Kosmische regen op Groningen Wat is de samenstelling van de kosmische straling: protonen, zware kernen, neutrino’s? Waar komen deze deeltjes met extreem hoge energie vandaan? Kunnen we met behulp van de kosmische straling informatie vergaren over “donkere materie”, het grootste deel van de materie in het helaal? Daarom doet het KVI onderzoek aan kosmische straling door middel van: Detectie van radiostraling afkomstig van de kosmische regen boven de Pampa’s in Argentinië. . Detectie van neutrino’s in de diepte van de Middellandse Zee door en reeks van lichtgevoelige fotobuizen. Met behulp van deeltjesversnellers krijgen we inzicht in de opbouw van atoomkernen en de krachten, die bouwstenen van atoomkernen samenbinden. GSI Darmstadt KVI Groningen Detectie van radiostraling die ontstaat door botsingen van neutrino’s op de maan. Samengevoegd verraden deze en vele andere onderzoeksmethoden een spannend geheim: De ontwikkeling van het helaal in het licht van de kern-, deeltjes- en astrofysica. Gebaseerd op: “Reise zum Urknall”, redactie dr. K.D. Gross, dr. I. Peters, GSI Darmstadt; Nederlandse versie: prof.dr. H. Löhner, KVI, Rijksuniversiteit Groningen ([email protected]). 1 Reis naar de oerknal Van licht en deeltjes tot materie en leven Volgens de actuele stand van wetenschappelijk onderzoek begon 14 miljard jaar geleden – we weten niet waarom – het heelal explosief uit te dijen. In deze oertijd waren er onvoorstelbaar hoge temperaturen en dichtheden. Alle materie was – verdeeld in de meest elementaire bouwstenen – verenigd in een hete kosmische oersoep. Sindsdien dijt het heelal onophoudelijk uit en koelt het steeds verder af. In een dramatisch samenspel van schepping en vernietiging ontstonden atomen, sterren en planeten – en het leven. Vandaag 14 miljard jaar na de oerknal Als enige onder de aardbewoners doet de mens pogingen om zijn ontstaan te doorgronden en de ontstaansgeschiedenis van het heelal te ontrafelen. De moderne natuurwetenschap kan misschien een deel van onze vragen beantwoorden: de astronomie met waarnemingen van kosmische objecten en gebeurtenissen, de atoom-, kern- en deeltjesfysica met onderzoek aan de meest fundamentele bouwstenen van de materie en hun wisselwerkingen. De aarde - onze blauwe planeet – is thuis van talloze planten, dieren en van de mens. Wetenschap en techniek maken deel uit van de verworvenheden van de mens. 2 Vingerafdrukken van de oerknal Ontvluchtende melkwegstelsels De eerste experimentele aanwijzingen voor de oerknal-theorie kwamen in de jaren twintig van de afgelopen eeuw vanuit de astronomie. De astrofysici constateerden, dat op grote afstand liggende melkwegstelsels zich van ons – en ook van andere melkwegstelsels – verwijderen. Deze beweging is sneller naar mate de afstand groter wordt. Deze waarneming kan men alleen verklaren door aan te nemen dat het heelal uitdijt. Andersom betekent deze universele expansie ook, dat het heelal lang geleden veel kleiner geweest is dan vandaag, en dat het explosief vanuit één punt moet zijn ontstaan – de oerknal. Hoe snel twee melkwegstelsels zich in het heelal van elkaar verwijderen wordt uitgedrukt door de zogenaamde Hubble constante H0 ~ 72 km/(s Mpc). Dit betekent een snelheid van 72 km/s op een afstand van 1Mpc en dat is 3·1019 km. Met behulp van dit getal en een theorie van het verloop van de expansie kan men het begin van het heelal berekenen: ongeveer 14 miljard jaar geleden. Waterstof, helium en lithium in het heelal Een andere experimentele aanwijzing voor de oerknaltheorie wordt gegeven door de meting van de hoeveelheden waterstof (H) en helium-4 (4He), maar ook aan andere lichte kernen zoals deuterium (2H of D), helium-3 (3He) en lithium-7 (7Li) in het heelal. Deze kernen konden alleen in het vroege stadium van het heelal gemaakt worden, toen de bouwstenen van kernen – de protonen (rood) en neutronen (blauw) – bij hoge dichtheid aanwezig waren. Waterstof is met een massafractie van bijna 75% het meest voorkomende element in het heelal, opgevolgd door helium-4 met een massafractie van ongeveer 25%. De overige lichte kernen, deuterium, helium-3 en lithium7, komen veel minder voor. De gemeten massafracties van de lichte kernen kunnen alleen (én correct!) door de oerknaltheorie sluitend verklaard worden. Verder kunnen de fysici zelfs een schatting geven van de totale massa van het heelal en daarmee voorspellingen maken voor de toekomstige ontwikkeling van het heelal. 3 De 3-Kelvin achtergrondstraling Volgens de theorie van de oerknal was het heelal in het begin zeer heet en gevuld met energierijke warmtestraling met extreem korte golflengte. Daarna begon het heelal uit te dijen en af te koelen. Naarmate de expansie vorderde, werd de golflengte van de straling steeds groter. Sommige fysici hebben daarom voorspeld dat de oorspronkelijke intensieve warmtestraling ook vandaag de dag nog meetbaar zou moeten zijn: als straling van microgolven die gelijkmatig de ruimte vult en correspondeert met een temperatuur van het heelal van 3 K. Deze zogenaamde 3-K achtergrondstraling werd in de jaren 60 van de vorige eeuw daadwerkelijk gemeten. Voor hun ontdekking van het "Echo van de Oerknal" ontvingen John Mather en George Smoot de Nobelprijs voor natuurkunde in 2006. De 3-K achtergrondstraling werd zeer nauwkeurig gemeten met de satelliet WMAP. De variaties in intensiteit (rood en blauw) zijn minder dan 0.1 %. Dit bevestigt de voorspelde extreme homogeniteit van de achtergrondstraling. De chemische elementen ontstaan Van een miljard jaar na de oerknal tot aan vandaag De chemische elementen zijn de bouwstenen van alle stoffen en de basis voor de ontwikkeling van het leven. Hoe is dit grote aantal elementen tot stand gekomen? Welke processen speelden daarbij een rol? De synthese van elementen begon ongeveer een miljard jaar na de oerknal, nadat uit geweldige wolken van waterstof de eerste sterren en melkwegstelsels waren gevormd. De vrijkomende gravitatie-energie kon de sterrenmaterie zodanig verhitten, dat het fusieproces van waterstof naar helium op gang kwam. Sindsdien gaat de synthese van elementen door via complexe kernreacties in het binnenste van sterren. 4 Met kernfusie tot aan ijzer Synthese van elementen in het binnenste van sterren Onze zon is een middelgrote ster zoals ontelbare andere in het heelal. In het binnenste van de zon ontstaat helium door het fusieproces van waterstof. protonen: rood neutronen: blauw De daarbij vrijkomende energie geeft ons warmte en licht en is daarmee een noodzakelijke voorwaarde voor ons leven. Op aarde in de fusiereactor ITER probeert men dit proces na te bootsen om zo energie op te wekken. De atoomfysica groep van het KVI draagt bij aan dit onderzoek. De sterren geven ons ook de bouwstenen voor het leven – de chemische elementen. Door fusiereacties van kleinere tot steeds grotere kernen kunnen ten slotte in het binnenste van sterren alle elementen tot aan ijzer gevormd worden. Voor kernen zwaarder dan ijzer werkt het fusieproces niet meer omdat dan energie toegevoegd moet worden om zwaardere elementen te maken. De synthese van elementen tot aan ijzer vindt alleen volledig plaats in zeer zware sterren, zwaarder dan een aantal keer de massa van de zon. Onze zon, een middelgrote ster, zal door kernfusie slechts kernen met massa´s lichter dan koolstof en zuurstof produceren, zo heeft men berekend. Via omwegen naar uranium Synthese van elementen in