Onderzoeksrapport ‘Groningen, tussen angst en beven’ ‘Een onderzoek naar de context en dilemma’s die een rol speelden bij de aardbevingen in Groningen en het komen tot lessen uit crisismanagement en crisiscommunicatie’ Afstudeeropdracht Integrale Veiligheidskunde, Faculteit Maatschappij en Recht Midas Luijer 1588922 2 oktober 2015 COLOFON Onderzoeksrapport: ‘Groningen, tussen angst en beven’ Naam: Midas Luijer Studentnummer: 1588922 Mail: [email protected] Groep: IVK meerderejaars voltijd 2015-2016 Afstudeerbegeleider: Jan Eberg Mail: [email protected] Datum: 2 oktober 2015 Pagina | 1 VOORWOORD Voor u ligt het onderzoeksrapport ‘Groningen, tussen angst en beven’. Een onderzoek dat ingaat op de context waarin de crisis in Groningen afspeelt en waarbij dilemma’s een afspiegeling zijn voor de complexiteit van het probleem in de crisiscommunicatie en crisismanagement. Het onderzoeksrapport is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Integrale Veiligheidskunde (IVK) aan de Hogeschool Utrecht (HU). Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Hogeschool Utrecht en is onderdeel van een tweejarig onderzoeksproject genaamd ‘#THE NEXT LEVEL @CRISIS VIA CROSSMEDIA’. Het project speelt in op een sterke behoefte bij communicatie-en veiligheidsadviseurs. Namelijk: hoe kan bij crisis, beïnvloed door sociale media, effectief vorm worden gegeven aan crisiscommunicatie en crisismanagement op basis van wetenschappelijke inzichten? Samen met mijn afstudeerbegeleider, Jan Eberg, heb ik het onderzoeksplan gevormd. Tijdens het onderzoek heb ik meerdere keren ervaren dat dit onderwerp mijn onderzoeksvragen te boven gaat. Verschillende onderdelen uit het onderzoek vragen om meer specifiek onderzoek. Het was daarom een uitdaging om de lijn van het onderzoeksplan vast te houden. Mede door de prettige samenwerking met mijn begeleider Jan Eberg, heb ik de juiste koers echter kunnen behouden. Daarom wil ik Jan Eberg bedanken voor de goede begeleiding tijdens dit traject. Jan is een prettige man in de omgang en is altijd bereid geweest om, zelfs in zijn vrije tijd, vragen te beantwoorden en advies te geven. Dat waardeer ik zeer. Daarnaast wil ik de personen bedanken met wie ik in gesprek ben geweest over dit onderwerp en die mij inzicht hebben gegeven in de complexiteit van het probleem. In het bijzonder de NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij) en de Veiligheidsregio Groningen, waarbij ik openheid en bereidwilligheid heb mogen ervaren in het delen van informatie en kennis. Tot slot wil ik mijn familie bedanken. Jullie wijze raad en nuttige tips hebben mij geholpen bij het schrijven van dit onderzoeksrapport. Ik kan met mijn vragen en zorgen altijd bij jullie terecht. Daar ben ik enorm dankbaar voor. Ik wens u veel plezier bij het lezen van het rapport. Midas Luijer Hilversum, 2 oktober 2015. Pagina | 2 SAMENVATTING Veel evaluaties gaan uit van fouten die gemaakt zijn tijdens een crisis en welke gevolgen dat heeft gehad. Een dergelijke benadering kijkt niet naar de context van een situatie. De vraag waarom men handelde zoals men handelde wordt niet gesteld, terwijl dat juist leidt tot een andere kijk en nieuwe inzichten op het probleem. Door te kiezen voor een contextuele benadering wordt er een veel breder beeld geschetst van een situatie en kan er sneller een verklaring gevonden worden waarom iets gebeurt en waarom er op een bepaalde manier naar gehandeld wordt. Deze benadering is uitermate geschikt voor crises die door sociale media aangejaagd zijn, wat ook een rol speelt bij de aardbevingen in Groningen. Door te kijken naar samenhangende gebeurtenissen en interacties, berichtgeving en interpretaties, en daarbij te focussen op bestuurlijke en communicatieve dilemma’s bij dergelijke crises, ontstaan ervaringskennis, kenniskaders en gerichte handelingsalternatieven voor betrokken partijen. Het doel van het onderzoek is inzicht krijgen in de context en dilemma’s die een rol spelen bij de aardbevingen in Groningen en de lessen die hieruit kunnen worden geleerd voor crisismanagement en crisiscommunicatie. Deze doelstelling leidt tot de volgende onderzoeksvragen: 1. Welke contextuele factoren spelen mee bij de aardbevingen in Groningen? En wat is de invloed op de crisissituatie? 2. Op welke manier en met welke bedoeling worden door de actoren sociale media gebruikt in de crisissituatie? 3. Wat houdt crisismanagement en crisiscommunicatie in en welke factoren zijn van belang voor een goed crisismanagement en crisiscommunicatie? 4. Welke dilemma’s spelen een rol in deze crisis? 5. Hoe kunnen betrokken bestuurders in de toekomst de crisissituatie, naar aanleiding van een aardbeving in Groningen, beter beheersen? Het onderzoek is opgebouwd op basis van talrijke resultaten uit reeds gemaakte studies over de aardbevingen in Groningen en de kennis en ervaring uit de praktijk. Dit heeft ertoe geleid dat er nuttige inzichten en lessen te formuleren zijn die een rol kunnen spelen in toekomstige crises. Het onderzoek laat verbanden zien tussen uitkomsten, waardoor er verklaringen te vinden zijn voor bepaalde keuzes en handelingen binnen de context van deze crisis. De belangrijkste uitkomsten zijn: Er was weinig toezicht en controle op de activiteiten en gevolgen van gaswinning, zodat er geen sprake was van een onafhankelijk tegengeluid binnen de samenwerkende partijen in de gaswinning. Het veiligheidsbelang is tot 2013 altijd ondergeschikt geweest aan andere belangen. Er was geen sprake van effectieve communicatie en verstandhouding tussen partijen die betrokken zijn bij de gaswinning en inwoners van Groningen. De fundamentele spagaat waarin de overheid zich bevindt bepaalt de mate van complexiteit van deze crisis. Er is onvoldoende kennisontwikkeling over de gevolgen van gaswinning. Pagina | 3 INHOUD Colofon .................................................................................................................................................................... 1 Voorwoord .............................................................................................................................................................. 2 Samenvatting .......................................................................................................................................................... 3 1. Onderzoek naar de aardbevingscrisis in Groningen ............................................................................................ 6 1.1 Probleemschets ............................................................................................................................................. 6 1.1.1 Inleiding .................................................................................................................................................. 6 1.1.2 Aanleiding tot onderzoek ....................................................................................................................... 8 1.2 Doelstelling.................................................................................................................................................... 8 1.3 Onderzoeksvragen........................................................................................................................................ 9 1.4 Operationalisatie ........................................................................................................................................... 9 1.4.1 Conceptueel model ................................................................................................................................ 9 1.4.2 Defenitie begrippen ............................................................................................................................. 11 1.4.3 Meetbaarheid begrippen ..................................................................................................................... 15 1.5 Onderzoeksopzet ........................................................................................................................................ 20 1.5.1 Onderzoekstype ................................................................................................................................... 20 1.5.2 Onderzoeksmethode en analysekader................................................................................................. 21 2. Onderzoeksresultaten ....................................................................................................................................... 24 2.1 Inleiding ....................................................................................................................................................... 24 2.2 Contextuele situatie ................................................................................................................................... 25 2.2.1 Situatie: plaats en tijd........................................................................................................................... 25 2.2.2 Feitenrelaas .......................................................................................................................................... 27 2.2.3 Actoren en kenmerken ......................................................................................................................... 31 2.2.4 Deelconclusies ...................................................................................................................................... 38 2.3 Toepassing sociale media ........................................................................................................................... 39 2.3.1 SWOT-analyse ...................................................................................................................................... 39 2.3.2 De rol en invloed van sociale media ..................................................................................................... 43 Pagina | 4 2.3.3 Berichtgeving........................................................................................................................................ 45 2.3.4 Deelconclusies ...................................................................................................................................... 46 2.4 Crisismanagement en crisiscommunicatie ................................................................................................. 48 2.4.1 Wat is crisismanagement en crisiscommunicatie ................................................................................ 48 2.4.2 Kenmerken crisis .................................................................................................................................. 49 2.4.3 Crisismanagement strategie................................................................................................................. 50 2.4.5 Crisiscommunicatie strategie ............................................................................................................... 55 2.4.6 Effectiviteit ........................................................................................................................................... 57 2.4.7 Deelconclusies ...................................................................................................................................... 59 2.5 Dilemma’s.................................................................................................................................................... 60 2.5.1 Weging van belangen ........................................................................................................................... 60 2.5.2 Sociaal-maatschappelijke onzekerheid ................................................................................................ 62 2.5.5 Deelconclusies ...................................................................................................................................... 64 2.6 Lessen crisismanagement en crisiscommunicatie ...................................................................................... 65 2.6.1 Communicatie ...................................................................................................................................... 65 2.6.2 Bestuurlijk ............................................................................................................................................ 66 2.6.3 Deelconclusies ...................................................................................................................................... 68 3. Conclusies & aanbevelingen.............................................................................................................................. 69 3.1 Conclusies .................................................................................................................................................... 69 3.2 Aanbevelingen ............................................................................................................................................. 73 4. Literatuur .......................................................................................................................................................... 75 5. Bijlagen .............................................................................................................................................................. 79 5.1 bijlage A: reflectie ....................................................................................................................................... 79 5.2 Bijlage B: illustratie ...................................................................................................................................... 81 Pagina | 5 1. ONDERZOEK NAAR DE AARDBEVINGSCRISIS IN GRONINGEN 1.1 PROBLEEMSCHETS 1.1.1 INLEIDING De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) is een bedrijf dat al tientallen jaren aardgas pompt uit de noordelijke gronden van Nederland. Deze aardgaswinning heeft Nederland tot nu toe een enorm bedrag van ruim 250 miljard euro opgeleverd. Echter, de winning van deze aardgas veroorzaakt aardbevingen in Noordoost-Groningen. In 1986 veroorzaakte de gaswinning de eerste aardbeving en er volgden de jaren daarna nog eens ruim duizend aardbevingen. Deze aardbevingen zijn in de loop van tijd krachtiger en frequenter voorgekomen en tot op heden schudt de grond onder Groningen nog met regelmaat. De inwoners van het gebied waar gas gewonnen wordt zijn ongerust over de toekomst en wat de aardbevingen aan schade kan aanbrengen aan de woningen. Binnen de provincie Groningen is de gemeente Loppersum het meest door de gaswinning de dupe geworden. De inwoners leven in angst en onzekerheid over wat de volgende aardbeving kan aanrichten. Zorgen zijn er over de leefbaarheid en veiligheid in het gebied. 3,3 op de schaal van Richter De eerste aardbeving in het noorden van Nederland was op tweede kerstdag 1986. Meent van der Sluis, een Drents PvdA Statenlid en leraar aardrijkskunde, beschuldigde de gaswinningwerkzaamheden in de regio van deze aardbeving. Echter, deze beschuldiging werd niet serieus genomen (Start & Ekker, 2013). Geoloog Hans Roest van de TU Delft nam deze opvatting wel serieus en na onderzoek concludeerde Roest in 1990 dat het mogelijk was dat een beving met een kracht van 2,7 op de schaal van Richter door de gaswinning zeker mogelijk is. Echter, deze bevindingen bereikten niet het grote publiek. In 1993 is er in opdracht van Economische Zaken wederom onderzoek gedaan naar een mogelijk verband tussen de aardgaswinning en de aardbevingen. Uit dit onderzoek is gebleken dat een aardbeving van 3,3 op de schaal van Richter mogelijk is. Alleen zal de kans op een dergelijke beving aanzienlijk klein zijn. Pagina | 6 Bewijslast Eindelijk was er erkenning voor diegenen die altijd gedacht hebben dat de gaswinning en de aardbevingen een verband hebben met elkaar. Dan komt vervolgens de kwestie over de schade die inmiddels is ontstaan door de aardbevingen. Het is lastig voor bewoners om deze schade te verhalen op verantwoordelijke partijen, omdat de bewoners zelf moesten komen met bewijzen die leidden naar de aardbevingen. Hoogleraar privaatrecht Jan van Dunné vond dat dit op een andere manier geregeld moest worden. Hij heeft zich rond de eeuwwisseling ingezet om Kamerleden te ondersteunen die zich bezighielden met de Nieuwe Mijnbouwwet. Doormiddel van amendementen probeerden zij de wet dusdanig aan te passen waardoor de bewijslast die inwoners moesten geven werd teruggedraaid. De NAM moest maar bewijzen dat de schade niet kwam door de aardgaswinning, was het idee. Echter, de politiek werkte niet mee en er was verzet voor deze wijze (Overgaauw, 2014). Meer vragen dan antwoorden In de 2003 vond er drie keer een aardbeving plaats in de gemeente Loppersum. Voor de inwoners van Loppersum was dit de druppel die de emmer deed overlopen en ze wilden weten waar ze aan toe waren. De burgemeester van Loppersum heeft de NAM gevraagd om uitleg te geven over deze gebeurtenissen. Er werd een informatieavond georganiseerd door de NAM en de gemeente, maar deze avond bleek niet succesvol. De NAM kwam vooral met een zeer technische uitleg wat totaal niet overkwam op de inwoners. De volgende krachtige aardbeving was in 2006 in Middelstum waardoor de provincie Groningen besloot TNO en Deltares onderzoek te laten doen naar risico’s en schade voor woningen en gebouwen door de gaswinning. De planning was dat het onderzoek in een half jaar klaar zou zijn, maar het heeft uiteindelijk drie jaar in beslag genomen. De uitkomst van het onderzoek leidde eerder tot meer vragen dan dat het antwoorden opleverde. Deze conclusie bracht de inwoners alleen maar nog meer verwarring en onzekerheid (Overgaauw, 2014). Te laat Voor 2012 heeft de problematiek die zich in Groningen afspeelt landelijk gezien nog steeds weinig aandacht gekregen. Daar komt verandering in als er op 16 augustus 2012 in Huizinge opnieuw een fikse aardbeving plaatsvindt die een kracht heeft van 3,7 op schaal van Richter. Opmerkelijk is dat deze beving zwaarder en langer van duur was. Dit keer komt het Staatstoezicht op de Mijnen ook in actie en besluit onderzoek te doen. De resultaten uit het onderzoek zijn schrikbarend te noemen. Volgens het onderzoek zijn er in de toekomst meerdere en steeds zwaardere aardbevingen te verwachten. In een brief aan Minister Kamp is het advies gegeven om de productie van gas per direct met veertig procent te verminderen (de Jong & Eng, 2014). Minister Kamp besluit dit niet te doen, hij wilt de rest van het jaar nog meer onderzoek laten uitvoeren. Wanneer eind 2013 uit cijfers bekend is gemaakt dat de gasproductie juist gestegen is, is de reactie van met name inwoners weergaloos. Bewoners zijn woest, ze voelen zich geschoffeerd. Er worden actiegroepen georganiseerd en protestacties zijn daarvan het gevolg. De problematiek wordt uitgebreid behandeld en versterkt in de verschillende media. Sociale media worden gebruikt om (gedupeerde) inwoners te organiseren en te informeren over demonstraties. Pagina | 7 Relatie tot integraal veiligheidsbeleid De aardbevingscrisis in Groningen is een probleem waarbij verschillende raakvlakken zijn met integrale veiligheid in relatie tot fysieke veiligheid, sociale veiligheid, regie en management. Aangezien de crisis gaat over een veiligheidsprobleem op het gebied van gaswinning en de gevolgen daarvan (aardbevingen) kan er gesproken worden van een fysiek veiligheidsprobleem. Inwoners zijn namelijk betrokken bij persoonlijk leed door ongevallen van niet-menselijke oorsprong. Als de gaswinning in het Groningsgrondgebied niet vermindert, zullen de aardbevingen frequenter zijn en in sterkte toenemen. De fysieke onveiligheid leidt in deze crisis ook tot sociale onveiligheid: mensen voelen zich onbeschermd en onveilig en de overheid neemt geen maatregelen om voor die bescherming te zorgen. Er kan ook gezegd worden dat inwoners zich indirect bedreigd voelen door de gaswinningswerkzaamheden (uitgevoerd door mensen) en zich in de steek gelaten voelen door de overheid. (Stol, 2008, p. 40-41) Deze crisis vraagt om een gedegen en goede regie en (crisis) management. Door de complexiteit en grote belangen van betrokken partijen (inwoners, overheid en het NAM) ontstaan er veel dilemma’s in het besluitvormingsproces en herstel van vertrouwen en geloofwaardigheid. 1.1.2 AANLEIDING TOT ONDERZOEK De aanleiding voor onderzoek naar de crisis over de aardbevingen in Groningen heeft betrekking op de context waarin een dergelijke crisis zich afspeelt en het uiteindelijk leren van dilemma’s die kunnen voorkomen tijdens een (crisis)situatie. Veel evaluaties gaan uit van fouten die gemaakt zijn tijdens een crisis en welke gevolgen die hebben gehad. Dergelijke benadering kijkt niet naar de context van een situatie. De vraag waarom men handelde zoals men handelde wordt niet gesteld, terwijl dat juist leidt tot een andere kijk en nieuwe inzichten op het probleem. Door te kiezen voor een contextuele benadering wordt er een veel breder beeld geschetst van een situatie en kan sneller een verklaring gevonden worden waarom iets gebeurt en waarom er op een bepaalde manier naar gehandeld wordt. Deze benadering is uitermate geschikt voor door sociale media aangejaagde crises, dat ook een rol speelt bij de aardbevingen in Groningen. Door te kijken naar samenhangende gebeurtenissen en interacties, berichtgeving en interpretaties, en daarbij te focussen op bestuurlijke en communicatieve dilemma’s bij dergelijke crises ontstaan ervaringskennis, kenniskaders en gerichte handelingsalternatieven voor betrokken partijen. 1.2 DOELSTELLING Inzicht krijgen in de context en dilemma's die een rol speelden bij de aardbevingen in Groningen en de lessen die hieruit kunnen worden geleerd voor crisismanagement en crisiscommunicatie. Pagina | 8 1.3 ONDERZOEKSVRAGEN Om een crisis te begrijpen en er vervolgens op de juiste manier naar te handelen, moet de context waarin de crisis zich afspeelt goed in kaart worden gebracht. Voor betrokken bestuurders is deze contextuele informatie van belang om toekomstige crisis beter te begrijpen en erop te anticiperen. Op basis van dit uitgangspunt is de volgende centrale vraag geformuleerd: Waaruit bestaan de context en dilemma’s die een rol speelden bij de aardbevingen in Groningen en welke lessen kunnen hieruit geleerd worden voor crisismanagement en crisiscommunicatie? Vanuit deze centrale vraag kunnen de volgende deelvragen worden geformuleerd: 1. Welke contextuele factoren spelen mee bij de aardbevingen in Groningen? En wat is de invloed op de crisissituatie? 2. Op welke manier en met welke bedoeling worden door de actoren sociale media gebruikt in de crisissituatie? 3. Wat houdt crisismanagement en crisiscommunicatie in en welke factoren zijn van belang voor een goede crisismanagement en crisiscommunicatie? 4. Welke dilemma’s spelen een rol in deze crisis? 5. Hoe kunnen betrokken bestuurders in de toekomst de crisissituatie, naar aanleiding van een aardbeving in Groningen, beter beheersen? 1.4 OPERATIONALISATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de operationalisering van het onderzoek. Daarbij is het van belang dat de belangrijkste begrippen in de onderzoeksvraag gedefinieerd worden door middel van toegepast literatuuronderzoek. Op basis van de uitkomsten uit het literatuuronderzoek is een conceptueel model gemaakt. Door de begrippen te concretiseren, worden de begrippen meetbaar gemaakt. 