Raamwerk`Groningen, tussen angst en beven`

advertisement
Onderzoeksrapport
‘Groningen, tussen angst en beven’
‘Een onderzoek naar de context en dilemma’s die een rol speelden bij de aardbevingen
in Groningen en het komen tot lessen uit crisismanagement en crisiscommunicatie’
Afstudeeropdracht Integrale Veiligheidskunde, Faculteit Maatschappij en Recht
Midas Luijer
1588922
2 oktober 2015
COLOFON
Onderzoeksrapport: ‘Groningen, tussen angst en beven’
Naam:
Midas Luijer
Studentnummer:
1588922
Mail:
[email protected]
Groep:
IVK meerderejaars voltijd 2015-2016
Afstudeerbegeleider:
Jan Eberg
Mail:
[email protected]
Datum:
2 oktober 2015
Pagina | 1
VOORWOORD
Voor u ligt het onderzoeksrapport ‘Groningen, tussen angst en beven’. Een onderzoek dat ingaat op
de context waarin de crisis in Groningen afspeelt en waarbij dilemma’s een afspiegeling zijn voor de
complexiteit van het probleem in de crisiscommunicatie en crisismanagement. Het
onderzoeksrapport is geschreven in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding Integrale
Veiligheidskunde (IVK) aan de Hogeschool Utrecht (HU).
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Hogeschool Utrecht en is onderdeel van een
tweejarig onderzoeksproject genaamd ‘#THE NEXT LEVEL @CRISIS VIA CROSSMEDIA’. Het project
speelt in op een sterke behoefte bij communicatie-en veiligheidsadviseurs. Namelijk: hoe kan bij
crisis, beïnvloed door sociale media, effectief vorm worden gegeven aan crisiscommunicatie en
crisismanagement op basis van wetenschappelijke inzichten?
Samen met mijn afstudeerbegeleider, Jan Eberg, heb ik het onderzoeksplan gevormd. Tijdens het
onderzoek heb ik meerdere keren ervaren dat dit onderwerp mijn onderzoeksvragen te boven gaat.
Verschillende onderdelen uit het onderzoek vragen om meer specifiek onderzoek. Het was daarom
een uitdaging om de lijn van het onderzoeksplan vast te houden. Mede door de prettige
samenwerking met mijn begeleider Jan Eberg, heb ik de juiste koers echter kunnen behouden.
Daarom wil ik Jan Eberg bedanken voor de goede begeleiding tijdens dit traject. Jan is een prettige
man in de omgang en is altijd bereid geweest om, zelfs in zijn vrije tijd, vragen te beantwoorden en
advies te geven. Dat waardeer ik zeer. Daarnaast wil ik de personen bedanken met wie ik in gesprek
ben geweest over dit onderwerp en die mij inzicht hebben gegeven in de complexiteit van het
probleem. In het bijzonder de NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij) en de Veiligheidsregio
Groningen, waarbij ik openheid en bereidwilligheid heb mogen ervaren in het delen van informatie
en kennis.
Tot slot wil ik mijn familie bedanken. Jullie wijze raad en nuttige tips hebben mij geholpen bij het
schrijven van dit onderzoeksrapport. Ik kan met mijn vragen en zorgen altijd bij jullie terecht. Daar
ben ik enorm dankbaar voor.
Ik wens u veel plezier bij het lezen van het rapport.
Midas Luijer
Hilversum, 2 oktober 2015.
Pagina | 2
SAMENVATTING
Veel evaluaties gaan uit van fouten die gemaakt zijn tijdens een crisis en welke gevolgen dat heeft
gehad. Een dergelijke benadering kijkt niet naar de context van een situatie. De vraag waarom men
handelde zoals men handelde wordt niet gesteld, terwijl dat juist leidt tot een andere kijk en nieuwe
inzichten op het probleem. Door te kiezen voor een contextuele benadering wordt er een veel breder
beeld geschetst van een situatie en kan er sneller een verklaring gevonden worden waarom iets
gebeurt en waarom er op een bepaalde manier naar gehandeld wordt. Deze benadering is uitermate
geschikt voor crises die door sociale media aangejaagd zijn, wat ook een rol speelt bij de
aardbevingen in Groningen. Door te kijken naar samenhangende gebeurtenissen en interacties,
berichtgeving en interpretaties, en daarbij te focussen op bestuurlijke en communicatieve dilemma’s
bij dergelijke crises, ontstaan ervaringskennis, kenniskaders en gerichte handelingsalternatieven voor
betrokken partijen.
Het doel van het onderzoek is inzicht krijgen in de context en dilemma’s die een rol spelen bij de
aardbevingen in Groningen en de lessen die hieruit kunnen worden geleerd voor crisismanagement
en crisiscommunicatie. Deze doelstelling leidt tot de volgende onderzoeksvragen:
1. Welke contextuele factoren spelen mee bij de aardbevingen in Groningen? En wat is de
invloed op de crisissituatie?
2. Op welke manier en met welke bedoeling worden door de actoren sociale media gebruikt in
de crisissituatie?
3. Wat houdt crisismanagement en crisiscommunicatie in en welke factoren zijn van belang voor
een goed crisismanagement en crisiscommunicatie?
4. Welke dilemma’s spelen een rol in deze crisis?
5. Hoe kunnen betrokken bestuurders in de toekomst de crisissituatie, naar aanleiding van een
aardbeving in Groningen, beter beheersen?
Het onderzoek is opgebouwd op basis van talrijke resultaten uit reeds gemaakte studies over de
aardbevingen in Groningen en de kennis en ervaring uit de praktijk. Dit heeft ertoe geleid dat er
nuttige inzichten en lessen te formuleren zijn die een rol kunnen spelen in toekomstige crises.
Het onderzoek laat verbanden zien tussen uitkomsten, waardoor er verklaringen te vinden zijn voor
bepaalde keuzes en handelingen binnen de context van deze crisis. De belangrijkste uitkomsten zijn:
 Er was weinig toezicht en controle op de activiteiten en gevolgen van gaswinning, zodat er
geen sprake was van een onafhankelijk tegengeluid binnen de samenwerkende partijen in de
gaswinning.
 Het veiligheidsbelang is tot 2013 altijd ondergeschikt geweest aan andere belangen.
 Er was geen sprake van effectieve communicatie en verstandhouding tussen partijen die
betrokken zijn bij de gaswinning en inwoners van Groningen.
 De fundamentele spagaat waarin de overheid zich bevindt bepaalt de mate van complexiteit
van deze crisis.
 Er is onvoldoende kennisontwikkeling over de gevolgen van gaswinning.
Pagina | 3
INHOUD
Colofon .................................................................................................................................................................... 1
Voorwoord .............................................................................................................................................................. 2
Samenvatting .......................................................................................................................................................... 3
1. Onderzoek naar de aardbevingscrisis in Groningen ............................................................................................ 6
1.1 Probleemschets ............................................................................................................................................. 6
1.1.1 Inleiding .................................................................................................................................................. 6
1.1.2 Aanleiding tot onderzoek ....................................................................................................................... 8
1.2 Doelstelling.................................................................................................................................................... 8
1.3 Onderzoeksvragen........................................................................................................................................ 9
1.4 Operationalisatie ........................................................................................................................................... 9
1.4.1 Conceptueel model ................................................................................................................................ 9
1.4.2 Defenitie begrippen ............................................................................................................................. 11
1.4.3 Meetbaarheid begrippen ..................................................................................................................... 15
1.5 Onderzoeksopzet ........................................................................................................................................ 20
1.5.1 Onderzoekstype ................................................................................................................................... 20
1.5.2 Onderzoeksmethode en analysekader................................................................................................. 21
2. Onderzoeksresultaten ....................................................................................................................................... 24
2.1 Inleiding ....................................................................................................................................................... 24
2.2 Contextuele situatie ................................................................................................................................... 25
2.2.1 Situatie: plaats en tijd........................................................................................................................... 25
2.2.2 Feitenrelaas .......................................................................................................................................... 27
2.2.3 Actoren en kenmerken ......................................................................................................................... 31
2.2.4 Deelconclusies ...................................................................................................................................... 38
2.3 Toepassing sociale media ........................................................................................................................... 39
2.3.1 SWOT-analyse ...................................................................................................................................... 39
2.3.2 De rol en invloed van sociale media ..................................................................................................... 43
Pagina | 4
2.3.3 Berichtgeving........................................................................................................................................ 45
2.3.4 Deelconclusies ...................................................................................................................................... 46
2.4 Crisismanagement en crisiscommunicatie ................................................................................................. 48
2.4.1 Wat is crisismanagement en crisiscommunicatie ................................................................................ 48
2.4.2 Kenmerken crisis .................................................................................................................................. 49
2.4.3 Crisismanagement strategie................................................................................................................. 50
2.4.5 Crisiscommunicatie strategie ............................................................................................................... 55
2.4.6 Effectiviteit ........................................................................................................................................... 57
2.4.7 Deelconclusies ...................................................................................................................................... 59
2.5 Dilemma’s.................................................................................................................................................... 60
2.5.1 Weging van belangen ........................................................................................................................... 60
2.5.2 Sociaal-maatschappelijke onzekerheid ................................................................................................ 62
2.5.5 Deelconclusies ...................................................................................................................................... 64
2.6 Lessen crisismanagement en crisiscommunicatie ...................................................................................... 65
2.6.1 Communicatie ...................................................................................................................................... 65
2.6.2 Bestuurlijk ............................................................................................................................................ 66
2.6.3 Deelconclusies ...................................................................................................................................... 68
3. Conclusies & aanbevelingen.............................................................................................................................. 69
3.1 Conclusies .................................................................................................................................................... 69
3.2 Aanbevelingen ............................................................................................................................................. 73
4. Literatuur .......................................................................................................................................................... 75
5. Bijlagen .............................................................................................................................................................. 79
5.1 bijlage A: reflectie ....................................................................................................................................... 79
5.2 Bijlage B: illustratie ...................................................................................................................................... 81
Pagina | 5
1. ONDERZOEK NAAR DE
AARDBEVINGSCRISIS IN GRONINGEN
1.1 PROBLEEMSCHETS
1.1.1 INLEIDING
De Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) is een bedrijf dat al tientallen jaren aardgas pompt
uit de noordelijke gronden van Nederland. Deze aardgaswinning heeft Nederland tot nu toe een
enorm bedrag van ruim 250 miljard euro opgeleverd. Echter, de winning van deze aardgas
veroorzaakt aardbevingen in Noordoost-Groningen. In 1986 veroorzaakte de gaswinning de eerste
aardbeving en er volgden de jaren daarna nog eens ruim duizend aardbevingen.
Deze aardbevingen zijn in de loop van tijd krachtiger en frequenter voorgekomen en tot op heden
schudt de grond onder Groningen nog met regelmaat. De inwoners van het gebied waar gas
gewonnen wordt zijn ongerust over de toekomst en wat de aardbevingen aan schade kan
aanbrengen aan de woningen. Binnen de provincie Groningen is de gemeente Loppersum het
meest door de gaswinning de dupe geworden. De inwoners leven in angst en onzekerheid over wat
de volgende aardbeving kan aanrichten. Zorgen zijn er over de leefbaarheid en veiligheid in het
gebied.
3,3 op de schaal van Richter
De eerste aardbeving in het noorden van Nederland was op tweede kerstdag 1986. Meent van der
Sluis, een Drents PvdA Statenlid en leraar aardrijkskunde, beschuldigde de
gaswinningwerkzaamheden in de regio van deze aardbeving. Echter, deze beschuldiging werd niet
serieus genomen (Start & Ekker, 2013). Geoloog Hans Roest van de TU Delft nam deze opvatting wel
serieus en na onderzoek concludeerde Roest in 1990 dat het mogelijk was dat een beving met een
kracht van 2,7 op de schaal van Richter door de gaswinning zeker mogelijk is. Echter, deze
bevindingen bereikten niet het grote publiek. In 1993 is er in opdracht van Economische Zaken
wederom onderzoek gedaan naar een mogelijk verband tussen de aardgaswinning en de
aardbevingen. Uit dit onderzoek is gebleken dat een aardbeving van 3,3 op de schaal van Richter
mogelijk is. Alleen zal de kans op een dergelijke beving aanzienlijk klein zijn.
Pagina | 6
Bewijslast
Eindelijk was er erkenning voor diegenen die altijd gedacht hebben dat de gaswinning en de
aardbevingen een verband hebben met elkaar. Dan komt vervolgens de kwestie over de schade die
inmiddels is ontstaan door de aardbevingen. Het is lastig voor bewoners om deze schade te verhalen
op verantwoordelijke partijen, omdat de bewoners zelf moesten komen met bewijzen die leidden
naar de aardbevingen. Hoogleraar privaatrecht Jan van Dunné vond dat dit op een andere manier
geregeld moest worden. Hij heeft zich rond de eeuwwisseling ingezet om Kamerleden te
ondersteunen die zich bezighielden met de Nieuwe Mijnbouwwet. Doormiddel van amendementen
probeerden zij de wet dusdanig aan te passen waardoor de bewijslast die inwoners moesten geven
werd teruggedraaid. De NAM moest maar bewijzen dat de schade niet kwam door de
aardgaswinning, was het idee. Echter, de politiek werkte niet mee en er was verzet voor deze wijze
(Overgaauw, 2014).
Meer vragen dan antwoorden
In de 2003 vond er drie keer een aardbeving plaats in de gemeente Loppersum. Voor de inwoners
van Loppersum was dit de druppel die de emmer deed overlopen en ze wilden weten waar ze aan
toe waren. De burgemeester van Loppersum heeft de NAM gevraagd om uitleg te geven over deze
gebeurtenissen. Er werd een informatieavond georganiseerd door de NAM en de gemeente, maar
deze avond bleek niet succesvol. De NAM kwam vooral met een zeer technische uitleg wat totaal niet
overkwam op de inwoners. De volgende krachtige aardbeving was in 2006 in Middelstum waardoor
de provincie Groningen besloot TNO en Deltares onderzoek te laten doen naar risico’s en schade
voor woningen en gebouwen door de gaswinning. De planning was dat het onderzoek in een half jaar
klaar zou zijn, maar het heeft uiteindelijk drie jaar in beslag genomen. De uitkomst van het
onderzoek leidde eerder tot meer vragen dan dat het antwoorden opleverde. Deze conclusie bracht
de inwoners alleen maar nog meer verwarring en onzekerheid (Overgaauw, 2014).
Te laat
Voor 2012 heeft de problematiek die zich in Groningen afspeelt landelijk gezien nog steeds weinig
aandacht gekregen. Daar komt verandering in als er op 16 augustus 2012 in Huizinge opnieuw een
fikse aardbeving plaatsvindt die een kracht heeft van 3,7 op schaal van Richter. Opmerkelijk is dat
deze beving zwaarder en langer van duur was. Dit keer komt het Staatstoezicht op de Mijnen ook in
actie en besluit onderzoek te doen. De resultaten uit het onderzoek zijn schrikbarend te noemen.
Volgens het onderzoek zijn er in de toekomst meerdere en steeds zwaardere aardbevingen te
verwachten. In een brief aan Minister Kamp is het advies gegeven om de productie van gas per direct
met veertig procent te verminderen (de Jong & Eng, 2014). Minister Kamp besluit dit niet te doen, hij
wilt de rest van het jaar nog meer onderzoek laten uitvoeren. Wanneer eind 2013 uit cijfers bekend
is gemaakt dat de gasproductie juist gestegen is, is de reactie van met name inwoners weergaloos.
Bewoners zijn woest, ze voelen zich geschoffeerd. Er worden actiegroepen georganiseerd en
protestacties zijn daarvan het gevolg. De problematiek wordt uitgebreid behandeld en versterkt in de
verschillende media. Sociale media worden gebruikt om (gedupeerde) inwoners te organiseren en te
informeren over demonstraties.
Pagina | 7
Relatie tot integraal veiligheidsbeleid
De aardbevingscrisis in Groningen is een probleem waarbij verschillende raakvlakken zijn met
integrale veiligheid in relatie tot fysieke veiligheid, sociale veiligheid, regie en management.
Aangezien de crisis gaat over een veiligheidsprobleem op het gebied van gaswinning en de gevolgen
daarvan (aardbevingen) kan er gesproken worden van een fysiek veiligheidsprobleem. Inwoners zijn
namelijk betrokken bij persoonlijk leed door ongevallen van niet-menselijke oorsprong. Als de
gaswinning in het Groningsgrondgebied niet vermindert, zullen de aardbevingen frequenter zijn en in
sterkte toenemen. De fysieke onveiligheid leidt in deze crisis ook tot sociale onveiligheid: mensen
voelen zich onbeschermd en onveilig en de overheid neemt geen maatregelen om voor die
bescherming te zorgen. Er kan ook gezegd worden dat inwoners zich indirect bedreigd voelen door
de gaswinningswerkzaamheden (uitgevoerd door mensen) en zich in de steek gelaten voelen door de
overheid. (Stol, 2008, p. 40-41)
Deze crisis vraagt om een gedegen en goede regie en (crisis) management. Door de complexiteit en
grote belangen van betrokken partijen (inwoners, overheid en het NAM) ontstaan er veel dilemma’s
in het besluitvormingsproces en herstel van vertrouwen en geloofwaardigheid.
1.1.2 AANLEIDING TOT ONDERZOEK
De aanleiding voor onderzoek naar de crisis over de aardbevingen in Groningen heeft betrekking op
de context waarin een dergelijke crisis zich afspeelt en het uiteindelijk leren van dilemma’s die
kunnen voorkomen tijdens een (crisis)situatie.
Veel evaluaties gaan uit van fouten die gemaakt zijn tijdens een crisis en welke gevolgen die hebben
gehad. Dergelijke benadering kijkt niet naar de context van een situatie. De vraag waarom men
handelde zoals men handelde wordt niet gesteld, terwijl dat juist leidt tot een andere kijk en nieuwe
inzichten op het probleem.
Door te kiezen voor een contextuele benadering wordt er een veel breder beeld geschetst van een
situatie en kan sneller een verklaring gevonden worden waarom iets gebeurt en waarom er op een
bepaalde manier naar gehandeld wordt. Deze benadering is uitermate geschikt voor door sociale
media aangejaagde crises, dat ook een rol speelt bij de aardbevingen in Groningen. Door te kijken
naar samenhangende gebeurtenissen en interacties, berichtgeving en interpretaties, en daarbij te
focussen op bestuurlijke en communicatieve dilemma’s bij dergelijke crises ontstaan ervaringskennis,
kenniskaders en gerichte handelingsalternatieven voor betrokken partijen.
1.2 DOELSTELLING
Inzicht krijgen in de context en dilemma's die een rol speelden bij de aardbevingen in Groningen en
de lessen die hieruit kunnen worden geleerd voor crisismanagement en crisiscommunicatie.
Pagina | 8
1.3 ONDERZOEKSVRAGEN
Om een crisis te begrijpen en er vervolgens op de juiste manier naar te handelen, moet de context
waarin de crisis zich afspeelt goed in kaart worden gebracht. Voor betrokken bestuurders is deze
contextuele informatie van belang om toekomstige crisis beter te begrijpen en erop te anticiperen.
Op basis van dit uitgangspunt is de volgende centrale vraag geformuleerd:
Waaruit bestaan de context en dilemma’s die een rol speelden bij de aardbevingen in Groningen en
welke lessen kunnen hieruit geleerd worden voor crisismanagement en crisiscommunicatie?
Vanuit deze centrale vraag kunnen de volgende deelvragen worden geformuleerd:
1. Welke contextuele factoren spelen mee bij de aardbevingen in Groningen? En wat is de
invloed op de crisissituatie?
2. Op welke manier en met welke bedoeling worden door de actoren sociale media gebruikt in
de crisissituatie?
3. Wat houdt crisismanagement en crisiscommunicatie in en welke factoren zijn van belang voor
een goede crisismanagement en crisiscommunicatie?
4. Welke dilemma’s spelen een rol in deze crisis?
5. Hoe kunnen betrokken bestuurders in de toekomst de crisissituatie, naar aanleiding van een
aardbeving in Groningen, beter beheersen?
1.4 OPERATIONALISATIE
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de operationalisering van het onderzoek. Daarbij is het van
belang dat de belangrijkste begrippen in de onderzoeksvraag gedefinieerd worden door middel van
toegepast literatuuronderzoek. Op basis van de uitkomsten uit het literatuuronderzoek is een
conceptueel model gemaakt. Door de begrippen te concretiseren, worden de begrippen meetbaar
gemaakt.
1.4.1 CONCEPTUEEL MODEL
Het conceptueel model (figuur 1) geeft schematisch weer welke variabelen een rol spelen binnen het
proces en welke relaties (oorzaak-gevolg) bestaan tussen de variabelen. De aanleiding tot de crisis
zijn de aardbevingen in Groningen. Deze aardbevingen hebben invloed op hoe de context eruit komt
te zien, welke dilemma’s er ontstaan en hoe sociale media gebruikt wordt. Deze variabelen werken
op hoe het crisismanagement en de crisiscommunicatie georganiseerd en uitgevoerd worden.
Vervolgens kunnen lessen geleerd worden uit de ervaringen en resultaten van de genomen
(crisis)management en communicatie beslissingen.
Pagina | 9
Context
Voorgeschiedenis
Situatie:
- Plaats
- Tijd
Feitenrelaas
Actoren &
kenmerken:
- Belangen
- Rollen
- Doelen
Aardbevingen Groningen
Dilemma's
Weging belangen:
- Betrokken partijen
- Milieu
- Economie
- Juridisch
(schadeclaims)
Sociaalmaatschappelijke
onzekerheid
Crisismanagement
Kenmerken
Strategie:
- Veiligheidsketen
Patronen:
- Organisatie
- Informatie en
communicatie
- Psychologische
processen
Crisiscommunicatie
Lessen crisismanagement
& crisiscommunicatie
Communicatiestrategie:
- Betekenisgeving
- Schadebeperking
- Informatieverstrekking
Communicatie &
bestuurlijk
Effectiviteit:
- Openheid
- Deskundigheid
- Eerlijkheid
- Medegevoel
- Gedeelde
betekenisgeving
- Kenniskaders
- Ervaringskennis
- Handelingsalternatieven
Sociale media
Berichtgeving
Rol en invloed
SWOT-analyse:
- Sterktes
- Zwaktes
- Bedreigingen
- Kansen
Figuur 1: Conceptueel model
Pagina | 10
1.4.2 DEFENITIE BEGRIPPEN
Op basis van de onderzoeksvragen zijn kernbegrippen geformuleerd die een centrale rol spelen bij
het vinden van een antwoord op de hoofdvraag. Door middel van literatuuronderzoek zijn de
begrippen gedefinieerd. (!) Belangrijk om te vermelden is dat het onderzoek gaat om de samenhang
tussen de onderstaande zes centrale begrippen die voortkomen uit de doelstelling van het onderzoek
en dat de analyse van deze begrippen gericht is op de hoofdlijnen. Daarnaast is er gelet op de
haalbaarheid en uiteenzetting van de begrippen.