rode reuzen en supernova-explosies De elementen zwaarder dan ijzer ontstaan aan het einde van het leven van grote sterren, in de zogenaamde rode reuzen, of in geweldige supernova-explosies. Voorwaarde voor de vorming van zware elementen is de aanwezigheid van vrije neutronen. Deze komen vrij bij kernreacties in het binnenste van rode reuzen en – in nog veel grotere hoeveelheden – bij supernovaexplosies. Deze neutronen voegen zich bij de al aanwezige lichte kernen. Op deze manier ontstaan neutronenrijke radioactieve kernen die via β-verval, dat wil zeggen, door verandering van een neutron in een proton, overgaan naar het eerstvolgende zwaardere element. Door veelvuldige herhaling van zulke processen kunnen alle elementen tot aan uranium gevormd worden. De isotopenkaart toont ca. 250 stabiele elementen (zwarte blokjes) en de mogelijke paden van elementvorming: de omweg via radioactieve kernen leidt tot de stabiele zware elementen. In het NUSTAR experiment bij GSI onderzoeken medewerkers van het KVI de eigenschappen van kunstmatig geproduceerde radioactieve kernen. 5 Natuurlijke radioactiviteit Relict van de synthese van elementen Alle stoffen op aarde bevatten een kleine hoeveelheid radioactieve atoomkernen. Een deel van deze natuurlijke radioactiviteit wordt veroorzaakt door botsingen van kosmische straling met moleculen in de atmosfeer. Een voorbeeld is koolstof-14 (14C), dat veel wordt gebruikt voor de bepaling van de ouderdom (datering) in de archeologie en het klimaatonderzoek. Radioactiviteit betekent dat een atoomkern, samengesteld uit protonen (rood) en neutronen (blauw), spontaan vervalt en daarbij deeltjes uitzendt. Er bestaan vier soorten radioactief verval: α-verval, γ-verval, en daarnaast nog β- (β+)-verval, veroorzaakt door de “zwakke wisselwerking”, en spontane splijting, waarbij een atoomkern vervalt in twee ongeveer even grote fragmenten. Natuurlijke radioactiviteit is een restant van kernreacties in het binnenste van sterren, die miljoenen jaren geleden tot het ontstaan van de elementen leidden. Destijds ontstond een groot aantal radioactieve elementen waarvan de meeste al zijn vervallen. Slechts enkele radioactieve kernen, zoals b.v. Kalium-40 (40K), Thorium-232 (232Th), en Uranium-238 (238U), zijn ook vandaag nog meetbaar in natuurlijke materialen. Het eerste waterstofatoom: 300.000 jaar na de oerknal De vorming van neutrale waterstofatomen uit vrije protonen en elektronen is een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van het heelal. Dit gebeurde ongeveer 300.000 jaren na de oerknal. Het heelal was op dat moment duizend keer kleiner en de temperatuur was duizend keer hoger dan vandaag. Eerst was er materie in de vorm van een plasma, bestaande uit protonen, enkele lichte atoomkernen en elektronen. Pas toen de temperatuur beneden de 3000 K zakte, werden protonen en elektronen niet meer door de warmtebeweging gehinderd om zich tot waterstofatomen te verbinden. 6 De bouwstenen van kernen ontstaan een duizendste seconde na de oerknal Ongeveer een duizendste seconde na de oerknal ontstonden de bouwstenen van atoomkernen: protonen en neutronen. Voorheen was het heelal zo heet en dicht dat de materie alleen in de vorm van een oersoep, samengesteld uit quarks, gluonen en andere elementaire deeltjes, kon bestaan – het zogenaamde quark-gluon plasma. Sindsdien kunnen quarks en gluonen niet meer als vrije deeltjes bestaan: altijd komen ze samen met andere deeltjes voor, in verschillende combinaties. Waarom dit zo is en welke krachten quarks en gluonen opsluiten, wordt o.a. in het PANDA experiment bij GSI onder medewerking van het KVI onderzocht. Protonen en neutronen bestaan ieder uit drie quarks, door gluonen