1.4.1 CONCEPTUEEL MODEL Het conceptueel model (figuur 1) geeft schematisch weer welke variabelen een rol spelen binnen het proces en welke relaties (oorzaak-gevolg) bestaan tussen de variabelen. De aanleiding tot de crisis zijn de aardbevingen in Groningen. Deze aardbevingen hebben invloed op hoe de context eruit komt te zien, welke dilemma’s er ontstaan en hoe sociale media gebruikt wordt. Deze variabelen werken op hoe het crisismanagement en de crisiscommunicatie georganiseerd en uitgevoerd worden. Vervolgens kunnen lessen geleerd worden uit de ervaringen en resultaten van de genomen (crisis)management en communicatie beslissingen. Pagina | 9 Context Voorgeschiedenis Situatie: - Plaats - Tijd Feitenrelaas Actoren & kenmerken: - Belangen - Rollen - Doelen Aardbevingen Groningen Dilemma's Weging belangen: - Betrokken partijen - Milieu - Economie - Juridisch (schadeclaims) Sociaalmaatschappelijke onzekerheid Crisismanagement Kenmerken Strategie: - Veiligheidsketen Patronen: - Organisatie - Informatie en communicatie - Psychologische processen Crisiscommunicatie Lessen crisismanagement & crisiscommunicatie Communicatiestrategie: - Betekenisgeving - Schadebeperking - Informatieverstrekking Communicatie & bestuurlijk Effectiviteit: - Openheid - Deskundigheid - Eerlijkheid - Medegevoel - Gedeelde betekenisgeving - Kenniskaders - Ervaringskennis - Handelingsalternatieven Sociale media Berichtgeving Rol en invloed SWOT-analyse: - Sterktes - Zwaktes - Bedreigingen - Kansen Figuur 1: Conceptueel model Pagina | 10 1.4.2 DEFENITIE BEGRIPPEN Op basis van de onderzoeksvragen zijn kernbegrippen geformuleerd die een centrale rol spelen bij het vinden van een antwoord op de hoofdvraag. Door middel van literatuuronderzoek zijn de begrippen gedefinieerd. (!) Belangrijk om te vermelden is dat het onderzoek gaat om de samenhang tussen de onderstaande zes centrale begrippen die voortkomen uit de doelstelling van het onderzoek en dat de analyse van deze begrippen gericht is op de hoofdlijnen. Daarnaast is er gelet op de haalbaarheid en uiteenzetting van de begrippen. Context Crises zijn contingent. Dat betekent dat het ontstaan en de ontwikkeling van een crisis wordt bepaald door context en toeval. Het hangt van verschillende contextuele zaken af of, en in hoeverre een bepaalde situatie een crisis wordt. Zo spelen bepaalde omstandigheden, andere gebeurtenissen die om aandacht vragen, de tijd van het jaar, of er publieke personen in de buurt waren etc., een rol (Van Duin e.a. 2013). Verder is het van belang waar iets plaatsvindt, of iets ervaren wordt als een probleem, en hoe uniek iets is (vliegtuigongeluk versus auto-ongeluk). De contingentie-factor van crises, en de onzekerheden, onvoorspelbaarheden en interacties die ontstaan, kunnen we verzamelen onder het begrip ‘context’. De kenmerken van crises moeten goed in kaart worden gebracht en dienen als uitgangspunten voor analyse. De meeste evaluaties gaan uit van een causale benaderingswijze. Dat houdt in dat er een constatering van fouten wordt gemaakt die niet gemaakt hadden mogen worden wanneer er de juiste procedures gevolgd werd. Het causale verband wordt gelegd tussen de procedures, de handelingen en de uiteindelijke gevolgen (de Bruijn, 2007). Een andere benadering is de contextuele benaderingswijze. Met deze wijze worden eveneens fouten geconstateerd, maar er wordt ook gezocht naar de beredenering die hoort bij de gemaakte fouten. Dit context-perspectief zorgt ervoor dat er een verschuiving plaatsvindt van een foutenevaluatie naar leren van dilemma's. Belangrijk was dat een zo breed mogelijke context is onderzocht: voorgeschiedenis, situatie (plaats/tijd), handelingen, feitenrelaas, interactieanalyse en de waarnemingen, uitingen en visies van betrokkenen. Dat verbindt het context-perspectief aan de crisissituatie in Groningen. Sociale media Bij sociale media gaat het om een online platform waar gebruikers het platform inhoud geven. Sociale media biedt de mogelijkheid om interactie en dialogen aan te gaan met medegebruikers. Voorbeelden van sociale media zijn onder andere weblogs, fora, sociale netwerken als Hyves, Facebook en LinkedIn en diensten als Twitter (Veldhuis, 2012, p. 12). De opkomst van sociale media zorgt ervoor dat er andere eisen gesteld worden aan crisiscommunicatie. Dit kan op verschillende manieren tot uiting worden gebracht. Ten eerste is de snelheid waarmee berichten beschikbaar zijn en gedeeld worden flink verbeterd. Burgers zijn daarmee al in de eerste fase (meldingsfase) van een incident of ramp actief en worden er berichten gedeeld over de situatie. Door deze snelle verbinding verwachten burgers dat ook hulpdiensten Pagina | 11 sneller informatie delen en naar buiten brengen. Probleem is dat hulpdiensten nog niet ingericht zijn op deze ontwikkeling. Daarnaast zien hulpdiensten snelheid en betrouwbaarheid niet samengaan. Aan de andere kant staat dat sociale media kansen biedt om op een veelzijdiger manier te communiceren met burgers. Daarbij wordt communicatie niet meer gezien om slechts informatie te verstrekken, maar ook om te monitoren, reageren en vragen te stellen (Veldhuis, 2012, p.10). In dit onderzoek is gericht gekeken naar de rol van sociale media in de crisis die in Groningen speelt. Daarbij is gelet op hoe sociale media gebruikt wordt door betrokken partijen, welke berichtgevingen, interacties en interpretaties er zijn en gedaan worden over de crisis die van invloed zijn op de crisismanagement en crisiscommunicatie. Daarnaast is er onderzocht naar wat de sterktes en zwaktes van sociale media zijn geweest om tot inzichten te komen over de functionaliteit en inzetbaarheid van sociale media tijdens de aardbevingscrisis in Groningen. Crisismanagement Crisismanagement is een aanpak om de bron van het probleem te bestrijden en daarnaast de schade te beperken. Een methode om een crisis in zijn volledigheid te managen is de toepassing van de veiligheidsketen met de vijf schakels (pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg). Deze vijf schakels worden onderzocht in het onderzoek naar crisismanagement bij de aardbevingen in Groningen. Crises kunnen qua karakter sterk verschillen. Echter, er bestaan basisregels en wetmatigheden die van belang zijn. Tijdens een crisis kan het vertrouwen en geloofwaardigheid van een organisatie of bestuurders behoorlijk onder druk komen te staan. Er wordt als het ware met een vergrootglas gekeken naar de organisatie die beslissingen moet nemen. Hierdoor kunnen dagelijkse werkzaamheden niet normaal uitgevoerd worden. De ruimte om tot besluiten te komen is gering. Onzekerheid, tijdgebrek, een te kort of een overspoeling van informatie en de noodzaak tot het nemen van beslissingen zijn kenmerkend voor de situatie. Samenwerking met veel (en nieuwe) partijen bevordert het besluitvormingsproces ook niet (COT, 2014). Crisismanagement bestaat ook uit patronen en regelmatigheden. Van Duin (2008, p. 351-353) beschrijft in het hoofdstuk: ‘Rampen en andere crises’ uit het ‘Basisboek Integrale Veiligheid’ patronen en regelmatigheden die betrekking hebben op: - Crisisbesluitvorming, waarbij ingegaan wordt op centralisatie, decentralisatie, formele en informele processen, de rol van adviseurs en bureaupolitiek; - Informatie en communicatie tijdens een crisis, waarbij ingegaan wordt op informatietoename en – tekort, geruchten, en de rol/invloed van de (sociale media); - Psychologische factoren die meespelen tijdens een crisis, waarbij er gekeken wordt naar de stressfactor tijdens een crisis en selectief luisteren. Er is bekeken welke factoren, overwegingen, bemiddelingen, besluiten en dilemma’s binnen bovenstaande beschreven elementen meegespeeld hebben in de aardbevingscrisis in Groningen. Pagina | 12 Crisiscommunicatie Crisiscommunicatie is bedoeld om tijdens een crisis de ontstane dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen zo veel mogelijk te beperken (Regtvoort en Siepel, 2009, p.141). Het is een veelgemaakte fout in de crisiscommunicatie: bestuurders delen de verkeerde informatie aan de buitenwereld en vergeten daarbij te voorzien in de behoefte en vragen van de burgers. Daarmee is er geen relatie tussen de zender en ontvanger en worden er alleen maar berichten gezonden waar de burger niet om vraagt (Brouwer e.a., 2012, p. 8). Deze (mis)communicatie leidt tot verdere verwarring en onzekerheid, wat nog moeilijk te herstellen is. Ongeacht welke crisis er gaande is, de drie aspecten: betekenisgeving, schadebeperking en informatieverstrekking zijn volgens Regtvoort en Siepel (2009) altijd de drie bouwstenen die samen de crisiscommunicatie vormgeven. Belangrijk effect is dat deze drie aspecten ten dienste staan van de communicatiebehoeften van de betrokkenen, slachtoffers, belanghebbenden. Onderstaand een korte beschrijving van de drie aspecten (Regtvoort en Siepel, 2009, p.141-144): - Betekenisgeving: het is erg belangrijk om in de betekenisgeving van een crisis een verband te leggen met de betekenis die getroffenen en de samenleving geven aan een crisis. Er moet dus vanuit het oogpunt van de getroffenen een beeld gevormd worden. Daarnaast is het van belang dat er snel een eerste betekenisgeving gebracht wordt door een bestuurder. - Schadebeperking: in geval van schadebeperking wordt crisiscommunicatie gebruikt om materiële en immateriële schade zo veel mogelijk te beperken. Door bepaalde adviezen over gedrag en handeling door te geven probeert men de schade te beperken. Voorbeelden zijn ontruimingen en evacuaties. - Informatieverstrekking: bij informatieverstrekking wordt crisiscommunicatie gebruikt om te voorzien in de informatiebehoefte van getroffenen en samenleving. Het is belangrijk dat de communicatie zo snel mogelijk opgestart wordt om die informatiebehoefte te bevredigen. Een belangrijke doelstelling van een goed gekozen communicatiestrategie is dat de boodschap die men communiceert effect heeft op de doelgroep. Regtvoort & Siepel (2009) hebben het in hun boek, ‘Risico- en crisiscommunicatie’, over geloofwaardigheid als belangrijke voorwaarde om deze doelstelling te bereiken. Aan de hand van vijf aspecten: openheid, deskundigheid, eerlijkheid, medegevoel en gedeelde betekenisgeving is de effectiviteit van de crisiscommunicatie bij de casus over de aardbevingen in Groningen onderzocht. Onderstaand een korte betekenis van die vijf aspecten (Regtvoort en Siepel, 2009, p. 145): - Openheid: alle feiten en bronnen dienen openlijk naar buiten gebracht te worden. Hierin zijn eventuele overwegingen ook gewenst. Inspraak is mogelijk en belangen worden openlijk gedeeld. - Deskundigheid: er wordt uitgegaan van kennis van zaken en dat eerdere ervaringen een positieve invloed hebben op de specifieke crisissituatie. - Eerlijkheid: in elke fase van de crisis wordt er openhartig en naar waarheid gecommuniceerd over specifieke kwesties. - Medegevoel: er wordt begrip getoond voor de situatie van de getroffenen. - Gedeelde betekenisgeving: de communicatie is gericht op de belangen van de getroffenen en de samenleving. Eigen belangen staan hierbij niet voorop. Pagina | 13 Dilemma’s Binnen een crisis ontstaan verschillende dilemma’s die bestuurders moeten overwegen. De dilemma’s die voorkomen in de aardbevingscrisis in Groningen hebben betrekking op verschillen in belangen: belangen van betrokken partijen, milieuconsequenties, veiligheid en aan de andere kant de economische overwegingen, en de juridische afwegingen in bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid van schadeclaims. Politisering en privatisering spelen ook een belangrijke rol in het overwegen van bepaalde besluiten die bestuurders maken. Politisering gaat over de slagkracht van overheidsinstanties. De crisis in Groningen is een langdurige crisis welke al tientallen jaren gaande is. De burgers hebben in die jaren niet of nauwelijks slagkracht van de overheid ervaren en grijpen nu zelf in om die slagkracht te bewerkstelligen. Aan de andere kant is er de privatisering, waar de overheid geen rol in speelt. De NAM (Nederlandse Aardgas Maastschappij) is (mede)verantwoordelijk voor de aardbevingen in Groningen, maar heeft een dusdanig aandeel in de economie van Nederland dat zij ook zeggenschap heeft over de werkzaamheden. (Regtvoort en Siepel, 2009, p. 38) Sociaal-maatschappelijke onzekerheden vormen dilemma’s die met het oog op vertrouwensherstel een grote rol spelen (van Duin & Wijkhuis, 2014). De dilemma’s die onderzocht worden hebben antwoorden gegeven op de vraag waarom men handelde zoals men deed. De evaluatie van de gebeurtenissen na het schietdrama in Alphen aan den Rijn is gebaseerd op deze methodiek en aan de hand van voorkomende dilemma’s zijn de belangrijkste beslissingen en thema’s beschreven (Van Duin e.a. 2012, p. 16-18). Deze benadering is ook gebruikt in dit onderzoek. Lessen voor crisismanagement en crisiscommunicatie Het is nuttig voor bestuurders en betrokken partijen als er na een crisis bepaalde lessen geleerd kunnen worden om tot een betere en effectievere crisismanagement en crisiscommunicatie te komen voor toekomstige crises. Daarbij is de focus op samenhangende gebeurtenissen, interacties, berichtgeving en interpretaties met bijhorende dilemma’s op bestuurlijk en communicatief niveau. Hiermee is gezorgd voor nieuwe kennis en handelingsalternatieven voor betrokken partijen. Pagina | 14 1.4.3 MEETBAARHEID BEGRIPPEN De kernbegrippen uit het onderzoek zijn gedefinieerd aan de hand van literatuuronderzoek. De volgende stap is om deze begrippen meetbaar te maken. De kernbegrippen zijn daarbij ontleed, specifieker gemaakt en toegepast op het onderzoek. Per kernbegrip zijn factoren uitgewerkt die worden verstaan onder het kernbegrip. Context Crisiskenmerken kunnen objectief vastgesteld worden, maar het is net zo belangrijk om inzicht te krijgen in de onzekerheden, mate van dreiging en urgentie bij andere belanghebbende groepen zoals de bevolking, autoriteiten en bedrijven (Rosenthal, 2009, p.13). Deze kenmerken leveren een bijdrage aan de context waarin een crisis zich afspeelt. Het onderzoek vraagt om een contextueel perspectief van de crisissituatie in Groningen waar voorgeschiedenis, situatie, feitenrelaas en actoren onderdeel van zijn. Concretisering van dit begrip is gewenst om te zorgen voor verduidelijking en toepassing binnen het onderzoek. Voorgeschiedenis Wat onder het context-perspectief verstaan wordt is allereerst de voorgeschiedenis van de huidige crisissituatie. Over het algemeen is een crisis het product van een sluimerende aanloop, waarbij er veel contact- en informatiemomenten zijn die uiteindelijk leiden tot escalatie van de situatie (Rosenthal e.a. 2001). Aangezien in 1986 de eerste aardbeving in Groningen een feit was, kan men spreken van een langdurige en sluimerende crisis die tot op de dag van vandaag voortduurt. Om de voorgeschiedenis inzichtelijk te maken, zijn de volgende vragen van belang: Hoe heeft de crisis in Groningen zich dusdanig kunnen ontwikkelen dat er sprake is van een escalatie en onveilige (woon)situatie voor inwoners? Wat is de rol geweest van de (lokale) overheid? Welke beslissingen zijn er genomen? Hoe is de respons (relatie) geweest tussen (lokale) overheid, inwoners en het gaswinningsbedrijf? Wat is de houding geweest van de NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij) de afgelopen jaren ten opzichte van het probleem? Welke (burger, overheid) initiatieven zijn er opgestart voor de waarborging van de veiligheid in het gaswinningsgebied? (Van Duin, 2008, p. 347-348) Situatie Het inzichtelijk maken van een situatie waarin de crisis zich afspeelt, is tevens een belangrijke waarde om de context beter te begrijpen. Het onderzoek richtte zich hierbij op de plaats waar de crisis zich afspeelt en in welke tijd. Het is interessant om binnen het onderzoek scenariodenkend te kijken welke gevolgen en handelswijzen er ontstaan en gaan ontstaan naarmate de aardbevingen zich versterken naar de stad Groningen waar het een stuk dichter bevolkt is en kwetsbaarder is dan het platteland. Om deze factoren te onderzoeken zijn er antwoorden gezocht op de volgende vragen: Waar bevinden zich de meeste aardbevingen? Welke gevolgen/schade is er tot nu toe ondervonden van de aardbevingen? Welke geografische factoren zijn van invloed op de aardbevingscrisis in Groningen? Wat is de frequentie van het aantal aardbevingen dat zich voordoet in Groningen? Waarom komen de inwoners nu flink in opstand? (Welke factoren spelen daarbij een rol?). (SodM, 2013) Pagina | 15 Feitenrelaas Zoals eerder genoemd zijn er voorafgaand aan een crisis veel informatie- en contactmomenten waarbij er bijv. waarschuwingen uitgebracht worden over de verslechtering van de situatie (Rosenthal e.a., 2001). Een feitenrelaas geeft daarin een duidelijke weergave van welke gebeurtenissen er zich afgespeeld hebben die hebben geleid tot een escalatie van de situatie. Het onderzoek beschrijft alle belangrijke feiten die een rol spelen bij de ontwikkeling van de aardbevingscrisis in Groningen (Zomer en Rijpma, 2008, p. 52-54). Actoren en kenmerken Binnen de context van een crisis spelen actoren uiteraard een rol. Zonder betrokkenen was er geen crisis ontstaan. Belangrijk is om deze betrokkenen in kaart te brengen en te achterhalen welke belangen zij aanhangen met betrekking tot deze aardbevingscrisis. Belangen van betrokkenen, rollen, doelen en visies die men uitdraagt zijn factoren die invloed hebben op de context van een crisis. De volgende vragen vormden hierbij de basis: Welke actoren zijn betrokken bij de aardbevingscrisis in Groningen? Welke belangen hangen zij zich aan binnen deze crisis? Welke rollen vervullen zij? Welke doelen en visies worden er uitgedragen? (Helsloot, Martens en Scholtens, 2011, p. 27-37). Sociale media Binnen het onderzoek is er op het gebied van sociale media gezocht naar de factoren: berichtgeving, interacties tussen betrokkenen, interpretaties van berichten en er wordt onderzocht wat de sterktes, zwaktes, bedreigingen en kansen zijn van het gebruik van sociale media tijdens een crisis. Onderstaande factoren hebben bijgedragen aan het inzichtelijk maken van de rol en de invloed van sociale media tijdens de aardbevingscrisis in Groningen. Berichtgeving, interacties en interpretaties Deze factoren zijn onderzocht door middel van de volgende vragen: welke partijen zijn actief met sociale media? Hoe wordt sociale media gebruikt tijdens de aardbevingscrisis in Groningen? Wat willen gebruikers bereiken met de berichten? Wat zijn de effecten van de berichten? (Veldhuis, 2012, p.10). Sociale media is er niet alleen om berichten te zenden, maar ook om een interactie tussen personen te bewerkstelligen. Onder interacties wordt verstaan de wijze waarop gebruikers van sociale media tijdens de crisis in Groningen met elkaar communiceren. Vragen als: welke verbanden worden er gelegd? Welke groepen (mensen) hebben veel interacties met elkaar? Wat zijn de uitkomsten van deze interacties en welk effect hebben de interacties op het daadwerkelijk handelen tijdens de crisis? (Brouwer et al., 2012, p. 28-31) Het interpreteren van berichten via de sociale media is een interessante factor. De sfeer op sociale media kan sterk worden bepaald door interpretaties die gedaan worden op berichten. De volgende vragen zijn bepalend voor deze factor: vinden er door gebruik van sociale media veel misvattingen plaats in berichtgevingen? Wat zijn effecten van verkeerde interpretaties, wat voor invloed hebben interpretaties op de beleving van de crisis in Groningen? (Veldhuis, 2012, p.12) Pagina | 16 SWOT-analyse Op basis van de bovenstaande uitkomsten is het gebruik van sociale media ondervonden aan een sterkte-zwakte analyse (SWOT-analyse). Daarbij zijn de sterktes, zwaktes, bedreigingen en kansen, afgeleid van de berichtgeving, interacties en interpretaties, die naar voren zijn gekomen door gebruik van sociale media tijdens de aardbevingscrisis in Groningen. Deze analyse is door middel van een schematische weergave uitgewerkt. (Brouwer, 2012, p. 47-49) Crisismanagement Het onderzoek richt zich binnen het crisismanagement op de kenmerken van een crisis, de strategie die bestuurders hanteren en de patronen die terug te vinden zijn in crisismanagement. Kenmerken Crises komen in veel verschillende vormen voor. Echter, het zijn altijd dezelfde kenmerken die opvallen wanneer er zich een crisis voordoet. De volgende factoren zijn kenmerkend bij een crisis en zullen altijd te herkennen zijn: - Schade: leidt de situatie tot schade? - Escalatie: komt de situatie tot een escalatie? - Informatie: is er een hoge mate van onzekerheid en gebrek aan informatie? - Tijd: vraagt de situatie tot snel handelen, is er sprake van weinig tijd, stress? - Media: is er media-aandacht, speelt media een grote rol? (Knegtel, 2007) Strategie De strategie is bepalend voor crisismanagement. De schakels van de veiligheidsketen zijn gebruikt om te onderzoeken welke strategie er toegepast is binnen het crisismanagement tijdens de crisis in Groningen. In het hoofdstuk ‘De ketenbenadering’ van het ‘Basisboek Integrale Veiligheid’ heeft Janneke Liebregts een uitwerking gegeven van de schakels. De onderstaande vragen die gesteld zijn, zijn afgeleid van deze schakels (Liebregts, 2008, p. 61): - Wat is er door bestuurders gedaan op het gebied van pro-actie? (Wegnemen van onveiligheden) - Welke maatregelen zijn er getroffen om vormen van onveiligheden weg te nemen of te stoppen? (Preventie) - Welke voorbereidingen zijn er getroffen om effectief op te treden als er zich een onveilige situatie voordoet? (Preparatie) - Welke handelingen en optreden is er toegepast en uitgevoerd tijdens de crisis? (Repressie) - Wat is er gedaan om te komen tot een terugkeer van een veilige situatie voor getroffenen van de aardbevingen? (Nazorg) Patronen Binnen de crisismanagement zijn volgens Rosenthal (1998) patronen te ontdekken die ongeacht de soort crisis terugkeren. Deze patronen hebben betrekking op de organisatie, informatie en communicatie en psychologische processen (Rosenthal e.a., 1998). Op basis van deze drie factoren is er gekeken naar het crisismanagement tijdens de aardbevingscrisis in Groningen. Pagina | 17 Met betrekking tot ‘organisatie’ zijn de volgende vragen gesteld: is er sprake van centralisatie van de besluitvorming tijdens de crisissituatie? Zijn er vormen van besluitvorming op decentraal niveau? Hoe wordt er omgegaan met formele en informele processen tijdens de crisis? Wat is de rol van adviseurs in de besluitvorming? Zijn er conflicten over taken en rollen binnen het crisismanagement? (Van Duin, 2008, p. 351-352) Op het gebied van ‘Informatie en communicatie’ zijn de volgende vragen gesteld: hoe is de informatievoorziening tijdens de crisis? Is er sprake van een toename of juist een tekort? Wat heeft dat voor gevolgen voor het besluitvormingsproces? Hoe wordt omgegaan met geruchten over een bepaalde situatie? Wat is de rol van sociale media binnen het crisismanagement? (Van Duin, 2008, p. 352-353) Onder ‘psychologische processen’ zijn de volgende vragen gesteld: is er sprake van stress tijdens de crisissituatie? Wat voor effect heeft dat op de besluitvorming? Wordt er selectief geluisterd naar informatie binnen de crisissituatie? Worden bijv. alle belangen gehoord door bestuurders? (Van Duin, 2008, p. 353) Crisiscommunicatie Onder het begrip ‘crisiscommunicatie’ zijn binnen het kader van het onderzoek de volgende factoren bekeken: communicatiestrategie, met daarbij de betekenisgeving van informatie, schadebeperking door het bieden van adviezen en informatieverstrekking aan betrokkenen. Daarnaast is er bekeken of de crisiscommunicatie effect heeft op de ontvanger. De betekenis van deze factoren en de onderdelen die horen bij het toetsen van de effectiviteit zijn in de begrippen definitie uitgewerkt. Communicatiestrategie Binnen de communicatiestrategie zijn de volgende vragen gesteld op basis van de drie eerder beschreven factoren: hoe snel wordt er gecommuniceerd over een ontstane situatie (aardbeving) en in hoeverre wordt er rekening gehouden met de gevoelens en vraag (betekenisgeving) van de getroffenen en de samenleving? Wordt communicatie gebruikt als middel om ontstane schade/gevolgen te beperken in de vorm van adviezen? Wordt communicatie gebruikt om algemene informatie te delen, verklaringen af te leggen, toelichtingen te geven over de crisissituatie? (Regtvoort en Siepel, 2009, p.141-144) Pagina | 18 Effectiviteit De effectiviteit van de toegepaste crisiscommunicatie is onderzocht aan de hand van de volgende aspecten die Regtvoort en Siepel (2009) hebben beschreven: - Openheid: worden feiten en bronnen van bepaalde overwegingen openlijk gedeeld? - Deskundigheid: worden er tijdens een crisissituatie voldoende deskundigheid/professionals betrokken? - Eerlijkheid: is eerlijkheid in de berichtgeving een belangrijk aspect? - Medegevoel: wordt er moeite gedaan om anderen (betrokkenen) te begrijpen? - Gedeelde betekenisgeving: staan belangen van betrokkenen en de samenleving centraal in de communicatie? (Regtvoort en Siepel, 2009, p. 145) Dilemma’s Binnen het kernbegrip ‘dilemma’s’ verstaan we in het kader van het onderzoek de belangen op verschillende thema’s van betrokken partijen, de politisering en de privatisering en de sociaalmaatschappelijke onzekerheid die grote dilemma’s meebrengt. Deze factoren zijn hieronder verder geconcretiseerd tot meetbare begrippen. Weging belangen Tijdens een crisis zijn er veel