Context
Crises zijn contingent. Dat betekent dat het ontstaan en de ontwikkeling van een crisis wordt bepaald
door context en toeval. Het hangt van verschillende contextuele zaken af of, en in hoeverre een
bepaalde situatie een crisis wordt. Zo spelen bepaalde omstandigheden, andere gebeurtenissen die
om aandacht vragen, de tijd van het jaar, of er publieke personen in de buurt waren etc., een rol
(Van Duin e.a. 2013). Verder is het van belang waar iets plaatsvindt, of iets ervaren wordt als een
probleem, en hoe uniek iets is (vliegtuigongeluk versus auto-ongeluk). De contingentie-factor van
crises, en de onzekerheden, onvoorspelbaarheden en interacties die ontstaan, kunnen we
verzamelen onder het begrip ‘context’.
De kenmerken van crises moeten goed in kaart worden gebracht en dienen als uitgangspunten voor
analyse. De meeste evaluaties gaan uit van een causale benaderingswijze. Dat houdt in dat er een
constatering van fouten wordt gemaakt die niet gemaakt hadden mogen worden wanneer er de
juiste procedures gevolgd werd. Het causale verband wordt gelegd tussen de procedures, de
handelingen en de uiteindelijke gevolgen (de Bruijn, 2007). Een andere benadering is de contextuele
benaderingswijze. Met deze wijze worden eveneens fouten geconstateerd, maar er wordt ook
gezocht naar de beredenering die hoort bij de gemaakte fouten.
Dit context-perspectief zorgt ervoor dat er een verschuiving plaatsvindt van een foutenevaluatie naar
leren van dilemma's. Belangrijk was dat een zo breed mogelijke context is onderzocht:
voorgeschiedenis, situatie (plaats/tijd), handelingen, feitenrelaas, interactieanalyse en de
waarnemingen, uitingen en visies van betrokkenen. Dat verbindt het context-perspectief aan de
crisissituatie in Groningen.
Sociale media
Bij sociale media gaat het om een online platform waar gebruikers het platform inhoud geven.
Sociale media biedt de mogelijkheid om interactie en dialogen aan te gaan met medegebruikers.
Voorbeelden van sociale media zijn onder andere weblogs, fora, sociale netwerken als Hyves,
Facebook en LinkedIn en diensten als Twitter (Veldhuis, 2012, p. 12).
De opkomst van sociale media zorgt ervoor dat er andere eisen gesteld worden aan
crisiscommunicatie. Dit kan op verschillende manieren tot uiting worden gebracht. Ten eerste is de
snelheid waarmee berichten beschikbaar zijn en gedeeld worden flink verbeterd. Burgers zijn
daarmee al in de eerste fase (meldingsfase) van een incident of ramp actief en worden er berichten
gedeeld over de situatie. Door deze snelle verbinding verwachten burgers dat ook hulpdiensten
Pagina | 11
sneller informatie delen en naar buiten brengen. Probleem is dat hulpdiensten nog niet ingericht zijn
op deze ontwikkeling. Daarnaast zien hulpdiensten snelheid en betrouwbaarheid niet samengaan.
Aan de andere kant staat dat sociale media kansen biedt om op een veelzijdiger manier te
communiceren met burgers. Daarbij wordt communicatie niet meer gezien om slechts informatie te
verstrekken, maar ook om te monitoren, reageren en vragen te stellen (Veldhuis, 2012, p.10).
In dit onderzoek is gericht gekeken naar de rol van sociale media in de crisis die in Groningen speelt.
Daarbij is gelet op hoe sociale media gebruikt wordt door betrokken partijen, welke berichtgevingen,
interacties en interpretaties er zijn en gedaan worden over de crisis die van invloed zijn op de
crisismanagement en crisiscommunicatie.
Daarnaast is er onderzocht naar wat de sterktes en zwaktes van sociale media zijn geweest om tot
inzichten te komen over de functionaliteit en inzetbaarheid van sociale media tijdens de
aardbevingscrisis in Groningen.
Crisismanagement
Crisismanagement is een aanpak om de bron van het probleem te bestrijden en daarnaast de schade
te beperken. Een methode om een crisis in zijn volledigheid te managen is de toepassing van de
veiligheidsketen met de vijf schakels (pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg). Deze vijf
schakels worden onderzocht in het onderzoek naar crisismanagement bij de aardbevingen in
Groningen.
Crises kunnen qua karakter sterk verschillen. Echter, er bestaan basisregels en wetmatigheden die
van belang zijn. Tijdens een crisis kan het vertrouwen en geloofwaardigheid van een organisatie of
bestuurders behoorlijk onder druk komen te staan. Er wordt als het ware met een vergrootglas
gekeken naar de organisatie die beslissingen moet nemen. Hierdoor kunnen dagelijkse
werkzaamheden niet normaal uitgevoerd worden. De ruimte om tot besluiten te komen is gering.
Onzekerheid, tijdgebrek, een te kort of een overspoeling van informatie en de noodzaak tot het
nemen van beslissingen zijn kenmerkend voor de situatie. Samenwerking met veel (en nieuwe)
partijen bevordert het besluitvormingsproces ook niet (COT, 2014).
Crisismanagement bestaat ook uit patronen en regelmatigheden. Van Duin (2008, p. 351-353)
beschrijft in het hoofdstuk: ‘Rampen en andere crises’ uit het ‘Basisboek Integrale Veiligheid’
patronen en regelmatigheden die betrekking hebben op:
- Crisisbesluitvorming, waarbij ingegaan wordt op centralisatie, decentralisatie, formele en informele
processen, de rol van adviseurs en bureaupolitiek;
- Informatie en communicatie tijdens een crisis, waarbij ingegaan wordt op informatietoename en –
tekort, geruchten, en de rol/invloed van de (sociale media);
- Psychologische factoren die meespelen tijdens een crisis, waarbij er gekeken wordt naar de
stressfactor tijdens een crisis en selectief luisteren.
Er is bekeken welke factoren, overwegingen, bemiddelingen, besluiten en dilemma’s binnen
bovenstaande beschreven elementen meegespeeld hebben in de aardbevingscrisis in Groningen.
Pagina | 12
Crisiscommunicatie
Crisiscommunicatie is bedoeld om tijdens een crisis de ontstane dreiging weg te nemen of de
schadelijke gevolgen zo veel mogelijk te beperken (Regtvoort en Siepel, 2009, p.141). Het is een
veelgemaakte fout in de crisiscommunicatie: bestuurders delen de verkeerde informatie aan de
buitenwereld en vergeten daarbij te voorzien in de behoefte en vragen van de burgers. Daarmee is er
geen relatie tussen de zender en ontvanger en worden er alleen maar berichten gezonden waar de
burger niet om vraagt (Brouwer e.a., 2012, p. 8). Deze (mis)communicatie leidt tot verdere
verwarring en onzekerheid, wat nog moeilijk te herstellen is.
Ongeacht welke crisis er gaande is, de drie aspecten: betekenisgeving, schadebeperking en
informatieverstrekking zijn volgens Regtvoort en Siepel (2009) altijd de drie bouwstenen die samen
de crisiscommunicatie vormgeven. Belangrijk effect is dat deze drie aspecten ten dienste staan van
de communicatiebehoeften van de betrokkenen, slachtoffers, belanghebbenden. Onderstaand een
korte beschrijving van de drie aspecten (Regtvoort en Siepel, 2009, p.141-144):
- Betekenisgeving: het is erg belangrijk om in de betekenisgeving van een crisis een verband te leggen
met de betekenis die getroffenen en de samenleving geven aan een crisis. Er moet dus vanuit het
oogpunt van de getroffenen een beeld gevormd worden. Daarnaast is het van belang dat er snel een
eerste betekenisgeving gebracht wordt door een bestuurder.
- Schadebeperking: in geval van schadebeperking wordt crisiscommunicatie gebruikt om materiële en
immateriële schade zo veel mogelijk te beperken. Door bepaalde adviezen over gedrag en handeling
door te geven probeert men de schade te beperken. Voorbeelden zijn ontruimingen en evacuaties.
- Informatieverstrekking: bij informatieverstrekking wordt crisiscommunicatie gebruikt om te
voorzien in de informatiebehoefte van getroffenen en samenleving. Het is belangrijk dat de
communicatie zo snel mogelijk opgestart wordt om die informatiebehoefte te bevredigen.
Een belangrijke doelstelling van een goed gekozen communicatiestrategie is dat de boodschap die
men communiceert effect heeft op de doelgroep. Regtvoort & Siepel (2009) hebben het in hun boek,
‘Risico- en crisiscommunicatie’, over geloofwaardigheid als belangrijke voorwaarde om deze
doelstelling te bereiken. Aan de hand van vijf aspecten: openheid, deskundigheid, eerlijkheid,
medegevoel en gedeelde betekenisgeving is de effectiviteit van de crisiscommunicatie bij de casus
over de aardbevingen in Groningen onderzocht. Onderstaand een korte betekenis van die vijf
aspecten (Regtvoort en Siepel, 2009, p. 145):
- Openheid: alle feiten en bronnen dienen openlijk naar buiten gebracht te worden. Hierin zijn
eventuele overwegingen ook gewenst. Inspraak is mogelijk en belangen worden openlijk gedeeld.
- Deskundigheid: er wordt uitgegaan van kennis van zaken en dat eerdere ervaringen een positieve
invloed hebben op de specifieke crisissituatie.
- Eerlijkheid: in elke fase van de crisis wordt er openhartig en naar waarheid gecommuniceerd over
specifieke kwesties.
- Medegevoel: er wordt begrip getoond voor de situatie van de getroffenen.
- Gedeelde betekenisgeving: de communicatie is gericht op de belangen van de getroffenen en de
samenleving. Eigen belangen staan hierbij niet voorop.
Pagina | 13
Dilemma’s
Binnen een crisis ontstaan verschillende dilemma’s die bestuurders moeten overwegen. De
dilemma’s die voorkomen in de aardbevingscrisis in Groningen hebben betrekking op verschillen in
belangen: belangen van betrokken partijen, milieuconsequenties, veiligheid en aan de andere kant
de economische overwegingen, en de juridische afwegingen in bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid
van schadeclaims. Politisering en privatisering spelen ook een belangrijke rol in het overwegen van
bepaalde besluiten die bestuurders maken. Politisering gaat over de slagkracht van
overheidsinstanties. De crisis in Groningen is een langdurige crisis welke al tientallen jaren gaande is.
De burgers hebben in die jaren niet of nauwelijks slagkracht van de overheid ervaren en grijpen nu
zelf in om die slagkracht te bewerkstelligen. Aan de andere kant is er de privatisering, waar de
overheid geen rol in speelt.
De NAM (Nederlandse Aardgas Maastschappij) is (mede)verantwoordelijk voor de aardbevingen in
Groningen, maar heeft een dusdanig aandeel in de economie van Nederland dat zij ook zeggenschap
heeft over de werkzaamheden. (Regtvoort en Siepel, 2009, p. 38)
Sociaal-maatschappelijke onzekerheden vormen dilemma’s die met het oog op vertrouwensherstel
een grote rol spelen (van Duin & Wijkhuis, 2014).
De dilemma’s die onderzocht worden hebben antwoorden gegeven op de vraag waarom men
handelde zoals men deed. De evaluatie van de gebeurtenissen na het schietdrama in Alphen aan den
Rijn is gebaseerd op deze methodiek en aan de hand van voorkomende dilemma’s zijn de
belangrijkste beslissingen en thema’s beschreven (Van Duin e.a. 2012, p. 16-18). Deze benadering is
ook gebruikt in dit onderzoek.
Lessen voor crisismanagement en crisiscommunicatie
Het is nuttig voor bestuurders en betrokken partijen als er na een crisis bepaalde lessen geleerd
kunnen worden om tot een betere en effectievere crisismanagement en crisiscommunicatie te
komen voor toekomstige crises. Daarbij is de focus op samenhangende gebeurtenissen, interacties,
berichtgeving en interpretaties met bijhorende dilemma’s op bestuurlijk en communicatief niveau.
Hiermee is gezorgd voor nieuwe kennis en handelingsalternatieven voor betrokken partijen.
Pagina | 14
1.4.3 MEETBAARHEID BEGRIPPEN
De kernbegrippen uit het onderzoek zijn gedefinieerd aan de hand van literatuuronderzoek. De
volgende stap is om deze begrippen meetbaar te maken. De kernbegrippen zijn daarbij ontleed,
specifieker gemaakt en toegepast op het onderzoek. Per kernbegrip zijn factoren uitgewerkt die
worden verstaan onder het kernbegrip.
Context
Crisiskenmerken kunnen objectief vastgesteld worden, maar het is net zo belangrijk om inzicht te
krijgen in de onzekerheden, mate van dreiging en urgentie bij andere belanghebbende groepen zoals
de bevolking, autoriteiten en bedrijven (Rosenthal, 2009, p.13). Deze kenmerken leveren een
bijdrage aan de context waarin een crisis zich afspeelt.
Het onderzoek vraagt om een contextueel perspectief van de crisissituatie in Groningen waar
voorgeschiedenis, situatie, feitenrelaas en actoren onderdeel van zijn. Concretisering van dit begrip is
gewenst om te zorgen voor verduidelijking en toepassing binnen het onderzoek.
Voorgeschiedenis
Wat onder het context-perspectief verstaan wordt is allereerst de voorgeschiedenis van de huidige
crisissituatie. Over het algemeen is een crisis het product van een sluimerende aanloop, waarbij er
veel contact- en informatiemomenten zijn die uiteindelijk leiden tot escalatie van de situatie
(Rosenthal e.a. 2001). Aangezien in 1986 de eerste aardbeving in Groningen een feit was, kan men
spreken van een langdurige en sluimerende crisis die tot op de dag van vandaag voortduurt. Om de
voorgeschiedenis inzichtelijk te maken, zijn de volgende vragen van belang:
Hoe heeft de crisis in Groningen zich dusdanig kunnen ontwikkelen dat er sprake is van een escalatie
en onveilige (woon)situatie voor inwoners? Wat is de rol geweest van de (lokale) overheid? Welke
beslissingen zijn er genomen? Hoe is de respons (relatie) geweest tussen (lokale) overheid, inwoners
en het gaswinningsbedrijf? Wat is de houding geweest van de NAM (Nederlandse Aardolie
Maatschappij) de afgelopen jaren ten opzichte van het probleem? Welke (burger, overheid)
initiatieven zijn er opgestart voor de waarborging van de veiligheid in het gaswinningsgebied? (Van
Duin, 2008, p. 347-348)
Situatie
Het inzichtelijk maken van een situatie waarin de crisis zich afspeelt, is tevens een belangrijke waarde
om de context beter te begrijpen. Het onderzoek richtte zich hierbij op de plaats waar de crisis zich
afspeelt en in welke tijd. Het is interessant om binnen het onderzoek scenariodenkend te kijken
welke gevolgen en handelswijzen er ontstaan en gaan ontstaan naarmate de aardbevingen zich
versterken naar de stad Groningen waar het een stuk dichter bevolkt is en kwetsbaarder is dan het
platteland.
Om deze factoren te onderzoeken zijn er antwoorden gezocht op de volgende vragen:
Waar bevinden zich de meeste aardbevingen? Welke gevolgen/schade is er tot nu toe ondervonden
van de aardbevingen? Welke geografische factoren zijn van invloed op de aardbevingscrisis in
Groningen? Wat is de frequentie van het aantal aardbevingen dat zich voordoet in Groningen?
Waarom komen de inwoners nu flink in opstand? (Welke factoren spelen daarbij een rol?). (SodM,
2013)
Pagina | 15
Feitenrelaas
Zoals eerder genoemd zijn er voorafgaand aan een crisis veel informatie- en contactmomenten
waarbij er bijv. waarschuwingen uitgebracht worden over de verslechtering van de situatie
(Rosenthal e.a., 2001). Een feitenrelaas geeft daarin een duidelijke weergave van welke
gebeurtenissen er zich afgespeeld hebben die hebben geleid tot een escalatie van de situatie. Het
onderzoek beschrijft alle belangrijke feiten die een rol spelen bij de ontwikkeling van de
aardbevingscrisis in Groningen (Zomer en Rijpma, 2008, p. 52-54).
Actoren en kenmerken
Binnen de context van een crisis spelen actoren uiteraard een rol. Zonder betrokkenen was er geen
crisis ontstaan. Belangrijk is om deze betrokkenen in kaart te brengen en te achterhalen welke
belangen zij aanhangen met betrekking tot deze aardbevingscrisis. Belangen van betrokkenen, rollen,
doelen en visies die men uitdraagt zijn factoren die invloed hebben op de context van een crisis. De
volgende vragen vormden hierbij de basis: Welke actoren zijn betrokken bij de aardbevingscrisis in
Groningen? Welke belangen hangen zij zich aan binnen deze crisis? Welke rollen vervullen zij? Welke
doelen en visies worden er uitgedragen? (Helsloot, Martens en Scholtens, 2011, p. 27-37).
Sociale media
Binnen het onderzoek is er op het gebied van sociale media gezocht naar de factoren: berichtgeving,
interacties tussen betrokkenen, interpretaties van berichten en er wordt onderzocht wat de sterktes,
zwaktes, bedreigingen en kansen zijn van het gebruik van sociale media tijdens een crisis.
Onderstaande factoren hebben bijgedragen aan het inzichtelijk maken van de rol en de invloed van
sociale media tijdens de aardbevingscrisis in Groningen.
Berichtgeving, interacties en interpretaties
Deze factoren zijn onderzocht door middel van de volgende vragen: welke partijen zijn actief met
sociale media? Hoe wordt sociale media gebruikt tijdens de aardbevingscrisis in Groningen? Wat
willen gebruikers bereiken met de berichten? Wat zijn de effecten van de berichten? (Veldhuis, 2012,
p.10). Sociale media is er niet alleen om berichten te zenden, maar ook om een interactie tussen
personen te bewerkstelligen. Onder interacties wordt verstaan de wijze waarop gebruikers van
sociale media tijdens de crisis in Groningen met elkaar communiceren. Vragen als: welke verbanden
worden er gelegd? Welke groepen (mensen) hebben veel interacties met elkaar? Wat zijn de
uitkomsten van deze interacties en welk effect hebben de interacties op het daadwerkelijk handelen
tijdens de crisis? (Brouwer et al., 2012, p. 28-31)
Het interpreteren van berichten via de sociale media is een interessante factor. De sfeer op sociale
media kan sterk worden bepaald door interpretaties die gedaan worden op berichten. De volgende
vragen zijn bepalend voor deze factor: vinden er door gebruik van sociale media veel misvattingen
plaats in berichtgevingen? Wat zijn effecten van verkeerde interpretaties, wat voor invloed hebben
interpretaties op de beleving van de crisis in Groningen? (Veldhuis, 2012, p.12)
Pagina | 16
SWOT-analyse
Op basis van de bovenstaande uitkomsten is het gebruik van sociale media ondervonden aan een
sterkte-zwakte analyse (SWOT-analyse). Daarbij zijn de sterktes, zwaktes, bedreigingen en kansen,
afgeleid van de berichtgeving, interacties en interpretaties, die naar voren zijn gekomen door gebruik
van sociale media tijdens de aardbevingscrisis in Groningen. Deze analyse is door middel van een
schematische weergave uitgewerkt. (Brouwer, 2012, p. 47-49)
Crisismanagement
Het onderzoek richt zich binnen het crisismanagement op de kenmerken van een crisis, de strategie
die bestuurders hanteren en de patronen die terug te vinden zijn in crisismanagement.
Kenmerken
Crises komen in veel verschillende vormen voor. Echter, het zijn altijd dezelfde kenmerken die
opvallen wanneer er zich een crisis voordoet. De volgende factoren zijn kenmerkend bij een crisis en
zullen altijd te herkennen zijn:
- Schade: leidt de situatie tot schade?
- Escalatie: komt de situatie tot een escalatie?
- Informatie: is er een hoge mate van onzekerheid en gebrek aan informatie?
- Tijd: vraagt de situatie tot snel handelen, is er sprake van weinig tijd, stress?
- Media: is er media-aandacht, speelt media een grote rol?
(Knegtel, 2007)
Strategie
De strategie is bepalend voor crisismanagement. De schakels van de veiligheidsketen zijn gebruikt
om te onderzoeken welke strategie er toegepast is binnen het crisismanagement tijdens de crisis in
Groningen. In het hoofdstuk ‘De ketenbenadering’ van het ‘Basisboek Integrale Veiligheid’ heeft
Janneke Liebregts een uitwerking gegeven van de schakels. De onderstaande vragen die gesteld zijn,
zijn afgeleid van deze schakels (Liebregts, 2008, p. 61):
- Wat is er door bestuurders gedaan op het gebied van pro-actie? (Wegnemen van onveiligheden)
- Welke maatregelen zijn er getroffen om vormen van onveiligheden weg te nemen of te stoppen?
(Preventie)
- Welke voorbereidingen zijn er getroffen om effectief op te treden als er zich een onveilige situatie
voordoet? (Preparatie)
- Welke handelingen en optreden is er toegepast en uitgevoerd tijdens de crisis? (Repressie)
- Wat is er gedaan om te komen tot een terugkeer van een veilige situatie voor getroffenen van de
aardbevingen? (Nazorg)
Patronen
Binnen de crisismanagement zijn volgens Rosenthal (1998) patronen te ontdekken die ongeacht de
soort crisis terugkeren. Deze patronen hebben betrekking op de organisatie, informatie en
communicatie en psychologische processen (Rosenthal e.a., 1998).
Op basis van deze drie factoren is er gekeken naar het crisismanagement tijdens de aardbevingscrisis
in Groningen.
Pagina | 17
Met betrekking tot ‘organisatie’ zijn de volgende vragen gesteld: is er sprake van centralisatie van de
besluitvorming tijdens de crisissituatie? Zijn er vormen van besluitvorming op decentraal niveau?
Hoe wordt er omgegaan met formele en informele processen tijdens de crisis? Wat is de rol van
adviseurs in de besluitvorming? Zijn er conflicten over taken en rollen binnen het crisismanagement?
(Van Duin, 2008, p. 351-352)
Op het gebied van ‘Informatie en communicatie’ zijn de volgende vragen gesteld: hoe is de
informatievoorziening tijdens de crisis? Is er sprake van een toename of juist een tekort? Wat heeft
dat voor gevolgen voor het besluitvormingsproces? Hoe wordt omgegaan met geruchten over een
bepaalde situatie? Wat is de rol van sociale media binnen het crisismanagement? (Van Duin, 2008, p.
