Stephen Ellis Nigeria: corrupt, chaotisch, maar nog steeds Afrika’s slapende reus De meeste clichés over Nigeria zijn een beetje waar. Toch zijn ze steeds minder geschikt om de werkelijkheid uit te beelden van een land dat steeds meer een lieveling is van investeerders op zoek naar nieuwe markten, dat Zuid-Afrika’s rol als feitelijk leider van Afrika ten zuiden van de Sahara ter discussie stelt, maar dat ook lijdt onder een dodelijke aanval van de islamistische beweging Boko Haram. Het wellicht belangrijkste feit wat betreft Nigeria is simpelweg de omvang van zijn bevolking. Deze is nooit nauwkeurig geteld, maar gewoonlijk spreekt men van ongeveer 160 miljoen inwoners, wat Nigeria duidelijk het volkrijkste land van Afrika maakt. In het bijzonder sinds een val in de olieprijs begin jaren tachtig heeft zich bovendien een omvangrijke diaspora gevormd, vooral van Nigerianen uit de zuidelijke regio’s, emigranten die in vrijwel alle landen elders in de wereld te vinden zijn. In de Verenigde Staten en in het Verenigd Konink­ rijk kan men Nigerianen of mensen van Nigeriaanse afkomst in de gezondheidszorg, het recht en de universitaire wereld aantreffen, terwijl anderen een zakelijke carrière hebben gemaakt. Wat voor soort carrière dat is ligt soms nogal gevoelig, want overal ter wereld beschouwen de organen voor de rechtshandhaving de Nigeriaanse misdaadnetwerken als de meest doortrapte en alom doordringende in hun soort. ‘Eerlijk gezegd zijn Nigerianen als groep bezien fantastische zwendelaars’, gaf de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Colin Powell een interviewer eens te kennen: ‘Ik bedoel dat het in hun aangeboren cultuur zit.’ Dit is een gevoelig thema, maar misdaad lijkt een van de belangrijkste bronnen voor het nationaal inkomen, wellicht de belangrijkste na aardolie. Dat olie de eerste plaats in de Nigeriaanse economie inneemt, lijdt geen twijfel. Nigeria behoort tot de tien belangrijkste producenten van ruwe aardolie, die bovendien een kwaliteit heeft die heel erg geschikt is voor raffinage tot benzine. Belastingen of royalties uit die bron leveren 80% van de nationale begroting van het land. Wat betreft aangetoonde reserves olie en gas staat Nigeria op de achtste plaats in de wereldrangorde. In 2010 haalde het zo’n 2,5 miljoen vaten olie per dag boven 250 de grond, waarmee het land de grootste olieproducent van Afrika was. Economisch analisten worden ook over de groei in andere sectoren enthousiast. De Nigeriaanse economie is vrijwel het gehele laatste decennium met 7% per jaar gegroeid. Zakenlieden zien Nigeria als aantrekkelijk land voor investeringen, in de allereerste plaats omdat de omvang van zijn consumentenmarkt het een zonder meer voor de hand liggend investeringsdoel maakt. Steeds vaker spreekt men van het land als een opkomende markt of een ‘spilmogendheid’, te vergelijken met Turkije, Iran of Mexico. Voor degenen die proberen de waarschijnlijke koers te begrijpen van wat een multipolaire wereld is geworden, is Nigeria een belangwekkend voorbeeld. Hoe Nigeria crises overleeft Nigeria is beroemd om zijn diversiteit. Ooit beschreef een vooraanstaande Britse koloniale ambtenaar het als ‘misschien wel het meest kunstmatige voorbeeld van de vele bestuurlijke eenheden die in de loop van de Europese bezetting van Afrika zijn gecreëerd’. Het overleefde een burgeroorlog in de jaren zestig, die als inzet de afscheiding van de oostelijke regio onder de naam Biafra had. Het land wekt op gezette tijden nog steeds de indruk dat het op het punt staat in elkaar te ploffen. Het is niet