partijen die opkomen voor hun eigen belangen. Daaruit kunnen conflicten ontstaan die de crisis alleen maar verergeren. Om een crisis beheersbaar te houden moet er bemiddeld worden tussen partijen. In het onderzoek wordt gezocht naar dergelijke bemiddeling en afwegingen tussen belangen van partijen die betrokken zijn bij de aardbevingscrisis in Groningen. Daarbij zijn de volgende vragen gesteld: vindt er door bestuurders bemiddeling plaats tussen betrokken partijen? En op welke manier? Wat zijn de effecten van deze bemiddelingsacties? Worden belangen behartigd waar dat mogelijk is? Welke dilemma’s komen in de afweging naar voren? In het rapport ‘Lessen in crisisbeheersing’ naar aanleiding van het schietdrama in Alphen aan den Rijn worden kwesties beschreven waar er keuzes gemaakt worden in de belangen van partijen (Van Duin e.a, 2012, p. 75-80). Aan de hand van deze inzichten zijn antwoorden gezocht. Politisering versus privatisering Politisering laat zich zien in de slagkracht van overheidsinstanties. De rol van overheidsinstanties kan dermate de crisis doen oplaaien doordat er geen slagkracht bestaat. De crisis in Groningen duurt al tientallen jaren waarbij burgers de slagkracht van de overheid niet hebben ervaren. De kans wordt daardoor groter dat burgers zelf initiatieven gaan ondernemen om slagkrachtig op te treden. De vraag die hierbij onderzocht is: welke dilemma’s spelen een rol in de slagkracht van de overheid? Daarnaast is er binnen het onderzoek gekeken naar dilemma’s op het gebied van privatisering. De aardbevingen in Groningen zijn het gevolg van de gaswinning door de NAM. Aangezien de gaswinning enorme financiële opbrengsten genereert waren de volgende vragen belangrijk om te onderzoeken: heeft de NAM veel zeggenschap over de werkzaamheden en verantwoordelijkheden op het gebied van gaswinning en veiligheid en welke dilemma’s spelen een rol in die mogelijke machtsverhouding ten opzichte van de slagkracht van de overheid? (Regtvoort en Siepel, 2009, p. 37-38) Pagina | 19 Sociaal-maatschappelijke onzekerheid Een groot dilemma in deze problematiek is, hoe de overheid en de betrokken partijen in de gaswinning het vertrouwen weer kunnen herstellen in een situatie waarin de overheid zich bevindt tussen economische en veiligheidsbelangen. De sociaal-maatschappelijke onzekerheid onder de samenleving is na de aardbeving in 2012 bij Huizinge alleen maar toegenomen. De volgende vragen hebben geleid tot antwoorden die de complexiteit van het vertrouwensherstel en onzekerheid laten zien: welke onzekerheden spelen een rol? Hoe ziet de spagaat eruit waarin de overheid zich bevindt? Wat is de juiste manier om met sociale media aandacht om te gaan? Op welke zaken leg je de focus? (van Duin & Wijkhuis, 2014). Lessen voor crisismanagement en crisiscommunicatie Rampen en crises zijn uitermate geschikt om lering uit te trekken voor toekomstige crises (Van Duin, 1992). Op basis van de uitkomsten van de begrippen kunnen er verschillende conclusies geformuleerd worden die bij kunnen dragen aan nieuwe ervaringen, kennis en handelingsalternatieven voor bestuurders in tijden van een crisissituatie. Daarbij ligt de focus op lessen die geleerd kunnen worden uit de dilemma’s op bestuurlijk en communicatief niveau. De volgende vragen zijn daarbij geformuleerd: welke nieuwe inzichten kunnen er gehaald worden uit de dilemma’s op het gebied van crisismanagement en crisiscommunicatie? Welke handelingsalternatieven kunnen er geformuleerd worden op basis van de ervaring en opgedane kennis die bestuurders en andere professionals hebben ondervonden tijdens de aardbevingscrisis in Groningen? (Van Duin e.a, 2012) 1.5 ONDERZOEKSOPZET In dit hoofdstuk is er een verantwoording gegeven van het onderzoekstype dat past bij dit onderzoek. Vervolgens is er ingegaan op de verantwoording van de onderzoeksmethode en analysekader. 1.5.1 ONDERZOEKSTYPE Praktijkgericht Dit onderzoek is een praktijkgericht onderzoek waarbij gezocht is naar verklaringen en nieuwe inzichten op het gebied van crisismanagement en crisiscommunicatie. Het context-perspectief waarin de crisis zich afspeelt is van wezenlijk belang om het probleem te begrijpen. Daarnaast zijn er dilemma’s waar bestuurders mee te maken krijgen om een effectieve en goede crisismanagement en crisiscommunicatie te bewerkstelligen. De uitkomsten van het onderzoek leveren nieuwe kennis en handelingsalternatieven op voor betrokken partijen. Het onderzoek is opgebouwd op basis van de werkcyclus horende bij praktijkgericht onderzoek (Verhoeven, 2008, p. 36): 1. Probleemanalyse 2. Onderzoeksontwerp 3. Dataverzameling 4. Data-analyse 5. Rapportage Pagina | 20 Kwalitatief onderzoek Het onderzoek is voornamelijk gericht op kwalitatieve (inhoudelijke) informatie. Daarmee zijn nieuwe inzichten en kennis gezocht die een verklaring geven van een probleem. Echter, het is voorgekomen dat een bepaald element in een onderzoeksvraag een andere benadering vroeg. Dan is er een mix ontstaan tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Het ligt dus aan de te onderzoeken elementen welke gewenste type hierbij werd gevraagd. Het onderzoek is een gevalsstudie aangezien de aardbevingen in Noordoost Groningen de aanleiding vormen om op een scenariodenkende wijze de focus te leggen op de stad Groningen en te kijken naar welke gevolgen en handelswijzen er ontstaan zijn en gaan ontstaan naarmate de aardbevingen steeds meer de stad Groningen gaan raken. De gevalsstudie wordt gezien als een kwalitatief onderzoekstype. Hierbij zijn verschillende methoden van dataverzameling gecombineerd. Hier vallen onder: open interviews, observatie, documentstudie en groepsinterviews. (Verhoeven, 2008, p. 132133) Verklarend onderzoek Bij dit onderzoek is er gezocht naar verklaringen van het probleem. Met name de beschrijving van de context en zoeken naar dilemma’s binnen de crisismanagement en crisiscommunicatie zijn onderwerpen die vragen om een verklaring. Samenhang tussen bepaalde factoren hebben gezorgd voor inzichten binnen de context van de crisis. Verschillende theorieën uit de literatuur fungeerden als toetsing voor de daadwerkelijke situatie. 1.5.2 ONDERZOEKSMETHODE EN ANALYSEKADER De verschillende onderzoeksmethoden helpen tot het verkrijgen van de juiste informatie voor de beantwoording van de (centrale) onderzoeksvraag. Onderstaand zijn de onderzoeksmethoden uitgewerkt. De onderzoeksmethoden zijn afgeleid van de verschillende onderzoekstypen die Verhoeven (2008) beschreven heeft in haar boek ‘Wat is onderzoek?’ (Verhoeven, 2008, p. 101-130). Analyse van bestaand materiaal Bestaand materiaal kan zeer nuttig zijn om te hergebruiken om andere vragen te beantwoorden. Aangezien er veel materiaal bestaat over de aardbevingscrisis in Groningen heeft deze methode veel informatie opgeleverd om nieuwe inzichten te kunnen toetsen. Bestaande literatuur levert ook kennis op over gedragingen en effecten die actoren bewerkstelligen door het gebruik van sociale media en is er duidelijkheid gegeven over hoe de crisis zich heeft ontwikkeld de afgelopen jaren. Door bestaand materiaal goed te analyseren zijn er dilemma’s, problemen en kwesties naar voren gekomen die eerder hebben afgespeeld in de loop van de crisis en waaruit lering getrokken is. TNO rapporten, evaluatierapporten, analyse rapporten van adviesbureaus, wetenschappelijke literatuur, onderzoeken, documentaires en nieuwsberichten vormen de bronnen waaruit informatie gehaald is. Inhoudsanalyse Deze methode is bedoeld om de verdieping in te gaan en verbanden te leggen tussen factoren die nog niet eerder zijn gelegd. Dit levert eveneens nieuwe inzichten op. Gezocht is naar verbanden tussen kenmerken en invloed en achterliggende gedachten voor het gebruik van sociale media Pagina | 21 tijdens een crisis. Door inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de crisis, zijn er door inhoudsanalyse verklaringen gevonden en verbanden gelegd die antwoord hebben gegeven op de escalatie van de crisis. Inhoudsanalyse is ook gebruikt om verbanden te zoeken tussen bepaalde dilemma’s waarmee bestuurders te maken hebben gehas tijdens een crisis. Deze zijn gebruikt om probleemoplossend te werk te gaan. TNO rapporten, evaluatierapporten, analyse rapporten van adviesbureaus, wetenschappelijke literatuur, onderzoeken, documentaires en nieuwsberichten vormen de bronnen waaruit informatie gehaald is. Literatuuronderzoek Literatuuronderzoek vormt de basis van het onderzoek en zorgt voor een brede verzameling van informatie over alle elementen die van belang zijn voor de beantwoording van de onderzoeksvragen. Literatuuronderzoek is voornamelijk gebruikt in de eerste fase van het onderzoek, waarbij er een verkenning van het onderwerp uitgevoerd is en er een richting bepaald is die het onderzoek in geslagen heeft. TNO rapporten, evaluatierapporten, analyse rapporten van adviesbureaus, wetenschappelijke literatuur, onderzoeken, documentaires en nieuwsberichten vormen de bronnen waaruit informatie gehaald is. Interview Interviews zijn nodig om meningen, kennis en ervaring te verkrijgen van betrokken partijen binnen de crisis. Deze subjectieve informatie wordt gebruikt voor nieuwe handelingsalternatieven in tijden van crisis. Interviews worden ook gebruikt om informatie te verzamelen over het gebruik van sociale media en het verkrijgen van inzichten op het gebied van besluitvorming, overwegingen, dilemma’s bij bestuurders die verantwoordelijk zijn voor crisismanagement en crisiscommunicatie. Dit levert meer kwalitatieve resultaten/conclusies op. Op voorhand was de planning om met de volgende personen interviews te houden: - Professional op het gebied van communicatie (communicatieadviseurs en/of gemeentelijke communicatiemedewerkers). - Expert op het gebied van sociale media (bijv. analist van de politie). - Verantwoordelijke voor bepaalde grootschalige acties via sociale media (actiegroep/burgers). - Verantwoordelijke externe veiligheid NAM. - (gemeentelijke) Bestuurder(s) van het getroffen gebied. - Onderzoekers die zich met deze crisis reeds bezighouden. Deze respondenten kunnen interessante kennis en inzichten geven vanuit verschillende invalshoeken over hoe men gehandeld heeft en de crisis beleefd hebben. Verantwoording uitvoering: Getracht is om in totaal 10 interviews/gesprekken te houden. Dit aantal is niet nodig gebleken aangezien na zeer nuttige contacten met de NAM, de Veiligheidsregio en de gemeente Groningen er voldoende informatie (samen met talrijke onderzoeken) vergaard was om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Op dat moment heb ik het ‘verzadigingspunt’ bereikt wat betreft het verzamelen van informatie en ben ik gaan schrijven. Wanneer ik vervolgens toch op Pagina | 22 onduidelijkheden stuitte, had ik telefonisch of mailcontact met desbetreffende partijen om mijn vragen te beantwoorden of extra informatie in de vorm van documenten toegestuurd te krijgen. Gevalsstudie Gevalsstudie is toegepast om ervaringen van de actoren op het gebied van sociale media gebruik te achterhalen. Daarnaast zijn relaties gezocht tussen groepen mensen die met dezelfde instelling gebruik maken van sociale media binnen de crisissituatie. Gevalsstudie draagt ook bij aan het achterhalen van de ervaringen die opgedaan zijn door bestuurders over het managen van een crisissituatie. De focus is gelegd op de instelling en ervaring van bestuurders en professionals op het gebied van crisismanagement en crisiscommunicatie binnen de aardbevingscrisis in Groningen. Hierbij is specifiek de stad Groningen onder de loep genomen omdat aardbevingen ook steeds vaker voorkomen of te voelen zijn in de stad zelf. Monitoring Door toepassing van monitoring is er inzicht verkregen in de ontwikkeling die verklaard waarom er een crisissituatie is ontstaan in Groningen. Daarbij zijn verschillende bestaande onderzoeken/bestaande resultaten vergeleken met de huidige situatie. Die vergelijking heeft overeenkomsten of verschillen laten zien die een beeld geven in hoeverre een situatie is veranderd. Aangezien de aardbevingscrisis in Groningen al jaren speelt en er veel materiaal bestaat over deze crisis is monitoring een goede methode om deze ontwikkeling in kaart te brengen. TNO rapporten, evaluatierapporten, analyse rapporten van adviesbureaus, wetenschappelijke literatuur, onderzoeken, documentaires en nieuwsberichten vormen de bronnen waaruit informatie gehaald is. Verwerking van de gegevens en persoonsgegevens De gegevens/informatie die door de verschillende onderzoeksmethoden verzameld zijn, zijn over het algemeen verwerkt in verslaglegging of aparte uitwerking waarin de, voor het onderzoek relevante, bevindingen beschreven staan. Uitkomsten van deskresearch methoden (analyse van bestaand materiaal, inhoudsanalyse en literatuuronderzoek) zijn per onderwerp of thema gerangschikt en daaruit zijn de belangrijkste bevindingen en resultaten uitvergroot en uitgewerkt. Deze uitwerking is voor de beantwoording van de deelvragen hierdoor makkelijk toepasbaar geweest. De uitkomsten van de interviews, gevalsstudies en monitoring zijn gecategoriseerd op basis van een onderwerp of thema. Bij het toepassen van de onderzoeksmethoden zijn in ieder geval de volgende regels nageleefd: - Het gebruik van persoonsgegevens wordt in ieder geval met instemming van de betreffende persoon afgestemd en gevraagd voor goedkeuring van gebruik. - Persoonsgegevens worden zo min mogelijk gebruikt of vermeld. Daarbij is spaarzaamheid en voorzichtigheid geboden. - Persoonsgegevens zullen niet openbaar gemaakt worden of gepubliceerd. De gegevens zullen in een afgesloten map bewaard worden dan wel zo snel mogelijk worden geanonimiseerd. - In het eindrapport van het onderzoek worden geen persoonsgegevens vermeld, in de plaats daarvan functies. Pagina | 23 2. ONDERZOEKSRESULTATEN 2.1 INLEIDING De resultaten die in de komende hoofdstukken uiteengezet worden, vormen de antwoorden op de deelvragen en de centrale vraag. In het eerste hoofdstuk wordt de context beschreven waarin de crisis in Groningen zich afspeelt. Daarnaast wordt er bekeken wat de invloed van die context is op de crisissituatie. De context wordt doormiddel van verschillende factoren gevormd te weten: situatie van plaats en tijd, feitenrelaas, actoren en de kenmerken. Het tweede hoofdstuk gaat in op de rol en invloed van sociale media. Door de berichtgeving, interacties en interpretaties te belichten en daarnaast een SWOT-analyse (sterktes, zwaktes, bedreigingen en kansen analyse) op te stellen, wordt er een gedegen analyse gemaakt van de toepassing van sociale media binnen de aardbevingscrisis in Groningen. De resultaten over de thema’s ‘crisismanagement’ en ‘crisiscommunicatie’ worden in het derde hoofdstuk uiteengezet. Onderwerpen over kenmerken, strategie en effectiviteit vormen de hoofdzaken van dit hoofdstuk en zullen geanalyseerd worden aan de hand van bestaande plannen en theorieën. Het vierde hoofdstuk gaat over de verschillende dilemma’s die een rol spelen in de crisis. Hierin worden belangen van allerlei betrokken partijen op het gebied van milieu, veiligheid, economie en juridische zaken besproken. De sociaal-maatschappelijke onzekerheid die een grote rol speelt in deze crisis vormt belangrijke dilemma’s als het gaat om vertrouwensherstel en geloofwaardigheid in de relatie tussen betrokken partijen. Het laatste hoofdstuk gaat over de lessen en handelingsalternatieven voor bestuurders die opgedaan kunnen worden uit de aardbevingscrisis in Groningen. Vanuit verschillende kennisbronnen worden er op communicatief en bestuurlijk niveau geleerde lessen en inzichten uiteengezet. Op basis van de onderzoeksresultaten worden conclusies en aanbevelingen beschreven aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek, literatuur en eigen inzichten. Pagina | 24 2.2 CONTEXTUELE SITUATIE Crises zijn contingent. Dat betekent dat het ontstaan en de ontwikkeling van een crisis wordt bepaald door context en toeval. Het hangt van verschillende contextuele zaken af of en in hoeverre een bepaalde situatie een crisis wordt. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag waaruit de context bestaat bij de aardbevingsproblematiek in Groningen. Er wordt inzichtelijk gemaakt hoe de situatie zich schetst, welke feitelijke gebeurtenissen er tot op heden zijn geweest, welke actoren betrokken zijn en hoe zij zich kenmerken. 2.2.1 SITUATIE: PLAATS EN TIJD Het Groningse gasveld Gedurende tien jaar zijn er in de provincie Groningen al negen aardbevingen gemeten die een zwaarte hadden van 3.0 of meer op de schaal van Richter. Gaswinning in het Groningse gasveld (het Slochteren veld) is de oorzaak van deze aardbevingen. Het aantal aardbevingen neemt met de jaren steeds meer toe. 39 in 2010, 78 in 2011 en 93 in 2012. Het jaar 2013 telde maar liefst 119 aardbevingen. (SodM, 2014a) Aardbevingen zijn het gevolg van bewegingen langs een breuk in de ondergrond. Omdat er gas uit de bodem wordt gehaald ontstaat er een verandering in bodemdruk. De plaats van het gewonnen gas wordt samengeperst door de ondergrond. Dit veroorzaakt spanningsverschillen langs de breuklijn in de ondergrond. Dit proces vertaald zich in een geleidelijke bodemdaling en/of een aardbeving. Hoe meer er gas gewonnen wordt, hoe vaker en in zwaardere vormen aardbevingen ontstaan. Midden in het Groningse gasveld is de spanning tussen de breuklijnen in de ondergrond het grootst, daarom bevinden zich daar ook de meeste en zwaardere aardbevingen. (SodM, 2014a) Figuur 2 laat het Groningse gasveld zien waarbij ook goed te zien is waar de meeste en zwaardere aardbevingen voorkomen. De afbeelding geeft een beeld van de aardbevingen met een kracht van 2 t/m 3.5 en hoger op de schaal van Richter die voorkwamen tussen 2010 en 2015. Pagina | 25 Figuur 2: Groningse gasveld (bron: NAMplatform.nl, op 21-04-2015) Omdat het gas op een diepte van twee tot drie kilometer gewonnen wordt, heb je ook te maken met aardbevingen die op deze diepte voorkomen. Dat is in verhouding met natuur gerelateerde aardbevingen, die voornamelijk op een diepte van tien kilometer voorkomen, erg ondiep. Daarom kan een lichte aardbeving al snel voelbaar zijn en gemakkelijk schade aanrichten aan woningen. Schade als gevolg van aardbevingen De aardbevingen zijn vanaf 2010 in frequentie en zwaarte toegenomen. Dit heeft ook geleid tot een groei in schade aan woningen en gebouwen. Vanaf 2012 kan er doormiddel van een schadeformulier een melding gemaakt worden bij de NAM wanneer men schade heeft als gevolg van een aardbeving. Vanaf 5 januari 2015 is de schadeafhandeling overgedragen aan het Centrum Veilig Wonen (hierna: CVW). Figuur 3 laat o.a. zien hoeveel schademeldingen er vanaf 2012 zijn binnengekomen bij de NAM. Pagina | 26 Figuur 3: schademeldingen t.g.v. de aardbevingen. (bron: NAMplatform.nl, op 25-09-2015) 2.2.2 FEITENRELAAS De aardbeving op 16 augustus 2012 in Huizinge (Noord-Groningen, gemeente Loppersum) had een kracht van 3,6 op de schaal van Richter. Deze aardbeving wordt gezien als een omslagpunt waarin de aardbevingsproblematiek zich ontvouwde tot een serieus maatschappelijk veiligheidsprobleem. Aangezien het bekend was dat er aardbevingen voorkomen, was men voornamelijk verrast door de kracht van de aardbeving. Het was de zwaarste beving die tot dan toe gemeten was. Deze beving zorgde er voor dat Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM), een rijksinspectiedienst die valt onder verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken, nader onderzoek deed naar de aardbevingen in Groningen. (Van Duin en Wijkhuis, 2014, p. 60) Al vanaf het jaar 1991 komen aardbevingen voor in Groningen. Tot 2013 zijn er meer dan 585 aardbevingen gemeten. De aardbevingen zijn gedurende de laatste tien jaar in aantal maar ook in zwaarte toegenomen. Figuur 4 laat het aantal aardbevingen in de periode 1986 tot en met 2013 zien. Opvallend is dat er voor het jaar 2003 geen aardbevingen voorkwamen die zwaarder waren dan 3.0 op de schaal van Richter. Na 2003 zijn er negen aardbevingen geregistreerd die een kracht van 3.0 of zwaarder lieten zien. (SodM, 2014b) Pagina | 27 Figuur 4: Aantal aardbevingen in Groningen en de magnitudes daarvan in de periode 1986-2013. (Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid, op 22-04-2015) De hoeveelheid en de kracht van de aardbevingen nemen toe en we kunnen er vanuit gaan dat dit samenhangt met de toename van de gasproductie (KNMI, 2013). Er is altijd uitgegaan van een maximale bevingssterkte van 3,9 op de schaal van Richter. Echter, in het onderzoek van het SodM wordt verklaard ‘dat met voortzetting van de gasproductie in de komende jaren een verdere stijging van de vrijkomende energie zal zijn en dat dit tot uiting zal komen in toename van het aantal aardbevingen en een toename van het aantal zwaardere aardbevingen’ (Inspecteur-generaal der Mijnen, 2013). Het SodM maakt vijf maanden na de aardbeving in Huizinge, op 16 januari 2013, de onderzoeksresultaten openbaar. Uit die onderzoeksresultaten wordt verklaard dat de gaswinning ‘zo snel mogelijk en zo veel als mogelijk en realistisch is, terug te brengen’ (SodM, 2014b). ‘Vanwege de urgentie van het probleem en vanuit het oogpunt van veiligheid voor de inwoners van de provincie Groningen’, zo stelt het SodM (SodM, 2014b). De Tweede Kamer wordt door minister Kamp van Economische Zaken op 25 januari 2013 geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek die het SodM heeft uitgevoerd. De minister wilt vervolgens meer onderzoek doen om zoveel mogelijk informatie te verkrijgen om tot weloverwogen maatregelen te kunnen komen (Kamp, 2013a). Begin februari kondigt minister Kamp (2013) elf onderzoeken aan: vier onderzoeken zijn gericht op ‘schade beperken en in kaart brengen schade door eventueel grotere bevingen’; twee onderzoeken worden ingesteld naar ‘mogelijkheid tot het beperken van het aantal en de sterkte van bevingen’; drie onderzoeken gaan over ‘mogelijke consequenties van de productiebeperking’, en er wordt overig onderzoek uitgevoerd naar ‘de Pagina | 28 mogelijke waardedaling van huizen’ en tot slot ‘hoe de onafhankelijkheid van schadebepaling en afhandeling beter verankerd kan worden’ (Kamp, 2013b). De NAM wordt gevraagd op 1 december 2013 een aangepast winningsplan aan te leveren. In het gewijzigde winningsplan moet worden opgenomen welke maatregelen er getroffen worden om het aantal zwaardere aardbevingen en de schadelijke effecten van die bevingen te verkleinen en te beheersen (SodM, 2014a). Naar aanleiding van de onderzoeken en de wijzigingen in het winningsplan van de NAM is er in januari 2014 overgegaan tot drie maatregelen die in de brief van minister Kamp (2014) aan de Tweede Kamer uiteengezet zijn en hieronder geciteerd worden: 1. ‘Een gerichte vermindering van de gaswinning ten behoeve van de veiligheid’. Hierbij wordt de gaswinning in en rond de gemeente Loppersum in de periode 2014 t/m 2016 gereduceerd tot 3 miljard m3 per jaar, en de totale productie wordt teruggebracht tot 42,5, 42,5 en 40 miljard m3 gedurende de jaren 2014, 2015 en 2016 (Kamp, 2014a); 2. ‘Een grootschalige preventieve versterking van woningen, gebouwen en infrastructuur en adequate schadeafhandeling’; 3. ‘Verbetering van het economisch perspectief van de regio, door bedrijvigheid te stimuleren’. (Kamp, 2014a) Bij dit besluit is een notitie van het SodM opgesteld waar inzicht wordt gegeven op het aardbevingsrisico wanneer er sprake is van voortzetting van de gaswinning. Het SodM verklaart in die notitie dat het veiligheidsrisico op mogelijke slachtoffers te vergelijken is met het landelijke groepsrisico in geval van overstromingen. Deze risico’s worden hoog aangeschreven door het SodM. Met name huizen die al erg oud zijn (gebouwd voor 1920) en waarvan de bakstenen niet goed verstevigd zijn, vormen een groot risico om gedeeltelijk of in zijn geheel in te storten bij een aardbeving. Bewoners van deze oude en zwakke woningen hebben te maken met hogere risico’s dan die in de internationale bouwcodenormen voor natuurlijke aardbevingen gelden. (SodM, 2014b) De Tweede Kamer wordt op 17 januari 2014 door minister Kamp geïnformeerd over het kabinetsbesluit. Dit besluit presenteert hij ook in Groningen. De inhoud van het besluit is dat tot 2018 de gaswinning verlaagd wordt en bijna 1,2 miljard euro vrij wordt gehouden voor het versterken van gebouwen, woningen en infrastructuur en daarnaast ook om de leefbaarheid te verbeteren van het gebied. Ook wordt er geld gestoken in de lokale economie. (Kamp, 