352-353)
Onder ‘psychologische processen’ zijn de volgende vragen gesteld: is er sprake van stress tijdens de
crisissituatie? Wat voor effect heeft dat op de besluitvorming? Wordt er selectief geluisterd naar
informatie binnen de crisissituatie? Worden bijv. alle belangen gehoord door bestuurders? (Van
Duin, 2008, p. 353)
Crisiscommunicatie
Onder het begrip ‘crisiscommunicatie’ zijn binnen het kader van het onderzoek de volgende factoren
bekeken: communicatiestrategie, met daarbij de betekenisgeving van informatie, schadebeperking
door het bieden van adviezen en informatieverstrekking aan betrokkenen. Daarnaast is er bekeken of
de crisiscommunicatie effect heeft op de ontvanger. De betekenis van deze factoren en de
onderdelen die horen bij het toetsen van de effectiviteit zijn in de begrippen definitie uitgewerkt.
Communicatiestrategie
Binnen de communicatiestrategie zijn de volgende vragen gesteld op basis van de drie eerder
beschreven factoren: hoe snel wordt er gecommuniceerd over een ontstane situatie (aardbeving) en
in hoeverre wordt er rekening gehouden met de gevoelens en vraag (betekenisgeving) van de
getroffenen en de samenleving? Wordt communicatie gebruikt als middel om ontstane
schade/gevolgen te beperken in de vorm van adviezen? Wordt communicatie gebruikt om algemene
informatie te delen, verklaringen af te leggen, toelichtingen te geven over de crisissituatie?
(Regtvoort en Siepel, 2009, p.141-144)
Pagina | 18
Effectiviteit
De effectiviteit van de toegepaste crisiscommunicatie is onderzocht aan de hand van de volgende
aspecten die Regtvoort en Siepel (2009) hebben beschreven:
- Openheid: worden feiten en bronnen van bepaalde overwegingen openlijk gedeeld?
- Deskundigheid: worden er tijdens een crisissituatie voldoende deskundigheid/professionals
betrokken?
- Eerlijkheid: is eerlijkheid in de berichtgeving een belangrijk aspect?
- Medegevoel: wordt er moeite gedaan om anderen (betrokkenen) te begrijpen?
- Gedeelde betekenisgeving: staan belangen van betrokkenen en de samenleving centraal in de
communicatie?
(Regtvoort en Siepel, 2009, p. 145)
Dilemma’s
Binnen het kernbegrip ‘dilemma’s’ verstaan we in het kader van het onderzoek de belangen op
verschillende thema’s van betrokken partijen, de politisering en de privatisering en de sociaalmaatschappelijke onzekerheid die grote dilemma’s meebrengt. Deze factoren zijn hieronder verder
geconcretiseerd tot meetbare begrippen.
Weging belangen
Tijdens een crisis zijn er veel partijen die opkomen voor hun eigen belangen. Daaruit kunnen
conflicten ontstaan die de crisis alleen maar verergeren. Om een crisis beheersbaar te houden moet
er bemiddeld worden tussen partijen. In het onderzoek wordt gezocht naar dergelijke bemiddeling
en afwegingen tussen belangen van partijen die betrokken zijn bij de aardbevingscrisis in Groningen.
Daarbij zijn de volgende vragen gesteld: vindt er door bestuurders bemiddeling plaats tussen
betrokken partijen? En op welke manier? Wat zijn de effecten van deze bemiddelingsacties? Worden
belangen behartigd waar dat mogelijk is? Welke dilemma’s komen in de afweging naar voren? In het
rapport ‘Lessen in crisisbeheersing’ naar aanleiding van het schietdrama in Alphen aan den Rijn
worden kwesties beschreven waar er keuzes gemaakt worden in de belangen van partijen (Van Duin
e.a, 2012, p. 75-80). Aan de hand van deze inzichten zijn antwoorden gezocht.
Politisering versus privatisering
Politisering laat zich zien in de slagkracht van overheidsinstanties. De rol van overheidsinstanties kan
dermate de crisis doen oplaaien doordat er geen slagkracht bestaat. De crisis in Groningen duurt al
tientallen jaren waarbij burgers de slagkracht van de overheid niet hebben ervaren. De kans wordt
daardoor groter dat burgers zelf initiatieven gaan ondernemen om slagkrachtig op te treden.
De vraag die hierbij onderzocht is: welke dilemma’s spelen een rol in de slagkracht van de overheid?
Daarnaast is er binnen het onderzoek gekeken naar dilemma’s op het gebied van privatisering. De
aardbevingen in Groningen zijn het gevolg van de gaswinning door de NAM.
Aangezien de gaswinning enorme financiële opbrengsten genereert waren de volgende vragen
belangrijk om te onderzoeken: heeft de NAM veel zeggenschap over de werkzaamheden en
verantwoordelijkheden op het gebied van gaswinning en veiligheid en welke dilemma’s spelen een
rol in die mogelijke machtsverhouding ten opzichte van de slagkracht van de overheid? (Regtvoort en
Siepel, 2009, p. 37-38)
Pagina | 19
Sociaal-maatschappelijke onzekerheid
Een groot dilemma in deze problematiek is, hoe de overheid en de betrokken partijen in de
gaswinning het vertrouwen weer kunnen herstellen in een situatie waarin de overheid zich bevindt
tussen economische en veiligheidsbelangen. De sociaal-maatschappelijke onzekerheid onder de
samenleving is na de aardbeving in 2012 bij Huizinge alleen maar toegenomen. De volgende vragen
hebben geleid tot antwoorden die de complexiteit van het vertrouwensherstel en onzekerheid laten
zien: welke onzekerheden spelen een rol? Hoe ziet de spagaat eruit waarin de overheid zich bevindt?
Wat is de juiste manier om met sociale media aandacht om te gaan? Op welke zaken leg je de focus?
(van Duin & Wijkhuis, 2014).
Lessen voor crisismanagement en crisiscommunicatie
Rampen en crises zijn uitermate geschikt om lering uit te trekken voor toekomstige crises (Van Duin,
1992). Op basis van de uitkomsten van de begrippen kunnen er verschillende conclusies
geformuleerd worden die bij kunnen dragen aan nieuwe ervaringen, kennis en
handelingsalternatieven voor bestuurders in tijden van een crisissituatie. Daarbij ligt de focus op
lessen die geleerd kunnen worden uit de dilemma’s op bestuurlijk en communicatief niveau.
De volgende vragen zijn daarbij geformuleerd: welke nieuwe inzichten kunnen er gehaald worden uit
de dilemma’s op het gebied van crisismanagement en crisiscommunicatie? Welke
handelingsalternatieven kunnen er geformuleerd worden op basis van de ervaring en opgedane
kennis die bestuurders en andere professionals hebben ondervonden tijdens de aardbevingscrisis in
Groningen? (Van Duin e.a, 2012)
1.5 ONDERZOEKSOPZET
In dit hoofdstuk is er een verantwoording gegeven van het onderzoekstype dat past bij dit
onderzoek. Vervolgens is er ingegaan op de verantwoording van de onderzoeksmethode en
analysekader.
1.5.1 ONDERZOEKSTYPE
Praktijkgericht
Dit onderzoek is een praktijkgericht onderzoek waarbij gezocht is naar verklaringen en nieuwe
inzichten op het gebied van crisismanagement en crisiscommunicatie. Het context-perspectief
waarin de crisis zich afspeelt is van wezenlijk belang om het probleem te begrijpen. Daarnaast zijn er
dilemma’s waar bestuurders mee te maken krijgen om een effectieve en goede crisismanagement en
crisiscommunicatie te bewerkstelligen. De uitkomsten van het onderzoek leveren nieuwe kennis en
handelingsalternatieven op voor betrokken partijen.
Het onderzoek is opgebouwd op basis van de werkcyclus horende bij praktijkgericht onderzoek
(Verhoeven, 2008, p. 36):
1. Probleemanalyse
2. Onderzoeksontwerp
3. Dataverzameling
4. Data-analyse
5. Rapportage
Pagina | 20
Kwalitatief onderzoek
Het onderzoek is voornamelijk gericht op kwalitatieve (inhoudelijke) informatie. Daarmee zijn nieuwe
inzichten en kennis gezocht die een verklaring geven van een probleem. Echter, het is voorgekomen
dat een bepaald element in een onderzoeksvraag een andere benadering vroeg. Dan is er een mix
ontstaan tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Het ligt dus aan de te onderzoeken elementen
welke gewenste type hierbij werd gevraagd.
Het onderzoek is een gevalsstudie aangezien de aardbevingen in Noordoost Groningen de aanleiding
vormen om op een scenariodenkende wijze de focus te leggen op de stad Groningen en te kijken
naar welke gevolgen en handelswijzen er ontstaan zijn en gaan ontstaan naarmate de aardbevingen
steeds meer de stad Groningen gaan raken. De gevalsstudie wordt gezien als een kwalitatief
onderzoekstype. Hierbij zijn verschillende methoden van dataverzameling gecombineerd. Hier vallen
onder: open interviews, observatie, documentstudie en groepsinterviews. (Verhoeven, 2008, p. 132133)
Verklarend onderzoek
Bij dit onderzoek is er gezocht naar verklaringen van het probleem. Met name de beschrijving van de
context en zoeken naar dilemma’s binnen de crisismanagement en crisiscommunicatie zijn
onderwerpen die vragen om een verklaring. Samenhang tussen bepaalde factoren hebben gezorgd
voor inzichten binnen de context van de crisis. Verschillende theorieën uit de literatuur fungeerden
als toetsing voor de daadwerkelijke situatie.
1.5.2 ONDERZOEKSMETHODE EN ANALYSEKADER
De verschillende onderzoeksmethoden helpen tot het verkrijgen van de juiste informatie voor de
beantwoording van de (centrale) onderzoeksvraag. Onderstaand zijn de onderzoeksmethoden
uitgewerkt. De onderzoeksmethoden zijn afgeleid van de verschillende onderzoekstypen die
Verhoeven (2008) beschreven heeft in haar boek ‘Wat is onderzoek?’ (Verhoeven, 2008, p. 101-130).
Analyse van bestaand materiaal
Bestaand materiaal kan zeer nuttig zijn om te hergebruiken om andere vragen te beantwoorden.
Aangezien er veel materiaal bestaat over de aardbevingscrisis in Groningen heeft deze methode veel
informatie opgeleverd om nieuwe inzichten te kunnen toetsen.
Bestaande literatuur levert ook kennis op over gedragingen en effecten die actoren bewerkstelligen
door het gebruik van sociale media en is er duidelijkheid gegeven over hoe de crisis zich heeft
ontwikkeld de afgelopen jaren. Door bestaand materiaal goed te analyseren zijn er dilemma’s,
problemen en kwesties naar voren gekomen die eerder hebben afgespeeld in de loop van de crisis en
waaruit lering getrokken is.
TNO rapporten, evaluatierapporten, analyse rapporten van adviesbureaus, wetenschappelijke
literatuur, onderzoeken, documentaires en nieuwsberichten vormen de bronnen waaruit informatie
gehaald is.
Inhoudsanalyse
Deze methode is bedoeld om de verdieping in te gaan en verbanden te leggen tussen factoren die
nog niet eerder zijn gelegd. Dit levert eveneens nieuwe inzichten op. Gezocht is naar verbanden
tussen kenmerken en invloed en achterliggende gedachten voor het gebruik van sociale media
Pagina | 21
tijdens een crisis. Door inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de crisis, zijn er door inhoudsanalyse
verklaringen gevonden en verbanden gelegd die antwoord hebben gegeven op de escalatie van de
crisis. Inhoudsanalyse is ook gebruikt om verbanden te zoeken tussen bepaalde dilemma’s waarmee
bestuurders te maken hebben gehas tijdens een crisis. Deze zijn gebruikt om probleemoplossend te
werk te gaan.
TNO rapporten, evaluatierapporten, analyse rapporten van adviesbureaus, wetenschappelijke
literatuur, onderzoeken, documentaires en nieuwsberichten vormen de bronnen waaruit informatie
gehaald is.
Literatuuronderzoek
Literatuuronderzoek vormt de basis van het onderzoek en zorgt voor een brede verzameling van
informatie over alle elementen die van belang zijn voor de beantwoording van de onderzoeksvragen.
Literatuuronderzoek is voornamelijk gebruikt in de eerste fase van het onderzoek, waarbij er een
verkenning van het onderwerp uitgevoerd is en er een richting bepaald is die het onderzoek in
geslagen heeft.
TNO rapporten, evaluatierapporten, analyse rapporten van adviesbureaus, wetenschappelijke
literatuur, onderzoeken, documentaires en nieuwsberichten vormen de bronnen waaruit informatie
gehaald is.
Interview
Interviews zijn nodig om meningen, kennis en ervaring te verkrijgen van betrokken partijen binnen
de crisis. Deze subjectieve informatie wordt gebruikt voor nieuwe handelingsalternatieven in tijden
van crisis. Interviews worden ook gebruikt om informatie te verzamelen over het gebruik van sociale
media en het verkrijgen van inzichten op het gebied van besluitvorming, overwegingen, dilemma’s bij
bestuurders die verantwoordelijk zijn voor crisismanagement en crisiscommunicatie. Dit levert meer
kwalitatieve resultaten/conclusies op. Op voorhand was de planning om met de volgende personen
interviews te houden:
- Professional op het gebied van communicatie (communicatieadviseurs en/of gemeentelijke
communicatiemedewerkers).
- Expert op het gebied van sociale media (bijv. analist van de politie).
- Verantwoordelijke voor bepaalde grootschalige acties via sociale media (actiegroep/burgers).
- Verantwoordelijke externe veiligheid NAM.
- (gemeentelijke) Bestuurder(s) van het getroffen gebied.
- Onderzoekers die zich met deze crisis reeds bezighouden.
Deze respondenten kunnen interessante kennis en inzichten geven vanuit verschillende invalshoeken
over hoe men gehandeld heeft en de crisis beleefd hebben.
Verantwoording uitvoering:
Getracht is om in totaal 10 interviews/gesprekken te houden. Dit aantal is niet nodig gebleken
aangezien na zeer nuttige contacten met de NAM, de Veiligheidsregio en de gemeente Groningen er
voldoende informatie (samen met talrijke onderzoeken) vergaard was om de onderzoeksvragen te
kunnen beantwoorden. Op dat moment heb ik het ‘verzadigingspunt’ bereikt wat betreft het
verzamelen van informatie en ben ik gaan schrijven. Wanneer ik vervolgens toch op
Pagina | 22
onduidelijkheden stuitte, had ik telefonisch of mailcontact met desbetreffende partijen om mijn
vragen te beantwoorden of extra informatie in de vorm van documenten toegestuurd te krijgen.
Gevalsstudie
Gevalsstudie is toegepast om ervaringen van de actoren op het gebied van sociale media gebruik te
achterhalen. Daarnaast zijn relaties gezocht tussen groepen mensen die met dezelfde instelling
gebruik maken van sociale media binnen de crisissituatie. Gevalsstudie draagt ook bij aan het
achterhalen van de ervaringen die opgedaan zijn door bestuurders over het managen van een
crisissituatie. De focus is gelegd op de instelling en ervaring van bestuurders en professionals op het
gebied van crisismanagement en crisiscommunicatie binnen de aardbevingscrisis in Groningen.
Hierbij is specifiek de stad Groningen onder de loep genomen omdat aardbevingen ook steeds vaker
voorkomen of te voelen zijn in de stad zelf.
Monitoring
Door toepassing van monitoring is er inzicht verkregen in de ontwikkeling die verklaard waarom er
een crisissituatie is ontstaan in Groningen. Daarbij zijn verschillende bestaande
onderzoeken/bestaande resultaten vergeleken met de huidige situatie. Die vergelijking heeft
overeenkomsten of verschillen laten zien die een beeld geven in hoeverre een situatie is veranderd.
Aangezien de aardbevingscrisis in Groningen al jaren speelt en er veel materiaal bestaat over deze
crisis is monitoring een goede methode om deze ontwikkeling in kaart te brengen.
TNO rapporten, evaluatierapporten, analyse rapporten van adviesbureaus, wetenschappelijke
literatuur, onderzoeken, documentaires en nieuwsberichten vormen de bronnen waaruit informatie
gehaald is.
Verwerking van de gegevens en persoonsgegevens
De gegevens/informatie die door de verschillende onderzoeksmethoden verzameld zijn, zijn over het
algemeen verwerkt in verslaglegging of aparte uitwerking waarin de, voor het onderzoek relevante,
bevindingen beschreven staan.
Uitkomsten van deskresearch methoden (analyse van bestaand materiaal, inhoudsanalyse en
literatuuronderzoek) zijn per onderwerp of thema gerangschikt en daaruit zijn de belangrijkste
bevindingen en resultaten uitvergroot en uitgewerkt. Deze uitwerking is voor de beantwoording van
de deelvragen hierdoor makkelijk toepasbaar geweest.
De uitkomsten van de interviews, gevalsstudies en monitoring zijn gecategoriseerd op basis van een
onderwerp of thema.
Bij het toepassen van de onderzoeksmethoden zijn in ieder geval de volgende regels nageleefd:
- Het gebruik van persoonsgegevens wordt in ieder geval met instemming van de betreffende
persoon afgestemd en gevraagd voor goedkeuring van gebruik.
- Persoonsgegevens worden zo min mogelijk gebruikt of vermeld. Daarbij is spaarzaamheid en
voorzichtigheid geboden.
- Persoonsgegevens zullen niet openbaar gemaakt worden of gepubliceerd. De gegevens zullen in
een afgesloten map bewaard worden dan wel zo snel mogelijk worden geanonimiseerd.
- In het eindrapport van het onderzoek worden geen persoonsgegevens vermeld, in de plaats
daarvan functies.
Pagina | 23
2. ONDERZOEKSRESULTATEN
2.1 INLEIDING
De resultaten die in de komende hoofdstukken uiteengezet worden, vormen de antwoorden op de
deelvragen en de centrale vraag.
In het eerste hoofdstuk wordt de context beschreven waarin de crisis in Groningen zich afspeelt.
Daarnaast wordt er bekeken wat de invloed van die context is op de crisissituatie. De context wordt
doormiddel van verschillende factoren gevormd te weten: situatie van plaats en tijd, feitenrelaas,
actoren en de kenmerken.
Het tweede hoofdstuk gaat in op de rol en invloed van sociale media. Door de berichtgeving,
interacties en interpretaties te belichten en daarnaast een SWOT-analyse (sterktes, zwaktes,
bedreigingen en kansen analyse) op te stellen, wordt er een gedegen analyse gemaakt van de
toepassing van sociale media binnen de aardbevingscrisis in Groningen.
De resultaten over de thema’s ‘crisismanagement’ en ‘crisiscommunicatie’ worden in het derde
hoofdstuk uiteengezet. Onderwerpen over kenmerken, strategie en effectiviteit vormen de
hoofdzaken van dit hoofdstuk en zullen geanalyseerd worden aan de hand van bestaande plannen en
theorieën.
Het vierde hoofdstuk gaat over de verschillende dilemma’s die een rol spelen in de crisis.
Hierin worden belangen van allerlei betrokken partijen op het gebied van milieu, veiligheid,
economie en juridische zaken besproken. De sociaal-maatschappelijke onzekerheid die een grote rol
speelt in deze crisis vormt belangrijke dilemma’s als het gaat om vertrouwensherstel en
geloofwaardigheid in de relatie tussen betrokken partijen.
Het laatste hoofdstuk gaat over de lessen en handelingsalternatieven voor bestuurders die opgedaan
kunnen worden uit de aardbevingscrisis in Groningen. Vanuit verschillende kennisbronnen worden er
op communicatief en bestuurlijk niveau geleerde lessen en inzichten uiteengezet.
Op basis van de onderzoeksresultaten worden conclusies en aanbevelingen beschreven aan de hand
van de uitkomsten van het onderzoek, literatuur en eigen inzichten.
Pagina | 24
2.2 CONTEXTUELE SITUATIE
Crises zijn contingent. Dat betekent dat het ontstaan en de ontwikkeling van een crisis wordt bepaald
door context en toeval. Het hangt van verschillende contextuele zaken af of en in hoeverre een
bepaalde situatie een crisis wordt.
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag waaruit de context bestaat bij de
aardbevingsproblematiek in Groningen. Er wordt inzichtelijk gemaakt hoe de situatie zich schetst,
welke feitelijke gebeurtenissen er tot op heden zijn geweest, welke actoren betrokken zijn en hoe zij
zich kenmerken.
2.2.1 SITUATIE: PLAATS EN TIJD
Het Groningse gasveld
Gedurende tien jaar zijn er in de provincie Groningen al negen aardbevingen gemeten die een
zwaarte hadden van 3.0 of meer op de schaal van Richter. Gaswinning in het Groningse gasveld (het
Slochteren veld) is de oorzaak van deze aardbevingen.
Het aantal aardbevingen neemt met de jaren steeds meer toe. 39 in 2010, 78 in 2011 en 93 in 2012.
Het jaar 2013 telde maar liefst 119 aardbevingen. (SodM, 2014a)
Aardbevingen zijn het gevolg van bewegingen langs een breuk in de ondergrond. Omdat er gas uit de
bodem wordt gehaald ontstaat er een verandering in bodemdruk. De plaats van het gewonnen gas
wordt samengeperst door de ondergrond. Dit veroorzaakt spanningsverschillen langs de breuklijn in
de ondergrond. Dit proces vertaald zich in een geleidelijke bodemdaling en/of een aardbeving.
Hoe meer er gas gewonnen wordt, hoe vaker en in zwaardere vormen aardbevingen ontstaan.
Midden in het Groningse gasveld is de spanning tussen de breuklijnen in de ondergrond het grootst,
daarom bevinden zich daar ook de meeste en zwaardere aardbevingen. (SodM, 2014a)
Figuur 2 laat het Groningse gasveld zien waarbij ook goed te zien is waar de meeste en zwaardere
aardbevingen voorkomen. De afbeelding geeft een beeld van de aardbevingen met een kracht van 2
t/m 3.5 en hoger op de schaal van Richter die voorkwamen tussen 2010 en 2015.
Pagina | 25
Figuur 2: Groningse gasveld (bron: NAMplatform.nl, op 21-04-2015)
Omdat het gas op een diepte van twee tot drie kilometer gewonnen wordt, heb je ook te maken met
aardbevingen die op deze diepte voorkomen. Dat is in verhouding met natuur gerelateerde
aardbevingen, die voornamelijk op een diepte van tien kilometer voorkomen, erg ondiep. Daarom
kan een lichte aardbeving al snel voelbaar zijn en gemakkelijk schade aanrichten aan woningen.
Schade als gevolg van aardbevingen
De aardbevingen zijn vanaf 2010 in frequentie en zwaarte toegenomen. Dit heeft ook geleid tot een
groei in schade aan woningen en gebouwen. Vanaf 2012 kan er doormiddel van een schadeformulier
een melding gemaakt worden bij de NAM wanneer men schade heeft als gevolg van een aardbeving.
