren zijn beschermde soorten in het kader van de Flora- en Faunawet. De Boom- en Steenmarter staan op de Rode Lijst. In het bos en de singel hebben de konijnen een uitgebreid holenstelsel. Deze kolonie telt, vrij constant, een 20 tot 30 individuen, die het aangrenzende grasveld afgrazen. Vleermuizen maken gebruik van dit groengebied om te jagen op insekten, terwijl ze hun verblijfplaats hebben in de gebouwen in het plangebied. De Gewone dwergvleermuis en de Laatvlieger worden hier vaak gezien. Deze beide soorten zijn beschermd in het kader van de Flora- en Faunawet. Gebouwen In de omgeving van de gebouwen zijn diverse bijzondere plantensoorten te vinden als Amerikaanse- en Bleekgele droogbloem, Bleke morgenster, Boskortsteel, Duits viltkruid (RL), Dwergviltkruid (RL), Gewone ossentong, Gifsla, Gnaphalium undulatum, Noorse- en Rechte ganzerik en de wettelijk beschermde Tongvaren. Van de vijf broedvogelsoorten broeden er twee in nestkasten op het Dreijencomplex, Gierzwaluw en Torenvalk en drie op en onder de daken, de Witte Kwikstaart, de Gekraagde roodstaart en de Huismus (RL). Conclusies Het plangebied de Dreijen heeft een kwaliteit van ongekend belang. De bovenstaande aanwezige ecologische waarden, de natuurwaarden van de aanwezige flora en fauna zijn zeer bijzonder wat onder meer blijkt uit de vele soorten die op de Rode Lijst voorkomen en de wettelijke bescherming die deze hebben. Bij de verdere planvorming is het zeer gewenst dat met bovenstaande waarden rekening wordt gehouden. Bijlage 1: Plankaart Verbindingszône de Vijvers de Dreijentuin Bijlage 2: Overzicht broedvogels Broedvogelsoort Dreijentuin Wilde Eend Vijvers X Gebouwen Verbindingszône X Torenvalk X Waterhoentje Holenduif X Houtduif X X X Turkse Tortel X Gierzwaluw X IJsvogel Groene Specht X Grote Bonte Specht X X X Witte Kwikstaart Winterkoning X X Heggemus X X Roodborstje X X X Zwarte Roodstaart Merel X X Zanglijster X X Grote Lijster X X Braamsluiper Zwartkop X X Tjiftjaf X X Fitis X Goudhaantje X Vuurgoudhaantje X Staartmees X Glanskop X Kuifmees X Pimpelmees X X Koolmees X X Boomklever X X Boomkruiper X Vlaamse Gaai X X Ekster X X Kauwtje Zwarte Kraai X Spreeuw X X X Huismus X Vink X X Groenling X X Putter Kneu Goudvink Appelvink X Aantal soorten X X X 30 5 5 20 Bijlage 3: Een overzicht van meer bijzondere plantensoorten van de Dreijen Roel Lemmens Inleiding Dit overzicht omvat de volgende deelgebieden: Botanische Tuin de Dreijen buiten de hekken van het Depot deel, complex de Dreijen rond de universiteitsgebouwen en het gebied achter het voormalige gebouw van Tropische Plantenteelt aan de Ritzema Bosweg. Het betreft waarnemingen van planten in de laatste 10 jaar, en alleen minder algemene plantensoorten komen aan bod. Dit is geen compleet overzicht, aangezien echte inventarisaties niet zijn uitgevoerd. Het is lang niet altijd duidelijk of een plantensoort in dit gebied echt wild is of ontsnapt, verwilderd of uitgezaaid vanuit de Botanische Tuin en de voormalige kassencomplexen. Zo zijn er veel zogenaamde fluviatiele soorten ooit uitgezaaid rond de beide vijvers en hebben zich daar tientallen jaren gehandhaafd en verder uitgezaaid. Deze worden hier niet alle genoemd. Resultaten (planten alfabetisch op Nederlandse naam; zie laatste editie van de Heukels Flora voor naamgeving en aanduidingen over Rode Lijst en wettelijke bescherming) Akkerandoorn (Stachys arvensis): plaatselijk op en naast het pad van sintels ten noorden van de onderste vijver in de Botanische Tuin. Rode Lijst: kwetsbaar. Amerikaanse droogbloem (Gnaphalium pensylvanicum): hier voor het eerst ongeveer 10 jaar geleden gevonden in de tuin, 5 jaar later tegen de gevel van het gebouw van Plantencytologie en –morfologie en zich nu verder uitbreidend, o.m. rond het voormalige kassencomplex. Een soort uit Amerika die in opmars is