moeilijk de vinger te leggen op fundamentele tegenstellingen die wortelen in de geschiedenis van het land en in het fatale besluit in 1914 van de Britse gouverneur Lord Lugard enkele zeer ongelijksoortige koloniale bezittingen in slechts één geheel samen te voegen, waarvoor zijn vrouw de naam Nigeria bedacht. Toch leidt juist het feit dat Nigeria periodieke crises in zijn bestaan heeft overleefd, tot de conclusie dat het land duurzamer is dan het vaak lijkt. Opiniepeilingen van Gallup in zowel 2010 als 2011 concludeerden nota bene dat Nigerianen de meest optimistische mensen ter wereld zijn. De huidige bedreiging van Nigeria’s eeuwig optimisme komt van Boko Haram, een islamistische beweging die ongeveer tien jaar geleden in het noordoosten van het land ontstond. Na permanent te zijn gemaltraiteerd door de beruchte gewelddadige en inInternationale Spectator Jaargang 66 nr. 5 | Mei 2012 competente Nigeriaanse politie, is Boko Haram uitgegroeid tot een kracht die meer is dan een protestbeweging. Onlangs berichtte een VN-missie naar de Sahel dat Boko Haram contact heeft gelegd met Al Qaeda in de Islamitische Maghreb (AQIM). De harde kern van de AQIM bestaat uit veteranen van de burgeroorlog in Algerije van de jaren negentig en omvat strijders die in Afghanistan hebben gevochten. Het VN-rapport vermeldt dat zeven leden van Boko Haram werden aangehouden toen ze door Niger reisden op weg naar Mali, ‘in bezit van documentatie over de vervaardiging van explosieven, propagandalectuur en namen en contactgegevens van AQIM-leden’. Op 20 januari dit jaar doodden leden van Boko Haram meer dan 170 mensen in schietpartijen en bomaanslagen in Kano, de noordelijke handelshoofdstad van Nigeria. Vorig jaar voerde de beweging een zelfmoordaanval uit op een VN-gebouw in Abuja, de hoofdstad van het land. Alles bij elkaar is de beweging verantwoordelijk voor honderden doden. Dat Nigeria in staat is periodieke noodsituaties te overleven, heeft grotendeels te maken met het feit dat al zijn politieke elites afhankelijk zijn van inkomsten uit de oliesector. Dit geeft die elites een belangrijk motief om de eenheid te bewaren. Volgens de Nigeriaanse academicus Ike Okonta is de Nigeriaanse politiek thans gericht op ‘een strijd om het beheer van de olierijkdom van het land, die als prooi in de wacht wordt gesleept en dan wordt gebruikt om politieke doeleinden te bevorderen en bevestigen’. ‘In deze strijd vormen de staat en zijn geweldsmiddelen de oorlogsbuit waar het om gaat.’ Bij haar vertrek deed de Britse koloniale mogendheid haar best om ervoor te zorgen dat Nigeria bij zijn onafhankelijkheid in 1960 bestuurd zou worden door een politieke elite waarin de Noordelijke aristocratie, die conservatief was en traditioneel pro-Brits, het voor het zeggen zou krijgen. Zowel de politiek als het leger – de twee zijn verweven, aangezien Nigeria het grootste deel van zijn bestaan bestuurd is door militaire regeringen – is sindsdien door Noorderlingen gedomineerd. De grote bron van rijkdom voor de politieke elite, aardolie, bevindt zich echter in het Zuiden. Daarom zijn de Noorderlingen niet geneigd zich van Nigeria af te scheiden. De aspiraties van het Oosten leden een echec in de oorlog om Biafra van 1967-1970 en de invloed van politici uit het Oosten heeft sindsdien een betrekkelijk kleine rol in de federale politiek gespeeld. Zuidelijke elites geven zo nu en dan lucht aan hun frustratie over het vaste patroon van Noordelijke dominantie, maar tot op heden is de greep van politici en militairen van Noordelijke origine voldoende sterk geweest