Vanaf 5 januari 2015 is de schadeafhandeling overgedragen aan het Centrum Veilig Wonen (hierna:
CVW). Figuur 3 laat o.a. zien hoeveel schademeldingen er vanaf 2012 zijn binnengekomen bij de
NAM.
Pagina | 26
Figuur 3: schademeldingen t.g.v. de aardbevingen. (bron: NAMplatform.nl, op 25-09-2015)
2.2.2 FEITENRELAAS
De aardbeving op 16 augustus 2012 in Huizinge (Noord-Groningen, gemeente Loppersum) had een
kracht van 3,6 op de schaal van Richter. Deze aardbeving wordt gezien als een omslagpunt waarin de
aardbevingsproblematiek zich ontvouwde tot een serieus maatschappelijk veiligheidsprobleem.
Aangezien het bekend was dat er aardbevingen voorkomen, was men voornamelijk verrast door de
kracht van de aardbeving. Het was de zwaarste beving die tot dan toe gemeten was.
Deze beving zorgde er voor dat Staatstoezicht op de Mijnen (hierna: SodM), een rijksinspectiedienst
die valt onder verantwoordelijkheid van de minister van Economische Zaken, nader onderzoek deed
naar de aardbevingen in Groningen. (Van Duin en Wijkhuis, 2014, p. 60)
Al vanaf het jaar 1991 komen aardbevingen voor in Groningen. Tot 2013 zijn er meer dan 585
aardbevingen gemeten. De aardbevingen zijn gedurende de laatste tien jaar in aantal maar ook in
zwaarte toegenomen. Figuur 4 laat het aantal aardbevingen in de periode 1986 tot en met 2013 zien.
Opvallend is dat er voor het jaar 2003 geen aardbevingen voorkwamen die zwaarder waren dan 3.0
op de schaal van Richter. Na 2003 zijn er negen aardbevingen geregistreerd die een kracht van 3.0 of
zwaarder lieten zien. (SodM, 2014b)
Pagina | 27
Figuur 4: Aantal aardbevingen in Groningen en de magnitudes daarvan in de periode 1986-2013. (Bron:
Onderzoeksraad voor Veiligheid, op 22-04-2015)
De hoeveelheid en de kracht van de aardbevingen nemen toe en we kunnen er vanuit gaan dat dit
samenhangt met de toename van de gasproductie (KNMI, 2013). Er is altijd uitgegaan van een
maximale bevingssterkte van 3,9 op de schaal van Richter. Echter, in het onderzoek van het SodM
wordt verklaard ‘dat met voortzetting van de gasproductie in de komende jaren een verdere stijging
van de vrijkomende energie zal zijn en dat dit tot uiting zal komen in toename van het aantal
aardbevingen en een toename van het aantal zwaardere aardbevingen’ (Inspecteur-generaal der
Mijnen, 2013).
Het SodM maakt vijf maanden na de aardbeving in Huizinge, op 16 januari 2013, de
onderzoeksresultaten openbaar. Uit die onderzoeksresultaten wordt verklaard dat de gaswinning ‘zo
snel mogelijk en zo veel als mogelijk en realistisch is, terug te brengen’ (SodM, 2014b). ‘Vanwege de
urgentie van het probleem en vanuit het oogpunt van veiligheid voor de inwoners van de provincie
Groningen’, zo stelt het SodM (SodM, 2014b).
De Tweede Kamer wordt door minister Kamp van Economische Zaken op 25 januari 2013
geïnformeerd over de resultaten van het onderzoek die het SodM heeft uitgevoerd. De minister wilt
vervolgens meer onderzoek doen om zoveel mogelijk informatie te verkrijgen om tot weloverwogen
maatregelen te kunnen komen (Kamp, 2013a). Begin februari kondigt minister Kamp (2013) elf
onderzoeken aan: vier onderzoeken zijn gericht op ‘schade beperken en in kaart brengen schade
door eventueel grotere bevingen’; twee onderzoeken worden ingesteld naar ‘mogelijkheid tot het
beperken van het aantal en de sterkte van bevingen’; drie onderzoeken gaan over ‘mogelijke
consequenties van de productiebeperking’, en er wordt overig onderzoek uitgevoerd naar ‘de
Pagina | 28
mogelijke waardedaling van huizen’ en tot slot ‘hoe de onafhankelijkheid van schadebepaling en
afhandeling beter verankerd kan worden’ (Kamp, 2013b). De NAM wordt gevraagd op 1 december
2013 een aangepast winningsplan aan te leveren. In het gewijzigde winningsplan moet worden
opgenomen welke maatregelen er getroffen worden om het aantal zwaardere aardbevingen en de
schadelijke effecten van die bevingen te verkleinen en te beheersen (SodM, 2014a).
Naar aanleiding van de onderzoeken en de wijzigingen in het winningsplan van de NAM is er in
januari 2014 overgegaan tot drie maatregelen die in de brief van minister Kamp (2014) aan de
Tweede Kamer uiteengezet zijn en hieronder geciteerd worden:
1. ‘Een gerichte vermindering van de gaswinning ten behoeve van de veiligheid’. Hierbij wordt de
gaswinning in en rond de gemeente Loppersum in de periode 2014 t/m 2016 gereduceerd tot 3
miljard m3 per jaar, en de totale productie wordt teruggebracht tot 42,5, 42,5 en 40 miljard m3
gedurende de jaren 2014, 2015 en 2016 (Kamp, 2014a);
2. ‘Een grootschalige preventieve versterking van woningen, gebouwen en infrastructuur en
adequate schadeafhandeling’;
3. ‘Verbetering van het economisch perspectief van de regio, door bedrijvigheid te stimuleren’.
(Kamp, 2014a)
Bij dit besluit is een notitie van het SodM opgesteld waar inzicht wordt gegeven op het
aardbevingsrisico wanneer er sprake is van voortzetting van de gaswinning.
Het SodM verklaart in die notitie dat het veiligheidsrisico op mogelijke slachtoffers te vergelijken is
met het landelijke groepsrisico in geval van overstromingen. Deze risico’s worden hoog
aangeschreven door het SodM. Met name huizen die al erg oud zijn (gebouwd voor 1920) en
waarvan de bakstenen niet goed verstevigd zijn, vormen een groot risico om gedeeltelijk of in zijn
geheel in te storten bij een aardbeving. Bewoners van deze oude en zwakke woningen hebben te
maken met hogere risico’s dan die in de internationale bouwcodenormen voor natuurlijke
aardbevingen gelden. (SodM, 2014b)
De Tweede Kamer wordt op 17 januari 2014 door minister Kamp geïnformeerd over het
kabinetsbesluit. Dit besluit presenteert hij ook in Groningen. De inhoud van het besluit is dat tot
2018 de gaswinning verlaagd wordt en bijna 1,2 miljard euro vrij wordt gehouden voor het
versterken van gebouwen, woningen en infrastructuur en daarnaast ook om de leefbaarheid te
verbeteren van het gebied. Ook wordt er geld gestoken in de lokale economie. (Kamp, 2014a)
Maart 2014 wordt het ontwerp-instemmingsbesluit samen met het winningsplan van de NAM dat
gewijzigd is, bij de Provincie Groningen en de betrokken gemeenten (Eemsmond, Loppersum en
Slochteren) aangereikt. Het definitieve besluit over het gewijzigde winningsplan voor het
Groningenveld zou naar verwacht medio augustus 2014 verschijnen. (Staatscourant, 2014)
De NAM heeft vanaf het jaar 2012 tot juni 2014 ongeveer 19.600 meldingen van schade
binnengekregen. De NAM had al een bedrag van 750 miljoen voor herstel en preventie van schade,
en nog 100 miljoen voor preventieve maatregelen beschikbaar gesteld. Hier bovenop houd de NAM
nog 15 miljoen euro beschikbaar voor ‘schrijnende gevallen’ (Kamp, 2014b).
Met ‘schrijnende gevallen’ worden situaties bedoeld die zowel materiele schade als psychische
schade tot gevolg hebben van de aardbevingen. Op 15 april 2014 is voor deze groep een
Pagina | 29
onafhankelijke commissie in werking gesteld voor de beoordeling van deze gevallen en die wel of
niet recht hebben op steun vanuit dat fonds (NOS, 2013). Wanneer men klachten heeft over het
afwikkelen van de schade kan men daarvoor aankloppen bij de ombudsman gaswinning Groningen.
Vanaf 5 januari 2015 zit de NAM in een transitie met het CVW. Het CVW neemt de volledige
coördinatie over op het gebied van schadeherstel, bouwkundig versterken en het verduurzamen van
gebouwen en huizen (NAMplatform, 2015). Hierdoor kan de NAM zich weer meer richten op de
werkzaamheden die binnen de eigen competenties vallen. De NAM zegt hier zelf het volgende over:
‘De eerste stap is gezet met het Centrum Veilig Wonen. Een partij op afstand van de NAM die beter
moet zijn in het omgaan met bewoners, daarin beter begeleiden en adequater moet zijn. Allemaal
competenties die wij als gaswinningsbedrijf niet hebben’. Dit is gezegd in de context van
schadeherstel, bouwkundig versterken en het verduurzamen van huizen en gebouwen.
Op 18 februari 2015 publiceert de Onderzoeksraad voor Veiligheid haar onderzoeksrapport over de
aardbevingsrisico’s in Groningen. Daarin wordt geconcludeerd dat er tot 2013 met het winnen van
het gas geen rekening is gehouden met de veiligheid van de inwoners van Groningen die te maken
hebben met de aardbevingen. De bij de gaswinning betrokken partijen beoordeelden meer vanuit
een schaderisico dan vanuit een veiligheidsrisico. In de context van schaderisico werd de manier van
handelen bepaald en uitgevoerd. Het veiligheidsrisico was in hun ogen miniem. De gaswinning stond
op de eerste plaats. In het onderzoek zijn ook aanbevelingen beschreven waaraan betrokken partijen
kunnen werken om vooral de relatie met de inwoners van Groningen de komende tijd te herstellen.
(OvV, 2015a)
Pagina | 30
2.2.3 ACTOREN EN KENMERKEN
Er zijn heel wat actoren betrokken bij de aardbevingsproblematiek in Groningen. Van al die actoren is
er een aantal veelvuldig in het nieuws gekomen die een aanzienlijke rol spelen in deze problematiek
en die voor het onderzoek interessant zijn. Er wordt beschreven hoe die rol vervuld wordt binnen de
problematiek. De nu volgende actoren en rollen zijn uiteengezet aan de hand van de bevindingen van
de Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015), uit het onderzoeksrapport: ‘Aardbevingsrisico’s in
Groningen’ (OvV, 2015b; OvV, 2015c).
Figuur 5 laat zien welke partijen (publiek en privaat) betrokken zijn bij de gaswinningsproblematiek in
Groningen en op welke wijze ze verbonden zijn met elkaar.
Figuur 5: betrokken partijen binnen de gaswinningsproblematiek (Bron: Onderzoeksraad voor Veiligheid, op 0105-2015)
Pagina | 31
Ministerie van Economische Zaken
Het ministerie van Economische Zaken (hierna: EZ) is bevoegd om gezag te houden over de
gaswinning. Namens de overheid is het ministerie als enige partij betrokken bij de gaswinning. Het
ministerie zet zich voor meerdere belangen in, veiligheid is daar één van. De rol van het ministerie
omtrent de gaswinning in Groningen is aan de ene kant aandeelhouder en aan de andere kant als
beleidsmaker. Overige ministeries spelen geen rol.
De OvV vindt dat het ministerie van EZ te weinig oog had voor de veiligheid. Dat kwam doordat er
meer aandacht was voor de gebruiken en belangen van de partijen die betrokken zijn bij de
gaswinning. De verantwoordelijkheid op het gebied van veiligheid werd voornamelijk aan de NAM en
andere kennispartijen over gelaten. Echter, mag je verwachten dat de overheid hier een significante
rol en verantwoordelijkheid inneemt.
Aangezien de NAM het recht heeft op het winnen van gas, kan de minister op dit vlak alleen
maatregelen treffen als een rechter instemt met een onderbouwde argumentatie. Verder is de
dekking op het gebied van communicatie vanuit het ministerie niet voldoende geweest. Er is
voornamelijk gecommuniceerd over beleidsmatige zaken en is er onvoldoende gecommuniceerd
over de onrust en onveilige gevoelens.
Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM)
De Nederlandse Aardolie Maatschappij is de partij die verantwoordelijk is voor de gaswinning in
Groningen. De NAM is als enige partij wettelijk verantwoordelijk voor de veiligheid van de winning en
productie van gas.
De OvV vindt dat de NAM te weinig heeft gedaan om zorg te dragen aan het vergaren van kennis
over de mogelijke consequenties van de gaswinning. De NAM heeft onvoldoende fundamenteel
onderzoek gedaan naar de diepe ondergrond en de ondergrondse mechanismen.
Op communicatief vlak had de NAM een erg zakelijke manier van communiceren met inwoners en
gaf het geruststellende informatie over wat er verwacht kon worden aan aardbevingskrachten en
eventuele schade. De NAM gaf onvoldoende informatie over de mate van onzekerheden en
complexiteit van de problematiek. Verder had de NAM geen aandacht voor gevoelens van
onveiligheid en ongerustheid bij de inwoners. De zakelijke manier van communiceren maakte juist
dat deze gevoelens sterker werden.
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)
SodM heeft als rol toezicht te houden op de werkzaamheden rond de gaswinning en controleert of
de voorgeschreven wetten nageleefd worden. Daarnaast heeft SodM een adviserende rol naar de
minister van EZ over de gaswinning. Echter, SodM heeft geen mandaat om tegen de besluiten van de
minister in te gaan, dus is de minister niet verplicht het advies op te volgen. De OvV vindt dat SodM
voor een lange periode niet heeft gefunctioneerd als een onafhankelijk en kritische organisatie. Men
heeft zich teveel en te lang aangepast aan de overeenstemmingen en afspraken tussen betrokken
partijen in de gaswinning. Verder heeft SodM niets gedaan aan de wijze waarop het ministerie van EZ
omging met de aardbevingsrisico’s die door gaswinning veroorzaakt worden.
Pagina | 32
Lokale en regionale overheden (Provincie, gemeenten en veiligheidsregio)
Met de besluitvorming over exploitatie van het Groningenveld spelen de provincie Groningen en de
gemeenten en veiligheidsregio geen formele rol. Echter, zij hebben wel aandacht gevraagd voor de
aardbevingen in het gebied en de bodemdaling die daarbij horen. In geval van een ramp of een
aardbeving door de gaswinning zullen gemeenten en veiligheidsregio een rol gaan spelen in de
crisisorganisatie en beheersing. Zij zijn verantwoordelijk voor het bepalen van het aardbevingsrisico,
het uitwerken van scenario’s en zorgen voor een goede voorbereiding van operationele eenheden.
De OvV vindt dat lokale overheden zich onvoldoende ingezet hebben om van enige betekenis te zijn
in de gaswinning. Lokale overheden hadden voor de zware aardbeving in 2012 voornamelijk twijfels
over de schade en de afhandeling van schade. Pas na die zware beving kwam het besef van de
onzekerheid van veiligheid en ging men zich daar op richten.
Onderzoek (KNMI, TNO, TU Delft, Universiteit Utrecht)
De rol van de verschillende kennispartijen is het adviseren van de NAM en de minister van EZ over de
gaswinning. Zij doen dit op basis van wetenschappelijk onderzoek.
De verschillende kennispartijen adviseren onder andere NAM en de minister van EZ over de
gaswinning en leveren hier wetenschappelijke onderbouwing voor aan.
De OvV vindt dat er te lang is gedacht dat er voldoende bekend was over het aardbevingsrisico.
De onzekerheden over de inschatting van het risico zijn niet verder onderzocht of weggenomen. Zij
hebben hun eigen standpunten en conclusies te weinig heroverwogen. Pas in 2013 is er een integraal
en onafhankelijk onderzoeksprogramma opgestart die onderzoek deed naar de
aardbevingsproblematiek veroorzaakt door gaswinning.
Lokale belanghebbenden (Bedrijven, burgers, actiegroepen en verenigingen: Groningers in
opstand, Schokkend Groningen, Vereniging Groninger Bodem Beweging Vereniging Groninger
Dorpen)
Het ongenoegen van inwoners is gedurende de gaswinning enorm gegroeid. Het toppunt werd
bereikt na de aardbeving in 2012 bij Huizinge. De inwoners van Groningen werden ongerust en
voelden zich onveilig. Door het rapport van SodM, waarin beschreven staat dat er sprake is van een
hoog risico, hebben burgers en lokale partijen ingezien dat zij al die jaren misleid zijn door de NAM
en de overheid. De OvV vindt dat er weinig aandacht was voor de onrust en gevoel van onveiligheid
bij inwoners vanuit de NAM, ministerie van EZ en SodM. Burgers konden zich moeilijk inleven in de
complexiteit van het probleem aangezien zij over weinig informatie beschikte en geen goed beeld
kregen van de situatie. Communicatie naar burgers was onvoldoende of niet doeltreffend.
Dialoogtafel
Begin 2014 is de Dialoogtafel opgericht naar aanleiding van het advies van de Commissie Duurzame
Toekomst Noordoost Groningen (Commissie Meijer) die in opdracht van de provincie Groningen
onderzoek deed naar verbetering van het perspectief van het gaswinningsgebied (Dialoogtafel
Groningen, 2015). De Dialoogtafel is een plek waar verschillende partijen samen komen om belangen
en invalshoeken te bespreken en waar mogelijk af te stemmen op elkaar. Die afstemming vindt
plaats op basis van onder meer kennis en informatie-uitwisseling en onderzoeken die gezamenlijk
geformuleerd zijn. De Tafel geeft hierdoor adviezen uit aan de minister en/of NAM die breed
gedragen worden, en ziet toe op de uitvoering van afspraken (Commissie Duurzame Toekomst
Pagina | 33
Noordoost Groningen, 2013). De Dialoogtafel is op deze manier het punt waar veel ontwikkelingen
starten, waar lijnen worden uitgezet en waarin de Dialoogtafel gefaciliteerd wordt door overheden
en de NAM. De verantwoordelijkheid over de regie is voor een belangrijk deel aan het gebied zelf.
(Van Geel en Wallage, 2014)
Het doel van de Dialoogtafel is lokale bestuurders, bedrijven en bewoners de ruimte te geven om
zich te kunnen betrekken bij planontwikkeling en besluitvorming. Dit draagt bij aan het terugwinnen
van het vertrouwen in de NAM en het Rijk. (van Geel en Wallage, 2014)
Onderstaande tabel (figuur 6) geeft een overzichtelijk beeld van de actoren en de bijhorende
kenmerken in relatie tot de aardbevingsproblematiek in Groningen. Bepaalde actoren zijn
samengevoegd onder één noemer vanwege de over het algemeen gedeelde kenmerken
(belangen/rollen en doelen). Daarnaast wordt er, indien van toepassing, per actor/noemer kort
beschreven wat de bevindingen zijn over de rol en invulling vanuit het onderzoeksrapport van de
OvV.
Pagina | 34
Actor:
Belang/rol:
Doel:
Bevinding OvV:
Ministerie van Economische
Zaken
- Bevoegd gezag
gaswinning.
- Aandeelhouder.
- Beleidsmaker.
- Waarborging veiligheid.
- Tekortkoming aandacht voor veiligheid.
- Teveel aandacht voor belangen en gebruiken van
betrokken partijen gaswinning.
- Tekortkoming in het nemen van verantwoordelijkheid.
Nederlandse Aardolie
Maatschappij (NAM)
- Gaswinning Groningen.
- Wettelijk
verantwoordelijk voor
veiligheid van winning en
productie van gas.
- Maximale opbrengst en
winst uit gaswinning.
- Voorziening van gas
continueren.
- Gebruik van Groningse
bodem, zowel optimaal als
strategisch.
- Meer draagvlak creëren
voor gaswinning door verder
uitvoeren van regelingen en
afspraken met inwoners.
- Perspectief bieden voor de
regio.
- Kleiner wordende rol voor
NAM (schade-afhandeling).
- Tekortkoming vergaren van kennis over consequenties
gaswinning.
- Onvoldoende fundamenteel onderzoek naar diepe
ondergrond en ondergrondse mechanismen
- Communicatie op zakelijk niveau.
- Onvoldoende informatie-uitwisseling over onzekerheden
en complexiteit problematiek.
- Tekortkoming aandacht voor gevoelens van onveiligheid
en ongerustheid bij inwoners.
Staatstoezicht op de Mijnen
- Toezicht houden op de
werkzaamheden
gaswinning.
- Controle naleving van
voorgeschreven wetten.
- Vrijblijvend advies
uitbrengen voor de
minister van EZ over de
gaswinning.
- Onderzoek.
- Beheersen van
bodembeweging en de
gevolgen daarvan (schade).
- Rechtsbescherming van
partijen die schade oplopen
door bodembeweging.
- Zorg en nazorg door
overheid van de gestelde
doelstellingen. (SodM, 20122016)
- Geen onafhankelijke en kritische houding.
- Men heeft zich teveel en te lang aangepast aan de
overeenstemmingen en afspraken tussen betrokken
partijen in de gaswinning.
- Geen actie ondernomen tegen de wijze waarop het
ministerie van EZ omging met de aardbevingsrisico’s die
door gaswinning veroorzaakt worden.
Pagina | 35
Lokale en regionale overheden:
- Provincie
- Gemeenten
- Veiligheidsregio
- Geen formele rol in
besluitvorming over
exploitatie van het
Groningenveld.
- Aandacht vragen voor de
aardbevingen in het gebied
en de bodemdaling.
- Communicatie over
risico’s.
- Crisisorganisatie en
beheersing.
- Zorg voor openbare orde
en veiligheid.
- Goede bepaling van het
aardbevingsrisico.
- Uitgewerkte scenario’s.
- Goede voorbereiding van
operationele eenheden.
- Onvoldoende inzet om van enige betekenis te zijn in de
gaswinning.
- Voornamelijk twijfels over de schade en de afhandeling
van schade vóór de zware aardbeving in 2012.
- Pas na die zware beving kwam het besef van de
onzekerheid van veiligheid en ging men zich daar op
richten.
Onderzoek:
- KNMI
- TNO
- TU Delft
- Universiteit Utrecht
- Adviseren van de NAM en
de minister van EZ over de
gaswinning.
- Wetenschappelijke
onderzoek.
- Kennisontwikkeling op
basis van wetenschappelijke
inzichten en resultaten.
- Te lang is gedacht dat er voldoende bekend was over het
aardbevingsrisico.
- De onzekerheden over de inschatting van het risico zijn
niet verder onderzocht of weggenomen.