in Nederland. Besanjelier (Silene baccifer): al jaren 2 planten in de Botanische Tuin, één klimmend in hek en de ander in een lage conifeer, beide bij de onderste vijver. Rode Lijst: bedreigd. Bleekgele droogbloem (Gnaphalium luteo-album): verspreid voorkomend, maar vooral rond de parkeerplaats voor het gebouw met de klok. Dit is een soort die zich uitbreidt, vooral in het stedelijk gebied. Bleke morgenster (Tragopogon dubius): een klein aantal planten in aanplant op het Dreijen complex, dicht bij het Biotechnion, en hier en daar elders. Boskortsteel (Brachypodium sylvaticum): enkele pollen van dit gras groeien net buiten het hek van de Botanische Tuin, bij het Transitorium gebouw. Duits viltkruid (Filago vulgaris): heeft zich vanaf 1996 vanuit het grasveld achter het Erfelijkheidsleer gebouw uitgebreid over de Botanische Tuin en rond het gebouw van Plantencytologie en –morphologie. Rode Lijst: ernstig bedreigd, maar zich de laatste jaren duidelijk uitbreidend in Nederland. Dwergviltkruid (Filago minima): veel in grasveld en rond parkeerplaats op het Dreijencomplex, ook maar minder in de Botanische Tuin. Rode Lijst: gevoelig. Gewone ossentong (Anchusa officinalis): al vele jaren in rand grasland op het Dreijen complex bij het Biotechnion. Gewone agrimonie (Agrimonia eupatoria): bovenste vijver bij het Transitorium gebouw. Rode lijst: gevoelig. Gifsla (Lactuca virosa): al jaren verspreid voorkomend in aanplant en langs gebouwen op het Dreijen complex. Lijkt in opmars in Nederland. Gladde ereprijs (Veronica polita): plaatselijk op en naast het pad van sintels ten noorden van de onderste vijver in de Botanische Tuin. Gnaphalium undulatum: in 2004 aangetroffen in weinig exemplaren bij het Transitorium gebouw en zich tot op heden handhavend. Een van oorsprong Zuid Afrikaanse soort, waarvan dit wellicht de eerste vondst in Nederland is. Grote centaurie (Centaurea scabiosa): plaatselijk vrij veel langs noordelijke zijde van de onderste vijver in de Botanische Tuin. Lang geleden uitgezaaid of aangeplant, maar zich uitstekend handhavend. Rode Lijst: kwetsbaar. Heelbeen (Holosteum umbellatum): ontdekt in 1991 bij het toenmalige kassencomplex achter het gebouw van Tropische Plantenteelt. Daar in de buurt nog steeds, in weinig exemplaren. Ook gevonden in boomspiegels bij de onderste vijver in de Botanische Tuin. Rode Lijst: bedreigd. Klein bronkruid (Montia minor): elk jaar weer in vrij klein aantal rond de “lekplek” bij de onderste vijver in de Botanische Tuin. Kleine ruit (Thalictrum minus): vrij veel bij de bovenste vijver in de Botanische Tuin. Lang geleden uitgezaaid of aangeplant, maar zich uitstekend handhavend. Rode Lijst: kwetsbaar. Malrove (Marrubium vulgare): enkele jaren geleden spontaan opduikend in het rozenvak noordelijk van de onderste vijver in de Botanische Tuin. Lang geleden uitgezaaid of aangeplant vlak langs de vijver. Lijkt nu weer verdwenen, maar zou zo maar weer kunnen opduiken uit zaad. Rode Lijst: ernstig bedreigd. Mosbloempje (Crassula tillaea): komt vooral voor op paadjes rond de bovenste vijver, maar heeft zich vandaar uitgebreid naar andere delen van de tuin. Rode lijst: gevoelig. Noorse ganzerik (Potentilla norvegica): verspreid door de Botanische Tuin voorkomend. Rapunzelklokje (Campanula rapunculus): verspreid langs de bovenste vijver in de Botanische Tuin. Lang geleden uitgezaaid of aangeplant, maar zich handhavend en uitzaaiend, ook in nabije plantvakken. Wettelijk beschermde soort. Rode Lijst: kwetsbaar. Rechte ganzerik (Potentilla recta): verspreid door de Botanische Tuin voorkomend. Rietorchis (Dactylorhiza majalis subsp. praetermissa): verspreid langs de bovenste vijver in de Botanische Tuin. Lang geleden uitgezaaid of aangeplant, maar zich handhavend en uitbreidend. Wettelijk beschermde soort. Ruige anjer (Dianthus armeria): al