2014a) Maart 2014 wordt het ontwerp-instemmingsbesluit samen met het winningsplan van de NAM dat gewijzigd is, bij de Provincie Groningen en de betrokken gemeenten (Eemsmond, Loppersum en Slochteren) aangereikt. Het definitieve besluit over het gewijzigde winningsplan voor het Groningenveld zou naar verwacht medio augustus 2014 verschijnen. (Staatscourant, 2014) De NAM heeft vanaf het jaar 2012 tot juni 2014 ongeveer 19.600 meldingen van schade binnengekregen. De NAM had al een bedrag van 750 miljoen voor herstel en preventie van schade, en nog 100 miljoen voor preventieve maatregelen beschikbaar gesteld. Hier bovenop houd de NAM nog 15 miljoen euro beschikbaar voor ‘schrijnende gevallen’ (Kamp, 2014b). Met ‘schrijnende gevallen’ worden situaties bedoeld die zowel materiele schade als psychische schade tot gevolg hebben van de aardbevingen. Op 15 april 2014 is voor deze groep een Pagina | 29 onafhankelijke commissie in werking gesteld voor de beoordeling van deze gevallen en die wel of niet recht hebben op steun vanuit dat fonds (NOS, 2013). Wanneer men klachten heeft over het afwikkelen van de schade kan men daarvoor aankloppen bij de ombudsman gaswinning Groningen. Vanaf 5 januari 2015 zit de NAM in een transitie met het CVW. Het CVW neemt de volledige coördinatie over op het gebied van schadeherstel, bouwkundig versterken en het verduurzamen van gebouwen en huizen (NAMplatform, 2015). Hierdoor kan de NAM zich weer meer richten op de werkzaamheden die binnen de eigen competenties vallen. De NAM zegt hier zelf het volgende over: ‘De eerste stap is gezet met het Centrum Veilig Wonen. Een partij op afstand van de NAM die beter moet zijn in het omgaan met bewoners, daarin beter begeleiden en adequater moet zijn. Allemaal competenties die wij als gaswinningsbedrijf niet hebben’. Dit is gezegd in de context van schadeherstel, bouwkundig versterken en het verduurzamen van huizen en gebouwen. Op 18 februari 2015 publiceert de Onderzoeksraad voor Veiligheid haar onderzoeksrapport over de aardbevingsrisico’s in Groningen. Daarin wordt geconcludeerd dat er tot 2013 met het winnen van het gas geen rekening is gehouden met de veiligheid van de inwoners van Groningen die te maken hebben met de aardbevingen. De bij de gaswinning betrokken partijen beoordeelden meer vanuit een schaderisico dan vanuit een veiligheidsrisico. In de context van schaderisico werd de manier van handelen bepaald en uitgevoerd. Het veiligheidsrisico was in hun ogen miniem. De gaswinning stond op de eerste plaats. In het onderzoek zijn ook aanbevelingen beschreven waaraan betrokken partijen kunnen werken om vooral de relatie met de inwoners van Groningen de komende tijd te herstellen. (OvV, 2015a) Pagina | 30 2.2.3 ACTOREN EN KENMERKEN Er zijn heel wat actoren betrokken bij de aardbevingsproblematiek in Groningen. Van al die actoren is er een aantal veelvuldig in het nieuws gekomen die een aanzienlijke rol spelen in deze problematiek en die voor het onderzoek interessant zijn. Er wordt beschreven hoe die rol vervuld wordt binnen de problematiek. De nu volgende actoren en rollen zijn uiteengezet aan de hand van de bevindingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015), uit het onderzoeksrapport: ‘Aardbevingsrisico’s in Groningen’ (OvV, 2015b; OvV, 2015c). Figuur 5 laat zien welke partijen (publiek en privaat) betrokken zijn bij de gaswinningsproblematiek in Groningen en op welke wijze ze verbonden zijn met elkaar. Figuur 5: betrokken partijen binnen de gaswinningsproblematiek (Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid, op 0105-2015) Pagina | 31 Ministerie van Economische Zaken Het ministerie van Economische Zaken (hierna: EZ) is bevoegd om gezag te houden over de gaswinning. Namens de overheid is het ministerie als enige partij betrokken bij de gaswinning. Het ministerie zet zich voor meerdere belangen in, veiligheid is daar één van. De rol van het ministerie omtrent de gaswinning in Groningen is aan de ene kant aandeelhouder en aan de andere kant als beleidsmaker. Overige ministeries spelen geen rol. De OvV vindt dat het ministerie van EZ te weinig oog had voor de veiligheid. Dat kwam doordat er meer aandacht was voor de gebruiken en belangen van de partijen die betrokken zijn bij de gaswinning. De verantwoordelijkheid op het gebied van veiligheid werd voornamelijk aan de NAM en andere kennispartijen over gelaten. Echter, mag je verwachten dat de overheid hier een significante rol en verantwoordelijkheid inneemt. Aangezien de NAM het recht heeft op het winnen van gas, kan de minister op dit vlak alleen maatregelen treffen als een rechter instemt met een onderbouwde argumentatie. Verder is de dekking op het gebied van communicatie vanuit het ministerie niet voldoende geweest. Er is voornamelijk gecommuniceerd over beleidsmatige zaken en is er onvoldoende gecommuniceerd over de onrust en onveilige gevoelens. Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) De Nederlandse Aardolie Maatschappij is de partij die verantwoordelijk is voor de gaswinning in Groningen. De NAM is als enige partij wettelijk verantwoordelijk voor de veiligheid van de winning en productie van gas. De OvV vindt dat de NAM te weinig heeft gedaan om zorg te dragen aan het vergaren van kennis over de mogelijke consequenties van de gaswinning. De NAM heeft onvoldoende fundamenteel onderzoek gedaan naar de diepe ondergrond en de ondergrondse mechanismen. Op communicatief vlak had de NAM een erg zakelijke manier van communiceren met inwoners en gaf het geruststellende informatie over wat er verwacht kon worden aan aardbevingskrachten en eventuele schade. De NAM gaf onvoldoende informatie over de mate van onzekerheden en complexiteit van de problematiek. Verder had de NAM geen aandacht voor gevoelens van onveiligheid en ongerustheid bij de inwoners. De zakelijke manier van communiceren maakte juist dat deze gevoelens sterker werden. Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) SodM heeft als rol toezicht te houden op de werkzaamheden rond de gaswinning en controleert of de voorgeschreven wetten nageleefd worden. Daarnaast heeft SodM een adviserende rol naar de minister van EZ over de gaswinning. Echter, SodM heeft geen mandaat om tegen de besluiten van de minister in te gaan, dus is de minister niet verplicht het advies op te volgen. De OvV vindt dat SodM voor een lange periode niet heeft gefunctioneerd als een onafhankelijk en kritische organisatie. Men heeft zich teveel en te lang aangepast aan de overeenstemmingen en afspraken tussen betrokken partijen in de gaswinning. Verder heeft SodM niets gedaan aan de wijze waarop het ministerie van EZ omging met de aardbevingsrisico’s die door gaswinning veroorzaakt worden. Pagina | 32 Lokale en regionale overheden (Provincie, gemeenten en veiligheidsregio) Met de besluitvorming over exploitatie van het Groningenveld spelen de provincie Groningen en de gemeenten en veiligheidsregio geen formele rol. Echter, zij hebben wel aandacht gevraagd voor de aardbevingen in het gebied en de bodemdaling die daarbij horen. In geval van een ramp of een aardbeving door de gaswinning zullen gemeenten en veiligheidsregio een rol gaan spelen in de crisisorganisatie en beheersing. Zij zijn verantwoordelijk voor het bepalen van het aardbevingsrisico, het uitwerken van scenario’s en zorgen voor een goede voorbereiding van operationele eenheden. De OvV vindt dat lokale overheden zich onvoldoende ingezet hebben om van enige betekenis te zijn in de gaswinning. Lokale overheden hadden voor de zware aardbeving in 2012 voornamelijk twijfels over de schade en de afhandeling van schade. Pas na die zware beving kwam het besef van de onzekerheid van veiligheid en ging men zich daar op richten. Onderzoek (KNMI, TNO, TU Delft, Universiteit Utrecht) De rol van de verschillende kennispartijen is het adviseren van de NAM en de minister van EZ over de gaswinning. Zij doen dit op basis van wetenschappelijk onderzoek. De verschillende kennispartijen adviseren onder andere NAM en de minister van EZ over de gaswinning en leveren hier wetenschappelijke onderbouwing voor aan. De OvV vindt dat er te lang is gedacht dat er voldoende bekend was over het aardbevingsrisico. De onzekerheden over de inschatting van het risico zijn niet verder onderzocht of weggenomen. Zij hebben hun eigen standpunten en conclusies te weinig heroverwogen. Pas in 2013 is er een integraal en onafhankelijk onderzoeksprogramma opgestart die onderzoek deed naar de aardbevingsproblematiek veroorzaakt door gaswinning. Lokale belanghebbenden (Bedrijven, burgers, actiegroepen en verenigingen: Groningers in opstand, Schokkend Groningen, Vereniging Groninger Bodem Beweging Vereniging Groninger Dorpen) Het ongenoegen van inwoners is gedurende de gaswinning enorm gegroeid. Het toppunt werd bereikt na de aardbeving in 2012 bij Huizinge. De inwoners van Groningen werden ongerust en voelden zich onveilig. Door het rapport van SodM, waarin beschreven staat dat er sprake is van een hoog risico, hebben burgers en lokale partijen ingezien dat zij al die jaren misleid zijn door de NAM en de overheid. De OvV vindt dat er weinig aandacht was voor de onrust en gevoel van onveiligheid bij inwoners vanuit de NAM, ministerie van EZ en SodM. Burgers konden zich moeilijk inleven in de complexiteit van het probleem aangezien zij over weinig informatie beschikte en geen goed beeld kregen van de situatie. Communicatie naar burgers was onvoldoende of niet doeltreffend. Dialoogtafel Begin 2014 is de Dialoogtafel opgericht naar aanleiding van het advies van de Commissie Duurzame Toekomst Noordoost Groningen (Commissie Meijer) die in opdracht van de provincie Groningen onderzoek deed naar verbetering van het perspectief van het gaswinningsgebied (Dialoogtafel Groningen, 2015). De Dialoogtafel is een plek waar verschillende partijen samen komen om belangen en invalshoeken te bespreken en waar mogelijk af te stemmen op elkaar. Die afstemming vindt plaats op basis van onder meer kennis en informatie-uitwisseling en onderzoeken die gezamenlijk geformuleerd zijn. De Tafel geeft hierdoor adviezen uit aan de minister en/of NAM die breed gedragen worden, en ziet toe op de uitvoering van afspraken (Commissie Duurzame Toekomst Pagina | 33 Noordoost Groningen, 2013). De Dialoogtafel is op deze manier het punt waar veel ontwikkelingen starten, waar lijnen worden uitgezet en waarin de Dialoogtafel gefaciliteerd wordt door overheden en de NAM. De verantwoordelijkheid over de regie is voor een belangrijk deel aan het gebied zelf. (Van Geel en Wallage, 2014) Het doel van de Dialoogtafel is lokale bestuurders, bedrijven en bewoners de ruimte te geven om zich te kunnen betrekken bij planontwikkeling en besluitvorming. Dit draagt bij aan het terugwinnen van het vertrouwen in de NAM en het Rijk. (van Geel en Wallage, 2014) Onderstaande tabel (figuur 6) geeft een overzichtelijk beeld van de actoren en de bijhorende kenmerken in relatie tot de aardbevingsproblematiek in Groningen. Bepaalde actoren zijn samengevoegd onder één noemer vanwege de over het algemeen gedeelde kenmerken (belangen/rollen en doelen). Daarnaast wordt er, indien van toepassing, per actor/noemer kort beschreven wat de bevindingen zijn over de rol en invulling vanuit het onderzoeksrapport van de OvV. Pagina | 34 Actor: Belang/rol: Doel: Bevinding OvV: Ministerie van Economische Zaken - Bevoegd gezag gaswinning. - Aandeelhouder. - Beleidsmaker. - Waarborging veiligheid. - Tekortkoming aandacht voor veiligheid. - Teveel aandacht voor belangen en gebruiken van betrokken partijen gaswinning. - Tekortkoming in het nemen van verantwoordelijkheid. Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) - Gaswinning Groningen. - Wettelijk verantwoordelijk voor veiligheid van winning en productie van gas. - Maximale opbrengst en winst uit gaswinning. - Voorziening van gas continueren. - Gebruik van Groningse bodem, zowel optimaal als strategisch. - Meer draagvlak creëren voor gaswinning door verder uitvoeren van regelingen en afspraken met inwoners. - Perspectief bieden voor de regio. - Kleiner wordende rol voor NAM (schade-afhandeling). - Tekortkoming vergaren van kennis over consequenties gaswinning. - Onvoldoende fundamenteel onderzoek naar diepe ondergrond en ondergrondse mechanismen - Communicatie op zakelijk niveau. - Onvoldoende informatie-uitwisseling over onzekerheden en complexiteit problematiek. - Tekortkoming aandacht voor gevoelens van onveiligheid en ongerustheid bij inwoners. Staatstoezicht op de Mijnen - Toezicht houden op de werkzaamheden gaswinning. - Controle naleving van voorgeschreven wetten. - Vrijblijvend advies uitbrengen voor de minister van EZ over de gaswinning. - Onderzoek. - Beheersen van bodembeweging en de gevolgen daarvan (schade). - Rechtsbescherming van partijen die schade oplopen door bodembeweging. - Zorg en nazorg door overheid van de gestelde doelstellingen. (SodM, 20122016) - Geen onafhankelijke en kritische houding. - Men heeft zich teveel en te lang aangepast aan de overeenstemmingen en afspraken tussen betrokken partijen in de gaswinning. - Geen actie ondernomen tegen de wijze waarop het ministerie van EZ omging met de aardbevingsrisico’s die door gaswinning veroorzaakt worden. Pagina | 35 Lokale en regionale overheden: - Provincie - Gemeenten - Veiligheidsregio - Geen formele rol in besluitvorming over exploitatie van het Groningenveld. - Aandacht vragen voor de aardbevingen in het gebied en de bodemdaling. - Communicatie over risico’s. - Crisisorganisatie en beheersing. - Zorg voor openbare orde en veiligheid. - Goede bepaling van het aardbevingsrisico. - Uitgewerkte scenario’s. - Goede voorbereiding van operationele eenheden. - Onvoldoende inzet om van enige betekenis te zijn in de gaswinning. - Voornamelijk twijfels over de schade en de afhandeling van schade vóór de zware aardbeving in 2012. - Pas na die zware beving kwam het besef van de onzekerheid van veiligheid en ging men zich daar op richten. Onderzoek: - KNMI - TNO - TU Delft - Universiteit Utrecht - Adviseren van de NAM en de minister van EZ over de gaswinning. - Wetenschappelijke onderzoek. - Kennisontwikkeling op basis van wetenschappelijke inzichten en resultaten. - Te lang is gedacht dat er voldoende bekend was over het aardbevingsrisico. - De onzekerheden over de inschatting van het risico zijn niet verder onderzocht of weggenomen. - Eigen standpunten en conclusies te weinig heroverwogen. - Pas in 2013 is er een integraal en onafhankelijk onderzoeksprogramma opgestart die onderzoek doet naar de aardbevingsproblematiek veroorzaakt door gaswinning. Lokale belanghebbenden: - Bedrijven - Burgers - Veiligheid. - Vergoeding van schade. - Bewustwording van de problematiek. - Invloed uitoefenen op besluitvorming. - Rechtvaardigheid. - Leefbaarheid. - Erkenning. - Compensatie vermindering woningwaarde. - Schadeherstel. - Weinig aandacht voor de onrust en gevoel van onveiligheid bij inwoners vanuit de NAM, ministerie van EZ en SodM. - Burgers konden zich moeilijk inleven in de complexiteit van het probleem aangezien zij over weinig informatie beschikte en geen goed beeld kregen van de situatie. - Actiegroepen en verenigingen: - Groningers in opstand Pagina | 36 - Schokkend Groningen - Vereniging Groninger Bodem Beweging - Vereniging Groninger Dorpen - Regionaal en landelijke publiciteit over de gaswinning en de gevolgen. - Verbondenheid gedupeerden. Dialoogtafel Groningen - Een plek waar verschillende partijen samen komen om belangen en invalshoeken te bespreken en waar afstemming mogelijk is. - Afstemming op basis van o.a. kennis en informatieuitwisseling en gezamenlijk geformuleerde onderzoeken. - Breed gedragen adviezen aan de minister en/of NAM. - Ziet toe op de uitvoering van afspraken. - Communicatie naar burgers was onvoldoende of niet doeltreffend. - Lokale bestuurders, bedrijven en bewoners de ruimte geven om zich te kunnen betrekken bij planontwikkeling en besluitvorming. Dit draagt bij aan het terugwinnen van het vertrouwen in de NAM en het Rijk. - Momenteel zijn er nog geen officiële onderzoeken of evaluaties opgesteld over het functioneren van de Dialoogtafel. Echter, er zijn al wel geluiden en notities gemaakt vanuit partijen. o.a. Vereniging Groninger Dorpen heeft een brief opgesteld met daarin een aantal kritiek/verbeterpunten voor de Dialoogtafel (Groninger Dorpen, 2014). - De Rijksuniversiteit van Groningen doet een evaluatie naar het functioneren van de Dialoogtafel (Rijksuniversiteit Groningen, 2015). Figuur 6: tabel met actoren en kenmerken. Onderstaande overige actoren zijn ook betrokken bij de aardbevingsproblematiek, maar minder van waarde binnen de kaders van het onderzoek: - Centrum Veilig Wonen - Het waterschap Noorderzijlvest - De (landelijke) Technische Commissie Bodembeweging - Ontwikkeling woningmarkt (NVM) - De Commissie bodemdaling Groningen - Media (Lokaal: RTV Noord / Dagblad van het Noorden. Landelijk: NOS) Pagina | 37 2.2.4 DEELCONCLUSIES 1. Tot 2013 is met het winnen van het gas geen rekening gehouden met de veiligheid van de inwoners van Groningen die te maken hebben met de aardbevingen. De bij de gaswinning betrokken partijen beoordeelden meer vanuit een schaderisico dan vanuit een veiligheidsrisico. Dat veiligheidsrisico was in hun ogen miniem. De gaswinning stond op de eerste plaats. 2. De partijen die betrokken zijn bij de gaswinning werkten voor 2013 vanuit een context dat schaderisico, als gevolg van gaswinning, als uitgangspunt had en paste hun werkwijze daar op aan. Daarmee is tot op zekere hoogte te verklaren dat men in mindere mate rekening hield met veiligheidsrisico’s voor inwoners. 3. De onderzoeksuitkomsten van SodM hebben een verandering in denkwijze teweeggebracht bij burgers en betrokken partijen in de gaswinning. De gaswinning bracht niet alleen een schaderisico met zich mee, maar ook een veiligheidsrisico. 4. Burgers konden zich moeilijk inleven in de complexiteit van het probleem aangezien zij over weinig informatie beschikte en geen goed beeld kregen van de situatie. Communicatie naar burgers was onvoldoende of niet doeltreffend waardoor het vertrouwen verdween in de partijen die betrokken zijn bij de gaswinning. Pagina | 38 2.3 TOEPASSING SOCIALE MEDIA In dit hoofdstuk staat het gebruik van sociale media centraal. De voor- en nadelen van het gebruik van sociale media worden inzichtelijk gemaakt door middel van een SWOT-analyse (sterkte- zwakte analyse). Vervolgens worden er aspecten uit de SWOT-analyse naast de aardbevingsproblematiek in Groningen gelegd om zodoende de rol en invloed van sociale media te verklaren. Sociale media zijn onlosmakelijk verbonden met berichtgeving, daarom worden vanuit verschillende invalshoeken bekeken hoe de berichtgeving in geval van een crisis er uit ziet en hoe partijen daarmee interacteren. 2.3.1 SWOT-ANALYSE Aan het gebruik van sociale media hangen verschillende voor- en nadelen. Uit deze voor- en nadelen kunnen nuttige lessen gehaald worden om toe te passen in crisismanagement en crisiscommunicatie. Op de volgende pagina’s laten figuur 7 en 8 een overzichtelijk beeld en uitwerking zien van de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van het gebruik van sociale media. Deze analyse en de invulling van de cellen zijn gemaakt op basis van de principes die horen bij de SWOT-analyse en zijn afgeleid van een onderzoek van TNO: ‘Hallo?! Over crisiscommunicatie en zelfredzaamheid van burgers’ (Brouwer et al., 2012, p. 47-49). Pagina | 39 Figuur 7: SWOT-analyse sociale media. TNO: ‘Hallo?! Over crisiscommunicatie en zelfredzaamheid van burgers’ (Brouwer et al., 2012, p. 47-49). Pagina | 40 Sterktes 1. Altijd, overal: sociale media zijn onafhankelijk van plaats en tijd. Daarom enorm toegankelijk. 2. Lage drempel: sociale media (internet) zijn tegenwoordig voor iedereen makkelijk te bereiken en gebruiksvriendelijk. 3. Snelheid: de snelheid van berichten zenden en ontvangen is door ontwikkeling enorm gegroeid. Berichten in ‘de Cloud’ kunnen met grote groepen tegelijk gedeeld worden. 4. Direct: communicatie met individuen en groepen kan direct en zonder barrières. Zwaktes 1. Intensiteit: geen beperking in tijd en ruimte in combinatie met de snelheid waarmee informatie binnenkomt kan leiden tot stress en inefficiënt functioneren. Kansen Bedreigingen 1. Bereik: door sociale media kan je iedereen en op een directe manier bereiken over de hele wereld. 1. Miscommunicatie: sociale media kunnen zorgen voor misvattingen in de communicatie. Dit kan zorgen voor onnauwkeurigheid, het vergroten van een probleem, gebrek aan nuance en onjuiste conclusies. 2. Barrière: sociale media (internet) zijn 2. Eenheid: individuen kunnen 2. Digitale kloof: de snelle voor bijna iedereen toegankelijk. Echter, zich gaan bundelen om effectiever ontwikkeling van ICT kan leiden tot er bestaat nog een groep die internet niet en efficiënter te opereren. een vergroting van de digitale kloof kan bereiken door gebrek aan hardware Hierdoor kan men zelfs macht tussen ontwikkelde en minder of beperkingen in de vorm van bijv. een uitoefenen op overheden en ontwikkelde landen. handicap. besluitvorming beïnvloeden. 3. Snelle veranderingen: sociale media 3. Betrokkenheid: samenwerking 3. Chaos: sociale media zijn minder ontwikkelen en veranderen in een snel is makkelijker geworden in het te beheersen en te controleren dan tempo. Vaak te snel om er grip op te beleidsproces. Deze vorm van de traditionele manier van krijgen en er beleid op te maken. communiceren is interessant voor communiceren. Over het algemeen organisaties en individuen. verloopt communiceren via sociale media chaotisch en onvoorspelbaar. 4. Overload: sociale media zijn als 4. Invloed: mensen kunnen hun 4. Gebrek aan controle: de overheid aanjager verantwoordelijk voor de kennis en mening makkelijker heeft weinig controle over intensiteit van geproduceerde informatie. kenbaar maken en delen. Een berichtgeving en organiserende groep heeft invloed om verkeerde groepen via sociale media. informatie te corrigeren. Onderschatting over de gevolgen van het plaatsen van een bericht komt vaak voor. Pagina | 41 5. Transparant: informatie is eenvoudiger te verkrijgen, waardoor er transparantie ontstaat. 5. Transparantie: activiteiten en data zijn gekoppeld aan een profiel. Daarmee is het lastiger om data te verwijderen. 5. Waardeketens: sociale media bieden kans aan innovaties op verschillende gebieden. 6. Rijk en divers: communiceren is op verschillende manieren mogelijk (beeld, spraak, geluid, berichten, gebaren). 6. Decentralisatie: iedereen heeft de mogelijkheid om te communiceren, hierdoor wordt de invloed van traditionele communicatie kleiner. 7. Dialoog: een dialoog aangaan met iemand is door sociale media gemakkelijker en laagdrempelig. Meerdere dialogen tegelijk is ook mogelijk. 7. Onvolwassenheid: de middelen om sociale media te gebruiken zijn nog steeds niet optimaal. Ook beleid is nog steeds niet voldoende aangepast aan sociale media. 6. Versterken: individuen worden versterkt in hun communicatie via sociale media. Daarom is het ook een sterk middel in de risico- en crisiscommunicatie. Sociale media bieden de mogelijkheid om je stem kracht bij te zetten met het bundelen van krachten. 7. Verandering: organisaties en individuen kunnen zichzelf onderscheiden door nieuwe mogelijkheden te gebruiken met sociale media. 8. Persoonlijk: informatie delen kan ook op een persoonlijke manier. 8. Onbekende waarde: de waarde van sociale media is lastig te bepalen en blijft dus onzeker. De waarde van verschillende individuele elementen kan wel bepaald worden. 8. Waarde creëren: waarde voor iedereen creëren door middel van dialoog over ideeën en informatie. 5. Misbruik: misbruik van informatie van anderen via sociale media kan ernstige gevolgen hebben en schending van de privacy. De kans is groot dat dit vaker zal voorkomen. 6. Sociobesitas: sociale media kunnen leiden tot een dwang om constant online te zijn. Dit kan ten koste gaan van gezondheid en efficiëntie. 7. Web 2.0 bubbel: niets is zeker als het gaat om sociale media. Het is daarom ook moeilijk te bepalen of een Facebook of Twitter over een aantal jaar nog steeds ‘Trending’ zijn. de vraag is of men daarin durft te blijven investeren. 