- Eigen standpunten en conclusies te weinig
heroverwogen.
- Pas in 2013 is er een integraal en onafhankelijk
onderzoeksprogramma opgestart die onderzoek doet naar
de aardbevingsproblematiek veroorzaakt door gaswinning.
Lokale belanghebbenden:
- Bedrijven
- Burgers
- Veiligheid.
- Vergoeding van schade.
- Bewustwording van de
problematiek.
- Invloed uitoefenen op
besluitvorming.
- Rechtvaardigheid.
- Leefbaarheid.
- Erkenning.
- Compensatie vermindering
woningwaarde.
- Schadeherstel.
- Weinig aandacht voor de onrust en gevoel van
onveiligheid bij inwoners vanuit de NAM, ministerie van EZ
en SodM.
- Burgers konden zich moeilijk inleven in de complexiteit
van het probleem aangezien zij over weinig informatie
beschikte en geen goed beeld kregen van de situatie.
- Actiegroepen en verenigingen:
- Groningers in opstand
Pagina | 36
- Schokkend Groningen
- Vereniging Groninger Bodem
Beweging
- Vereniging Groninger Dorpen
- Regionaal en landelijke
publiciteit over de
gaswinning en de gevolgen.
- Verbondenheid
gedupeerden.
Dialoogtafel Groningen
- Een plek waar
verschillende partijen
samen komen om belangen
en invalshoeken te
bespreken en waar
afstemming mogelijk is.
- Afstemming op basis van
o.a. kennis en informatieuitwisseling en gezamenlijk
geformuleerde
onderzoeken.
- Breed gedragen adviezen
aan de minister en/of
NAM.
- Ziet toe op de uitvoering
van afspraken.
- Communicatie naar burgers was onvoldoende of niet
doeltreffend.
- Lokale bestuurders,
bedrijven en bewoners de
ruimte geven om zich te
kunnen betrekken bij
planontwikkeling en
besluitvorming. Dit draagt bij
aan het terugwinnen van het
vertrouwen in de NAM en
het Rijk.
- Momenteel zijn er nog geen officiële onderzoeken of
evaluaties opgesteld over het functioneren van de
Dialoogtafel. Echter, er zijn al wel geluiden en notities
gemaakt vanuit partijen. o.a. Vereniging Groninger Dorpen
heeft een brief opgesteld met daarin een aantal
kritiek/verbeterpunten voor de Dialoogtafel (Groninger
Dorpen, 2014).
- De Rijksuniversiteit van Groningen doet een evaluatie
naar het functioneren van de Dialoogtafel (Rijksuniversiteit
Groningen, 2015).
Figuur 6: tabel met actoren en kenmerken.
Onderstaande overige actoren zijn ook betrokken bij de aardbevingsproblematiek, maar minder van waarde binnen de kaders van het onderzoek:
- Centrum Veilig Wonen
- Het waterschap Noorderzijlvest
- De (landelijke) Technische Commissie Bodembeweging
- Ontwikkeling woningmarkt (NVM)
- De Commissie bodemdaling Groningen
- Media (Lokaal: RTV Noord / Dagblad van het Noorden. Landelijk: NOS)
Pagina | 37
2.2.4 DEELCONCLUSIES
1. Tot 2013 is met het winnen van het gas geen rekening gehouden met de veiligheid van de
inwoners van Groningen die te maken hebben met de aardbevingen. De bij de gaswinning
betrokken partijen beoordeelden meer vanuit een schaderisico dan vanuit een
veiligheidsrisico. Dat veiligheidsrisico was in hun ogen miniem. De gaswinning stond op de
eerste plaats.
2. De partijen die betrokken zijn bij de gaswinning werkten voor 2013 vanuit een context dat
schaderisico, als gevolg van gaswinning, als uitgangspunt had en paste hun werkwijze daar
op aan. Daarmee is tot op zekere hoogte te verklaren dat men in mindere mate rekening
hield met veiligheidsrisico’s voor inwoners.
3. De onderzoeksuitkomsten van SodM hebben een verandering in denkwijze teweeggebracht
bij burgers en betrokken partijen in de gaswinning. De gaswinning bracht niet alleen een
schaderisico met zich mee, maar ook een veiligheidsrisico.
4.
Burgers konden zich moeilijk inleven in de complexiteit van het probleem aangezien zij over
weinig informatie beschikte en geen goed beeld kregen van de situatie. Communicatie naar
burgers was onvoldoende of niet doeltreffend waardoor het vertrouwen verdween in de
partijen die betrokken zijn bij de gaswinning.
Pagina | 38
2.3 TOEPASSING SOCIALE MEDIA
In dit hoofdstuk staat het gebruik van sociale media centraal. De voor- en nadelen van het gebruik
van sociale media worden inzichtelijk gemaakt door middel van een SWOT-analyse (sterkte- zwakte
analyse). Vervolgens worden er aspecten uit de SWOT-analyse naast de aardbevingsproblematiek in
Groningen gelegd om zodoende de rol en invloed van sociale media te verklaren.
Sociale media zijn onlosmakelijk verbonden met berichtgeving, daarom worden vanuit verschillende
invalshoeken bekeken hoe de berichtgeving in geval van een crisis er uit ziet en hoe partijen daarmee
interacteren.
2.3.1 SWOT-ANALYSE
Aan het gebruik van sociale media hangen verschillende voor- en nadelen. Uit deze voor- en nadelen
kunnen nuttige lessen gehaald worden om toe te passen in crisismanagement en crisiscommunicatie.
Op de volgende pagina’s laten figuur 7 en 8 een overzichtelijk beeld en uitwerking zien van de
sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van het gebruik van sociale media. Deze analyse en de
invulling van de cellen zijn gemaakt op basis van de principes die horen bij de SWOT-analyse en zijn
afgeleid van een onderzoek van TNO: ‘Hallo?! Over crisiscommunicatie en zelfredzaamheid van
burgers’ (Brouwer et al., 2012, p. 47-49).
Pagina | 39
Figuur 7: SWOT-analyse sociale media. TNO: ‘Hallo?! Over crisiscommunicatie en zelfredzaamheid van burgers’ (Brouwer et al., 2012, p. 47-49).
Pagina | 40
Sterktes
1. Altijd, overal: sociale media zijn
onafhankelijk van plaats en tijd.
Daarom enorm toegankelijk.
2. Lage drempel: sociale media
(internet) zijn tegenwoordig voor
iedereen makkelijk te bereiken en
gebruiksvriendelijk.
3. Snelheid: de snelheid van berichten
zenden en ontvangen is door
ontwikkeling enorm gegroeid.
Berichten in ‘de Cloud’ kunnen met
grote groepen tegelijk gedeeld
worden.
4. Direct: communicatie met
individuen en groepen kan direct en
zonder barrières.
Zwaktes
1. Intensiteit: geen beperking in tijd en
ruimte in combinatie met de snelheid
waarmee informatie binnenkomt kan
leiden tot stress en inefficiënt
functioneren.
Kansen
Bedreigingen
1. Bereik: door sociale media kan
je iedereen en op een directe
manier bereiken over de hele
wereld.
1. Miscommunicatie: sociale media
kunnen zorgen voor misvattingen in
de communicatie. Dit kan zorgen
voor onnauwkeurigheid, het
vergroten van een probleem, gebrek
aan nuance en onjuiste conclusies.
2. Barrière: sociale media (internet) zijn
2. Eenheid: individuen kunnen
2. Digitale kloof: de snelle
voor bijna iedereen toegankelijk. Echter,
zich gaan bundelen om effectiever ontwikkeling van ICT kan leiden tot
er bestaat nog een groep die internet niet en efficiënter te opereren.
een vergroting van de digitale kloof
kan bereiken door gebrek aan hardware
Hierdoor kan men zelfs macht
tussen ontwikkelde en minder
of beperkingen in de vorm van bijv. een
uitoefenen op overheden en
ontwikkelde landen.
handicap.
besluitvorming beïnvloeden.
3. Snelle veranderingen: sociale media
3. Betrokkenheid: samenwerking 3. Chaos: sociale media zijn minder
ontwikkelen en veranderen in een snel
is makkelijker geworden in het
te beheersen en te controleren dan
tempo. Vaak te snel om er grip op te
beleidsproces. Deze vorm van
de traditionele manier van
krijgen en er beleid op te maken.
communiceren is interessant voor communiceren. Over het algemeen
organisaties en individuen.
verloopt communiceren via sociale
media chaotisch en onvoorspelbaar.
4. Overload: sociale media zijn als
4. Invloed: mensen kunnen hun
4. Gebrek aan controle: de overheid
aanjager verantwoordelijk voor de
kennis en mening makkelijker
heeft weinig controle over
intensiteit van geproduceerde informatie. kenbaar maken en delen. Een
berichtgeving en organiserende
groep heeft invloed om verkeerde groepen via sociale media.
informatie te corrigeren.
Onderschatting over de gevolgen
van het plaatsen van een bericht
komt vaak voor.
Pagina | 41
5. Transparant: informatie is
eenvoudiger te verkrijgen, waardoor
er transparantie ontstaat.
5. Transparantie: activiteiten en data zijn
gekoppeld aan een profiel. Daarmee is
het lastiger om data te verwijderen.
5. Waardeketens: sociale media
bieden kans aan innovaties op
verschillende gebieden.
6. Rijk en divers: communiceren is op
verschillende manieren mogelijk
(beeld, spraak, geluid, berichten,
gebaren).
6. Decentralisatie: iedereen heeft de
mogelijkheid om te communiceren,
hierdoor wordt de invloed van
traditionele communicatie kleiner.
7. Dialoog: een dialoog aangaan met
iemand is door sociale media
gemakkelijker en laagdrempelig.
Meerdere dialogen tegelijk is ook
mogelijk.
7. Onvolwassenheid: de middelen om
sociale media te gebruiken zijn nog
steeds niet optimaal. Ook beleid is nog
steeds niet voldoende aangepast aan
sociale media.
6. Versterken: individuen worden
versterkt in hun communicatie via
sociale media. Daarom is het ook
een sterk middel in de risico- en
crisiscommunicatie. Sociale media
bieden de mogelijkheid om je
stem kracht bij te zetten met het
bundelen van krachten.
7. Verandering: organisaties en
individuen kunnen zichzelf
onderscheiden door nieuwe
mogelijkheden te gebruiken met
sociale media.
8. Persoonlijk: informatie delen kan
ook op een persoonlijke manier.
8. Onbekende waarde: de waarde van
sociale media is lastig te bepalen en blijft
dus onzeker. De waarde van
verschillende individuele elementen kan
wel bepaald worden.
8. Waarde creëren: waarde voor
iedereen creëren door middel van
dialoog over ideeën en
informatie.
5. Misbruik: misbruik van informatie
van anderen via sociale media kan
ernstige gevolgen hebben en
schending van de privacy. De kans is
groot dat dit vaker zal voorkomen.
6. Sociobesitas: sociale media
kunnen leiden tot een dwang om
constant online te zijn. Dit kan ten
koste gaan van gezondheid en
efficiëntie.
7. Web 2.0 bubbel: niets is zeker als
het gaat om sociale media. Het is
daarom ook moeilijk te bepalen of
een Facebook of Twitter over een
aantal jaar nog steeds ‘Trending’
zijn. de vraag is of men daarin durft
te blijven investeren.
8. Invloed: invloed (onjuiste
informatie) vanuit organisaties en
individuen op anderen kan
schadelijke gevolgen hebben voor
derden.
Figuur 8: uitwerking SWOT-analyse sociale media. TNO: ‘Hallo?! Over crisiscommunicatie en zelfredzaamheid van burgers’ (Brouwer et al., 2012, p. 47-49).
Pagina | 42
2.3.2 DE ROL EN INVLOED VAN SOCIALE MEDIA
Sociale media maken deel uit van onze samenleving. Ook in tijden van crisis worden sociale media
gebruikt om te communiceren met elkaar. Het is interessant om te bekijken wat de rol en invloed is
van sociale media bij een crisis. De eerder gemaakte SWOT-analyse over sociale media wordt in deze
paragraaf verder geconcretiseerd, toegepast en gekoppeld aan de aardbevingsproblematiek in
Groningen.
De meest gebruikte sociale media bij de aardbevingsproblematiek zijn: Facebook, Twitter en
Youtube.
Facebook
Facebook leent zich voornamelijk voor het vormen van online ‘community ‘s’ om informatie,
standpunten en meningen te vormen, te delen, en om activiteiten te plannen en te organiseren.
Actiegroepen, verenigingen en stichtingen maken veelvuldig gebruik van dit medium. Sommige
groepen zijn zelfs door middel van Facebook opgericht. Belangengroepen gebruiken dit medium,
omdat je snel een hele grote groep mensen kan bereiken die dezelfde belangen hebben en je
hierdoor een sterker geluid kan uitbrengen. Inmiddels is er al een aantal acties en activiteiten
georganiseerd en uitgevoerd via Facebook.
Twitter
Twitter wordt voornamelijk gebruikt voor individuele berichtgeving die kort en bondig geformuleerd
is. Twitter is daarmee een medium dat razendsnel veelzijdige informatie kan uitwisselen. Twitter is
ook het medium dat het meest gebruikt wordt als er zich daadwerkelijk een aardbeving voordoet,
omdat de berichtgeving kort en snel uitgebracht kan worden. Burgers gebruiken Twitter om snel een
boodschap te versturen. Dit kan een melding zijn van een aardbeving, maar ook een bericht met
alleen een link naar een informatiepagina. In geval van een aardbeving zijn het burgers die het snelst
(juiste/onjuiste) berichten verspreiden.
Voor overheden en hulpdiensten is het van belang om, in geval van een aardbeving, snel en duidelijk
daarover te communiceren en onjuistheden te corrigeren. Twitter is hiervoor het juiste middel.
Daarnaast is er een hulpmiddel ontwikkeld, genaamd ‘Twitcident’, dat sociale media monitort op
berichtgeving over een aardbeving die geweest is. Het doel van dit systeem is om aardbevingen
sneller te constateren en er een beeld bij te kunnen vormen (Veiligheidsregio Groningen, 2014a).
Hulpdiensten maken al succesvol gebruik van dit hulpmiddel. In een interview met de NAM wordt er
het volgende hierover gezegd: ‘Wij gebruiken het vanuit onze ‘Emergency Respons’. Dus als er heel
veel wordt getwitterd in deze regio met ‘#aardbeving’, dan krijg je automatisch een berichtje. Wij
krijgen eerder via Twitcident een melding dan via de veiligheidsdiensten. Eigenlijk moet je het wel
zien in een totaalpakket. Je hebt ook je eigen meetgegevens. Maar het werkt wel super goed’.
De veiligheidsregio zegt dat er met Twitcident ‘zo’n twintig aardbevingen op deze manier heel snel
gedetecteerd zijn en dus het aantal tweets representatief is’.
Pagina | 43
Youtube
Youtube is een middel om berichtgeving kracht bij te zetten door het plaatsen van beeldmateriaal die
gelinkt kan worden aan een bericht op Facebook of Twitter. Vaak zeggen beelden genoeg om een
standpunt duidelijk te maken. Youtube wordt door alle partijen gebruikt om zich in beeld uit te
kunnen drukken en een duidelijkere boodschap te verspreiden. Dit wordt gebruikt in de vorm van
voorlichting, oproepen, campagnes, televisiefragmenten, documentaires, waarschuwingen en
bewustwording.
De volgende factoren zijn uit de SWOT-analyse gehaald omdat deze specifiek van toepassing zijn op
de sociale media die een rol spelen en invloed hebben bij de aardbevingsproblematiek in Groningen.
Deze resultaten geven partijen kennis voor het bepalen van de handelswijze en berichtgeving via
sociale media.
Sterktes:
1. Direct: communicatie met individuen en groepen kan direct en zonder barrières.
2. Transparant: informatie is eenvoudiger te verkrijgen, waardoor er transparantie ontstaat.
3. Rijk en divers: communiceren is op verschillende manieren mogelijk (beeld, spraak, geluid,
berichten, gebaren).
4. Dialoog: een dialoog aangaan met iemand is door sociale media gemakkelijker en laagdrempelig.
Meerdere dialogen tegelijk is ook mogelijk.
Zwaktes:
1. Snelle veranderingen: sociale media ontwikkeld en veranderd in een snel tempo. Vaak te snel om
grip op te krijgen en beleid op te maken.
2. Overload: sociale media zijn als aanjager verantwoordelijk voor de intensiteit van geproduceerde
informatie.
3. Decentralisatie: iedereen heeft de mogelijkheid om te communiceren, hierdoor wordt de invloed
van traditionele communicatie kleiner.
4. Onvolwassenheid: de middelen om sociale media te gebruiken zijn nog steeds niet optimaal en er
kunnen problemen voorkomen. Ook beleid is nog steeds niet voldoende aangepast aan sociale
media.
Kansen:
1. Bereik: door sociale media kan je iedereen en op een directe manier bereiken over de hele wereld.
2. Eenheid: individuen kunnen zich gaan bundelen om effectiever en efficiënter te opereren.
Hierdoor kan men zelfs macht uitoefenen op overheden en besluitvorming beïnvloeden.
3. Betrokkenheid: samenwerking is makkelijker geworden in het beleidsproces. Deze vorm van
communiceren is interessant voor organisaties en individuen.
4. Invloed: mensen kunnen hun kennis en mening makkelijker kenbaar maken en delen. Een groep
heeft invloed om verkeerde informatie te corrigeren.
5. Versterken: individuen worden versterkt in hun communicatie via sociale media. Daarom is het
ook een sterk middel in de risico- en crisiscommunicatie. Sociale media biedt de mogelijkheid om je
stem kracht bij te zetten met het bundelen van krachten.
Pagina | 44
Bedreigingen:
1. Miscommunicatie: sociale media kan zorgen voor misvattingen in de communicatie. Dit kan
zorgen voor onnauwkeurigheid, vergroten van een probleem, gebrek aan nuance, onjuiste conclusies
stellen.
2. Chaos: sociale media is minder te beheersen en te controleren dan de traditionele manier van
communiceren. Over het algemeen verloopt communiceren via sociale media chaotisch en
onvoorspelbaar.
3. Gebrek aan controle: de overheid heeft weinig controle over berichtgeving en organiserende
groepen via sociale media. Onderschatting over de gevolgen van het plaatsen van een bericht komt
vaak voor.
4. Invloed: invloed (onjuiste informatie) vanuit organisaties en individuen op anderen kan schadelijke
gevolgen hebben voor derden.
2.3.3 BERICHTGEVING
Met name burgers zijn gevoelig voor de soorten berichtgeving vanuit de media, vaak vanwege
gebrek aan kennis en informatie. Volgens internationaal onderzoek heeft media-aandacht een
aanzienlijke kracht om gevoelens van angst en onzekerheid over aardbevingen te beïnvloeden
(Paton, et al, 2005). Deze signalen van angst en onzekerheid zijn ook terug te lezen in één van de
reacties van panelleden afkomstig uit een onderzoek van het Sociaal Planbureau Groningen (2014)
over de ervaringen van burgers met betrekking tot de aardbevingen in Groningen: ‘Door de
berichtgeving in de media vraag ik mij af of ik me misschien meer zorgen over aardbevingen moet
maken dan ik doe’ (Sociaal Planbureau Groningen, 2014).
Interactie
Sociale media is er niet alleen om berichten te zenden, maar ook om een interactie tussen personen
te bewerkstelligen. Onder interacties wordt verstaan de wijze waarop gebruikers van sociale media
tijdens de crisis in Groningen met elkaar communiceren (Brouwer et al., 2012, p. 28-31). Aangezien
de problematiek in Groningen al tientallen jaren duurt is het over een lange periode lastig vast te
stellen welke effecten er te meten zijn over deze interacties en welke gevolgen dat heeft op de
besluitvorming en handelswijze tijdens de crisis. Wat wel vast te stellen is, en dat beamen en
ondervinden verschillende partijen ook, dat Facebook en Twitter zich voornamelijk lenen voor
interacties tussen verschillende partijen en groepen. Er wordt volop gebruik gemaakt van de sterktes
en kansen (zie SWOT-analyse sociale media) die sociale media te bieden heeft in het mogelijk maken
van interactie tussen betrokkenen.
Zo is er te zien dat actiegroepen zich via sociale media binden aan een andere groep die bij kunnen
dragen aan het behartigen van de belangen. De actiegroep ‘Schokkend Groningen’ zoekt via sociale
media interactie en samenwerking met partijen als ‘GroenLinks’ en ‘GroenFront’ om zo ook aandacht
te krijgen binnen de landelijke politiek.
Ook van en tussen partijen die betrokken zijn bij de gaswinning en de veiligheid (lees: de overheid,
NAM, Veiligheidsregio en gemeenten) is er interactie via sociale media. Hulpdiensten informeren
elkaar over aardbevingen en acties in de regio. Deze partijen zien sociale media ook als een kans om
burgers te kunnen bereiken en te informeren over deze problematiek en vanuit de burger te horen
Pagina | 45
welke zorgen en standpunten zij hebben. Het eerdergenoemde instrument ‘Twitcident’ is een goed
voorbeeld dat laat zien hoe sociale media gebruikt worden om interactie en samenwerking tussen
betrokken partijen en burgers mogelijk te maken.
Interpretatie
Naast interactie is de manier van opvatting (oftewel, interpretatie) van berichten via de sociale
media een interessante factor. De sfeer op sociale media kan sterk worden bepaald door
interpretaties die gedaan worden op berichten (Veldhuis, 2012, p.12). De ‘bedreigingen’ die sociale
media met zich meebrengen (zie SWOT-analyse) kan terug gevonden worden in de manier van
interpretatie van berichtgeving via dit medium over de problematiek in Groningen. Uit het onderzoek
van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over ‘Aardbevingsrisico’s in Groningen’ (2015) blijkt dat de
berichtgeving vanuit betrokken partijen bij de gaswinning een erg zakelijke insteek had (OvV, 2015c).
Deze manier van communiceren bracht meer verwarring dan geruststelling. Burgers begonnen zaken
vanuit hun eigen kaders te interpreteren, omdat er geen duidelijkheid geschapen werd in de
berichtgeving en er niet goed geluisterd werd naar burgers.
Een voorbeeld die de NAM schetst over hoe sociale media invloed hebben op het interpreteren van
zaken die door de media worden gepubliceerd, is een publicatie in de krant of via sociale media die
gaat over het slopen van zes woningen met als titel: ‘daar gaat de bulldozer van de NAM weer’. Maar
dit bericht kan leiden tot scheve gezichten en zorgen voor een verkeerde interpretatie van de
gebeurtenis aangezien niet het hele verhaal en de achtergrond beschreven wordt over bijv.
afspraken die gemaakt zijn met bewoners en nieuwbouw dat bestand is tegen aardbevingen. De
NAM is zich bewust van het feit dat het beeld van het slopen van een woning krachtiger is dan een
tegengeluid over nieuwbouw. De invloed van sociale media worden hierbij erg benut, dan wel als
aanjagend beschouwd in het voeden van de problematiek.