enkele jaren in weinig exemplaren in grasveldje net buiten de hekken van de Botanische Tuin bij het Transitorium gebouw. Van daar ook uitgezaaid naar het aangrenzende deel van de Botanische Tuin. Ook een kleine populatie in de berm van de Ritzema Bosweg bij de voormalige Dreijenborg. Rode Lijst: bedreigd. Tengere zandmuur (Arenaria leptoclados): ongeveer 5 jaar geleden weinig plantjes bij het toenmalige kassencomplex achter het gebouw van Tropische Plantenteelt. Lijkt nu verdwenen, maar zou plotseling weer kunnen opduiken uit zaad. Tongvaren (Asplenium scolopendrium): enkele planten in put aan een van de ingangen van het gebouw met de klok. Wettelijk beschermde soort. Torenkruid (Arabis glabra): in 1998 in rozenvak bij de onderste vijver enkele tientallen exemplaren. In 2002 en 2003 ook aan de overkant van de Generaal Foulkesweg. Lijkt nu verdwenen, maar zou plotseling weer kunnen opduiken uit zaad, zoals in de genoemde jaren ook gebeurde. Rode Lijst: bedreigd. Veldsalie (Salvia pratensis): noordkant onderste vijver en bij de bovenste vijver langs het Transitorium gebouw. Rode lijst: kwetsbaar. Bovendien wettelijk beschermd. Vijfdelig kaasjeskruid (Malva alcea): enkele planten net ten noorden van de onderste vijver in de Botanische Tuin. Viltganzerik (Potentilla argentea): plaatselijk vrij veel op paadjes rond de bovenste vijver. Bijlage 4: Overzicht vlinders en libellen Dagvlinders Vaste gasten: Dagpauwoog (Inachis io) * Kleine Vos (Aglias urtica) * Gehakkelde aurelia (Polygonia c-album) * Klein koolwitje (Pieris rapae) * Groot koolwitje (Pieris brassicae) * Klein geaderd witje (Pieris napi) * Bruin blauwtje (Aricia agestis) * Boomblauwtje (Celastrina argeolus) * Kleine vuurvlinder (Lycaena phlaeas) * Distelvlinder (Vanessa cardui) Atalanta (Vanessa atalanta) Bruin zandoogje (Maniola jurtina) * Icarusblauwtje (Polyommatus) * Incidentele gasten: Citroenvlinder (Gonepteryx rhamni) Landkaartje (Arashnia levana) * Bontzandoogje ( Parage aegeria) * Zwart Sprietdikkopje (Thymelicus lineola) * Geel Sprietdikkopje (Thymelicus sylvestris) * Sleedoornpage (Thecla betulae) * *Rodelijst soort Nachtvlinder Incidentele gast: Kolibrivlinder (Macroglossum stellatarum) Libellen Vaste gasten: Vuurjuffer (Pyrrhosoma nymphula) Lantaarntje (Ischnura elegans) Azuurjuffer (Coenagrio puella) Koraaljuffer (Ceriagrion tenellum) Viervlek (Libella quadrimaculata) Keizerlibel (Anax imperator) Oeverlibel (Orthetrum cancellatum) Grote roodoogjuffer (Erythromma najas) Kleine roodoogjuffer (Erythromma viridulum) Steenrode heidelibel (Sympetrum vulgatum) Bruinrode heidelibel (Sympetrum striolatum) Bloedrode heidelibel (Sympetrum sanguineum) Blauwe glazenmaker (Aeshna cyanea) Paardenbijter (Aeshna mixta) Houtpantserjuffer (Lestes viridis) Bruine glazenmaker (Aeshna grandis) Watersnuffel (Enallagma cyathigerum) Incidentele bezoekers: Platbuik (Libellula depressa) Gewone pantserjuffer (Lestes sponsa) Zwarte heidelibel (Sympetrum danae) Bijlage 5 Literatuur Jong, C.B. de, 2008. Tellersuitdraai Broedvogels. Dreijen Arboretum Wageningen, plot 4412 jaar 2008, project BMP-A. Lemmens, R.H.M.J., 2003. Wilde planten in de Botanische Tuin De Dreijen.- Bulletin van de Botanische Tuinen te Wageningen, nr. 44: 10-13. Lemmens, R.H.M.J., 2005. Meer wilde planten in de Botanische Tuin De Dreijen…- Bulletin van de Botanische Tuinen te Wageningen, nr. 48: 8-9. Minke, E., 2008. Verslag Stadsvogelonderzoek in de bebouwde kom van Wageningen in 2008. - Pennevluchten 26, nummer 4: 67-76. Plas, L.H.W. van der, 2006. Tellingen in de tuin…..het Dreijen arboretum als leefmilieu voor vlinders en libellen.- Bulletin van de Botanische Tuinen te Wageningen, nr. 49: 7-10. Proosdij, A. van, M. Lemmens, 2009. Nederlandse Rodelijst soorten in botanische tuinen. - Bulletin van de Botanische Tuinen te Wageningen, nr.55: 5-9.