8. Invloed: invloed (onjuiste informatie) vanuit organisaties en individuen op anderen kan schadelijke gevolgen hebben voor derden. Figuur 8: uitwerking SWOT-analyse sociale media. TNO: ‘Hallo?! Over crisiscommunicatie en zelfredzaamheid van burgers’ (Brouwer et al., 2012, p. 47-49). Pagina | 42 2.3.2 DE ROL EN INVLOED VAN SOCIALE MEDIA Sociale media maken deel uit van onze samenleving. Ook in tijden van crisis worden sociale media gebruikt om te communiceren met elkaar. Het is interessant om te bekijken wat de rol en invloed is van sociale media bij een crisis. De eerder gemaakte SWOT-analyse over sociale media wordt in deze paragraaf verder geconcretiseerd, toegepast en gekoppeld aan de aardbevingsproblematiek in Groningen. De meest gebruikte sociale media bij de aardbevingsproblematiek zijn: Facebook, Twitter en Youtube. Facebook Facebook leent zich voornamelijk voor het vormen van online ‘community ‘s’ om informatie, standpunten en meningen te vormen, te delen, en om activiteiten te plannen en te organiseren. Actiegroepen, verenigingen en stichtingen maken veelvuldig gebruik van dit medium. Sommige groepen zijn zelfs door middel van Facebook opgericht. Belangengroepen gebruiken dit medium, omdat je snel een hele grote groep mensen kan bereiken die dezelfde belangen hebben en je hierdoor een sterker geluid kan uitbrengen. Inmiddels is er al een aantal acties en activiteiten georganiseerd en uitgevoerd via Facebook. Twitter Twitter wordt voornamelijk gebruikt voor individuele berichtgeving die kort en bondig geformuleerd is. Twitter is daarmee een medium dat razendsnel veelzijdige informatie kan uitwisselen. Twitter is ook het medium dat het meest gebruikt wordt als er zich daadwerkelijk een aardbeving voordoet, omdat de berichtgeving kort en snel uitgebracht kan worden. Burgers gebruiken Twitter om snel een boodschap te versturen. Dit kan een melding zijn van een aardbeving, maar ook een bericht met alleen een link naar een informatiepagina. In geval van een aardbeving zijn het burgers die het snelst (juiste/onjuiste) berichten verspreiden. Voor overheden en hulpdiensten is het van belang om, in geval van een aardbeving, snel en duidelijk daarover te communiceren en onjuistheden te corrigeren. Twitter is hiervoor het juiste middel. Daarnaast is er een hulpmiddel ontwikkeld, genaamd ‘Twitcident’, dat sociale media monitort op berichtgeving over een aardbeving die geweest is. Het doel van dit systeem is om aardbevingen sneller te constateren en er een beeld bij te kunnen vormen (Veiligheidsregio Groningen, 2014a). Hulpdiensten maken al succesvol gebruik van dit hulpmiddel. In een interview met de NAM wordt er het volgende hierover gezegd: ‘Wij gebruiken het vanuit onze ‘Emergency Respons’. Dus als er heel veel wordt getwitterd in deze regio met ‘#aardbeving’, dan krijg je automatisch een berichtje. Wij krijgen eerder via Twitcident een melding dan via de veiligheidsdiensten. Eigenlijk moet je het wel zien in een totaalpakket. Je hebt ook je eigen meetgegevens. Maar het werkt wel super goed’. De veiligheidsregio zegt dat er met Twitcident ‘zo’n twintig aardbevingen op deze manier heel snel gedetecteerd zijn en dus het aantal tweets representatief is’. Pagina | 43 Youtube Youtube is een middel om berichtgeving kracht bij te zetten door het plaatsen van beeldmateriaal die gelinkt kan worden aan een bericht op Facebook of Twitter. Vaak zeggen beelden genoeg om een standpunt duidelijk te maken. Youtube wordt door alle partijen gebruikt om zich in beeld uit te kunnen drukken en een duidelijkere boodschap te verspreiden. Dit wordt gebruikt in de vorm van voorlichting, oproepen, campagnes, televisiefragmenten, documentaires, waarschuwingen en bewustwording. De volgende factoren zijn uit de SWOT-analyse gehaald omdat deze specifiek van toepassing zijn op de sociale media die een rol spelen en invloed hebben bij de aardbevingsproblematiek in Groningen. Deze resultaten geven partijen kennis voor het bepalen van de handelswijze en berichtgeving via sociale media. Sterktes: 1. Direct: communicatie met individuen en groepen kan direct en zonder barrières. 2. Transparant: informatie is eenvoudiger te verkrijgen, waardoor er transparantie ontstaat. 3. Rijk en divers: communiceren is op verschillende manieren mogelijk (beeld, spraak, geluid, berichten, gebaren). 4. Dialoog: een dialoog aangaan met iemand is door sociale media gemakkelijker en laagdrempelig. Meerdere dialogen tegelijk is ook mogelijk. Zwaktes: 1. Snelle veranderingen: sociale media ontwikkeld en veranderd in een snel tempo. Vaak te snel om grip op te krijgen en beleid op te maken. 2. Overload: sociale media zijn als aanjager verantwoordelijk voor de intensiteit van geproduceerde informatie. 3. Decentralisatie: iedereen heeft de mogelijkheid om te communiceren, hierdoor wordt de invloed van traditionele communicatie kleiner. 4. Onvolwassenheid: de middelen om sociale media te gebruiken zijn nog steeds niet optimaal en er kunnen problemen voorkomen. Ook beleid is nog steeds niet voldoende aangepast aan sociale media. Kansen: 1. Bereik: door sociale media kan je iedereen en op een directe manier bereiken over de hele wereld. 2. Eenheid: individuen kunnen zich gaan bundelen om effectiever en efficiënter te opereren. Hierdoor kan men zelfs macht uitoefenen op overheden en besluitvorming beïnvloeden. 3. Betrokkenheid: samenwerking is makkelijker geworden in het beleidsproces. Deze vorm van communiceren is interessant voor organisaties en individuen. 4. Invloed: mensen kunnen hun kennis en mening makkelijker kenbaar maken en delen. Een groep heeft invloed om verkeerde informatie te corrigeren. 5. Versterken: individuen worden versterkt in hun communicatie via sociale media. Daarom is het ook een sterk middel in de risico- en crisiscommunicatie. Sociale media biedt de mogelijkheid om je stem kracht bij te zetten met het bundelen van krachten. Pagina | 44 Bedreigingen: 1. Miscommunicatie: sociale media kan zorgen voor misvattingen in de communicatie. Dit kan zorgen voor onnauwkeurigheid, vergroten van een probleem, gebrek aan nuance, onjuiste conclusies stellen. 2. Chaos: sociale media is minder te beheersen en te controleren dan de traditionele manier van communiceren. Over het algemeen verloopt communiceren via sociale media chaotisch en onvoorspelbaar. 3. Gebrek aan controle: de overheid heeft weinig controle over berichtgeving en organiserende groepen via sociale media. Onderschatting over de gevolgen van het plaatsen van een bericht komt vaak voor. 4. Invloed: invloed (onjuiste informatie) vanuit organisaties en individuen op anderen kan schadelijke gevolgen hebben voor derden. 2.3.3 BERICHTGEVING Met name burgers zijn gevoelig voor de soorten berichtgeving vanuit de media, vaak vanwege gebrek aan kennis en informatie. Volgens internationaal onderzoek heeft media-aandacht een aanzienlijke kracht om gevoelens van angst en onzekerheid over aardbevingen te beïnvloeden (Paton, et al, 2005). Deze signalen van angst en onzekerheid zijn ook terug te lezen in één van de reacties van panelleden afkomstig uit een onderzoek van het Sociaal Planbureau Groningen (2014) over de ervaringen van burgers met betrekking tot de aardbevingen in Groningen: ‘Door de berichtgeving in de media vraag ik mij af of ik me misschien meer zorgen over aardbevingen moet maken dan ik doe’ (Sociaal Planbureau Groningen, 2014). Interactie Sociale media is er niet alleen om berichten te zenden, maar ook om een interactie tussen personen te bewerkstelligen. Onder interacties wordt verstaan de wijze waarop gebruikers van sociale media tijdens de crisis in Groningen met elkaar communiceren (Brouwer et al., 2012, p. 28-31). Aangezien de problematiek in Groningen al tientallen jaren duurt is het over een lange periode lastig vast te stellen welke effecten er te meten zijn over deze interacties en welke gevolgen dat heeft op de besluitvorming en handelswijze tijdens de crisis. Wat wel vast te stellen is, en dat beamen en ondervinden verschillende partijen ook, dat Facebook en Twitter zich voornamelijk lenen voor interacties tussen verschillende partijen en groepen. Er wordt volop gebruik gemaakt van de sterktes en kansen (zie SWOT-analyse sociale media) die sociale media te bieden heeft in het mogelijk maken van interactie tussen betrokkenen. Zo is er te zien dat actiegroepen zich via sociale media binden aan een andere groep die bij kunnen dragen aan het behartigen van de belangen. De actiegroep ‘Schokkend Groningen’ zoekt via sociale media interactie en samenwerking met partijen als ‘GroenLinks’ en ‘GroenFront’ om zo ook aandacht te krijgen binnen de landelijke politiek. Ook van en tussen partijen die betrokken zijn bij de gaswinning en de veiligheid (lees: de overheid, NAM, Veiligheidsregio en gemeenten) is er interactie via sociale media. Hulpdiensten informeren elkaar over aardbevingen en acties in de regio. Deze partijen zien sociale media ook als een kans om burgers te kunnen bereiken en te informeren over deze problematiek en vanuit de burger te horen Pagina | 45 welke zorgen en standpunten zij hebben. Het eerdergenoemde instrument ‘Twitcident’ is een goed voorbeeld dat laat zien hoe sociale media gebruikt worden om interactie en samenwerking tussen betrokken partijen en burgers mogelijk te maken. Interpretatie Naast interactie is de manier van opvatting (oftewel, interpretatie) van berichten via de sociale media een interessante factor. De sfeer op sociale media kan sterk worden bepaald door interpretaties die gedaan worden op berichten (Veldhuis, 2012, p.12). De ‘bedreigingen’ die sociale media met zich meebrengen (zie SWOT-analyse) kan terug gevonden worden in de manier van interpretatie van berichtgeving via dit medium over de problematiek in Groningen. Uit het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over ‘Aardbevingsrisico’s in Groningen’ (2015) blijkt dat de berichtgeving vanuit betrokken partijen bij de gaswinning een erg zakelijke insteek had (OvV, 2015c). Deze manier van communiceren bracht meer verwarring dan geruststelling. Burgers begonnen zaken vanuit hun eigen kaders te interpreteren, omdat er geen duidelijkheid geschapen werd in de berichtgeving en er niet goed geluisterd werd naar burgers. Een voorbeeld die de NAM schetst over hoe sociale media invloed hebben op het interpreteren van zaken die door de media worden gepubliceerd, is een publicatie in de krant of via sociale media die gaat over het slopen van zes woningen met als titel: ‘daar gaat de bulldozer van de NAM weer’. Maar dit bericht kan leiden tot scheve gezichten en zorgen voor een verkeerde interpretatie van de gebeurtenis aangezien niet het hele verhaal en de achtergrond beschreven wordt over bijv. afspraken die gemaakt zijn met bewoners en nieuwbouw dat bestand is tegen aardbevingen. De NAM is zich bewust van het feit dat het beeld van het slopen van een woning krachtiger is dan een tegengeluid over nieuwbouw. De invloed van sociale media worden hierbij erg benut, dan wel als aanjagend beschouwd in het voeden van de problematiek. 2.3.4 DEELCONCLUSIES 1. Aan het gebruik van sociale media hangen verschillende voor- en nadelen. Uit deze voor- en nadelen kunnen nuttige lessen gehaald worden om toe te passen in crisismanagement en crisiscommunicatie. Aan de hand van een SWOT-analyse zijn de belangrijkste sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen beschreven die toegepast kunnen worden bij het gebruik van sociale media bij de aardbevingsproblematiek in Groningen: - Sterktes: directheid in communiceren, transparantie, communicatie is rijk en divers en verschillende dialogen zijn mogelijk. - Zwaktes: weinig grip door snelle veranderingen, productie van overmatige informatie, decentralisatie, gebruik van sociale media is nog niet optimaal en beleid nog onvoldoende aangepast. - Kansen: bereik is grenzeloos, bundelen van krachten: ‘Community ’s’, nieuwe dimensie aan samenwerking, kenbaar maken en delen van kennis en verkeerde informatie te corrigeren, versterken van een boodschap. - Bedreigingen: miscommunicatie/vatting, communiceren verloopt chaotisch en onvoorspelbaar, berichtgeving en organiserende groepen zijn moeilijk te controleren, Pagina | 46 onderschatting over de (schadelijke/negatieve) invloed en gevolgen van berichten of informatie. 2. De belangrijkste gebruikte vormen van sociale media bij de aardbevingsproblematiek zijn, Facebook, Twitter en Youtube: - Facebook: Facebook leent zich voornamelijk voor het vormen van online ‘community ‘s’ om informatie, standpunten en meningen te vormen, te delen, en om activiteiten te plannen en te organiseren. - Twitter: Twitter wordt voornamelijk gebruikt voor individuele berichtgeving die kort en bondig geformuleerd zijn. Twitter is daarmee een medium dat razendsnel veelzijdige informatie kan uitwisselen. - Youtube: Youtube is een middel om berichtgeving kracht bij te zetten door het plaatsen van beeldmateriaal die gelinkt kan worden aan een bericht op Facebook of Twitter. 3. Met name burgers zijn gevoelig voor de soorten berichtgeving van de media, vaak vanwege gebrek aan kennis en informatie. Volgens internationaal onderzoek heeft media-aandacht een aanzienlijke kracht om gevoelens van angst en onzekerheid over aardbevingen te beïnvloeden. 4. Facebook en Twitter lenen zich voornamelijk voor interacties tussen verschillende partijen en groepen. Er wordt volop gebruik gemaakt van de ‘sterktes’ en ‘kansen’ (zie SWOT-analyse sociale media) die sociale media te bieden heeft in het mogelijk maken van interactie tussen betrokkenen. Individuen sluiten zich aan bij een groep die staat voor bepaalde belangen en standpunten en groepen zoeken samenwerking met partijen die actief zijn op andere expertise gebieden om zo meer invloed en betekenis uit te dragen. Hulpdiensten en betrokken organisaties bij de gaswinning gebruiken sociale media om interactie te hebben op het gebied van kennisuitwisseling. 5. De ‘bedreigingen’ die sociale media met zich meebrengen (zie SWOT-analyse) kan terug gevonden worden in de manier van interpretatie van berichtgeving over de problematiek in Groningen. Een onduidelijke of zakelijke manier van communiceren kan ertoe leiden dat er een verkeerde interpretatie ontstaat van de daadwerkelijke bedoeling van een boodschap. Het is zaak om je berichtgeving zodanig af te stemmen op de doelgroep om zodoende het juiste resultaat te behalen. Sociale media kunnen een storende factor zijn in het overbrengen van een boodschap en kan de wijze van interpretatie beïnvloeden. Pagina | 47 2.4 CRISISMANAGEMENT EN CRISISCOMMUNICATIE Crisismanagement en crisiscommunicatie zijn twee middelen die bepalend zijn in een crisis. De inhoud en implementatie is aangepast op de soort crisis en de context waarin de crisis zich afspeelt. Aangezien de huidige problematiek in Groningen de afgelopen tientallen jaren zich heeft kunnen ontwikkelen tot een aanzienlijk veiligheidsrisico, kan men spreken over een ‘sluimerende crisis’. Sluimerende crises zie je met name in de bedrijfswereld, waarbij bedrijven gedurende een aantal jaren steeds minder omzet hebben en zo langzaam aan (soms onopgemerkt) in een crisis terechtkomen. Robert Jan Blom (2009) stelt in zijn boek ‘Crisisproof’, dat een crisis ‘de laatste fase van een langdurig proces van teruggang is’ (Blom, 2009, p.29). Dit valt goed te spiegelen met de aardbevingsproblematiek in Groningen. Met deze voorkennis gaat dit hoofdstuk in op wat crisismanagement en crisiscommunicatie is, de belangrijkste kenmerken van een crisis, en welke strategie er gevraagd wordt op het gebied van crisismanagement en crisiscommunicatie. Tot slot wordt er gekeken naar de effectiviteit van crisiscommunicatie. Gezien de mate van complexiteit en omvang dat crisismanagement en crisiscommunicatie bezit, zal de uitwerking ervan zich beperken tot hoofdlijnen. 2.4.1 WAT IS CRISISMANAGEMENT EN CRISISCOMMUNICATIE Crisismanagement wordt op verschillende manieren gedefinieerd en ingevuld. Over het algemeen kan worden gesteld dat crisismanagement het geheel aan activiteiten, inspanningen en voorzieningen voorstelt om zodoende een organisatie voor te bereiden op crises, deze zo goed mogelijk te voorkomen en, bij het uitbreken van een crisis, de gevolgen ervan zo veel mogelijk te beheersen (Knegtel, 2007). De invulling van crisismanagement wordt gevangen in plannen en strategieën die afhankelijk zijn van het soort crisis en de middelen van een betrokken (hulpverlenings)organisatie. Crisiscommunicatie vormt een belangrijk onderdeel voor de beheersing van een crisis. Zorgen voor een goede crisiscommunicatie vraagt om het zenden van correcte, tijdige en begrijpelijke informatie tijdens en over een crisis, ramp of incident. Wanneer de samenleving ongerust is of zich onveilig voelt, dan moet daar goede communicatie tegenover staan om mensen gerust te stellen. Veiligheidsdiensten en overheid moeten continue bewust zijn van de gevoelens in de samenleving en de samenleving voorzien van gewenste informatie. Er moet als het ware van buiten naar binnen gedacht worden. De gevraagde informatie vanuit burgers moeten leidend zijn in de communicatieuitwisseling. (NCTV, 2015) De wijze waarop er communicatie plaatsvindt en ingezet wordt, is voor een groot deel in protocollen en plannen vastgesteld. Natuurlijk is vooraf niet geheel vast te stellen welke communicatie gewenst is in geval van een crisis, aangezien er een afhankelijkheid is van de reactie/vraag van de samenleving. Daarom is het gewenst snel in te kunnen spelen op een bepaalde situatie en moet men goed inleven in de gevoelens van de samenleving. Verder in het hoofdstuk worden crisismanagement en crisiscommunicatie nader verdiept en in het licht gehouden van de aardbevingsproblematiek in Groningen. Pagina | 48 2.4.2 KENMERKEN CRISIS Crises komen in allerlei verschillende vormen voor en zijn uniek en moeilijk te voorspellen. Ondanks deze factoren bestaan er een aantal gemeenschappelijke kenmerken die in elke crisis zijn te herkennen (Knegtel, 2007): Schade Schade is een onlosmakelijk gevolg van een crisis. Schade kan zich in een directe of indirecte vorm uiten. Schade aan gebouwen, inventaris en goederen behoren tot directe schade. Indirecte schade kan veelal voorkomen in de vorm van reputatie-, imago- en vertrouwens- schade (Knegtel, 2007). Zowel directe schade als indirecte schade zijn van toepassing in de aardbevingsproblematiek in Groningen. Aardbevingen als gevolg van gaswinning door de NAM veroorzaken schade aan huizen en gebouwen in Groningen. Door misstanden in de relatie tussen bij de gaswinning betrokken partijen en de inwoners van Groningen is er ook schade geleden als het gaat om vertrouwen, betrouwbaarheid, imago en reputatie. Escalatie Een crisis leidt tot snelle opeenvolgende gebeurtenissen en gevolgen die vragen om een directe aanpak. Vaak leiden genomen acties tot nog meer acties waardoor de situatie niet meer goed te beheersen valt en er een escalatie van de situatie voordoet dat buiten de structuren en handelsmogelijkheden van een organisatie vallen (Knegtel, 2007). In geval van de aardbevingsproblematiek was er pas na de zwaarste aardbeving, tot dusver gemeten in het jaar 2012 in Huizinge, sprake van een escalatie van de crisis. Informatie Binnen een crisissituatie is er sprake van onzekerheid en onwetendheid. Dat komt door ontbrekende, tegenstrijdige en onbetrouwbare informatievoorziening. Echter, kan ook een overvloed aan informatie zorgen voor het niet goed kunnen functioneren tijdens een crisissituatie. Om een crisis zo goed mogelijk te beheersen is het van belang om zo snel mogelijk inzicht te krijgen in de informatie die op dat moment beschikbaar is en wat de informatiebehoefte is. Om geruchten en speculaties zo veel mogelijk tegen te gaan is eenduidigheid en betrouwbaarheid in de informatievoorziening erg belangrijk (Knegtel, 2007). De commissie Meijer die in opdracht van de provincie Groningen onderzoek doet en advies geeft over de toekomst van het gaswinningsgebied zegt in haar rapport dat ‘de informatie over aardbevingsrisico’s nooit open en transparant met inwoners, ondernemers en lokale bestuurders is gedeeld. De relatie tussen aardbevingen en gaswinning was zelfs lange tijd onderwerp van discussie tussen de NAM en het gebied en de potentiële kracht van de aardbevingen werd door de NAM gerelativeerd’ (Commissie Duurzame Toekomst Noordoost Groningen, 2013). Hieraan kan je opmaken dat er fikse gebreken zijn in de informatievoorziening en dat de relatie tussen burgers en partijen die betrokken zijn bij de gaswinning niet optimaal was. Pagina | 49 Tijd Een crisissituatie brengt een hoge tijdsdruk met zich mee. Het is belangrijk dat er snel ingespeeld wordt op een crisissituatie en dat bepaalde keuzes snel gemaakt zijn. De mate van effectiviteit van bestrijding van de crisis zijn afhankelijk van de gemaakte keuzes in de eerste paar uren van een crisissituatie. (Knegtel, 2007) Aangezien de aardbevingsproblematiek in Groningen als een crisis met een ‘sluimerend verloop’ getypeerd kan worden, gaat het hier over keuzes die gemaakt zijn in de jaren voorafgaand aan de escalatie van de crisis in 2012. Eerdere beschreven uitkomsten over besluitvorming en communicatie met inwoners laten zien dat de kwaliteit en effectiviteit van de gemaakte keuzes door bij de gaswinning betrokken partijen niet succesvol zijn. Media (Sociale) Media spelen de laatste jaren steeds een meer grotere rol rond een crisissituatie. Media kunnen bepalend zijn in de mate waarin een organisatie schade lijdt door een crisis. Daarnaast heeft de media een aanzienlijke rol in de betekenisgeving van een crisis en is het vatbaar voor het verspreiden van geruchten en speculaties waardoor een crisis minder goed te beheersen valt. (Knegtel, 2007) Het is voor organisaties erg belangrijk om kennis op te doen over de kracht van (sociale) media en daarin ook kansen te zien om die kracht te gebruiken in de bestrijding van een crisis. Deze ontwikkeling zie je ook in Groningen. Gemeenten, veiligheidsdiensten, hulpverleningsdiensten en de NAM hebben sociale media omarmt en gebruiken het om sneller te kunnen anticiperen op gebeurtenissen die te maken hebben met de gaswinning en aardbevingen. De eerder beschreven tool ‘Twitcident’ is een goed voorbeeld dat het gevolg is van het gebruik van sociale media als nieuw instrument om een crisis beter te beheersen en te kunnen anticiperen op gebeurtenissen. 