om nieuwe afscheidingsbewegingen vergelijkbaar met die van Biafra te voorkomen. Jaargang 66 nr. 5 | Mei 2012 Internationale Spectator De politiek op federaal, centraal niveau bestaat voor een groot deel uit een voortdurend proces van onderhandelen tussen de sterke Noordelijke aanwezigheid in de centrale machtsinstellingen enerzijds en anderzijds politieke ondernemers van andere regio’s die voldoende handig kunnen pleiten, onderhandelen of dreigen om een grotere portie te bemachtigen van wat Nigerianen ‘de nationale cake’ noemen. Het is geen toeval dat de briljante Poolse socioloog Stanislav Andreski, die het woord ‘kleptocratie’ bedacht om een regeringsstelsel aan te duiden dat door diefstal wordt gekenmerkt, in Nigeria woonde en werkte. Hij gebruikte de term in een boek dat in 1968 verscheen. De Nigeriaanse bestuursstijl op basis van diefstal lijkt echter steeds minder in staat zich staande te houden, omdat zij er niet in slaagt onder de meerderheid van de bevolking enige welvaart te verspreiden of daarvoor te scheppen. De zeer gerespecteerde gouverneur van de centrale bank van Nigeria, Lamido Sanussi, wees er onlangs op dat Boko Haram ontstond in het armste deel van Nigeria en dat er een directe correlatie is tussen de mate van armoede in de 36 staten van het land en de verbreiding van Boko Haram. In een geruchtmakende lezing wees hij er in februari jl. ook op dat volgens het centraal bureau voor de statistiek nu honderd miljoen Nigerianen onder de armoedegrens zijn beland. De notie dat Nigeria een land is dat zich op de een of andere manier altijd door zijn crisissen weet te worstelen, dient in het licht van deze feiten wellicht nader onderzocht te worden. Met andere woorden, er heerst een gevoel dat de afspraken en gewoonten die het tot nu toe mogelijk maakten dat Nigeria overleefde, weleens niet langer voldoende zouden kunnen zijn. De opkomst van Boko Haram als bedreiging op nationaal niveau en niet louter als provinciale affaire bedreigt een groot aantal standaardpraktijken van de Nigeriaanse politiek. Veel hangt nu af van degenen uit het Noorden die de macht kunnen manipuleren, in het bijzonder de emirs en andere traditionele gezagsdragers die een bepaalde mate van religieus ontzag hebben onder de voornamelijk islamitische bevolking. De belangrijkste vragen zijn of ze in staat zullen zijn enige controle over Boko Haram uit te oefenen, maar ook de mate waarin ze de bedreiging die deze beweging zonder meer belichaamt, als politiek instrument kunnen hanteren in het onderhandelingsproces met elites uit andere landsdelen. Is er een investeringszeepbel? Deze factoren spelen allemaal een rol als het erom gaat het groeiend besef in het internationaal bedrijfsleven te beoordelen dat Nigeria een opkomend terrein voor investeringen vormt. De indruk van dynamiek die veel lof toegezwaaid krijgt door financieel journalisten, gaat gepaard met de opkomst van een nieuwe cate251 gorie ondernemers in Lagos, de hoofdstad van het zakenleven. Het is de thuisbasis van bankiers en zakenlui met werkervaring in New York of Londen en met ervaring met zakendoen op wereldschaal. Nigeria maakt een snelle groei door in de maakindustrie, de telecommunicatie, de detail- en groothandel, de bouw en de mijnbouwsector (anders dan olie). Volgens gegevens van de African Development Bank heeft het land een middenklasse die ongeveer 23% van de totale bevolking omvat. Nigeria’s BNP per hoofd van de bevolking is toegenomen van 390 dollar in 2001 tot 1.541 dollar in 2011. Het zal bijna 2.000 dollar bereiken in 2016, als de nogal voorzichtige