2.3.4 DEELCONCLUSIES
1. Aan het gebruik van sociale media hangen verschillende voor- en nadelen. Uit deze voor- en
nadelen kunnen nuttige lessen gehaald worden om toe te passen in crisismanagement en
crisiscommunicatie. Aan de hand van een SWOT-analyse zijn de belangrijkste sterktes,
zwaktes, kansen en bedreigingen beschreven die toegepast kunnen worden bij het gebruik
van sociale media bij de aardbevingsproblematiek in Groningen:
- Sterktes: directheid in communiceren, transparantie, communicatie is rijk en divers en
verschillende dialogen zijn mogelijk.
- Zwaktes: weinig grip door snelle veranderingen, productie van overmatige informatie,
decentralisatie, gebruik van sociale media is nog niet optimaal en beleid nog onvoldoende
aangepast.
- Kansen: bereik is grenzeloos, bundelen van krachten: ‘Community ’s’, nieuwe dimensie aan
samenwerking, kenbaar maken en delen van kennis en verkeerde informatie te corrigeren,
versterken van een boodschap.
- Bedreigingen: miscommunicatie/vatting, communiceren verloopt chaotisch en
onvoorspelbaar, berichtgeving en organiserende groepen zijn moeilijk te controleren,
Pagina | 46
onderschatting over de (schadelijke/negatieve) invloed en gevolgen van berichten of
informatie.
2. De belangrijkste gebruikte vormen van sociale media bij de aardbevingsproblematiek zijn,
Facebook, Twitter en Youtube:
- Facebook: Facebook leent zich voornamelijk voor het vormen van online ‘community ‘s’ om
informatie, standpunten en meningen te vormen, te delen, en om activiteiten te plannen en
te organiseren.
- Twitter: Twitter wordt voornamelijk gebruikt voor individuele berichtgeving die kort en
bondig geformuleerd zijn. Twitter is daarmee een medium dat razendsnel veelzijdige
informatie kan uitwisselen.
- Youtube: Youtube is een middel om berichtgeving kracht bij te zetten door het plaatsen van
beeldmateriaal die gelinkt kan worden aan een bericht op Facebook of Twitter.
3. Met name burgers zijn gevoelig voor de soorten berichtgeving van de media, vaak vanwege
gebrek aan kennis en informatie. Volgens internationaal onderzoek heeft media-aandacht
een aanzienlijke kracht om gevoelens van angst en onzekerheid over aardbevingen te
beïnvloeden.
4. Facebook en Twitter lenen zich voornamelijk voor interacties tussen verschillende partijen en
groepen. Er wordt volop gebruik gemaakt van de ‘sterktes’ en ‘kansen’ (zie SWOT-analyse
sociale media) die sociale media te bieden heeft in het mogelijk maken van interactie tussen
betrokkenen. Individuen sluiten zich aan bij een groep die staat voor bepaalde belangen en
standpunten en groepen zoeken samenwerking met partijen die actief zijn op andere
expertise gebieden om zo meer invloed en betekenis uit te dragen.
Hulpdiensten en betrokken organisaties bij de gaswinning gebruiken sociale media om
interactie te hebben op het gebied van kennisuitwisseling.
5. De ‘bedreigingen’ die sociale media met zich meebrengen (zie SWOT-analyse) kan terug
gevonden worden in de manier van interpretatie van berichtgeving over de problematiek in
Groningen. Een onduidelijke of zakelijke manier van communiceren kan ertoe leiden dat er
een verkeerde interpretatie ontstaat van de daadwerkelijke bedoeling van een boodschap.
Het is zaak om je berichtgeving zodanig af te stemmen op de doelgroep om zodoende het
juiste resultaat te behalen. Sociale media kunnen een storende factor zijn in het overbrengen
van een boodschap en kan de wijze van interpretatie beïnvloeden.
Pagina | 47
2.4 CRISISMANAGEMENT EN CRISISCOMMUNICATIE
Crisismanagement en crisiscommunicatie zijn twee middelen die bepalend zijn in een crisis.
De inhoud en implementatie is aangepast op de soort crisis en de context waarin de crisis zich
afspeelt. Aangezien de huidige problematiek in Groningen de afgelopen tientallen jaren zich heeft
kunnen ontwikkelen tot een aanzienlijk veiligheidsrisico, kan men spreken over een ‘sluimerende
crisis’. Sluimerende crises zie je met name in de bedrijfswereld, waarbij bedrijven gedurende een
aantal jaren steeds minder omzet hebben en zo langzaam aan (soms onopgemerkt) in een crisis
terechtkomen. Robert Jan Blom (2009) stelt in zijn boek ‘Crisisproof’, dat een crisis ‘de laatste fase
van een langdurig proces van teruggang is’ (Blom, 2009, p.29). Dit valt goed te spiegelen met de
aardbevingsproblematiek in Groningen. Met deze voorkennis gaat dit hoofdstuk in op wat
crisismanagement en crisiscommunicatie is, de belangrijkste kenmerken van een crisis, en welke
strategie er gevraagd wordt op het gebied van crisismanagement en crisiscommunicatie. Tot slot
wordt er gekeken naar de effectiviteit van crisiscommunicatie. Gezien de mate van complexiteit en
omvang dat crisismanagement en crisiscommunicatie bezit, zal de uitwerking ervan zich beperken tot
hoofdlijnen.
2.4.1 WAT IS CRISISMANAGEMENT EN CRISISCOMMUNICATIE
Crisismanagement wordt op verschillende manieren gedefinieerd en ingevuld. Over het algemeen
kan worden gesteld dat crisismanagement het geheel aan activiteiten, inspanningen en
voorzieningen voorstelt om zodoende een organisatie voor te bereiden op crises, deze zo goed
mogelijk te voorkomen en, bij het uitbreken van een crisis, de gevolgen ervan zo veel mogelijk te
beheersen (Knegtel, 2007). De invulling van crisismanagement wordt gevangen in plannen en
strategieën die afhankelijk zijn van het soort crisis en de middelen van een betrokken
(hulpverlenings)organisatie.
Crisiscommunicatie vormt een belangrijk onderdeel voor de beheersing van een crisis. Zorgen voor
een goede crisiscommunicatie vraagt om het zenden van correcte, tijdige en begrijpelijke informatie
tijdens en over een crisis, ramp of incident. Wanneer de samenleving ongerust is of zich onveilig
voelt, dan moet daar goede communicatie tegenover staan om mensen gerust te stellen.
Veiligheidsdiensten en overheid moeten continue bewust zijn van de gevoelens in de samenleving en
de samenleving voorzien van gewenste informatie. Er moet als het ware van buiten naar binnen
gedacht worden. De gevraagde informatie vanuit burgers moeten leidend zijn in de communicatieuitwisseling. (NCTV, 2015)
De wijze waarop er communicatie plaatsvindt en ingezet wordt, is voor een groot deel in protocollen
en plannen vastgesteld. Natuurlijk is vooraf niet geheel vast te stellen welke communicatie gewenst
is in geval van een crisis, aangezien er een afhankelijkheid is van de reactie/vraag van de
samenleving. Daarom is het gewenst snel in te kunnen spelen op een bepaalde situatie en moet men
goed inleven in de gevoelens van de samenleving.
Verder in het hoofdstuk worden crisismanagement en crisiscommunicatie nader verdiept en in het
licht gehouden van de aardbevingsproblematiek in Groningen.
Pagina | 48
2.4.2 KENMERKEN CRISIS
Crises komen in allerlei verschillende vormen voor en zijn uniek en moeilijk te voorspellen. Ondanks
deze factoren bestaan er een aantal gemeenschappelijke kenmerken die in elke crisis zijn te
herkennen (Knegtel, 2007):
Schade
Schade is een onlosmakelijk gevolg van een crisis. Schade kan zich in een directe of indirecte vorm
uiten. Schade aan gebouwen, inventaris en goederen behoren tot directe schade. Indirecte schade
kan veelal voorkomen in de vorm van reputatie-, imago- en vertrouwens- schade (Knegtel, 2007).
Zowel directe schade als indirecte schade zijn van toepassing in de aardbevingsproblematiek in
Groningen. Aardbevingen als gevolg van gaswinning door de NAM veroorzaken schade aan huizen en
gebouwen in Groningen. Door misstanden in de relatie tussen bij de gaswinning betrokken partijen
en de inwoners van Groningen is er ook schade geleden als het gaat om vertrouwen,
betrouwbaarheid, imago en reputatie.
Escalatie
Een crisis leidt tot snelle opeenvolgende gebeurtenissen en gevolgen die vragen om een directe
aanpak. Vaak leiden genomen acties tot nog meer acties waardoor de situatie niet meer goed te
beheersen valt en er een escalatie van de situatie voordoet dat buiten de structuren en
handelsmogelijkheden van een organisatie vallen (Knegtel, 2007).
In geval van de aardbevingsproblematiek was er pas na de zwaarste aardbeving, tot dusver gemeten
in het jaar 2012 in Huizinge, sprake van een escalatie van de crisis.
Informatie
Binnen een crisissituatie is er sprake van onzekerheid en onwetendheid. Dat komt door ontbrekende,
tegenstrijdige en onbetrouwbare informatievoorziening. Echter, kan ook een overvloed aan
informatie zorgen voor het niet goed kunnen functioneren tijdens een crisissituatie.
Om een crisis zo goed mogelijk te beheersen is het van belang om zo snel mogelijk inzicht te krijgen
in de informatie die op dat moment beschikbaar is en wat de informatiebehoefte is. Om geruchten
en speculaties zo veel mogelijk tegen te gaan is eenduidigheid en betrouwbaarheid in de
informatievoorziening erg belangrijk (Knegtel, 2007).
De commissie Meijer die in opdracht van de provincie Groningen onderzoek doet en advies geeft
over de toekomst van het gaswinningsgebied zegt in haar rapport dat ‘de informatie over
aardbevingsrisico’s nooit open en transparant met inwoners, ondernemers en lokale bestuurders is
gedeeld. De relatie tussen aardbevingen en gaswinning was zelfs lange tijd onderwerp van discussie
tussen de NAM en het gebied en de potentiële kracht van de aardbevingen werd door de NAM
gerelativeerd’ (Commissie Duurzame Toekomst Noordoost Groningen, 2013).
Hieraan kan je opmaken dat er fikse gebreken zijn in de informatievoorziening en dat de relatie
tussen burgers en partijen die betrokken zijn bij de gaswinning niet optimaal was.
Pagina | 49
Tijd
Een crisissituatie brengt een hoge tijdsdruk met zich mee. Het is belangrijk dat er snel ingespeeld
wordt op een crisissituatie en dat bepaalde keuzes snel gemaakt zijn. De mate van effectiviteit van
bestrijding van de crisis zijn afhankelijk van de gemaakte keuzes in de eerste paar uren van een
crisissituatie. (Knegtel, 2007)
Aangezien de aardbevingsproblematiek in Groningen als een crisis met een ‘sluimerend verloop’
getypeerd kan worden, gaat het hier over keuzes die gemaakt zijn in de jaren voorafgaand aan de
escalatie van de crisis in 2012. Eerdere beschreven uitkomsten over besluitvorming en communicatie
met inwoners laten zien dat de kwaliteit en effectiviteit van de gemaakte keuzes door bij de
gaswinning betrokken partijen niet succesvol zijn.
Media
(Sociale) Media spelen de laatste jaren steeds een meer grotere rol rond een crisissituatie. Media
kunnen bepalend zijn in de mate waarin een organisatie schade lijdt door een crisis. Daarnaast heeft
de media een aanzienlijke rol in de betekenisgeving van een crisis en is het vatbaar voor het
verspreiden van geruchten en speculaties waardoor een crisis minder goed te beheersen valt.
(Knegtel, 2007)
Het is voor organisaties erg belangrijk om kennis op te doen over de kracht van (sociale) media en
daarin ook kansen te zien om die kracht te gebruiken in de bestrijding van een crisis. Deze
ontwikkeling zie je ook in Groningen. Gemeenten, veiligheidsdiensten, hulpverleningsdiensten en de
NAM hebben sociale media omarmt en gebruiken het om sneller te kunnen anticiperen op
gebeurtenissen die te maken hebben met de gaswinning en aardbevingen. De eerder beschreven
tool ‘Twitcident’ is een goed voorbeeld dat het gevolg is van het gebruik van sociale media als nieuw
instrument om een crisis beter te beheersen en te kunnen anticiperen op gebeurtenissen.
2.4.3 CRISISMANAGEMENT STRATEGIE
Of de crisismanagement (en crisiscommunicatie) goed is of niet, is vooraf moeilijk te bepalen. Dit
komt door de mate van afhankelijkheid van het soort crisis en de omvang daarvan. De kenmerken
van een crisis, die in de vorige paragraaf zijn beschreven, vormen een leidraad waar
crisismanagement op in moet spelen en waar maatregelen op genomen worden in de vorm van
plannen en protocollen.
Omtrent de aardbevingen in Groningen zijn er door de Veiligheidsregio Groningen en de NAM een
aantal plannen geschreven die gezamenlijk in werking treden om zo goed mogelijk hulp te verlenen
en dienstbaar te zijn in geval van een (zware) aardbeving. Deze plannen vormen de structuur en
strategie voor de crisismanagement en tegelijk ook de crisiscommunicatie. Onderstaand een globale
beschrijving van de plannen. Melding van een aardbeving kan vanuit verschillende bronnen komen,
zoals externe partijen (gemeenten en bedrijven en burgers), de Veiligheidsregio
Groningen/Drenthe/Friesland, de Meldkamer Noord-Nederland door het screenen van sociale
media, de pers of het KNMI, zij registreren alle voorkomende aardbevingen in Nederland.
Pagina | 50
NAM Aardbevingen Emergency Response Plan
Het ´Emergency Response Plan´ van de NAM geeft richtlijnen hoe op een effectieve manier
gereageerd kan worden op een aardbeving veroorzaakt door gaswinning, die passend zijn binnen het
huidige ´Emergency Response en Crisis Management Structuur´.
De mate van impact en de ernst van de gevolgen van een aardbeving valt vooraf moeilijk vast te
stellen. De acties die genomen moeten worden zijn afhankelijk van het gebied, tijdstip, magnitude
(kracht), versnellingen aan het oppervlak, mogelijke schade aan huizen, gebouwen en infrastructuur
en persoonlijk letsel.
De response op een aardbeving kent twee fasen: de acute fase en de afhandelingsfase. De acute fase
is de tijd die direct na een aardbeving start. De focus ligt op korte termijn gevolgen van een
aardbeving, zoals schade aan huizen, gebouwen en infrastructuur en daarbij de ontstane onveilige
situatie en eventueel persoonlijk letsel. In deze fase is er ook aandacht voor overheden en media en
de waarschijnlijke ontstane onrust en onzekerheid bij betrokkenen in het getroffen gebied.
De afhandelingsfase is de fase die volgt wanneer de acute fase is doorlopen. Hierin worden schades
geïnventariseerd, schade herstelt en waar nodig versterkingen aangebracht ter preventie. Aandacht
voor gewonden die op de langere termijn (fysieke/psychologische) schade ondervinden aan een
aardbeving valt hier ook onder. Eventuele reputatie/imago schade voor de NAM, als gevolg van een
aardbeving, vraagt ook om response in deze fase.
Voor een response op een aardbeving wordt er een keuze gemaakt tussen een Type 1 en Type 2
response. De keuze voor de type is afhankelijk van de ontstane situatie en kent passende acties.
Type response:
Type 1
Betekenis:
Aardbeving met beperkte
impact (magnitude rond 2.0),
beperkte acties door de NAM
Stappen:
- Informeren van categorie A
stakeholders (direct
betrokkenen)
- Uitvoeren type 1 acties
- Aardbevingen en gevolgen
analyseren en bepalen of type
2 response noodzakelijk is
Type 2
Aardbevingen met impact op
- Informeren van categorie A
een groot aantal stakeholders en B stakeholders (alle
(magnitude rond de 2.5)
betrokkenen)
- Uitvoeren type 1 en type 2
acties
- Activeren van de response
organisatie om materiele en
immateriële schade af te
handelen.
Figuur 9: globale uitwerking van de types van response in geval van een aardbeving, gebaseerd op
het ‘NAM Aardbevingen Emergency Response Plan’ (niet openbaar document).
Pagina | 51
Een aardbeving kan voor de NAM zorgen voor reputatieschade. In dat geval wordt er ook het NAM
Crisis Management Team opgezet.
Incidentenbestrijdingsplan Aardbevingen
Dit plan beschrijft de keuzes die gemaakt worden wanneer het gaat over de manier van optreden van
samenwerkende hulpdiensten, hoe de alarmering en opschaling georganiseerd is en welke sturende
maatregelen voor een incident getroffen kunnen worden.
Op hoofdlijnen vindt er een beschrijving plaats die van maatregelen die de samenwerkende
hulpdiensten willen nemen. De organisaties kunnen er op vertrouwen dat de reguliere werkwijze die
beschreven staat in dit plan voor iedere organisatie afdoende is om processen na een aardbeving
goed uit te voeren. (Veiligheidsregio Groningen, 2014a)
Het incidentenbestrijdingsplan van de Veiligheidsregio Groningen (2014) beschrijft een aantal
stappen die doorlopen worden tijdens een crisis. Deze stappen staan hieronder kort beschreven
(Veiligheidsregio Groningen, 2014a):
De eerste stap van het plan is het vaststellen van een scenario dat kan voor komen in geval van een
aardbeving. De samenwerkende organisaties hebben gekozen voor een scenario met een
aardbevingsmagnitude van 5.0. Hierop is het plan gebaseerd en zijn de vervolgstappen op
aangepast.
De tweede stap bestaat uit alarmering en opschaling. Melding van een aardbeving wordt via
verschillende kanalen binnengebracht. Een recent alarmeringssysteem is ‘Twitcident’. Waarin alle
hulpdienst bij betrokken en geïnformeerd worden over een aardbeving.
Indien de situatie dusdanig in omvang verergerd wordt er opgeschaald naar een hoger GRIP
(Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure) niveau.
De derde stap is het organiseren en coördineren van hulpverlening in het getroffen gebied. Het
Commando Plaats Incident (CoPI) is hiervoor verantwoordelijk en kan uitgebreid worden met een
tweede CoPI als het gebied groter wordt. Het CoPI richt zich specifiek op: hulpverlening ter plaatse,
verkenning van de situatie en gebiedsbeheer.
De vierde stap behelst het herstellen van de situatie en het gebied zo goed mogelijk leefbaar te
maken. Dit wordt bereikt met het herstellen en veilig maken van de vitale infrastructuur. Het
Regionaal Operationeel Team (ROT) zorgt voor inventarisatie en herstel van mogelijke schade/uitval
van voorzieningen en bepaald hoe lang dit duurt. In afstemming met verschillende organisaties
worden maatregelen vastgesteld.
Crisiscommunicatie vormt ook een onderdeel in het plan en zal na de opschaling van de GRIP
gecoördineerd worden vanuit de taakorganisatie Communicatie. In de volgende paragraaf zal hier
een nadere uitwerking van plaatsvinden.
De laatste stap is de nafase en bevolkingszorg. In geval van een opgeschaalde situatie heeft de
Algemeen Commandant Bevolkingszorg de coördinatie over de opstart van de nafase.
Pagina | 52
Er wordt een projectgroep ingericht die zich inzet op vier taken: informatie en advies (frontoffice),
coördineren van het herstel (backoffice), het faciliteren van onderzoek en communicatie.
Regionaal Crisisplan
Het Regionaal Crisisplan gaat, in tegenstelling tot het Incidentenbestrijdingsplan, meer in op de
functiestructuur van de crisisorganisatie, de bijhorende bevoegdheden, verantwoordelijkheden en
taken. Daarnaast beschrijft het afspraken die gaan over randvoorwaarden zoals alarmering,
opschaling, leiding en informatievoorziening (Veiligheidsregio Groningen, 2015). Het
Incidentenbestrijdingsplan is aanvullend op het Regionaal Crisisplan.
Aan de hand van vijf schakels van de veiligheidsketen wordt er in figuur 10 beschreven en verklaard
welke belangrijkste maatregelen de hulpdiensten en betrokken organisaties hebben genomen en
uitgevoerd om het veiligheidsprobleem in Groningen aan te pakken. De schakels bestaan uit:
proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg en zijn uitgewerkt op basis van de uitkomsten
van het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015) over de ‘Aardbevingsrisico’s in
Groningen’ (OvV, 2015c; Liebregts, 2008, p. 60-61).
Schakels
Doel
Uitvoering
Proactie
Wegnemen van zaken die
onveiligheid met zich
meebrengt.
Preventie
Voorkomen of beperken van
bestaande onveilige situaties.
N.v.t. (gaswinning begon al in
de jaren 80. Schadelijke
gevolgen zoals aardbevingen
waren destijds nog niet aan de
orde).
Periode tot het jaar 2012:
- Betrokken partijen hielden
rekening met lichte schade aan
gebouwen door aardbevingen
die ook werd gecompenseerd.
- Mensen werden
geïnformeerd d.m.v.
informatieavonden en
brochures.
- Winningsplan.
- Kennisontwikkeling over
risico’s d.m.v. onderzoek
- Uitbreiding seismologisch
meetnetwerk.
Periode na het jaar 2012:
- Oproep tot het melden van
schade bij de NAM.
- Informatiebijeenkomsten
door NAM georganiseerd.
Pagina | 53
- Verschillende onderzoeken
over de zware aardbeving in
Huizinge.
- Oprichting van de commissie
Duurzame Toekomst NoordOost Groningen.
- Wijzigingen winningsplan
n.a.v. nieuwe inzichten over
aardbevingen veroorzaakt door
gaswinning.
- Vermindering van de
productie van gas.
- Versterking van gebouwen en
infrastructuur.
- Aardbevingsbestendig
bouwen.
Preparatie
Goede voorbereiding om op te
treden bij onveilige situaties
die ondanks de proactie en
preventie optreden.
- Oefening- en
kennisontwikkeling
hulpverleningsdiensten.
- Twitcident.
- Sociale media monitoring.
- Alarmering en opschaling (nog
niet gebeurd)
Repressie
Daadwerkelijk optreden van
hulpdiensten om een
calamiteit te bestrijden en
schade te beperken.
- NAM Aardbevingen
Emergency Response Plan.
- Incidentenbestrijdingsplan
Aardbevingen.
- Regionaal Crisisplan.
Nazorg
Creëren van een terugkeer
naar de ‘normale situatie’.
- Schadeherstel.
- Akkoord verbetermaatregelen
voor investering regionale
economie en leefbaarheid.