2.4.3 CRISISMANAGEMENT STRATEGIE Of de crisismanagement (en crisiscommunicatie) goed is of niet, is vooraf moeilijk te bepalen. Dit komt door de mate van afhankelijkheid van het soort crisis en de omvang daarvan. De kenmerken van een crisis, die in de vorige paragraaf zijn beschreven, vormen een leidraad waar crisismanagement op in moet spelen en waar maatregelen op genomen worden in de vorm van plannen en protocollen. Omtrent de aardbevingen in Groningen zijn er door de Veiligheidsregio Groningen en de NAM een aantal plannen geschreven die gezamenlijk in werking treden om zo goed mogelijk hulp te verlenen en dienstbaar te zijn in geval van een (zware) aardbeving. Deze plannen vormen de structuur en strategie voor de crisismanagement en tegelijk ook de crisiscommunicatie. Onderstaand een globale beschrijving van de plannen. Melding van een aardbeving kan vanuit verschillende bronnen komen, zoals externe partijen (gemeenten en bedrijven en burgers), de Veiligheidsregio Groningen/Drenthe/Friesland, de Meldkamer Noord-Nederland door het screenen van sociale media, de pers of het KNMI, zij registreren alle voorkomende aardbevingen in Nederland. Pagina | 50 NAM Aardbevingen Emergency Response Plan Het ´Emergency Response Plan´ van de NAM geeft richtlijnen hoe op een effectieve manier gereageerd kan worden op een aardbeving veroorzaakt door gaswinning, die passend zijn binnen het huidige ´Emergency Response en Crisis Management Structuur´. De mate van impact en de ernst van de gevolgen van een aardbeving valt vooraf moeilijk vast te stellen. De acties die genomen moeten worden zijn afhankelijk van het gebied, tijdstip, magnitude (kracht), versnellingen aan het oppervlak, mogelijke schade aan huizen, gebouwen en infrastructuur en persoonlijk letsel. De response op een aardbeving kent twee fasen: de acute fase en de afhandelingsfase. De acute fase is de tijd die direct na een aardbeving start. De focus ligt op korte termijn gevolgen van een aardbeving, zoals schade aan huizen, gebouwen en infrastructuur en daarbij de ontstane onveilige situatie en eventueel persoonlijk letsel. In deze fase is er ook aandacht voor overheden en media en de waarschijnlijke ontstane onrust en onzekerheid bij betrokkenen in het getroffen gebied. De afhandelingsfase is de fase die volgt wanneer de acute fase is doorlopen. Hierin worden schades geïnventariseerd, schade herstelt en waar nodig versterkingen aangebracht ter preventie. Aandacht voor gewonden die op de langere termijn (fysieke/psychologische) schade ondervinden aan een aardbeving valt hier ook onder. Eventuele reputatie/imago schade voor de NAM, als gevolg van een aardbeving, vraagt ook om response in deze fase. Voor een response op een aardbeving wordt er een keuze gemaakt tussen een Type 1 en Type 2 response. De keuze voor de type is afhankelijk van de ontstane situatie en kent passende acties. Type response: Type 1 Betekenis: Aardbeving met beperkte impact (magnitude rond 2.0), beperkte acties door de NAM Stappen: - Informeren van categorie A stakeholders (direct betrokkenen) - Uitvoeren type 1 acties - Aardbevingen en gevolgen analyseren en bepalen of type 2 response noodzakelijk is Type 2 Aardbevingen met impact op - Informeren van categorie A een groot aantal stakeholders en B stakeholders (alle (magnitude rond de 2.5) betrokkenen) - Uitvoeren type 1 en type 2 acties - Activeren van de response organisatie om materiele en immateriële schade af te handelen. Figuur 9: globale uitwerking van de types van response in geval van een aardbeving, gebaseerd op het ‘NAM Aardbevingen Emergency Response Plan’ (niet openbaar document). Pagina | 51 Een aardbeving kan voor de NAM zorgen voor reputatieschade. In dat geval wordt er ook het NAM Crisis Management Team opgezet. Incidentenbestrijdingsplan Aardbevingen Dit plan beschrijft de keuzes die gemaakt worden wanneer het gaat over de manier van optreden van samenwerkende hulpdiensten, hoe de alarmering en opschaling georganiseerd is en welke sturende maatregelen voor een incident getroffen kunnen worden. Op hoofdlijnen vindt er een beschrijving plaats die van maatregelen die de samenwerkende hulpdiensten willen nemen. De organisaties kunnen er op vertrouwen dat de reguliere werkwijze die beschreven staat in dit plan voor iedere organisatie afdoende is om processen na een aardbeving goed uit te voeren. (Veiligheidsregio Groningen, 2014a) Het incidentenbestrijdingsplan van de Veiligheidsregio Groningen (2014) beschrijft een aantal stappen die doorlopen worden tijdens een crisis. Deze stappen staan hieronder kort beschreven (Veiligheidsregio Groningen, 2014a): De eerste stap van het plan is het vaststellen van een scenario dat kan voor komen in geval van een aardbeving. De samenwerkende organisaties hebben gekozen voor een scenario met een aardbevingsmagnitude van 5.0. Hierop is het plan gebaseerd en zijn de vervolgstappen op aangepast. De tweede stap bestaat uit alarmering en opschaling. Melding van een aardbeving wordt via verschillende kanalen binnengebracht. Een recent alarmeringssysteem is ‘Twitcident’. Waarin alle hulpdienst bij betrokken en geïnformeerd worden over een aardbeving. Indien de situatie dusdanig in omvang verergerd wordt er opgeschaald naar een hoger GRIP (Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure) niveau. De derde stap is het organiseren en coördineren van hulpverlening in het getroffen gebied. Het Commando Plaats Incident (CoPI) is hiervoor verantwoordelijk en kan uitgebreid worden met een tweede CoPI als het gebied groter wordt. Het CoPI richt zich specifiek op: hulpverlening ter plaatse, verkenning van de situatie en gebiedsbeheer. De vierde stap behelst het herstellen van de situatie en het gebied zo goed mogelijk leefbaar te maken. Dit wordt bereikt met het herstellen en veilig maken van de vitale infrastructuur. Het Regionaal Operationeel Team (ROT) zorgt voor inventarisatie en herstel van mogelijke schade/uitval van voorzieningen en bepaald hoe lang dit duurt. In afstemming met verschillende organisaties worden maatregelen vastgesteld. Crisiscommunicatie vormt ook een onderdeel in het plan en zal na de opschaling van de GRIP gecoördineerd worden vanuit de taakorganisatie Communicatie. In de volgende paragraaf zal hier een nadere uitwerking van plaatsvinden. De laatste stap is de nafase en bevolkingszorg. In geval van een opgeschaalde situatie heeft de Algemeen Commandant Bevolkingszorg de coördinatie over de opstart van de nafase. Pagina | 52 Er wordt een projectgroep ingericht die zich inzet op vier taken: informatie en advies (frontoffice), coördineren van het herstel (backoffice), het faciliteren van onderzoek en communicatie. Regionaal Crisisplan Het Regionaal Crisisplan gaat, in tegenstelling tot het Incidentenbestrijdingsplan, meer in op de functiestructuur van de crisisorganisatie, de bijhorende bevoegdheden, verantwoordelijkheden en taken. Daarnaast beschrijft het afspraken die gaan over randvoorwaarden zoals alarmering, opschaling, leiding en informatievoorziening (Veiligheidsregio Groningen, 2015). Het Incidentenbestrijdingsplan is aanvullend op het Regionaal Crisisplan. Aan de hand van vijf schakels van de veiligheidsketen wordt er in figuur 10 beschreven en verklaard welke belangrijkste maatregelen de hulpdiensten en betrokken organisaties hebben genomen en uitgevoerd om het veiligheidsprobleem in Groningen aan te pakken. De schakels bestaan uit: proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg en zijn uitgewerkt op basis van de uitkomsten van het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015) over de ‘Aardbevingsrisico’s in Groningen’ (OvV, 2015c; Liebregts, 2008, p. 60-61). Schakels Doel Uitvoering Proactie Wegnemen van zaken die onveiligheid met zich meebrengt. Preventie Voorkomen of beperken van bestaande onveilige situaties. N.v.t. (gaswinning begon al in de jaren 80. Schadelijke gevolgen zoals aardbevingen waren destijds nog niet aan de orde). Periode tot het jaar 2012: - Betrokken partijen hielden rekening met lichte schade aan gebouwen door aardbevingen die ook werd gecompenseerd. - Mensen werden geïnformeerd d.m.v. informatieavonden en brochures. - Winningsplan. - Kennisontwikkeling over risico’s d.m.v. onderzoek - Uitbreiding seismologisch meetnetwerk. Periode na het jaar 2012: - Oproep tot het melden van schade bij de NAM. - Informatiebijeenkomsten door NAM georganiseerd. Pagina | 53 - Verschillende onderzoeken over de zware aardbeving in Huizinge. - Oprichting van de commissie Duurzame Toekomst NoordOost Groningen. - Wijzigingen winningsplan n.a.v. nieuwe inzichten over aardbevingen veroorzaakt door gaswinning. - Vermindering van de productie van gas. - Versterking van gebouwen en infrastructuur. - Aardbevingsbestendig bouwen. Preparatie Goede voorbereiding om op te treden bij onveilige situaties die ondanks de proactie en preventie optreden. - Oefening- en kennisontwikkeling hulpverleningsdiensten. - Twitcident. - Sociale media monitoring. - Alarmering en opschaling (nog niet gebeurd) Repressie Daadwerkelijk optreden van hulpdiensten om een calamiteit te bestrijden en schade te beperken. - NAM Aardbevingen Emergency Response Plan. - Incidentenbestrijdingsplan Aardbevingen. - Regionaal Crisisplan. Nazorg Creëren van een terugkeer naar de ‘normale situatie’. - Schadeherstel. - Akkoord verbetermaatregelen voor investering regionale economie en leefbaarheid. - Aardbevingsbestendig bouwen - Dialoogtafel. - Vermindering gasproductie. - Compensatie woningprijs. - Slachtofferhulp. Pagina | 54 - Evaluatie en verdere kennisontwikkeling d.m.v. onderzoek. Figuur 10: Vijf schakels van de veiligheidsketen over de aardbevingsproblematiek Groningen. In de jaren voor 2012 is er, door bij de gaswinning betrokken partijen, te weinig rekening gehouden met een veiligheidsrisico voor omgeving en samenleving. Deze strekking had het eindoordeel uit het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Wanneer de genomen maatregelen geplaatst worden in een veiligheidsketen valt op te maken dat er voor het jaar 2012 weinig tot geen acties ondernomen zijn op het gebied van ‘proactie’ en ‘preventie’ om het veiligheidsrisico aan te pakken. De besluitvorming ging voornamelijk over de gaswinning en een klein deel over schades die veroorzaakt konden worden door aardbevingen. Dit risico werd als acceptabel beschouwd. Na de zware aardbeving in 2012 was er sprake van een omslag en werden de aardbevingen niet meer alleen gezien als schaderisico maar ook als veiligheidsrisico en is er vervolgens een snelle groei ontstaan van maatregelen op het gebied van ‘preventie’, ‘preparatie’, ‘repressie’ en ‘nazorg’. 2.4.5 CRISISCOMMUNICATIE STRATEGIE De juiste strategie voor crisiscommunicatie is bepalend voor het succes ervan. Ook al zijn er verschillende type crises, de crisiscommunicatie moet in elk geval voldoen aan drie elementen: betekenisgeving, schadebeperking en informatievoorziening. Een juiste uitvoering van deze drie elementen zorgt voor het behartigen van de communicatiebehoeften van diegene die getroffen zijn door de crisis. (Regtvoort en Siepel, 2009, p. 141) Verder in deze paragraaf is te zien dat deze elementen ook in de problematiek in Groningen een rol spelen en verder gedefinieerd zijn op basis van een uitwerking uit het ‘Regionaal Crisis Plan’. Ook in het ‘Incidentenbestrijdingsplan Aardbevingen’ zijn deze elementen verwerkt en geformuleerd als doelstellingen voor de crisiscommunicatie binnen de bevolkingszorg. Doelen De Veiligheidsregio Groningen (2014) heeft in haar ‘Incidentenbestrijdingsplan Aardbevingen’ een aantal concrete doelen beschreven waar de crisiscommunicatie zich op richt (Veiligheidsregio Groningen, 2014a): 1. Informeren (dit kan ook door middel van vooraf gegenereerde berichten) Wat is er gebeurd? Welke acties zijn/worden ondernomen? Waar kan er meer informatie geboden worden? 2. Beperken van schade en zorgen voor handelingsperspectieven Welke dreiging is er? Welke handelingen kunnen er zelf gedaan worden (dit kan per doelgroep/locatie)? 3. Betekenisgeven Omschrijving geven van de sfeer. Verklaren van de situatie. 4. Omgevingsanalyse Analyseren van berichten die via de (sociale) media verspreid worden. Pagina | 55 Vragen en reacties vanuit het publiek. Rolverdeling en woordvoering in media De taakorganisatie Communicatie is verantwoordelijk voor het coördineren van de (crisis)communicatie. Communicatieactiviteiten van verschillende betrokken partners (die vertegenwoordigd zijn in het Regionaal Operationeel Team) worden zoveel mogelijk afgestemd door de taakorganisatie (crisis)communicatie. Middelen die ingezet kunnen worden voor de communicatie zijn, de website van de Veiligheidsregio Groningen, sociale media, het publieksinformatienummer, en voorlichting op opvanglocaties. Het KNMI kan een inschatting geven van de magnitude van een aardbeving. De NAM communiceert over de oorzaak van de aardbeving en houdt zich bezig met schademeldingen. Reguliere communicatiemiddelen en werkwijze worden ook gebruikt. Voorlichters van de politie en brandweer zijn verantwoordelijk voor de communicatie in de eerste fase na een aardbeving. De communicatie bij deze fase is gericht op het verstrekken van informatie en het geven van handelingsperspectieven voor gedupeerden. Wanneer er opgeschaald is naar GRIP 4 zullen er op gezette tijden contactmomenten zijn waarbij informatie gegeven wordt dat op dat moment bekend is. Burgermeesters pakken hun rol op om in eigen gemeenten te communiceren over de crisis. Zij worden daarin begeleid en geadviseerd door de taakorganisatie Communicatie. Journalisten kunnen onder begeleiding het getroffen gebied betreden, mits het veilig is. (Veiligheidsregio Groningen, 2014a) Bevolkingszorg Crisiscommunicatie valt onder de bevolkingszorg en is één van de onderdelen die uitgevoerd worden in geval van een crisis. Het communicatieproces is gericht op het voorlichten van publiek en pers. Bij het voorlichten van publiek is het van belang dat er een handelingsperspectief wordt gegeven voor de getroffenen. De rol die de burgemeester als burgervader/moeder moet vervullen, wordt door middel van advies bepaald door een strategisch communicatieadvies. Interne communicatie is aan de orde om de eigen organisatie te voorzien van informatie. In Figuur 11 zijn deze processen, met de bijhorende doelen, overzichtelijk weergegeven. Pagina | 56 Hoofdproces Deelproces Doel Crisiscommunicatie Persvoorlichting - Betekenisgeving: aan de samenleving laten weten wat de crisis betekent. Publieksvoorlichting - Schadebeperking: zorgen voor beperken van materiële en immateriële schade, door juiste communicatieadviezen aan veiligheidsdiensten en het bieden van handelingsperspectieven. Strategisch communicatieadvies - Informatievoorziening: mogelijk maken van informatieverspreiding over de crisis, verklaringen en toelichtingen van besluitvorming voor het bestrijden van de crisis. - De voorzitter van het beleidsteam adviseren over de communicatiestrategie. - Het verwezenlijken van een omgevingsanalyse. - Het verwezenlijken van een communicatieplan. Interne communicatie - Betrokken (hulpverlenings)organisaties informeren over de crisis. Figuur 11: overzicht van de uit te voeren processen binnen de crisiscommunicatie, gebaseerd op het Regionaal Crisisplan. Bron: (Veiligheidsregio Groningen, 2014b) 2.4.6 EFFECTIVITEIT Geloofwaardigheid van de berichtgeving vormt een belangrijke voorwaarde om effectief en doeltreffend te willen zijn in de crisiscommunicatie. Regtvoort en Siepel (2009) beschrijven in het boek: ‘Risico en crisiscommunicatie’, de volgende vijf fundamentele aspecten die voor geloofwaardigheid van crisiscommunicatieboodschappen zorgen (Regtvoort en Siepel, 2009, p.145): Openheid: alle feiten en bronnen dienen openlijk naar buiten gebracht te worden. Hierin zijn eventuele eigen overwegingen ook gewenst. Inspraak is mogelijk en belangen worden openlijk gedeeld. Pagina | 57 Deskundigheid: er wordt uitgegaan van voldoende kennis van zaken en dat lering is getrokken uit eerdere crisis ervaringen zodat de uitvoering van de taken een positieve invloed heeft op de specifieke crisissituatie. Eerlijkheid: in elke fase van de crisis wordt er openhartig en met waarheid gecommuniceerd over specifieke kwesties. Medegevoel: er wordt laten zien dat men oprecht begrip heeft voor de situatie van de getroffenen. Gedeelde betekenisgeving: de communicatie is gericht op de belangen van de getroffenen en de samenleving. Eigen belangen nemen een ondergeschikte plaats in. De Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015) heeft in haar onderzoek een aantal conclusies en aanbevelingen beschreven die voor een deel in gaan op de (crisis)communicatie door betrokken partijen in de gaswinning. Vooral rond de aardbeving in Huizinge in 2012 zijn er verkeerde keuzes gemaakt op het gebied van communicatie met bewoners van Groningen. De bovenstaande aspecten van effectief communiceren is in de aardbevingscrisis in Groningen voor een groot deel onvoldoende toegepast. Dit valt op te maken aan de hand van de onderstaande beschreven constateringen en resultaten uit het onderzoek van de Onderzoeksraad. (OvV, 2015c) Belangrijkste uitgangspunt voor de verklaring van de werkwijze van communiceren in deze crisis is dat betrokken organisaties tot 2013 in de eerste plaats uitgingen van een risico op schade aan woningen, gebouwen en infrastructuur. Pas na de aardbeving in Huizinge in 2012 werden inwoners en organisaties zich meer bewust van veiligheidsrisico’s door aardbevingen. Hierdoor veranderde de gedachtegang en ging men meer vragen stellen en nadenken over hoe om te gaan met een aanzienlijk risico voor de veiligheid van inwoners. De Onderzoeksraad stelt verder vast dat: - Betrokken partijen niet open stonden voor de kritische tegengeluiden over de vastgestelde aannames over (veiligheids)risico’s; - Er onvoldoende verantwoording genomen is in de communicatie naar de inwoners van Groningen. - Er is te weinig inzicht geboden in de onzekerheden die er waren over het aardbevingskwestie; - De zakelijke en technische manier van communiceren ervoor zorgde dat burgers niet bevredigd werden in hun ongerustheid en onveilige gevoelens; - Er vanaf het begin van de gaswinning is medegedeeld aan inwoners van Groningen dat er geen verband is tussen de gaswinning en aardbevingen. En met de kennis van nu de geloofwaardigheid bij de inwoners ver te zoeken is. (OvV, 2015c) Zoals gezegd zijn er vanaf 2013 veranderingen gaande in de werkwijze en besluitvorming binnen deze veiligheidskwestie. In plaats van rekening houden met een schaderisico, is daar nu ook een veiligheidsbelang bij gekomen. Pagina | 58 De Onderzoeksraad heeft een aantal aanbevelingen genoteerd die ingaan op een verbetering van de relatie met inwoners van Groningen en werkwijze voor de toekomst: - Het veiligheidsbelang moet in de besluitvorming op de eerste plaats staan; - Te allen tijde communiceren over complexe en onzekere kwesties over activiteiten op het gebied van aardbevingen en gaswinning; - Wees eerlijk en transparant in de onzekerheid die gaswinning en de gevolgen daarvan kunnen voortbrengen. Neem die onzekerheid serieus en communiceer dit ook naar burgers en betrokken organisaties en verklaar welke plaats de onzekerheid inneemt in de besluitvorming. (OvV, 2015c) Bovenstaande conclusies en aanbevelingen die de Onderzoeksraad heeft beschreven hebben een relatie met de vijf aspecten die bepalend zijn in de effectiviteit van crisiscommunicatieboodschappen. 2.4.7 DEELCONCLUSIES 1. Rekening houden met een veiligheidsrisico in plaats van alleen een schaderisico is pas gekomen na de (zware) aardbeving in Huizinge in 2012. De crisismanagement en crisiscommunicatie strategie en uitvoering is na die tijd meer tot stand gekomen en zijn er specifieke plannen en protocollen opgemaakt op het gebied van veiligheidsrisico’s in geval van een aardbeving veroorzaakt door gaswinning. De drie belangrijkste plannen die de crisismanagement vormgeven is het ‘NAM Aardbevingen Emergency Response Plan’, ‘het Incidentenbestrijdingsplan Aardbevingen’ en het Regionaal Crisisplan’. De laatste twee zijn opgesteld door de Veiligheidsregio en vullen elkaar aan. 2. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek over de aardbevingen in Groningen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid kan er geconcludeerd worden dat de (crisis)communicatie in de periode tot 2013 onvoldoende is geweest en zijn er verschillende fouten gemaakt in de relatie met inwoners. De vijf aspecten, openheid, deskundigheid, eerlijkheid, medegevoel en gedeelde betekenisgeving, die samen zorgen voor een effectieve crisiscommunicatie zijn voor een groot deel niet toegepast in de communicatie naar burgers. Met name openheid en eerlijkheid over onzekerheden over de mogelijke gevolgen van gaswinning is beperkt gebleven. Dit was in de beginfase van de gaswinning al verkeerd gecommuniceerd, waardoor met de kennis van nu het effect en de omvang van de crisis groter is geworden. Daarnaast hebben burgers in de communicatie weinig tot niks gemerkt van gevoel van medeleven en stonden belangen van de getroffenen en samenleving niet op de eerste plaats. Deze gebreken in de crisiscommunicatie hebben ervoor gezorgd dat er geen sprake is van geloofwaardigheid en vertrouwen in de bij de gaswinning betrokken organisaties. Pagina | 59 2.5 DILEMMA’S Dit hoofdstuk gaat over de dilemma’s die een rol spelen bij de aardbevingsproblematiek in Groningen en die van invloed zijn op de besluitvorming en communicatie. In het eerste hoofdstuk van het onderzoek zijn de verschillende actoren beschreven met daarbij de belangen. Met name de belangen van betrokken partijen bij de gaswinning en de belangen van partijen die weinig invloed hebben op de gaswinning staan recht tegenover elkaar. Dit levert vanzelfsprekend schuring op tussen de partijen, met de bijhorende dilemma’s. Aan bod komen, het wegen van belangen, dilemma’s als het gaat om politisering versus privatisering, en tot slot de dilemma’s die bij de besluitvorming en communicatie voorkomen. 2.5.1 WEGING VAN BELANGEN In het eerste hoofdstuk zijn de actoren en bijhorende belangen beschreven die meespelen in de aardbevingsproblematiek. De betekenis en de weging van deze belangen hebben invloed op keuzes die gemaakt worden in bijv. beleid en strategie en kunnen behoorlijke dilemma’s teweegbrengen. Bij de gaswinning zijn grote belangen gemoeid waar betrokken partijen voor staan. Zo wil men een maximale/opbrengst uit de gaswinning in Groningen halen, het Gronings grondgebied zo optimaal en strategisch gebruiken en zorgen voor continue voorziening van gas aan burgers en industrie (OvV, 2015c). Twee conclusies die uit verschillende onderzoeken en resultaten van de afgelopen jaren naar voren zijn gekomen en die recht tegenover elkaar staan en ook de kern van deze problematiek raakt, zijn: 1. De partijen die betrokken zijn bij de gaswinning zien tot 2013 veiligheid niet als doel op zich, maar als een voorwaarde voor bij de activiteiten op het gebied van gaswinning (OvV, 2015c). 2. Voor lokale belanghebbenden (burgers en lokale gemeenten) is veiligheid wel een doel. Zij willen zich veilig weten en veilig voelen. De gaswinning moet geen schade leveren aan veiligheid, welzijn, het leefklimaat, vestigingsvoorwaarden, het imago en de waarde van onroerend goed in de regio. Schade moet worden vergoed en hersteld. (OvV, 2015c) Het laat zien dat belangen recht tegenover elkaar staan en er geen sprake is van een goede relatie tussen de twee groepen. Achtereenvolgens worden belangen gewogen van onderstaande betrokken partijen en wordt er beschreven in hoeverre minder grote belangen gewaarborgd worden. Het ministerie van Economische Zaken Het ministerie van EZ is dusdanig onderdeel van de samenwerkingsgroep (genaamd ‘het gasgebouw’) en haar dominerende belangen waarbinnen partijen functioneren die verantwoordelijk zijn voor de gaswinning, dat de kans groot is dat veiligheidsbelangen gemakkelijk een ondergeschikte plaats innemen. Besluitvorming is gericht op consensus en het ministerie van EZ neemt deel aan deze consensusvorming. Daarnaast zijn de partijen in het gasgebouw nauw betrokken met elkaar en hebben al een jarenlange intensieve samenwerking waardoor de relatie erg goed is geworden. Er is sprake van interne transparantie over belangen en werkwijze. Daarnaast is op te maken dat de groep Pagina | 60 bestaat uit een beperkt aantal personen die besluiten neemt. Er is ook sprake van enige verwevenheid tussen overheid en gassector. Verschillende bestuurders/functionarissen hebben een verleden bij de overheid en bekleden nu een prominente rol in de gassector of andersom. De verwevenheid en de intensieve samenwerking binnen die kleine groep van personen maakt het extra moeilijk om kritisch te zijn tegen elkaar en te wijzen op mogelijke tekortkomingen of misverstanden, de concentratie ligt op gezamenlijke belangen. De centrale macht die is ontstaan vraagt naar een sterkere tegenkracht als het gaat om veiligheidsbelangen. De belangen rond de gaswinning in Groningen zijn ondergebracht bij de verschillende Economische Zaken-directies. Echter, het veiligheidsbelang is niet als specifieke verantwoordelijkheid vastgesteld binnen het ministerie. (OvV, 2015c) Het rijksniveau Bij de gaswinning zijn geen andere ministeries betrokken dan alleen het ministerie van EZ. De Onderzoeksraad voor Veiligheid ziet dit als een beperking in de toezicht en mogelijkheid tot overleg tussen verschillende ministeries over deze problematiek wat kon leiden tot een betere besluitvorming. (OvV, 2015c) Toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen Het SodM houdt toezicht op ondernemingen die werkzaamheden uitvoeren die vallen onder de mijnbouw. Er is controle op een maatschappelijk verantwoorde manier van het winnen van delfstoffen en of er voldoende rekening gehouden wordt met de risico’s van bodembeweging ten gevolge van de werkzaamheden. Het SodM gaat voor een groot deel uit van een goed ontwikkelde mijnbouwsector die hun verantwoordelijkheden serieus nemen. Echter, de vraag is of men daarmee effectief toezicht kan houden op de sector. De onzekerheidsfactor is groot als het gaat om aardbevingen en zijn moeilijk te voorspellen. Daarnaast speelt het gevoel van onveiligheid mee in het veiligheidsbelang. In hoeverre kan je de verantwoordelijkheid voor het inschatten van een risico met mogelijke gevolgen bij een exploitant leggen, als de onzekerheid en de mate van gevoel van onveiligheid niet vast te stellen zijn. SodM heeft lange tijd meegedaan aan de consensusvorming die heerste binnen het gasgebouw. Daardoor heeft het een lange tijd niet gefunctioneerd als een toezichthouder die kritisch kijkt naar werkwijze en besluitvorming. (OvV, 2015c) Lokale belangen Voor de weging