bij elkaar gehouden. Toen eenmaal protonen en neutronen gevormd waren, waren de eerste drie minuten van het heelal voldoende om de lichte kernen waterstof, deuterium, helium en lithium te laten ontstaan. Pas veel later – na ongeveer een miljard jaar – begon de vorming van zware elementen in sterren. Op zoek naar het quark-gluonplasma in het laboratorium In langdurige experimenten, opgestart in 1986, is het in het Europees onderzoeksinstituut voor kernfysica CERN in Genève en kort daarna met de RHIC versneller in Brookhaven (VS) gelukt de oersoep van het vroege heelal kunstmatig te produceren. Wetenschappers vanuit Nederland en het KVI waren van meet af aan bij dit onderzoek betrokken. Het principe van de experimenten: een grote versneller laat zware kernen, van lood bijvoorbeeld, met bijna de lichtsnelheid botsen (links) op andere zware kernen. In de botsingszone ontstaat voor een heel korte tijd een hete vuurbal (midden) van geconcentreerde energie waarin het quark-gluonplasma (rechts) zich kan vormen. Met de waarneming van het quark-gluonplasma is het de wetenschappers gelukt de geschiedenis van het heelal tot op minder dan een duizendste seconde na de oerknal terug te draaien. Bij de LHC-versneller van CERN in Genève kunnen de eigenschappen van de kosmische oersoep tot in detail onderzocht worden. 7 De kosmische inhoud: Materie en antimaterie annihileren Ongeveer een miljoenste seconde na de oerknal annihileerden materie en antimaterie bij een temperatuur van 1013 K in een als het ware vernietigend gevecht tot energie, dat wil zeggen tot fotonen. Daarbij leidde een kleine asymmetrie in de anders door symmetrie gekenmerkte wetten der natuur tot een minuscuul overschot van materie- over antimateriedeeltjes. Dit overschot overleefde het vernietigend gevecht en er resteerde een verhouding van 1 materiedeeltje op 1 miljard fotonen. Op het KVI wordt in het kader van het TRIµP project de schending van fundamentele symmetrieën onderzocht. De fundamentele bouwstenen Bijna alle bekende materie in het heelal bestaat uit vier fundamentele bouwstenen: • up-quark en • down-quarks: Deze vormen de protonen en neutronen en daarmee de atoomkernen. • Elektronen: zij vormen de schillen van atomen. • Elektron-neutrino´s: Deze spookachtige en moeilijk aantoonbare deeltjes vullen in grote getallen de gehele kosmos. Dit is de zogenaamde eerste generatie van deeltjes. Tot aan 10-12 seconden na de oerknal was er een nog grotere veelvoud met drie deeltjesgeneraties en in totaal twaalf deeltjes. Tot vandaag is het een raadsel waarom er precies twaalf paren van deeltjes en antideeltjes bestaan. Naast de deeltjes en antideeltjes bestaan er ook uitwisseldeeltjes, die de wisselwerkingen tussen de bouwstenen veroorzaken. Bovendien voorspellen de fysici ook het Higgs-deeltje, dat verantwoordelijk zou zijn voor de massa van deeltjes en antideeltjes. De toekomst van het heelal: uitdijen of ineenstorten? Om uitsluitsel te krijgen over de toekomst van het helaal, proberen wetenschappers uit te zoeken, hoeveel massa in het heelal aanwezig is – want de totale massa bepaalt tenslotte de sterkte van de gravitatiekracht. Daarbij heeft men gevonden dat in melkwegstelsels naast de voor ons zichtbare materie nog een grote hoeveelheid onzichtbare materie, de “donkere materie”, aanwezig moet zijn. Kandidaten voor deze donkere materie zijn – zoals we nu weten – onder meer massieve neutrino’s, SUperSYmmetrische en zwak wisselwerkende massieve deeltjes, de zogenaamde WIMP’s. Verder zijn er sterke aanwijzingen dat de uitdijing van helaal gedreven wordt door “donkere energie” waarvan de oorsprong nog onbekend is. Deze donkere energie zal ten slotte het lot van het heelal bepalen. 8