- Aardbevingsbestendig
bouwen
- Dialoogtafel.
- Vermindering gasproductie.
- Compensatie woningprijs.
- Slachtofferhulp.
Pagina | 54
- Evaluatie en verdere
kennisontwikkeling d.m.v.
onderzoek.
Figuur 10: Vijf schakels van de veiligheidsketen over de aardbevingsproblematiek Groningen.
In de jaren voor 2012 is er, door bij de gaswinning betrokken partijen, te weinig rekening gehouden
met een veiligheidsrisico voor omgeving en samenleving. Deze strekking had het eindoordeel uit het
onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Wanneer de genomen maatregelen geplaatst
worden in een veiligheidsketen valt op te maken dat er voor het jaar 2012 weinig tot geen acties
ondernomen zijn op het gebied van ‘proactie’ en ‘preventie’ om het veiligheidsrisico aan te pakken.
De besluitvorming ging voornamelijk over de gaswinning en een klein deel over schades die
veroorzaakt konden worden door aardbevingen. Dit risico werd als acceptabel beschouwd. Na de
zware aardbeving in 2012 was er sprake van een omslag en werden de aardbevingen niet meer
alleen gezien als schaderisico maar ook als veiligheidsrisico en is er vervolgens een snelle groei
ontstaan van maatregelen op het gebied van ‘preventie’, ‘preparatie’, ‘repressie’ en ‘nazorg’.
2.4.5 CRISISCOMMUNICATIE STRATEGIE
De juiste strategie voor crisiscommunicatie is bepalend voor het succes ervan. Ook al zijn er
verschillende type crises, de crisiscommunicatie moet in elk geval voldoen aan drie elementen:
betekenisgeving, schadebeperking en informatievoorziening. Een juiste uitvoering van deze drie
elementen zorgt voor het behartigen van de communicatiebehoeften van diegene die getroffen zijn
door de crisis. (Regtvoort en Siepel, 2009, p. 141)
Verder in deze paragraaf is te zien dat deze elementen ook in de problematiek in Groningen een rol
spelen en verder gedefinieerd zijn op basis van een uitwerking uit het ‘Regionaal Crisis Plan’. Ook in
het ‘Incidentenbestrijdingsplan Aardbevingen’ zijn deze elementen verwerkt en geformuleerd als
doelstellingen voor de crisiscommunicatie binnen de bevolkingszorg.
Doelen
De Veiligheidsregio Groningen (2014) heeft in haar ‘Incidentenbestrijdingsplan Aardbevingen’ een
aantal concrete doelen beschreven waar de crisiscommunicatie zich op richt (Veiligheidsregio
Groningen, 2014a):
1. Informeren (dit kan ook door middel van vooraf gegenereerde berichten)
 Wat is er gebeurd? Welke acties zijn/worden ondernomen?
 Waar kan er meer informatie geboden worden?
2. Beperken van schade en zorgen voor handelingsperspectieven
 Welke dreiging is er?
 Welke handelingen kunnen er zelf gedaan worden (dit kan per doelgroep/locatie)?
3. Betekenisgeven
 Omschrijving geven van de sfeer.
 Verklaren van de situatie.
4. Omgevingsanalyse
 Analyseren van berichten die via de (sociale) media verspreid worden.
Pagina | 55

Vragen en reacties vanuit het publiek.
Rolverdeling en woordvoering in media
De taakorganisatie Communicatie is verantwoordelijk voor het coördineren van de
(crisis)communicatie. Communicatieactiviteiten van verschillende betrokken partners (die
vertegenwoordigd zijn in het Regionaal Operationeel Team) worden zoveel mogelijk afgestemd door
de taakorganisatie (crisis)communicatie. Middelen die ingezet kunnen worden voor de communicatie
zijn, de website van de Veiligheidsregio Groningen, sociale media, het publieksinformatienummer, en
voorlichting op opvanglocaties.
Het KNMI kan een inschatting geven van de magnitude van een aardbeving. De NAM communiceert
over de oorzaak van de aardbeving en houdt zich bezig met schademeldingen. Reguliere
communicatiemiddelen en werkwijze worden ook gebruikt.
Voorlichters van de politie en brandweer zijn verantwoordelijk voor de communicatie in de eerste
fase na een aardbeving. De communicatie bij deze fase is gericht op het verstrekken van informatie
en het geven van handelingsperspectieven voor gedupeerden. Wanneer er opgeschaald is naar GRIP
4 zullen er op gezette tijden contactmomenten zijn waarbij informatie gegeven wordt dat op dat
moment bekend is. Burgermeesters pakken hun rol op om in eigen gemeenten te communiceren
over de crisis. Zij worden daarin begeleid en geadviseerd door de taakorganisatie Communicatie.
Journalisten kunnen onder begeleiding het getroffen gebied betreden, mits het veilig is.
(Veiligheidsregio Groningen, 2014a)
Bevolkingszorg
Crisiscommunicatie valt onder de bevolkingszorg en is één van de onderdelen die uitgevoerd worden
in geval van een crisis.
Het communicatieproces is gericht op het voorlichten van publiek en pers. Bij het voorlichten van
publiek is het van belang dat er een handelingsperspectief wordt gegeven voor de getroffenen.
De rol die de burgemeester als burgervader/moeder moet vervullen, wordt door middel van advies
bepaald door een strategisch communicatieadvies. Interne communicatie is aan de orde om de eigen
organisatie te voorzien van informatie. In Figuur 11 zijn deze processen, met de bijhorende doelen,
overzichtelijk weergegeven.
Pagina | 56
Hoofdproces
Deelproces
Doel
Crisiscommunicatie
Persvoorlichting
- Betekenisgeving: aan de
samenleving laten weten wat
de crisis betekent.
Publieksvoorlichting
- Schadebeperking: zorgen
voor beperken van materiële
en immateriële schade, door
juiste communicatieadviezen
aan veiligheidsdiensten en het
bieden van
handelingsperspectieven.
Strategisch
communicatieadvies
- Informatievoorziening:
mogelijk maken van
informatieverspreiding over de
crisis, verklaringen en
toelichtingen van
besluitvorming voor het
bestrijden van de crisis.
- De voorzitter van het
beleidsteam adviseren over de
communicatiestrategie.
- Het verwezenlijken van een
omgevingsanalyse.
- Het verwezenlijken van een
communicatieplan.
Interne communicatie
- Betrokken
(hulpverlenings)organisaties
informeren over de crisis.
Figuur 11: overzicht van de uit te voeren processen binnen de crisiscommunicatie, gebaseerd op het
Regionaal Crisisplan. Bron: (Veiligheidsregio Groningen, 2014b)
2.4.6 EFFECTIVITEIT
Geloofwaardigheid van de berichtgeving vormt een belangrijke voorwaarde om effectief en
doeltreffend te willen zijn in de crisiscommunicatie. Regtvoort en Siepel (2009) beschrijven in het
boek: ‘Risico en crisiscommunicatie’, de volgende vijf fundamentele aspecten die voor
geloofwaardigheid van crisiscommunicatieboodschappen zorgen (Regtvoort en Siepel, 2009, p.145):

Openheid: alle feiten en bronnen dienen openlijk naar buiten gebracht te worden. Hierin zijn
eventuele eigen overwegingen ook gewenst. Inspraak is mogelijk en belangen worden openlijk
gedeeld.
Pagina | 57




Deskundigheid: er wordt uitgegaan van voldoende kennis van zaken en dat lering is getrokken uit
eerdere crisis ervaringen zodat de uitvoering van de taken een positieve invloed heeft op de
specifieke crisissituatie.
Eerlijkheid: in elke fase van de crisis wordt er openhartig en met waarheid gecommuniceerd over
specifieke kwesties.
Medegevoel: er wordt laten zien dat men oprecht begrip heeft voor de situatie van de
getroffenen.
Gedeelde betekenisgeving: de communicatie is gericht op de belangen van de getroffenen en de
samenleving. Eigen belangen nemen een ondergeschikte plaats in.
De Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015) heeft in haar onderzoek een aantal conclusies en
aanbevelingen beschreven die voor een deel in gaan op de (crisis)communicatie door betrokken
partijen in de gaswinning. Vooral rond de aardbeving in Huizinge in 2012 zijn er verkeerde keuzes
gemaakt op het gebied van communicatie met bewoners van Groningen. De bovenstaande aspecten
van effectief communiceren is in de aardbevingscrisis in Groningen voor een groot deel onvoldoende
toegepast. Dit valt op te maken aan de hand van de onderstaande beschreven constateringen en
resultaten uit het onderzoek van de Onderzoeksraad. (OvV, 2015c)
Belangrijkste uitgangspunt voor de verklaring van de werkwijze van communiceren in deze crisis is
dat betrokken organisaties tot 2013 in de eerste plaats uitgingen van een risico op schade aan
woningen, gebouwen en infrastructuur. Pas na de aardbeving in Huizinge in 2012 werden inwoners
en organisaties zich meer bewust van veiligheidsrisico’s door aardbevingen. Hierdoor veranderde de
gedachtegang en ging men meer vragen stellen en nadenken over hoe om te gaan met een
aanzienlijk risico voor de veiligheid van inwoners.
De Onderzoeksraad stelt verder vast dat:
- Betrokken partijen niet open stonden voor de kritische tegengeluiden over de vastgestelde
aannames over (veiligheids)risico’s;
- Er onvoldoende verantwoording genomen is in de communicatie naar de inwoners van Groningen. - Er is te weinig inzicht geboden in de onzekerheden die er waren over het aardbevingskwestie;
- De zakelijke en technische manier van communiceren ervoor zorgde dat burgers niet bevredigd
werden in hun ongerustheid en onveilige gevoelens;
- Er vanaf het begin van de gaswinning is medegedeeld aan inwoners van Groningen dat er geen
verband is tussen de gaswinning en aardbevingen. En met de kennis van nu de geloofwaardigheid bij
de inwoners ver te zoeken is. (OvV, 2015c)
Zoals gezegd zijn er vanaf 2013 veranderingen gaande in de werkwijze en besluitvorming binnen
deze veiligheidskwestie. In plaats van rekening houden met een schaderisico, is daar nu ook een
veiligheidsbelang bij gekomen.
Pagina | 58
De Onderzoeksraad heeft een aantal aanbevelingen genoteerd die ingaan op een verbetering van de
relatie met inwoners van Groningen en werkwijze voor de toekomst:
- Het veiligheidsbelang moet in de besluitvorming op de eerste plaats staan;
- Te allen tijde communiceren over complexe en onzekere kwesties over activiteiten op het gebied
van aardbevingen en gaswinning;
- Wees eerlijk en transparant in de onzekerheid die gaswinning en de gevolgen daarvan kunnen
voortbrengen. Neem die onzekerheid serieus en communiceer dit ook naar burgers en betrokken
organisaties en verklaar welke plaats de onzekerheid inneemt in de besluitvorming. (OvV, 2015c)
Bovenstaande conclusies en aanbevelingen die de Onderzoeksraad heeft beschreven hebben een
relatie met de vijf aspecten die bepalend zijn in de effectiviteit van
crisiscommunicatieboodschappen.
2.4.7 DEELCONCLUSIES
1. Rekening houden met een veiligheidsrisico in plaats van alleen een schaderisico is pas
gekomen na de (zware) aardbeving in Huizinge in 2012. De crisismanagement en
crisiscommunicatie strategie en uitvoering is na die tijd meer tot stand gekomen en zijn er
specifieke plannen en protocollen opgemaakt op het gebied van veiligheidsrisico’s in geval
van een aardbeving veroorzaakt door gaswinning. De drie belangrijkste plannen die de
crisismanagement vormgeven is het ‘NAM Aardbevingen Emergency Response Plan’, ‘het
Incidentenbestrijdingsplan Aardbevingen’ en het Regionaal Crisisplan’. De laatste twee zijn
opgesteld door de Veiligheidsregio en vullen elkaar aan.
2. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek over de aardbevingen in Groningen van de
Onderzoeksraad Voor Veiligheid kan er geconcludeerd worden dat de (crisis)communicatie in
de periode tot 2013 onvoldoende is geweest en zijn er verschillende fouten gemaakt in de
relatie met inwoners. De vijf aspecten, openheid, deskundigheid, eerlijkheid, medegevoel en
gedeelde betekenisgeving, die samen zorgen voor een effectieve crisiscommunicatie zijn
voor een groot deel niet toegepast in de communicatie naar burgers.
Met name openheid en eerlijkheid over onzekerheden over de mogelijke gevolgen van
gaswinning is beperkt gebleven. Dit was in de beginfase van de gaswinning al verkeerd
gecommuniceerd, waardoor met de kennis van nu het effect en de omvang van de crisis
groter is geworden. Daarnaast hebben burgers in de communicatie weinig tot niks gemerkt
van gevoel van medeleven en stonden belangen van de getroffenen en samenleving niet op
de eerste plaats. Deze gebreken in de crisiscommunicatie hebben ervoor gezorgd dat er geen
sprake is van geloofwaardigheid en vertrouwen in de bij de gaswinning betrokken
organisaties.
Pagina | 59
2.5 DILEMMA’S
Dit hoofdstuk gaat over de dilemma’s die een rol spelen bij de aardbevingsproblematiek in
Groningen en die van invloed zijn op de besluitvorming en communicatie. In het eerste hoofdstuk
van het onderzoek zijn de verschillende actoren beschreven met daarbij de belangen. Met name de
belangen van betrokken partijen bij de gaswinning en de belangen van partijen die weinig invloed
hebben op de gaswinning staan recht tegenover elkaar. Dit levert vanzelfsprekend schuring op
tussen de partijen, met de bijhorende dilemma’s. Aan bod komen, het wegen van belangen,
dilemma’s als het gaat om politisering versus privatisering, en tot slot de dilemma’s die bij de
besluitvorming en communicatie voorkomen.
2.5.1 WEGING VAN BELANGEN
In het eerste hoofdstuk zijn de actoren en bijhorende belangen beschreven die meespelen in de
aardbevingsproblematiek. De betekenis en de weging van deze belangen hebben invloed op keuzes
die gemaakt worden in bijv. beleid en strategie en kunnen behoorlijke dilemma’s teweegbrengen.
Bij de gaswinning zijn grote belangen gemoeid waar betrokken partijen voor staan. Zo wil men een
maximale/opbrengst uit de gaswinning in Groningen halen, het Gronings grondgebied zo optimaal en
strategisch gebruiken en zorgen voor continue voorziening van gas aan burgers en industrie (OvV,
2015c).
Twee conclusies die uit verschillende onderzoeken en resultaten van de afgelopen jaren naar voren
zijn gekomen en die recht tegenover elkaar staan en ook de kern van deze problematiek raakt, zijn:
1. De partijen die betrokken zijn bij de gaswinning zien tot 2013 veiligheid niet als doel op zich,
maar als een voorwaarde voor bij de activiteiten op het gebied van gaswinning (OvV, 2015c).
2. Voor lokale belanghebbenden (burgers en lokale gemeenten) is veiligheid wel een doel. Zij
willen zich veilig weten en veilig voelen. De gaswinning moet geen schade leveren aan
veiligheid, welzijn, het leefklimaat, vestigingsvoorwaarden, het imago en de waarde van
onroerend goed in de regio. Schade moet worden vergoed en hersteld. (OvV, 2015c)
Het laat zien dat belangen recht tegenover elkaar staan en er geen sprake is van een goede relatie
tussen de twee groepen.
Achtereenvolgens worden belangen gewogen van onderstaande betrokken partijen en wordt er
beschreven in hoeverre minder grote belangen gewaarborgd worden.
Het ministerie van Economische Zaken
Het ministerie van EZ is dusdanig onderdeel van de samenwerkingsgroep (genaamd ‘het gasgebouw’)
en haar dominerende belangen waarbinnen partijen functioneren die verantwoordelijk zijn voor de
gaswinning, dat de kans groot is dat veiligheidsbelangen gemakkelijk een ondergeschikte plaats
innemen. Besluitvorming is gericht op consensus en het ministerie van EZ neemt deel aan deze
consensusvorming. Daarnaast zijn de partijen in het gasgebouw nauw betrokken met elkaar en
hebben al een jarenlange intensieve samenwerking waardoor de relatie erg goed is geworden. Er is
sprake van interne transparantie over belangen en werkwijze. Daarnaast is op te maken dat de groep
Pagina | 60
bestaat uit een beperkt aantal personen die besluiten neemt. Er is ook sprake van enige
verwevenheid tussen overheid en gassector. Verschillende bestuurders/functionarissen hebben een
verleden bij de overheid en bekleden nu een prominente rol in de gassector of andersom.
De verwevenheid en de intensieve samenwerking binnen die kleine groep van personen maakt het
extra moeilijk om kritisch te zijn tegen elkaar en te wijzen op mogelijke tekortkomingen of
misverstanden, de concentratie ligt op gezamenlijke belangen. De centrale macht die is ontstaan
vraagt naar een sterkere tegenkracht als het gaat om veiligheidsbelangen.
De belangen rond de gaswinning in Groningen zijn ondergebracht bij de verschillende Economische
Zaken-directies. Echter, het veiligheidsbelang is niet als specifieke verantwoordelijkheid vastgesteld
binnen het ministerie. (OvV, 2015c)
Het rijksniveau
Bij de gaswinning zijn geen andere ministeries betrokken dan alleen het ministerie van EZ. De
Onderzoeksraad voor Veiligheid ziet dit als een beperking in de toezicht en mogelijkheid tot overleg
tussen verschillende ministeries over deze problematiek wat kon leiden tot een betere
besluitvorming. (OvV, 2015c)
Toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen
Het SodM houdt toezicht op ondernemingen die werkzaamheden uitvoeren die vallen onder de
mijnbouw. Er is controle op een maatschappelijk verantwoorde manier van het winnen van
delfstoffen en of er voldoende rekening gehouden wordt met de risico’s van bodembeweging ten
gevolge van de werkzaamheden.
Het SodM gaat voor een groot deel uit van een goed ontwikkelde mijnbouwsector die hun
verantwoordelijkheden serieus nemen. Echter, de vraag is of men daarmee effectief toezicht kan
houden op de sector. De onzekerheidsfactor is groot als het gaat om aardbevingen en zijn moeilijk te
voorspellen. Daarnaast speelt het gevoel van onveiligheid mee in het veiligheidsbelang. In hoeverre
kan je de verantwoordelijkheid voor het inschatten van een risico met mogelijke gevolgen bij een
exploitant leggen, als de onzekerheid en de mate van gevoel van onveiligheid niet vast te stellen zijn.
SodM heeft lange tijd meegedaan aan de consensusvorming die heerste binnen het gasgebouw.
Daardoor heeft het een lange tijd niet gefunctioneerd als een toezichthouder die kritisch kijkt naar
werkwijze en besluitvorming. (OvV, 2015c)
Lokale belangen
Voor de weging van belangen neemt veiligheid voor lokale belanghebbenden een andere rol in dan
voor partijen in het gasgebouw. Dit verschil is eerder in dit hoofdstuk reeds beschreven. Daarnaast is
uit het eerste hoofdstuk over de actoren ook dit verschil op te maken.
Provinciale en lokale overheden zijn vertegenwoordigers van de veiligheidsbelangen van inwoners.
Tot 2012 maakten deze overheden zich voornamelijk zorgen over de schade en de wijze van
afhandeling. Daarnaast hebben deze partijen geen invloed of spelen geen rol in de besluitvorming
rond de gaswinning. Provinciale en lokale overheden hebben zich te weinig ingezet om onderdeel uit
te maken van besluitvorming en hebben voornamelijk het belang van het ministerie van EZ en de
NAM een tijd lang verdedigd. (OvV, 2015c)
Pagina | 61
In 2013 is er namens de provincie de commissie Meijer aangesteld waarmee het veiligheidsbelang
meer plaats kreeg in het geheel. De veiligheidsregio en gemeenten (behalve Loppersum) hebben zich
tot 2013 in beperkte mate zich beziggehouden met de gaswinning. (OvV, 2015c)
In principe hoeft de NAM geen verantwoording af te leggen aan lokale belanghebbenden over de
gaswinning. De minister van EZ heeft in 2014, onder lokaal toenemende druk, er wel voor gezorgd
dat lokale belangen in het vervolg meegenomen worden in de besluitvorming. Daar is de oprichting
van de dialoogtafel een voorbeeld van. (OvV, 2015c)
Buitenstaanders
Tot 2012 was er nauwelijks sprake van maatschappelijke druk op de gaswinningsactiviteiten door
groeperingen. Dit zorgde er ook voor dat tot die tijd er weinig rekening gehouden werd met
veiligheidsbelangen. Daarnaast is de aardbevingsproblematiek in Groningen sluimerend verlopen.
Een opeenstapeling van voorvallen heeft er toe geleid dat de situatie is zoals die nu is. Een echt
omslagpunt is moeilijk vast te stellen. De schade van aardbevingen zijn vooral een probleem voor
regionale en lokale belanghebbenden. Daarmee is het lastig om een sterke tegenkracht te
organiseren om op te komen voor de regionale en lokale belangen. Die tegenkracht is in 2013 wel
flink gegroeid en de minister besluit om de gaskraan meer dicht te draaien en de gasproductie te
verlagen. (OvV, 2015c; Kamp 2014b)
2.5.2 SOCIAAL-MAATSCHAPPELIJKE ONZEKERHEID
Na de aardbeving in Huizinge in 2012 is er een andere houding aangenomen door overheid,
betrokken partijen bij de gaswinning en inwoners. Er is een jaar lang gewerkt aan onderzoek naar de
gevolgen van gaswinning en de risico’s van aardbevingen op de veiligheid van burgers, gebouwen en
infrastructuur. Echter, er waren in dat jaar nog geen effectieve maatregelen getroffen om het
geschonden vertrouwen in met name de NAM en de overheid te herstellen. De onzekerheid bleef
bestaan en werd zelfs groter door de hoeveelheid onderzoeken en kennisvergaring die opgestart
werden. Hierdoor werd het signaal afgegeven dat er nog een enorm gebrek aan informatie en kennis
was over de risico’s en de gevolgen. Het grootste dilemma in deze problematiek is, welke afweging
de overheid en de betrokken partijen in de gaswinning maken tussen het economisch belang en het
veiligheidsbelang en zo te werken aan vertrouwen en geloofwaardigheid. De onderstaande thema’s
beschrijven factoren die de complexiteit van dit dilemma laten zien.
Onzekerheid
De onzekerheidsfactor vormt in de hele aardbevingsproblematiek een grote rol voor de dilemma’s
die spelen. Na de aardbeving in 2012 is er veel onzekerheid over risico’s van gaswinning ontstaan bij
zowel partijen die betrokken zijn bij de gaswinning als bij burgers en overige belanghebbenden.