van belangen neemt veiligheid voor lokale belanghebbenden een andere rol in dan voor partijen in het gasgebouw. Dit verschil is eerder in dit hoofdstuk reeds beschreven. Daarnaast is uit het eerste hoofdstuk over de actoren ook dit verschil op te maken. Provinciale en lokale overheden zijn vertegenwoordigers van de veiligheidsbelangen van inwoners. Tot 2012 maakten deze overheden zich voornamelijk zorgen over de schade en de wijze van afhandeling. Daarnaast hebben deze partijen geen invloed of spelen geen rol in de besluitvorming rond de gaswinning. Provinciale en lokale overheden hebben zich te weinig ingezet om onderdeel uit te maken van besluitvorming en hebben voornamelijk het belang van het ministerie van EZ en de NAM een tijd lang verdedigd. (OvV, 2015c) Pagina | 61 In 2013 is er namens de provincie de commissie Meijer aangesteld waarmee het veiligheidsbelang meer plaats kreeg in het geheel. De veiligheidsregio en gemeenten (behalve Loppersum) hebben zich tot 2013 in beperkte mate zich beziggehouden met de gaswinning. (OvV, 2015c) In principe hoeft de NAM geen verantwoording af te leggen aan lokale belanghebbenden over de gaswinning. De minister van EZ heeft in 2014, onder lokaal toenemende druk, er wel voor gezorgd dat lokale belangen in het vervolg meegenomen worden in de besluitvorming. Daar is de oprichting van de dialoogtafel een voorbeeld van. (OvV, 2015c) Buitenstaanders Tot 2012 was er nauwelijks sprake van maatschappelijke druk op de gaswinningsactiviteiten door groeperingen. Dit zorgde er ook voor dat tot die tijd er weinig rekening gehouden werd met veiligheidsbelangen. Daarnaast is de aardbevingsproblematiek in Groningen sluimerend verlopen. Een opeenstapeling van voorvallen heeft er toe geleid dat de situatie is zoals die nu is. Een echt omslagpunt is moeilijk vast te stellen. De schade van aardbevingen zijn vooral een probleem voor regionale en lokale belanghebbenden. Daarmee is het lastig om een sterke tegenkracht te organiseren om op te komen voor de regionale en lokale belangen. Die tegenkracht is in 2013 wel flink gegroeid en de minister besluit om de gaskraan meer dicht te draaien en de gasproductie te verlagen. (OvV, 2015c; Kamp 2014b) 2.5.2 SOCIAAL-MAATSCHAPPELIJKE ONZEKERHEID Na de aardbeving in Huizinge in 2012 is er een andere houding aangenomen door overheid, betrokken partijen bij de gaswinning en inwoners. Er is een jaar lang gewerkt aan onderzoek naar de gevolgen van gaswinning en de risico’s van aardbevingen op de veiligheid van burgers, gebouwen en infrastructuur. Echter, er waren in dat jaar nog geen effectieve maatregelen getroffen om het geschonden vertrouwen in met name de NAM en de overheid te herstellen. De onzekerheid bleef bestaan en werd zelfs groter door de hoeveelheid onderzoeken en kennisvergaring die opgestart werden. Hierdoor werd het signaal afgegeven dat er nog een enorm gebrek aan informatie en kennis was over de risico’s en de gevolgen. Het grootste dilemma in deze problematiek is, welke afweging de overheid en de betrokken partijen in de gaswinning maken tussen het economisch belang en het veiligheidsbelang en zo te werken aan vertrouwen en geloofwaardigheid. De onderstaande thema’s beschrijven factoren die de complexiteit van dit dilemma laten zien. Onzekerheid De onzekerheidsfactor vormt in de hele aardbevingsproblematiek een grote rol voor de dilemma’s die spelen. Na de aardbeving in 2012 is er veel onzekerheid over risico’s van gaswinning ontstaan bij zowel partijen die betrokken zijn bij de gaswinning als bij burgers en overige belanghebbenden. De onzekerheid over de exacte risico’s, welk risico reëel is als het gaat om schade en slachtoffers als gevolg van een aardbeving en wat dit betekend voor inwoners van het risicogebied. Voor bewoners in het risicogebied zijn er ook tal van onzekerheden te noemen zoals, de staat van een woning, de onzekerheid over wel of niet verhuizen, wie nog te vertrouwen is, onzekerheden over waardevermindering van woningen en de manier van schadeafhandeling. Pagina | 62 Al deze dilemma’s worden gevormd door de ontstane onzekerheid die lang een rol speelt in deze problematiek en helpen zeker niet mee aan het herstellen van vertrouwen en geloofwaardigheid. (van Duin & Wijkhuis, 2014) Fundamentele spagaat voor overheid Een tweede factor is de fundamentele spagaat waarin de overheid zich bevindt. Hoe kan de overheid werken aan haar geloofwaardigheid en betrouwbaarheid als het aan de ene kant rampenbestrijdingsplannen maakt, inwoners informeert over risico’s, ondersteuning biedt in schrijnende gevallen, huizen aanwijst die versterkt moeten worden, burgers oproept zich in te zetten voor het probleem, maar aan de andere kant al jaren profiteert van de opbrengsten die de gaswinning oplevert en deze activiteiten het liefst door wilt zetten. En daarnaast mooie verhalen en beloftes uitspreekt, zonder ze na te komen. (van Duin & Wijkhuis, 2014) De overheid wordt eigenlijk gedwongen afwegingen te maken in belangen, zoals deze beschreven staan in de vorige paragraaf. Echter, het afwegen van belangen en daarin keuzes maken heeft altijd een positieve en negatieve kant. Vandaar dat de overheid zich in een constante spagaat begeeft wanneer het keuzes moet maken. (sociale) Media aandacht De mate van media aandacht is afhankelijk van de frequentie van voorkomende incidenten. Op het moment van een aardbeving zal de media aandacht groot zijn. Naarmate de tijd verstrijkt na een aardbeving zal die aandacht weer verminderen en zal er slechts een vorm van waakzaamheid overblijven onder belanghebbenden. De manier van omgaan met deze vorm van media gebruik en aandacht is lastig te bepalen. Is het opzoeken van media juist een goede manier om onzekerheden te bestrijden, of leidt dat alleen maar tot nog meer onrust en vragen die negatieve gevolgen hebben voor de beheersbaarheid van een crisis. Wordt er weinig tot geen informatie gedeeld via de media, dan zal dat leiden tot het ontstaan van geruchten of foute berichtgeving die verspreid worden. Kortom, de wijze van gebruik en omgang met media aandacht is eveneens een dilemma die kan knagen aan onzekerheid en betrouwbaarheid. Dit dilemma komt voornamelijk voor bij crisiscommunicatie. (Van Duin & Wijkhuis, 2014) Bepalen van de focus Om vertrouwen terug te krijgen kunnen er veel activiteiten georganiseerd worden en maatregelen worden getroffen langs verschillende (deskundige) wegen. Echter, dit kan ook leiden tot stroperigheid en tegenstrijdigheden in resultaten en het kan een beeld geven van een beperking aan visie en sturing. Uiteindelijk zullen er weinig concrete resultaten en maatregelen doorgevoerd worden. Dit verwijt wordt ook gegeven bij de aardbevingsproblematiek: ‘veel woorden, maar weinig daden’. Er kan ook gekozen worden voor een meer stapsgewijze manier om maatregelen te treffen. Deze zijn gelijk zichtbaar voor de samenleving. Hiermee voedt je op een effectieve wijze de vraag naar verandering en werk je direct aan herstel van vertrouwen en geloofwaardigheid. (Van Duin & Wijkhuis, 2014) Pagina | 63 2.5.5 DEELCONCLUSIES 1. De partijen die betrokken zijn bij de gaswinning zien tot 2013 veiligheid niet als doel op zich, maar als een voorwaarde voor bij de activiteiten op het gebied van gaswinning. 2. Lokale belanghebbenden (burgers en lokale gemeenten) zien veiligheid wel als een doel op zich. Zij willen zich veilig weten en veilig voelen. De gaswinning moet geen schade leveren aan veiligheid, welzijn, het leefklimaat, vestigingsvoorwaarden, het imago en de waarde van onroerend goed in de regio. Schade moet worden vergoed en hersteld. 3. Binnen het gasgebouw zijn er te weinig tegenkrachten en kritische invloeden om een eerlijke balans te vinden in besluitvorming en het veiligheidsbelang even veel te laten mee wegen als andere belangen. De partijen waarvan verwacht mag worden die tegenkracht te leveren, hebben onvoldoende een rol gespeeld. Hierdoor is het veiligheidsbelang ondergeschikt geraakt. 4. Het grootste dilemma waar overheid en betrokken partijen bij de gaswinning mee zitten is aan de ene kant het economische belang voor de inkomsten van de overheid en aan de andere kant het veiligheidsbelang voor burgers. Aan dit dilemma hangen belangrijke uitgangspunten die zo min mogelijk beschadigd moeten worden, zoals vertrouwen en de geloofwaardigheid in de staat en betrokken ondernemingen. De hoge mate van onzekerheid, de fundamentele spagaat waarin de overheid zit, de (sociale) media aandacht die moeilijk te voorspellen valt en de bepaling van de juiste focus op het probleem vormen belangrijke factoren die de weerbarstigheid van het dilemma vergroten. Pagina | 64 2.6 LESSEN CRISISMANAGEMENT EN CRISISCOMMUNICATIE Rampen en crises zijn uitermate geschikt om lering uit te trekken voor toekomstige crises (Van Duin, 1992). Op basis van de resultaten uit literatuuronderzoek en interviews en het analyseren van de uitkomsten uit de vorige hoofdstukken kunnen er verschillende lessen geformuleerd worden die bij kunnen dragen aan nieuwe ervaringen, kennis en handelingsalternatieven voor bestuurders in tijden van een crisissituatie. De focus ligt op lessen die gehaald kunnen worden uit de dilemma’s op bestuurlijk en communicatief niveau. 2.6.1 COMMUNICATIE Lessen die gehaald kunnen worden op communicatief vlak zijn voornamelijk gericht op de relatie tussen burger en betrokken partijen bij de gaswinning. De crisiscommunicatie als het gaat om alarmering, opschalen en inzetten van hulpverleningsdiensten zit goed gevangen in verschillende crisisplannen vanuit de Veiligheidsregio en de NAM. Grotendeels zijn deze plannen nog niet uitgevoerd, omdat er nog geen daadwerkelijke calamiteit heeft plaatsgevonden waarbij slachtoffers gevallen zijn. Sociale media gebruik Sociale media op een gewenste manier gebruiken vergt kennis over media. Het is algemeen bekend dat een juiste lading voor het overbrengen van een boodschap voor een groot deel bepaald wordt door non-verbale communicatie (uitingen, gelaatsuitdrukkingen, gebaren). Dit component is niet aanwezig bij communicatie via sociale media, daarom is het van belang dat communicatie over sociale media op een vlotte en duidelijke manier verloopt, waarin alle gevraagde informatie gegeven wordt en die (indien nodig) handelsperspectief geeft. De NAM is na de aardbeving in 2012 sociale media gaan gebruiken als informatief communicatiemiddel naar burgers. Daarnaast gebruikt de NAM sociale media om vragen te beantwoorden en te reageren op (oprechte) onrust of onzekerheden bij burgers over de gaswinning en aardbevingen. De NAM ziet sociale media steeds meer als een middel om onrust en onwaarheden te bestrijden in plaats van een middel dat alleen maar tegen werkt, onrust zaait en onwaarheden verspreid. Eerlijkheid, onzekerheden en transparantie Deze drie factoren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden als het gaat om crisiscommunicatie en het behouden van vertrouwen en geloofwaardigheid in tijden van crisis. In de voorgaande hoofdstukken is reeds geconcludeerd dat er op basis van eerlijkheid, de mate van onzekerheid en transparantie tekortkomingen zijn gedaan in de communicatie naar burgers en andere belanghebbenden. De onvoldoende aandacht van partijen betrokken bij de gaswinning op de gevolgen van gaswinning zijn al aan het begin van de winningswerkzaamheden genegeerd of niet onderzocht. Daarnaast was er geen sprake van eerlijkheid naar de burgers over de onzekerheden die de gaswinning met zich meebracht en is in de loop der jaren een hechte samenwerking ontstaan van belanghebbende partijen bij de gaswinning waarbij belangen op elkaar afgestemd werden. Dit zorgde voor een gesloten wereld waar geen sprake was van transparantie over besluitvorming naar buiten. Het is daarom een belangrijke les dat verantwoordelijke partijen in tijden van crisis zich Pagina | 65 openstellen voor publiek en zich uitlaten over feiten die bekend zijn, maar zeker ook eerlijk zijn over onzekerheden die bestaan en transparant zijn in de te nemen beslissingen en overwegingen. Communicatie afstemmen op vraag burger Een belangrijk aspect in de crisiscommunicatie en de relatie tussen verantwoordelijke partijen en lokale belanghebbenden en burgers is dat de communicatie die je hanteert afgestemd is op de wensen van diegene waarover het gaat. Twee zaken zijn daarvoor van belang. De informatie die geleverd wordt vullen de behoeften van degene die het vragen. Daarnaast is het belangrijk dat communicatie afgestemd wordt op het niveau van de ontvanger. Op basis van ervaringen van burgers en onderzoek is naar voren gekomen dat er door de NAM op een technische manier gecommuniceerd werd over de gaswinning en de aardbevingen. Hierdoor ontstond er juist nog meer onduidelijkheden dan dat er weggenomen werd. Een belangrijke les voor in de toekomst is om dus niet van binnen naar buiten te communiceren, maar juist van buiten naar binnen. De buitenwereld is de bron van onwetendheid die vervolgens met de juiste en passende informatie ingevuld moet worden. Communiceren over kosten en baten In het interview met de NAM kwam naar voren dat zij op een bepaalde manier verrast zijn door het enorme kantelmoment dat ontstond na de aardbeving in Huizinge in 2012. Voor die tijd was er vrijwel niks aan de hand, op wat schademeldingen na. Mensen waren tevreden over de gang van zaken en er waren geen geluiden dat er drastische maatregelen genomen moesten worden binnen de branche. Na 2012 was het één grote ramp waar de NAM volledig de schuld van kreeg. De les die zij hieruit halen is dat zij voor 2012 veel te weinig gecommuniceerd hebben over de kosten, maar vooral ook over de baten van de gaswinning. Zij hebben onvoldoende gewerkt aan draagvlak in de regio. Aangezien de gaswinning direct en indirect zorgt voor bijvoorbeeld werkgelegenheid en economische groei regionaal en landelijk, weegt dat zwaar op tegen de kosten die het met zich meebrengt. En toch is het, naar eigen zeggen, binnen vijf jaar omgeslagen en worden alleen maar de kosten (negatieve gevolgen) van gaswinning naar voren gebracht. Tot slot een belangrijk citaat hieromtrent uit een interview met de NAM: ‘Ook al denk je alles onder controle te hebben, je weet niet wanneer je in een situatie komt waarin je tot een defensieve houding wordt gedwongen. Dat is denk ik iets wat de olie en gasindustrie van kan leren. Dat is wat we nu ook doen op het gebied van transparantie, feiten en cijfers openbaar maken’. 2.6.2 BESTUURLIJK Lessen die geleerd kunnen worden zijn ook te halen op bestuurlijk vlak. De wijze van functioneren, het nemen van besluiten, het bepalen van een strategie, keuzes in belangenbehartiging en het nemen van verantwoordelijkheden bepalen het succes van bestuurlijke activiteiten. Onderstaand de belangrijkste lessen die geleerd kunnen worden op dat gebied. Onvoldoende aandacht voor veiligheidsbelang Uit het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid is nadrukkelijk naar voren gekomen dat partijen betrokken bij de gaswinning, onvoldoende aandacht hebben gehad voor het veiligheidsrisico Pagina | 66 dat meespeelt bij aardbevingen veroorzaakt door gaswinning. De samenwerkende partijen binnen de gaswinning hielden in de eerste plaats rekening met het behartigen van elkaars belangen. Het veiligheidsbelang voor de regio speelde een ondergeschikte rol. (OvV, 2015c) De les is dat belangenbehartiging verder gaat dan de interne cirkel waarin betrokken partijen bij de gaswinning functioneren. Men moet breder kijken en andere belangen ook zo goed mogelijk behartigen. Een bijkomstig positief effect is dat je hiermee meer draagvlak creëert voor de activiteiten die uitgevoerd worden. Verwevenheid tussen overheid en private partijen In bepaalde situaties is er sprake van verwevenheid tussen overheid en private partijen. Bepaalde belangrijke functies in de gassector worden vervuld door mensen die een geschiedenis bij de overheid of kennisinstelling hebben en andersom. Die situatie is niet ideaal wil je onafhankelijk overkomen als het gaat om (onderlinge) belangenbehartiging. Deze verwevenheid dient in de toekomst zoveel als mogelijk bestreden te worden op basis van onafhankelijkheid en transparantie. Onvoldoende kennis over aardbevingsrisico’s Er is de afgelopen jaren onvoldoende onderzoek gedaan naar de mechanismen die afspelen in de diepe ondergrond. Ook na 2012 zijn er onvoldoende onderzoeken gedaan naar verwachte aardbevingsrisico’s. Men nam geen verantwoordelijkheid in het onderzoeken van onzekerheden in de risico’s die ontstaan bij aardbevingen veroorzaakt door gaswinning. Daarmee hebben de betrokken partijen niet gewerkt aan kennisontwikkeling en heeft het een kans gemist om onzekerheden hieromtrent te reduceren en zo meer duidelijkheid te kunnen verschaffen over de risico’s en vertrouwen te krijgen van burgers en andere belanghebbenden. (OvV, 2015c) Schaderisico versus veiligheidsrisico Voor de aardbeving in Huizinge in 2012 is er vanuit de betrokken partijen bij de gaswinning altijd gedacht en gefunctioneerd vanuit een schaderisico dat voortkomt uit de aardbevingen die veroorzaakt worden door gaswinning. Aangezien in die tijd de aardbevingen slechts lichte schade aan woningen en gebouwen veroorzaakten en dit ook nog prima was te overzien, was er geen aanleiding om te denken aan een veiligheidsrisico voor burgers. Na 2012 is hierover een enorm omslagpunt geweest, waaruit blijkt dat er wel degelijk sprake is van een veiligheidsrisico bij de aardbevingen. Uiteraard heeft het één met het ander te maken gehad, want als men niet de kennis heeft over de mogelijke risico’s van de aardgaswinning en de aardbevingen en onzekerheden niet zo goed als mogelijk bestreden worden, dan wordt er ook onvoldoende rekening gehouden met het veiligheidsrisico. Meerdere ministeries verantwoordelijk maken bij activiteiten op het gebied van gaswinning. Opvallend is dat bij zo’n groot (maatschappelijk) probleem met een grote mate van complexiteit, er maar één ministerie betrokken is en verantwoordelijk is voor de besluitvorming bij activiteiten op het gebied van gaswinning. Aangezien dit ministerie (ministerie van Economische Zaken) een groot financieel belang heeft bij de gaswinning zorgt dit ervoor dat overige belangen, zoals milieu, veiligheid en leefbaarheid sneller aan de kant worden gezet. Om dit te voorkomen is het voor de toekomst belangrijk dat er meerdere ministeries betrokken worden bij de besluitvorming in de Pagina | 67 gassector. Dit zorgt voor meer kritische tegenkracht en meer transparantie in de (belangen) overwegingen. (OvV, 2015c) 2.6.3 DEELCONCLUSIES 1. Op communicatief vlak is het van belang dat de relatie tussen partijen betrokken bij de gaswinning en de burger zo goed mogelijk onderhouden wordt. Daarbij is het belangrijk de geleerde lessen op het gebied van: sociale media gebruik, eerlijk zijn over onzekerheden en zorgen voor transparantie, communicatie afstemmen op de behoefte en het niveau van de burger en communiceren over kosten en baten, op een correcte wijze uit te voeren. 2. Op bestuurlijk niveau zijn er eveneens voldoende lessen te halen die bijdragen aan het verbeteren van het functioneren tijdens een crisis. Zo zijn de volgende geleerde lessen belangrijk bij toekomstige crisissituaties: ten allen tijde rekening houden met een veiligheidsbelang voor burgers, zoveel mogelijk voorkomen van enige vormen van verwevenheid tussen overheid, kennisinstellingen en private partijen, voor en na bestuurlijke besluiten zorgen voor kennisvergaring en kennisontwikkeling over risico’s, alle mogelijke (directe en indirecte) risico’s in kaart brengen en meerdere ministeries verbinden aan de activiteiten rondom de gaswinning, zodat er meer verschillende tegenkrachten werkzaam zijn die de belangen behartigen van verschillende groepen. Pagina | 68 3. CONCLUSIES & AANBEVELINGEN 3.1 CONCLUSIES Nu volgt de bespreking en interpretatie van de onderzoeksresultaten in het licht van de vraagstelling en doelstelling van het onderzoek. Achtereenvolgend worden er conclusies vastgesteld omtrent de onderwerpen: context en actoren, sociale media, crisismanagement en crisiscommunicatie, dilemma’s en geleerde lessen. Deze onderwerpen vormen de onderdelen van de centrale onderzoeksvraag. Zoals ook het conceptueel model (p. 10) laat zien, worden er verbanden gelegd en mogelijke relaties beschreven tussen de onderwerpen van het onderzoek en betrokken partijen bij de gaswinning en overige belanghebbende partijen. Die relaties en de besluitvorming hebben gevolgen voor betrokkenen en voor het beleid dat opgezet en uitgevoerd wordt. Wat opvalt is dat in de beginfase van het onderzoek het conceptueel model een relatie laat zien waarbij is op te maken dat de aardbevingen in Groningen invloed hebben op hoe de context eruit komt te zien, welke dilemma’s er ontstaan en hoe sociale media gebruikt worden. Deze variabelen werken vervolgens in op hoe de crisismanagement en crisiscommunicatie georganiseerd en uitgevoerd worden en tot slot zijn er lessen te leren uit de ervaringen en resultaten van de genomen (crisis)management en communicatie beslissingen. Uiteindelijk is er vast te stellen dat deze onderwerpen meer door elkaar heen lopen dan gedacht. De verhoudingen (oorzaak-gevolg relatie) hebben een dynamisch karakter. Zo spelen ‘dilemma’s’ een meer centrale rol in de aardbevingscrisis, omdat op elk onderdeel van het onderzoek dilemma’s zijn te formuleren waarbij de besluitvorming bepalend is voor het verdere verloop van een kwestie of van de problematiek. Kortom: besluitvorming op basis van dilemma’s vormen en sturen een crisisverloop. 1. Context & actoren Tot 2013 is met het winnen van het gas geen rekening gehouden met een veiligheidsrisico voor inwoners van Groningen. De bij de gaswinning betrokken partijen hielden wel rekening met een schaderisico waarin inspectie en uitbetaling van schades aan woningen en andere gebouwen werden uitgevoerd. De gaswinning stond op de eerste plaats. Het veiligheidsrisico was in hun ogen miniem en door gebrek aan toezicht, kennisvergaring en door het werken vanuit het uitgangspunt dat de gaswinning slechts een schaderisico met zich meebrengt, valt er tot op zekere hoogte te verklaren dat men in mindere mate rekening hield met veiligheidsrisico’s voor inwoners. Burgers konden zich moeilijk inleven in de complexiteit van het probleem aangezien zij over weinig informatie beschikte en geen goed beeld kregen van de situatie. Communicatie naar burgers was onvoldoende, gebaseerd op aannames of niet doeltreffend waardoor het vertrouwen verdween in de partijen die betrokken zijn bij de gaswinning. De onduidelijkheid en onrust werd alleen maar versterkt en gevoed door de onderzoeksuitkomsten van SodM. De gaswinning bracht niet alleen een schaderisico met zich mee, maar ook een veiligheidsrisico, was de conclusie van dit onderzoek. Dit heeft een verandering in denkwijze teweeggebracht bij burgers en betrokken partijen in de gaswinning, waardoor gedupeerden en actiegroepen een sterkere positie kregen tegenover de overheid en de NAM. Pagina | 69 2. Sociale media (Sociale) media hebben een aanzienlijke kracht om gevoelens van angst en onzekerheid over aardbevingen te beïnvloeden. Met name burgers zijn gevoelig voor de soorten berichtgeving van de media, vaak vanwege gebrek aan kennis en informatie. Betrokken partijen gebruiken dit medium veelvuldig om informatie te delen, te verzamelen en interactie te hebben met andere mensen. Het medium wordt zowel gezien als aanjagende factor voor de crisis, maar ook als middel om geruchten of onwaarheden te ontkrachten. De belangrijkste gebruikte vormen van sociale media bij de aardbevingsproblematiek zijn, Facebook, Twitter en Youtube. Facebook en Twitter lenen zich voornamelijk voor interacties tussen verschillende partijen en groepen. Er wordt volop gebruik gemaakt van de ‘sterktes’ en ‘kansen’ (zie SWOT-analyse sociale media) die sociale media te bieden hebben in het mogelijk maken van interactie tussen betrokkenen. Individuen sluiten zich aan bij een groep die staat voor bepaalde belangen en standpunten en groepen zoeken samenwerking met partijen die actief zijn op andere expertise gebieden om zo meer invloed en betekenis uit te dragen. Hulpdiensten en betrokken organisaties bij de gaswinning gebruiken sociale media om interactie te hebben op het gebied van kennisuitwisseling of alarmering bij een aardbeving (‘Twitcident’). De ‘bedreigingen’ die sociale media met zich meebrengen (zie SWOT-analyse) is af te leiden in de manier van interpretatie van berichtgeving over de problematiek in Groningen via dit medium. Een onduidelijke of zakelijke manier van communiceren leidt ertoe dat er een verkeerde interpretatie ontstaat van de daadwerkelijke bedoeling van een boodschap. Het is zaak om de berichtgeving zodanig af te stemmen op de doelgroep om zodoende het juiste resultaat te behalen. Sociale media kunnen een storende factor zijn in het overbrengen van een boodschap en kan de wijze van interpretatie beïnvloeden. 