schattingen van het IMF kloppen. Meer dan wat dan ook, wakkert het groeiend consumptief vermogen van een snelle bevolkingsaanwas een dergelijke belangstelling in het bedrijfsleven aan. Een van de belangrijkste voorvechters van een schitterende economische toekomst voor Nigeria is Jim O’Neill, chef-econoom bij de investeringsbank Goldman Sachs. Dit is de man die de term BRIC uitvond om er Brazilië, Rusland, India en China mee aan te duiden als de opkomende krachtcentrales van de wereldeconomie. Het denkbeeld van Nigeria als een opkomende middelgrote mogendheid ziet er op papier goed uit. Maar voordat Nigeria zijn potentieel kan verwezenlijken, dient het toch wel eerst het immense probleem van de corruptie aan te pakken. Net als de twee voorgaande is de huidige regering goed in het uitgeven van verklaringen over dit thema, hoewel het land zeker enkele ministers en hoge ambtenaren heeft voortgebracht die getuigen van bekwaamheid en vastbeslotenheid in dit opzicht. Maar corruptie is dermate verweven met het dagelijks leven en de politiek, dat het moeilijk is beleidsmaatregelen te verzinnen die het probleem kunnen inperken. Thans wacht het land bijvoorbeeld op het moment dat de regering verder gaat met een reorganisatie van de oliesector die al lang geleden is voorbereid, maar die de medewerking vereist van alle onderdelen van een heel complex overheidsapparaat. In de tussentijd zijn plannen om het schrikbarend manco aan elektriciteitsopwekking te verhelpen, alweer uitgesteld. Hoewel het een vooraanstaand olieproducent is, blijkt Nigeria niet in staat een ononderbroken elektriciteitsvoorziening te verzorgen of voldoende benzine te produceren om automobilisten te voorzien, dit vanwege de onvoldoende capaciteit van de krachtcentrales en olieraffinaderijen. Typerend voor deze situatie is dat de organisatie die formeel de National Electric Power Authority (NEPA) heette, meer bekend staat als Never Expect Power Always. Enthousiastelingen over vooruitzichten voor investeringen lijken de hinderpalen om corruptie terug te dringen te onderschatten. Analisten dienen voor252 zichtig te zijn en rekening te houden met de neiging van investeringsanalisten om opkomende markten te positief in te schatten en hun vooruitzichten zo op te blazen, dat ze zeepbellen creëren. Quo vadis, Nigeria? Nog nooit heeft Nigeria zo’n merkwaardig dilemma te zien gegeven als nu. Het wordt toegejuicht als een van de leiders van Afrika’s huidig economisch succes, maar sinds veertig jaar is het nog nooit zo dicht bij uiteenvallen geweest. Voorspellingen doen over Nigeria is een ondankbare taak, maar als we alles afwegen, lijkt het moeilijk voorstelbaar dat het land in zijn huidige gedaante permanent blijft doormodderen, al zou het alleen maar zijn vanwege de voortdurende snelle groei van de bevolking. Deze bevolkingsaanwas lijkt onherroepelijk te moeten leiden tot een doorbraak ten goede of ten kwade. Maar voortzetting van de status quo lijkt niet reëel. De volgende vijf jaar zullen ons een veel duidelijker beeld geven van het gelijk of ongelijk van de optimisten of duidelijk maken dat Nigeria het lot zal ondergaan van die andere grote multinationale staten, de Sovjetunie en Joegoslavië, die een eeuw geleden in min of meer dezelfde periode in het leven werden geroepen. Stephen Ellis is verbonden aan het Afrika Studiecentrum te Leiden en de Vrije Universiteit Amsterdam. Vertaling van dit speciaal voor de Internationale Spectator geschreven artikel uit het Engels door Gerard J. Telkamp. Internationale Spectator Jaargang 66 nr. 5 | Mei 2012