3. Crisismanagement en crisiscommunicatie De crisismanagement en crisiscommunicatie is tot 2013 onvoldoende vormgegeven en geïmplementeerd. Er zijn fouten gemaakt in de relatie met inwoners op het gebied van crisiscommunicatie. Pas na de (zware) aardbeving in Huizinge in 2012 en het rapport van SodM zijn er specifieke plannen en protocollen opgemaakt op het gebied van veiligheidsrisico’s in geval van een aardbeving veroorzaakt door gaswinning. De drie belangrijkste plannen die het crisismanagement vormgeven is het ‘NAM Aardbevingen Emergency Response Plan’, ‘het Incidentenbestrijdingsplan Aardbevingen’ en het Regionaal Crisisplan’. De laatste twee zijn opgesteld door de Veiligheidsregio en vullen elkaar aan. De vijf aspecten die Regtvoort en Siepel (2009) hebben beschreven en die samen zorgen voor een effectieve crisiscommunicatie, zijn voor een groot deel niet toegepast in de communicatie naar burgers. Openheid: openlijk delen van feiten en bronnen van bepaalde overwegingen. Deskundigheid: de betrokkenheid van voldoende deskundigheid/professionals. Eerlijkheid: eerlijkheid in de berichtgeving. Medegevoel: energie steken om anderen (betrokkenen) te begrijpen, empathie tonen. Gedeelde betekenisgeving: belangen van betrokkenen en de samenleving staan centraal in de communicatie. (Regtvoort en Siepel, 2009, p. 145) Pagina | 70 Met name openheid en eerlijkheid over onzekerheden in de mogelijke gevolgen van gaswinning is beperkt gebleven. Dit was in de beginfase van de gaswinning al verkeerd gecommuniceerd. Met de kennis van nu is het effect en de omvang van de crisis daardoor groter geworden. Daarnaast hebben burgers in de communicatie weinig tot niks gemerkt van gevoel van medeleven en stonden belangen van de getroffenen en samenleving niet op de eerste plaats. Deze gebreken in de crisiscommunicatie hebben ervoor gezorgd dat er geen sprake is van geloofwaardigheid en vertrouwen in de partijen die betrokken zijn bij de gaswinning. 4. Dilemma’s Het grootste dilemma waar overheid en betrokken partijen bij de gaswinning mee zitten is de afweging tussen aan de ene kant het economische belang voor de inkomsten van de overheid en aan de andere kant het veiligheidsbelang voor burgers. Aan dit dilemma hangen belangrijke uitgangspunten die zo min mogelijk beschadigd moeten worden, zoals vertrouwen en de geloofwaardigheid in de staat en betrokken ondernemingen. De hoge mate van onzekerheid, de fundamentele spagaat waarin de overheid zit, de (sociale) media aandacht die moeilijk te voorspellen valt en de bepaling van de juiste focus op het probleem vormen belangrijke factoren die de weerbarstigheid van het dilemma vergroten. Aan de ene kant hebben de partijen die betrokken zijn bij de gaswinning tot 2013 veiligheid nooit als doel op zich beschouwd, slechts als een voorwaarde voor de activiteiten op het gebied van gaswinning. Dit komt doordat er binnen het gasgebouw (samenwerkende partijen in de gaswinning) te weinig tegenkrachten en kritische invloeden geweest zijn om een eerlijke balans te vinden in besluitvorming en het veiligheidsbelang even veel te laten mee wegen als andere belangen. De partijen waarvan verwacht mag worden die tegenkracht te leveren, hebben tot 2013 onvoldoende een rol gespeeld. Hierdoor is het veiligheidsbelang ondergeschikt geraakt. Aan de andere kant zijn het lokale belanghebbenden (burgers en lokale gemeenten) die veiligheid juist wel als een doel op zich zien. Zij willen zich veilig weten en veilig voelen. De gaswinning moet geen schade leveren aan veiligheid, welzijn, het leefklimaat, vestigingsvoorwaarden, het imago en de waarde van onroerend goed in de regio. Schade moet worden vergoed en hersteld. Pagina | 71 5. Lessen Wil je toekomstige dilemma’s of maatschappelijke problemen zoveel mogelijk voorkomen, dan is het noodzakelijk op bestuurlijk en communicatief gebied midden in de maatschappij te staan en communicatie en besluitvorming zo goed mogelijk af te stemmen met lokale belanghebbenden. De relatie met die partijen zorgt voor draagvlak zodat toekomstige problemen beter op te lossen zijn. Daarnaast is een belangrijke les dat ongeacht je alles onder controle denkt te hebben, je nooit weet wanneer je in een situatie terecht komt waarin je tot een defensieve houding wordt gedwongen. Transparantie is daarvoor het sleutelwoord tot vertrouwen en geloofwaardigheid. Op communicatief vlak is het van belang dat de relatie tussen partijen betrokken bij de gaswinning en de burger zo goed mogelijk onderhouden wordt. Daarbij moeten de volgende geleerde lessen op een correcte wijze uitgevoerd worden: Sociale media gebruik. Eerlijk zijn over onzekerheden en zorgen voor transparantie. Communicatie afstemmen op de behoefte en het niveau van de burger. Communiceren over kosten en baten. Op bestuurlijk niveau zijn er eveneens voldoende lessen te halen die bijdragen aan het verbeteren van het functioneren tijdens een crisis. Zo zijn de volgende geleerde lessen belangrijk bij toekomstige crisissituaties: Te allen tijde rekening houden met een veiligheidsbelang voor burgers. Zoveel mogelijk voorkomen van enige vormen van verwevenheid tussen overheid, kennisinstellingen en private partijen. Voor en na bestuurlijke besluiten zorgen voor kennisvergaring en kennisontwikkeling over risico’s. Alle mogelijke (directe en indirecte) risico’s in kaart brengen. Meerdere ministeries verbinden aan de activiteiten rondom de gaswinning, zodat er meer verschillende tegenkrachten werkzaam zijn die de belangen behartigen van verschillende groepen. Pagina | 72 3.2 AANBEVELINGEN Naar aanleiding van de conclusies, aangevuld met inzichten uit literatuur en eigen oordeel, worden in dit hoofdstuk aanwijzingen en suggesties voorgeschreven in de vorm van aanbevelingen. De aanbevelingen zijn op basis van de volgende factoren vastgesteld: beleid,(crisis) communicatie, toekomstperspectief en (vervolg)onderzoek. Een belangrijke uitkomst dat uit verschillende onderzoeken geconcludeerd kan worden is dat het veiligheidsbelang voor de burger uit Groningen niet voldoende is behartigd. De relatie tussen betrokken partijen bij de gaswinning en lokale belanghebbenden is dusdanig beschadigd dat een herstel van deze relatie een lange en duurzame inspanning vraagt. Op basis van dit uitgangspunt kan er een aantal aanbevelingen beschreven worden waar in de toekomst aandacht aan geschonken moet worden. Aan de minister van Economische Zaken: 1. Het veiligheidsbelang moet een sterkere positie krijgen binnen werkzaamheden en besluitvorming. Het veiligheidsbelang voor burgers is lange tijd ondergeschikt geweest ten opzichte van andere belangen binnen het gasgebouw. Door meerdere ministeries en provincie en gemeenten te betrekken bij de besluitvorming wordt er gezorgd voor een bredere aandacht van belangenafweging. Aan de NAM, de minister van Economische Zaken en Veiligheidsregio Groningen: 2. Communicatie over risico’s, dilemma’s en onzekerheden en burgers betrekken bij kwesties. Wil je bepaalde werkzaamheden uit voeren die ook invloed hebben op de samenleving, moet je de dialoog en de onderhandeling aangaan met die samenleving. Draagvlak creëer je door duidelijke afspraken te maken, een juiste manier van communiceren en de samenleving (handelings) perspectieven te geven. Aan de NAM en de minister van Economische Zaken: 3. Randzaken (schademelding, schadecontrole, schadevergoeding, compensatie voor woningwaarde etc.) moeten meer de verantwoordelijkheid worden van onafhankelijke partijen. De NAM moet aan de ene kant zich inzetten voor een betere relatie met burgers, maar zal in de toekomst zich ook weer moeten richten op eigen primaire taken. Wil men werken aan vertrouwen en geloofwaardigheid, dan zullen gevoelige onderwerpen/kwesties op een onafhankelijke wijze benaderd moeten worden. Aan de minister van Economische Zaken en burgers van Groningen: 4. Onderkennen van de fundamentele spagaat waarin zowel overheid en inwoners van Groningen nu eenmaal in zitten en daarin berusting zoeken. De overheid zal de gaswinning in Groningen op geen enkele manier volledig stoppen, aangezien de gaswinning een enorme bron van inkomsten is voor Nederland en wij daar met z’n allen, ook de inwoners van Groningen, van afhankelijk zijn. Burgers kunnen in deze kwestie niet anders dan zich berusten in de huidige situatie en zorgen dat veiligheid zoveel als mogelijk worden gedekt. Maar een middenweg zal erg moeilijk worden om te bewerkstelligen. Overheid en burger moeten daarin heel rationeel zijn en daarover goed met elkaar communiceren. Pagina | 73 Aan de minister van Economische Zaken, de NAM en kennisinstellingen: 5. Onderzoek doen naar een verband tussen reduceren van gasproductie en vermindering van het aantal aardbevingen en de magnitude. Op grond van de huidige ontwikkeling, lijkt het er op dat het reduceren van de gaswinning leidt tot een vermindering van het aantal en de kracht van aardbevingen in het Gronings gasveld. Echter, de NAM heeft al meerdere keren proberen duidelijk te maken dat met het verminderen van de gasproductie het niet automatisch hoeft te betekenen dat aardbevingen ook minder voorkomen. De aardbevingen zitten al als het ware “opgesloten” in de grond. Door gaswinning zorg je ervoor dat deze aardbevingen zich kunnen openbaren. Wanneer je de gaswinning voortzet, maar dan met een lagere mate, stel je een aardbeving dus alleen maar uit. De overheid is wat dit betreft te stellig in hun communicatie naar burgers en het zal goed zijn om hier uitsluitsel over te geven in de vorm van onderzoeksresultaten. Aan de minister van Economische Zaken, de NAM, de Nationaal Coördinator Groningen en kennisinstellingen: 6. Anticiperen op de toekomst door onderzoek te doen naar mogelijke toekomstige kwesties, zoals leefbaarheid, bouwprojecten, werkgelegenheid en economisch perspectief van de regio. Deze aanbeveling speelt in op het dilemma waar overheid en betrokken partijen bij de gaswinning mee zitten, namelijk het herstellen van de relatie met burger en andere lokale belanghebbenden. De acties en maatregelen die er nu genomen worden moeten een bijdrage leveren aan de toekomst in Groningen. Op basis van geleerde lessen en verdere kennisontwikkeling moet het vertrouwen weer teruggewonnen worden. Pagina | 74 4. LITERATUUR Blom, R.J. (2009). Crisisproof. Ondernemen in barre tijden. Benelux: Pearson Education. Bruin, J.A. de (2007). Een gemakkelijke waarheid. Waarom we niet leren van onderzoekscommissies. Den Haag: NSOB. Brouwer, A.-M., Vries A. de, Caljouw, C., Broekman, C., Bloeme, D., Veldhuis, G., Visschedijk, G., Stubbé, H., Kerstholt, J., Koning, L. de, Hart, M. 't, Emmerik, M. van (red.) (2012). Hallo?! Over crisiscommunicatie en zelfredzaamheid van burgers. (z.p.): TNO. COT (2014). Crisismanagement. Opgeroepen op april 22, 2014, van COT: http://www.cot.nl/expertise/crisismanagement/index.html Commissie Duurzame Toekomst Noord-Oost Groningen (2013). Vertrouwen in een duurzame toekomst: een stevig perspectief voor Noord-Oost Groningen. Van http://www.provinciegroningen.nl/fileadmin/user_upload/Documenten/Downloads/Eindadvies_Co mmissie_Duurzame_Toekomst_Noord-Oost_Groningen.pdf Dialoogtafel Groningen (2015). Over de Tafel. Bekeken op 7 mei 2015, van http://www.dialoogtafelgroningen.nl/de-tafel Duin, M.J. van (1992) Van rampen leren: een vergelijkend onderzoek naar spoorwegongevallen, hotelbranden en industriële ongelukken. Den Haag: Haagse Drukkerij en Uitgeversmaatschappij. Duin, M. van (2008). Rampen en andere crises. In: W. Stol, J. Rijpma, C. Tielenburg, H. Veenhuysen, T. Abbas (red.). Basisboek Integrale Veiligheid (1e druk). Bussum: Coutinho, p. 346-357. Duin, M. van, Tops, P., Wijkhuis, V., Adang, O., Kop, N. (2012). Lessen in Crisisbeheersing; Dilemma’s uit het schietdrama in Alphen aan den Rijn. Politieacademie. Den Haag: Boom/Lemma. Duin, M. van, Wijkhuis, V. en Jong, W. (red.) (2013). Lessen uit crises en mini-crises 2012. Den Haag: Boom/Lemma. Duin, M. van, Wijkhuis, V. (red.) (2014). Lessen uit crises en mini-crises 2013. Politieacademie. Den Haag: Boom/Lemma. Geel, P. van en Wallage, J. (2014). "Aan tafel!": Een verkenning naar de mogelijkheid om in het aardbevingsgebied Noordoost Groningen een dialoogtafel op te zetten. Van file:///C:/Users/Midas%20Luijer/Downloads/AAN-TAFEL.pdf Groninger Dorpen (2014). Funtioneren Dialoogtafel. Van file:///C:/Users/Midas%20Luijer/Downloads/Functioneren%20Dialoogtafel%2013052014%20VU14047%20(1).pdf Pagina | 75 Groninger Krant (2015). NAM publiceert tussenresultaten aardbevingsonderzoek. Bekeken op 2 juli 2015, van http://www.groningerkrant.nl/2015/06/nam-publiceert-tussenresultatenaardbevingsonderzoek/ Helsloot, I., Martens, S. en Scholtens, A. (2011). Basisboek regionale crisisbeheersing (1e druk). (z.p.): Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid. Inspecteur-generaal der Mijnen (2013). Aanbieding advies 'wijziging Winningsplan Groningen 2013 en Meet- en Monitoringsplan'. Van http://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/briefadvies.pdf Jong, J. de en Eng, M. (2014, januari 13). Publicaties. Van Staatstoezicht op de Mijnen: http://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/briefadvies.pdf KNMI, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (2013). Nieuws: magnitude beving Huizinge wordt 3,6. Bekeken op 25 april 2015, van http://www.knmi.nl/cms/content/111428/magnitude_beving_ Liebregts, J. (2008). De ketenbenadering. In: W. Stol, J. Rijpma, C. Tielenburg, H. Veenhuysen, T. Abbas (red.). Basisboek Integrale Veiligheid (1e druk). Bussum: Coutinho, p. 60-70. Kamp, H., Ministerie van Economische Zaken (2013a, Januari). Brief aan de Tweede Kamer nr.1: Gaswinning Groningen-gasveld. Van http://www.namplatform.nl/wpcontent/uploads/2013/09/kamerbrief-over-gaswinning-groningen-veld1.pdf Kamp, H., Ministerie van Economische Zaken (2013b, Februari). Brief aan de Tweede Kamer nr. 2: Gaswinning Groningen-gasveld. Binnengehaald op 16 maart 2015, van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-2.html Kamp, H., Ministerie van Economische Zaken (2014a, Januari). Brief aan de Tweede Kamer nr. 28: Gaswinning Groningen-veld. Van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-28.pdf Kamp, H., Ministerie van Economische Zaken (2014b, Januari). Brief aan de Tweede Kamer nr. 29: Gaswinning Groningen-veld. Van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-29.html Knegten, L. (2007). Crisismanagement: vanuit een Business Continuity Perspectief. Harderwijk: BCM Academy. NAMplatform (2015). Centrum Veilig Wonen. Binnengehaald op 1 mei 2015, van http://www.namplatform.nl/schade-herstel/uitvoeringsorganisatie-voor-schadeherstel-bouwkundigversterken-en-waardevermeerdering.html NCTV, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (2015). Crisisbeheersing: crisiscommunicatie. Binnengehaald 2 juli 2015, van http://nctv.nl/onderwerpen/crisisbeheersing/crisiscommunicatie/ NOS (2014, april). Nieuws binnenland: Schrijnend is ‘bang, alleen en arm’. Bekeken op 8 april 2015, van http://nos.nl/artikel/636084-schrijnend-is-bang-alleen-en-arm.html. Overgaauw, C. (Regisseur). (2014). Aardbeving in Loppersum [Film]. Pagina | 76 OvV, Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015a, februari). Aardbevingsrisico’s in Groningen. Binnengehaald 22 april 2015, van http://www.onderzoeksraad.nl/nl/onderzoek/1991/aardbevingsrisico-s-in-groningen OvV, Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015b, februari). Veiligheid geen rol bij gaswinning Groningen. Binnengehaald op 23 april 2015, van http://www.onderzoeksraad.nl/nl/onderzoek/1991/aardbevingsrisico-s-ingroningen/publicatie/1620/veiligheid-geen-rol-bij-gaswinning-groningen#fasen OvV, Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015c, februari). Aardbevingsrisico's in Groningen. Van http://www.onderzoeksraad.nl/uploads/phase-docs/843/33ef77ab629erapport-gaswinninggroningen-nl-interactief.pdf Paton, Smith & Johnson (2005). When good intentions turn bad: promoting natural hazard preparedness. The Australian Journal of Emergency Management, Vol. 20 (1). Van https://www.em.gov.au/Documents/When%20good%20intentions%20turn%20bad.pdf Regtvoort , F. en Siepel, H. (2009). Risico- en crisiscommunicatie - Succesfactor in crisissituaties. Bussum: Coutinho Rijksuniversiteit Groningen (2015). De Dialoogtafel onder de loep. Binnengehaald op 1 juni 2015, van http://www.rug.nl/news/2015/03/dialoogtafel-onder-de-loep Rosenthal, U. (2009). Crises en crisismanagement. In: Muller, E.R., Rosenthal, U., Helsloot, I., Dijkman, E.R.G. van (red.). Crisis - Studies over crisis en crisisbeheersing. Deventer: Kluwer, p. 5-27 Rosenthal, U., Boin, A., Comfort, K. (2001). Managing Crisis: Threats, Dilemmas, Opportunities. Springfield, Ill., USA. Rosenthal, U., R.A. Boin, M. Kleiboer en M.H.P. Otten (red.) (1998). Crisis: oorzaken, gevolgen, kansen. Alphen aan den Rijn: Samsom. Sociaal Planbureau Groningen (2014). Aardbevingen in Groningen; wat zijn de ervaringen van burgers? Bekeken op 7 juni 2015, van http://www.sociaalplanbureaugroningen.nl/aardbevingen/ SodM, Staatstoezicht op de Mijnen (2013). Risico Analyse Aardgasbevingen Groningen. Van, https://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/Risico%20analyse%20aardgasbevingen%20Groning en.pdf SodM, Staatstoezicht op de Mijnen (2014a). Aardbevingen Groningse gasveld. Binnen gehaald 21 april 2015, van http://www.sodm.nl/onderwerpen/aardbevingen-groningse-gasveld SodM, Staatstoezicht op de Mijnen (2014b). Advies Winningsplan 2013 / Meet- en Monitoringsplan NAM Groningen gasveld. Van https://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/Advies%20SodM%20winningsplan%20Groningen% 202013.pdf Start, R. en Ekker, H. (2013, december 30). Gevaar gaswinning lang ontkend. Opgeroepen op maart 29, 2014, van NOS: http://nos.nl/artikel/591996-gevaar-gaswinning-lang-ontkend.html Pagina | 77 Staatscourant (2014, maart). Nr. 7659:Ontwerpbesluit gaswinning Groningenveld, Ministerie van Economische Zaken. Bekeken op 7 april 2015, van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt2014-7659.html Stol, W. (2008). Focus op integrale veiligheid. In: W. Stol, J. Rijpma, C. Tielenburg, H. Veenhuysen, T. Abbas (red.). Basisboek Integrale Veiligheid (1e druk). Bussum: Coutinho, p. 35-46. Veiligheidsregio Groningen (2014a). Incidentenbestrijdingsplan aardbevingen. Van http://www.veiligheidsregiogroningen.nl/zo-bereiden-wij-onsvoor/20140221IBPaardbevingenversie102.pdf Veiligheidsregio Groningen (2014b). Regionaal Crisisplan. Van http://www.veiligheidsregiogroningen.nl/zo-bereiden-wij-ons-voor/beleidsontwikkelingplanvorming/RegionaalCrisisplanvastgesteldop20140704.pdf Veiligheidsregio Groningen (2015). Regionaal Crisisplan. Bekeken op 30 juni 2015, van http://www.veiligheidsregiogroningen.nl/zo-bereiden-wij-ons-voor/beleidsontwikkelingplanvorming/regionaal-crisisplan Veldhuis, G., Broek, H. van den, Stubbé, H., Tijssenaar, I., Kerstholt, J., Son, R. van (2012). Activering van burgers. (z.p.): TNO. Verhoeven, N. (2008). Wat is onderzoek? (2e druk). Den Haag: Boom onderwijs Zomer, O. en Rijpma, J. (2008). Meten van Veiligheid. In: W. Stol, J. Rijpma, C. Tielenburg, H. Veenhuysen, T. Abbas (red.). Basisboek Integrale Veiligheid (1e druk). Bussum: Coutinho, p. 47-59. Pagina | 78 5. BIJLAGEN 5.1 BIJLAGE A: REFLECTIE Inleiding Het onderwerp van mijn onderzoek is de aardbevingsproblematiek in Groningen. Vanuit een onderzoeksgroep van de Hogeschool Utrecht is een aantal onderzoek casussen naar voren gekomen en heb ik gekozen voor dit onderwerp. Een erg interessant en actueel onderwerp wat ook in de toekomst een rol speelt. De doelstelling van het onderzoek is, inzicht krijgen in de context en dilemma's die een rol speelden bij de aardbevingen in Groningen en de lessen die hieruit kunnen worden geleerd voor crisismanagement en crisiscommunicatie. Ik heb voor de opbouw van de onderzoekresultaten gekozen om te starten met een uiteenzetting van de context waarbinnen de crisis zich afspeelt. Vervolgens heb ik de toepassing van sociale media beschreven om daarna over te gaan in de crisismanagement en crisiscommunicatie, de belangrijkste dilemma’s die voortkomen uit deze crisis en tot slot ben ik ingegaan op lessen die geleerd kunnen worden op basis van de uitkomsten uit voorgaande onderwerpen. Kern De eerste fase van het onderzoek was het opstellen van het onderzoeksplan en literatuuronderzoek om vervolgens contacten te leggen met spelers in het werkveld. Het opstellen van het onderzoeksplan en literatuuronderzoek heb ik zonder problemen kunnen uitvoeren. Vervolgens ben ik gestart met het benaderen van belangrijke spelers in dit onderzoek. Het was die periode een erg drukke tijd voor betrokken partijen, waardoor ik vaak te horen kreeg dat men geen tijd had om in gesprek te gaan. Via het contact met de NAM en de Veiligheidsregio Groningen en gemeente Groningen heb ik toch voldoende informatie kunnen krijgen voor het onderzoek. Ik ben dan ook erg tevreden over de manier van informatie-uitwisseling vanuit die partijen en de openheid die men had in de gesprekken die ik had. Samen met de talrijke analyses, rapporten, verslagen en onderzoeken over de aardbevingen in Groningen over de afgelopen jaren, ben ik ook van mening dat ik mijn onderzoeksvragen goed heb kunnen beantwoorden. Waar ik veel tijd aan besteed heb is het uitschrijven van de interviews. Voor het uitschrijven heb ik geen handige instrumenten gebruikt die deze taak vergemakkelijken en versnellen. Ik heb daar wat betreft verwachting en tijdsindeling een verkeerde inschatting gemaakt. Dit werk vraagt veel discipline om te volbrengen, maar uiteindelijk heb ik het goed kunnen uitwerken. Het verwerken van de informatie in onderzoeksresultaten ging mij goed af. Ik heb geprobeerd om een strakke planning te maken waarbij ik ongeveer elke week een hoofdstuk heb kunnen schrijven. Op deze manier bleef ik in een fijn ritme en hield ik goed overzicht. Ook met het oog op dat ik in de zomerperiode deze hoofdstukken heb geschreven, wat een extra uitdaging was, heeft mijn planning mij erg geholpen om hoofdstukken af te schrijven. Pagina | 79 Gedurende het onderzoek heb ik ook veel valkuilen voorbij zien komen. De aardbevingsproblematiek in Groningen kent zoveel facetten wat al onderzoeken op zich verdienen. Je moet uitkijken om niet te veel af te wijken van de lijn van je eigen onderzoek. Met name de onderwerpen over crisismanagement en crisiscommunicatie zijn enorme thema’s waar je gemakkelijk in deelonderwerpen verdwaald. Af en toe vond ik dat wel een uitdaging. Conclusie De periode die ik met dit onderzoek doorlopen heb, is erg leerzaam geweest. Het onderwerp is tijdens mijn onderzoek continue actueel gebleven en er waren regelmatig nieuwe nieuwsberichten en bewegingen binnen deze problematiek. Dit resulteerde in een voortdurende actieve houding ten opzichte van analyses, uitspraken, nieuwe inzichten en resultaten. Wat mij van de afgelopen periode vooral is bijgebleven is het contrast tussen wat er door (sociale) media verspreid wordt en door betrokken partijen daadwerkelijk gezegd wordt. Er zit zoveel mis in de relatie, de communicatie en informatie-uitwisseling tussen actoren, dat ik soms ook even het overzicht kwijt was. Daarnaast ben ik verbaasd over hoe een probleem voor het jaar 2012 ineens een totale omwenteling kan maken naar een veiligheidscrisis na het jaar 2012. Het was daarom voor mij erg leerzaam om de achtergrond en de complexiteit van dit probleem te onderzoeken en daarover te leren. Voor een volgend onderzoek zal ik efficiënter moeten werken als het gaat om het verwerken van interviews. Zo kom ik minder snel in de problemen met de planning. Daarnaast moet ik er op letten dat ik mij niet te veel ingraaf in een onderdeel dat afwijkt van de rode draad van het onderzoek. Die neiging heb ik soms wel. Door een juiste structuur en werkwijze aan te brengen probeer ik dat te voorkomen. Pagina | 80 5.2 BIJLAGE B: ILLUSTRATIE Bron: (Groningerkrant, 2015) Pagina | 81