De onzekerheid over de exacte risico’s, welk risico reëel is als het gaat om schade en slachtoffers als
gevolg van een aardbeving en wat dit betekend voor inwoners van het risicogebied.
Voor bewoners in het risicogebied zijn er ook tal van onzekerheden te noemen zoals, de staat van
een woning, de onzekerheid over wel of niet verhuizen, wie nog te vertrouwen is, onzekerheden over
waardevermindering van woningen en de manier van schadeafhandeling.
Pagina | 62
Al deze dilemma’s worden gevormd door de ontstane onzekerheid die lang een rol speelt in deze
problematiek en helpen zeker niet mee aan het herstellen van vertrouwen en geloofwaardigheid.
(van Duin & Wijkhuis, 2014)
Fundamentele spagaat voor overheid
Een tweede factor is de fundamentele spagaat waarin de overheid zich bevindt. Hoe kan de overheid
werken aan haar geloofwaardigheid en betrouwbaarheid als het aan de ene kant
rampenbestrijdingsplannen maakt, inwoners informeert over risico’s, ondersteuning biedt in
schrijnende gevallen, huizen aanwijst die versterkt moeten worden, burgers oproept zich in te zetten
voor het probleem, maar aan de andere kant al jaren profiteert van de opbrengsten die de
gaswinning oplevert en deze activiteiten het liefst door wilt zetten. En daarnaast mooie verhalen en
beloftes uitspreekt, zonder ze na te komen. (van Duin & Wijkhuis, 2014)
De overheid wordt eigenlijk gedwongen afwegingen te maken in belangen, zoals deze beschreven
staan in de vorige paragraaf. Echter, het afwegen van belangen en daarin keuzes maken heeft altijd
een positieve en negatieve kant. Vandaar dat de overheid zich in een constante spagaat begeeft
wanneer het keuzes moet maken.
(sociale) Media aandacht
De mate van media aandacht is afhankelijk van de frequentie van voorkomende incidenten. Op het
moment van een aardbeving zal de media aandacht groot zijn. Naarmate de tijd verstrijkt na een
aardbeving zal die aandacht weer verminderen en zal er slechts een vorm van waakzaamheid
overblijven onder belanghebbenden. De manier van omgaan met deze vorm van media gebruik en
aandacht is lastig te bepalen. Is het opzoeken van media juist een goede manier om onzekerheden te
bestrijden, of leidt dat alleen maar tot nog meer onrust en vragen die negatieve gevolgen hebben
voor de beheersbaarheid van een crisis. Wordt er weinig tot geen informatie gedeeld via de media,
dan zal dat leiden tot het ontstaan van geruchten of foute berichtgeving die verspreid worden.
Kortom, de wijze van gebruik en omgang met media aandacht is eveneens een dilemma die kan
knagen aan onzekerheid en betrouwbaarheid. Dit dilemma komt voornamelijk voor bij
crisiscommunicatie. (Van Duin & Wijkhuis, 2014)
Bepalen van de focus
Om vertrouwen terug te krijgen kunnen er veel activiteiten georganiseerd worden en maatregelen
worden getroffen langs verschillende (deskundige) wegen. Echter, dit kan ook leiden tot
stroperigheid en tegenstrijdigheden in resultaten en het kan een beeld geven van een beperking aan
visie en sturing. Uiteindelijk zullen er weinig concrete resultaten en maatregelen doorgevoerd
worden. Dit verwijt wordt ook gegeven bij de aardbevingsproblematiek: ‘veel woorden, maar weinig
daden’. Er kan ook gekozen worden voor een meer stapsgewijze manier om maatregelen te treffen.
Deze zijn gelijk zichtbaar voor de samenleving. Hiermee voedt je op een effectieve wijze de vraag
naar verandering en werk je direct aan herstel van vertrouwen en geloofwaardigheid. (Van Duin &
Wijkhuis, 2014)
Pagina | 63
2.5.5 DEELCONCLUSIES
1.
De partijen die betrokken zijn bij de gaswinning zien tot 2013 veiligheid niet als doel op zich,
maar als een voorwaarde voor bij de activiteiten op het gebied van gaswinning.
2.
Lokale belanghebbenden (burgers en lokale gemeenten) zien veiligheid wel als een doel op
zich. Zij willen zich veilig weten en veilig voelen. De gaswinning moet geen schade leveren
aan veiligheid, welzijn, het leefklimaat, vestigingsvoorwaarden, het imago en de waarde van
onroerend goed in de regio. Schade moet worden vergoed en hersteld.
3. Binnen het gasgebouw zijn er te weinig tegenkrachten en kritische invloeden om een eerlijke
balans te vinden in besluitvorming en het veiligheidsbelang even veel te laten mee wegen als
andere belangen. De partijen waarvan verwacht mag worden die tegenkracht te leveren,
hebben onvoldoende een rol gespeeld. Hierdoor is het veiligheidsbelang ondergeschikt
geraakt.
4. Het grootste dilemma waar overheid en betrokken partijen bij de gaswinning mee zitten is
aan de ene kant het economische belang voor de inkomsten van de overheid en aan de
andere kant het veiligheidsbelang voor burgers. Aan dit dilemma hangen belangrijke
uitgangspunten die zo min mogelijk beschadigd moeten worden, zoals vertrouwen en de
geloofwaardigheid in de staat en betrokken ondernemingen. De hoge mate van onzekerheid,
de fundamentele spagaat waarin de overheid zit, de (sociale) media aandacht die moeilijk te
voorspellen valt en de bepaling van de juiste focus op het probleem vormen belangrijke
factoren die de weerbarstigheid van het dilemma vergroten.
Pagina | 64
2.6 LESSEN CRISISMANAGEMENT EN CRISISCOMMUNICATIE
Rampen en crises zijn uitermate geschikt om lering uit te trekken voor toekomstige crises (Van Duin,
1992). Op basis van de resultaten uit literatuuronderzoek en interviews en het analyseren van de
uitkomsten uit de vorige hoofdstukken kunnen er verschillende lessen geformuleerd worden die bij
kunnen dragen aan nieuwe ervaringen, kennis en handelingsalternatieven voor bestuurders in tijden
van een crisissituatie. De focus ligt op lessen die gehaald kunnen worden uit de dilemma’s op
bestuurlijk en communicatief niveau.
2.6.1 COMMUNICATIE
Lessen die gehaald kunnen worden op communicatief vlak zijn voornamelijk gericht op de relatie
tussen burger en betrokken partijen bij de gaswinning. De crisiscommunicatie als het gaat om
alarmering, opschalen en inzetten van hulpverleningsdiensten zit goed gevangen in verschillende
crisisplannen vanuit de Veiligheidsregio en de NAM. Grotendeels zijn deze plannen nog niet
uitgevoerd, omdat er nog geen daadwerkelijke calamiteit heeft plaatsgevonden waarbij slachtoffers
gevallen zijn.
Sociale media gebruik
Sociale media op een gewenste manier gebruiken vergt kennis over media. Het is algemeen bekend
dat een juiste lading voor het overbrengen van een boodschap voor een groot deel bepaald wordt
door non-verbale communicatie (uitingen, gelaatsuitdrukkingen, gebaren). Dit component is niet
aanwezig bij communicatie via sociale media, daarom is het van belang dat communicatie over
sociale media op een vlotte en duidelijke manier verloopt, waarin alle gevraagde informatie gegeven
wordt en die (indien nodig) handelsperspectief geeft.
De NAM is na de aardbeving in 2012 sociale media gaan gebruiken als informatief
communicatiemiddel naar burgers. Daarnaast gebruikt de NAM sociale media om vragen te
beantwoorden en te reageren op (oprechte) onrust of onzekerheden bij burgers over de gaswinning
en aardbevingen. De NAM ziet sociale media steeds meer als een middel om onrust en onwaarheden
te bestrijden in plaats van een middel dat alleen maar tegen werkt, onrust zaait en onwaarheden
verspreid.
Eerlijkheid, onzekerheden en transparantie
Deze drie factoren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden als het gaat om crisiscommunicatie en
het behouden van vertrouwen en geloofwaardigheid in tijden van crisis.
In de voorgaande hoofdstukken is reeds geconcludeerd dat er op basis van eerlijkheid, de mate van
onzekerheid en transparantie tekortkomingen zijn gedaan in de communicatie naar burgers en
andere belanghebbenden. De onvoldoende aandacht van partijen betrokken bij de gaswinning op de
gevolgen van gaswinning zijn al aan het begin van de winningswerkzaamheden genegeerd of niet
onderzocht. Daarnaast was er geen sprake van eerlijkheid naar de burgers over de onzekerheden die
de gaswinning met zich meebracht en is in de loop der jaren een hechte samenwerking ontstaan van
belanghebbende partijen bij de gaswinning waarbij belangen op elkaar afgestemd werden. Dit
zorgde voor een gesloten wereld waar geen sprake was van transparantie over besluitvorming naar
buiten. Het is daarom een belangrijke les dat verantwoordelijke partijen in tijden van crisis zich
Pagina | 65
openstellen voor publiek en zich uitlaten over feiten die bekend zijn, maar zeker ook eerlijk zijn over
onzekerheden die bestaan en transparant zijn in de te nemen beslissingen en overwegingen.
Communicatie afstemmen op vraag burger
Een belangrijk aspect in de crisiscommunicatie en de relatie tussen verantwoordelijke partijen en
lokale belanghebbenden en burgers is dat de communicatie die je hanteert afgestemd is op de
wensen van diegene waarover het gaat. Twee zaken zijn daarvoor van belang. De informatie die
geleverd wordt vullen de behoeften van degene die het vragen. Daarnaast is het belangrijk dat
communicatie afgestemd wordt op het niveau van de ontvanger. Op basis van ervaringen van
burgers en onderzoek is naar voren gekomen dat er door de NAM op een technische manier
gecommuniceerd werd over de gaswinning en de aardbevingen. Hierdoor ontstond er juist nog meer
onduidelijkheden dan dat er weggenomen werd. Een belangrijke les voor in de toekomst is om dus
niet van binnen naar buiten te communiceren, maar juist van buiten naar binnen. De buitenwereld is
de bron van onwetendheid die vervolgens met de juiste en passende informatie ingevuld moet
worden.
Communiceren over kosten en baten
In het interview met de NAM kwam naar voren dat zij op een bepaalde manier verrast zijn door het
enorme kantelmoment dat ontstond na de aardbeving in Huizinge in 2012. Voor die tijd was er
vrijwel niks aan de hand, op wat schademeldingen na. Mensen waren tevreden over de gang van
zaken en er waren geen geluiden dat er drastische maatregelen genomen moesten worden binnen
de branche. Na 2012 was het één grote ramp waar de NAM volledig de schuld van kreeg.
De les die zij hieruit halen is dat zij voor 2012 veel te weinig gecommuniceerd hebben over de
kosten, maar vooral ook over de baten van de gaswinning. Zij hebben onvoldoende gewerkt aan
draagvlak in de regio. Aangezien de gaswinning direct en indirect zorgt voor bijvoorbeeld
werkgelegenheid en economische groei regionaal en landelijk, weegt dat zwaar op tegen de kosten
die het met zich meebrengt. En toch is het, naar eigen zeggen, binnen vijf jaar omgeslagen en
worden alleen maar de kosten (negatieve gevolgen) van gaswinning naar voren gebracht.
Tot slot een belangrijk citaat hieromtrent uit een interview met de NAM: ‘Ook al denk je alles onder
controle te hebben, je weet niet wanneer je in een situatie komt waarin je tot een defensieve houding
wordt gedwongen. Dat is denk ik iets wat de olie en gasindustrie van kan leren. Dat is wat we nu ook
doen op het gebied van transparantie, feiten en cijfers openbaar maken’.
2.6.2 BESTUURLIJK
Lessen die geleerd kunnen worden zijn ook te halen op bestuurlijk vlak. De wijze van functioneren,
het nemen van besluiten, het bepalen van een strategie, keuzes in belangenbehartiging en het
nemen van verantwoordelijkheden bepalen het succes van bestuurlijke activiteiten. Onderstaand de
belangrijkste lessen die geleerd kunnen worden op dat gebied.
Onvoldoende aandacht voor veiligheidsbelang
Uit het onderzoek van de Onderzoeksraad voor Veiligheid is nadrukkelijk naar voren gekomen dat
partijen betrokken bij de gaswinning, onvoldoende aandacht hebben gehad voor het veiligheidsrisico
Pagina | 66
dat meespeelt bij aardbevingen veroorzaakt door gaswinning. De samenwerkende partijen binnen de
gaswinning hielden in de eerste plaats rekening met het behartigen van elkaars belangen. Het
veiligheidsbelang voor de regio speelde een ondergeschikte rol. (OvV, 2015c)
De les is dat belangenbehartiging verder gaat dan de interne cirkel waarin betrokken partijen bij de
gaswinning functioneren. Men moet breder kijken en andere belangen ook zo goed mogelijk
behartigen. Een bijkomstig positief effect is dat je hiermee meer draagvlak creëert voor de
activiteiten die uitgevoerd worden.
Verwevenheid tussen overheid en private partijen
In bepaalde situaties is er sprake van verwevenheid tussen overheid en private partijen. Bepaalde
belangrijke functies in de gassector worden vervuld door mensen die een geschiedenis bij de
overheid of kennisinstelling hebben en andersom. Die situatie is niet ideaal wil je onafhankelijk
overkomen als het gaat om (onderlinge) belangenbehartiging. Deze verwevenheid dient in de
toekomst zoveel als mogelijk bestreden te worden op basis van onafhankelijkheid en transparantie.
Onvoldoende kennis over aardbevingsrisico’s
Er is de afgelopen jaren onvoldoende onderzoek gedaan naar de mechanismen die afspelen in de
diepe ondergrond. Ook na 2012 zijn er onvoldoende onderzoeken gedaan naar verwachte
aardbevingsrisico’s. Men nam geen verantwoordelijkheid in het onderzoeken van onzekerheden in
de risico’s die ontstaan bij aardbevingen veroorzaakt door gaswinning. Daarmee hebben de
betrokken partijen niet gewerkt aan kennisontwikkeling en heeft het een kans gemist om
onzekerheden hieromtrent te reduceren en zo meer duidelijkheid te kunnen verschaffen over de
risico’s en vertrouwen te krijgen van burgers en andere belanghebbenden. (OvV, 2015c)
Schaderisico versus veiligheidsrisico
Voor de aardbeving in Huizinge in 2012 is er vanuit de betrokken partijen bij de gaswinning altijd
gedacht en gefunctioneerd vanuit een schaderisico dat voortkomt uit de aardbevingen die
veroorzaakt worden door gaswinning. Aangezien in die tijd de aardbevingen slechts lichte schade aan
woningen en gebouwen veroorzaakten en dit ook nog prima was te overzien, was er geen aanleiding
om te denken aan een veiligheidsrisico voor burgers. Na 2012 is hierover een enorm omslagpunt
geweest, waaruit blijkt dat er wel degelijk sprake is van een veiligheidsrisico bij de aardbevingen.
Uiteraard heeft het één met het ander te maken gehad, want als men niet de kennis heeft over de
mogelijke risico’s van de aardgaswinning en de aardbevingen en onzekerheden niet zo goed als
mogelijk bestreden worden, dan wordt er ook onvoldoende rekening gehouden met het
veiligheidsrisico.
Meerdere ministeries verantwoordelijk maken bij activiteiten op het gebied van gaswinning.
Opvallend is dat bij zo’n groot (maatschappelijk) probleem met een grote mate van complexiteit, er
maar één ministerie betrokken is en verantwoordelijk is voor de besluitvorming bij activiteiten op het
gebied van gaswinning. Aangezien dit ministerie (ministerie van Economische Zaken) een groot
financieel belang heeft bij de gaswinning zorgt dit ervoor dat overige belangen, zoals milieu,
veiligheid en leefbaarheid sneller aan de kant worden gezet. Om dit te voorkomen is het voor de
toekomst belangrijk dat er meerdere ministeries betrokken worden bij de besluitvorming in de
Pagina | 67
gassector. Dit zorgt voor meer kritische tegenkracht en meer transparantie in de (belangen)
overwegingen. (OvV, 2015c)
2.6.3 DEELCONCLUSIES
1. Op communicatief vlak is het van belang dat de relatie tussen partijen betrokken bij de
gaswinning en de burger zo goed mogelijk onderhouden wordt. Daarbij is het belangrijk de
geleerde lessen op het gebied van: sociale media gebruik, eerlijk zijn over onzekerheden en
zorgen voor transparantie, communicatie afstemmen op de behoefte en het niveau van de
burger en communiceren over kosten en baten, op een correcte wijze uit te voeren.
2. Op bestuurlijk niveau zijn er eveneens voldoende lessen te halen die bijdragen aan het
verbeteren van het functioneren tijdens een crisis. Zo zijn de volgende geleerde lessen
belangrijk bij toekomstige crisissituaties: ten allen tijde rekening houden met een
veiligheidsbelang voor burgers, zoveel mogelijk voorkomen van enige vormen van
verwevenheid tussen overheid, kennisinstellingen en private partijen, voor en na bestuurlijke
besluiten zorgen voor kennisvergaring en kennisontwikkeling over risico’s, alle mogelijke
(directe en indirecte) risico’s in kaart brengen en meerdere ministeries verbinden aan de
activiteiten rondom de gaswinning, zodat er meer verschillende tegenkrachten werkzaam
zijn die de belangen behartigen van verschillende groepen.
Pagina | 68
3. CONCLUSIES & AANBEVELINGEN
3.1 CONCLUSIES
Nu volgt de bespreking en interpretatie van de onderzoeksresultaten in het licht van de vraagstelling
en doelstelling van het onderzoek. Achtereenvolgend worden er conclusies vastgesteld omtrent de
onderwerpen: context en actoren, sociale media, crisismanagement en crisiscommunicatie,
dilemma’s en geleerde lessen. Deze onderwerpen vormen de onderdelen van de centrale
onderzoeksvraag. Zoals ook het conceptueel model (p. 10) laat zien, worden er verbanden gelegd en
mogelijke relaties beschreven tussen de onderwerpen van het onderzoek en betrokken partijen bij
de gaswinning en overige belanghebbende partijen. Die relaties en de besluitvorming hebben
gevolgen voor betrokkenen en voor het beleid dat opgezet en uitgevoerd wordt.
Wat opvalt is dat in de beginfase van het onderzoek het conceptueel model een relatie laat zien
waarbij is op te maken dat de aardbevingen in Groningen invloed hebben op hoe de context eruit
komt te zien, welke dilemma’s er ontstaan en hoe sociale media gebruikt worden. Deze variabelen
werken vervolgens in op hoe de crisismanagement en crisiscommunicatie georganiseerd en
uitgevoerd worden en tot slot zijn er lessen te leren uit de ervaringen en resultaten van de genomen
(crisis)management en communicatie beslissingen. Uiteindelijk is er vast te stellen dat deze
onderwerpen meer door elkaar heen lopen dan gedacht. De verhoudingen (oorzaak-gevolg relatie)
hebben een dynamisch karakter. Zo spelen ‘dilemma’s’ een meer centrale rol in de aardbevingscrisis,
omdat op elk onderdeel van het onderzoek dilemma’s zijn te formuleren waarbij de besluitvorming
bepalend is voor het verdere verloop van een kwestie of van de problematiek. Kortom:
besluitvorming op basis van dilemma’s vormen en sturen een crisisverloop.
1. Context & actoren
Tot 2013 is met het winnen van het gas geen rekening gehouden met een veiligheidsrisico voor
inwoners van Groningen. De bij de gaswinning betrokken partijen hielden wel rekening met een
schaderisico waarin inspectie en uitbetaling van schades aan woningen en andere gebouwen werden
uitgevoerd. De gaswinning stond op de eerste plaats. Het veiligheidsrisico was in hun ogen miniem
en door gebrek aan toezicht, kennisvergaring en door het werken vanuit het uitgangspunt dat de
gaswinning slechts een schaderisico met zich meebrengt, valt er tot op zekere hoogte te verklaren
dat men in mindere mate rekening hield met veiligheidsrisico’s voor inwoners.
Burgers konden zich moeilijk inleven in de complexiteit van het probleem aangezien zij over weinig
informatie beschikte en geen goed beeld kregen van de situatie. Communicatie naar burgers was
onvoldoende, gebaseerd op aannames of niet doeltreffend waardoor het vertrouwen verdween in
de partijen die betrokken zijn bij de gaswinning.
De onduidelijkheid en onrust werd alleen maar versterkt en gevoed door de onderzoeksuitkomsten
van SodM. De gaswinning bracht niet alleen een schaderisico met zich mee, maar ook een
veiligheidsrisico, was de conclusie van dit onderzoek. Dit heeft een verandering in denkwijze
teweeggebracht bij burgers en betrokken partijen in de gaswinning, waardoor gedupeerden en
actiegroepen een sterkere positie kregen tegenover de overheid en de NAM.
Pagina | 69
2. Sociale media
(Sociale) media hebben een aanzienlijke kracht om gevoelens van angst en onzekerheid over
aardbevingen te beïnvloeden. Met name burgers zijn gevoelig voor de soorten berichtgeving van de
media, vaak vanwege gebrek aan kennis en informatie. Betrokken partijen gebruiken dit medium
veelvuldig om informatie te delen, te verzamelen en interactie te hebben met andere mensen. Het
medium wordt zowel gezien als aanjagende factor voor de crisis, maar ook als middel om geruchten
of onwaarheden te ontkrachten.
De belangrijkste gebruikte vormen van sociale media bij de aardbevingsproblematiek zijn, Facebook,
Twitter en Youtube. Facebook en Twitter lenen zich voornamelijk voor interacties tussen
verschillende partijen en groepen. Er wordt volop gebruik gemaakt van de ‘sterktes’ en ‘kansen’ (zie
SWOT-analyse sociale media) die sociale media te bieden hebben in het mogelijk maken van
interactie tussen betrokkenen. Individuen sluiten zich aan bij een groep die staat voor bepaalde
belangen en standpunten en groepen zoeken samenwerking met partijen die actief zijn op andere
expertise gebieden om zo meer invloed en betekenis uit te dragen.
Hulpdiensten en betrokken organisaties bij de gaswinning gebruiken sociale media om interactie te
hebben op het gebied van kennisuitwisseling of alarmering bij een aardbeving (‘Twitcident’).
De ‘bedreigingen’ die sociale media met zich meebrengen (zie SWOT-analyse) is af te leiden in de
manier van interpretatie van berichtgeving over de problematiek in Groningen via dit medium. Een
onduidelijke of zakelijke manier van communiceren leidt ertoe dat er een verkeerde interpretatie
ontstaat van de daadwerkelijke bedoeling van een boodschap. Het is zaak om de berichtgeving
zodanig af te stemmen op de doelgroep om zodoende het juiste resultaat te behalen. Sociale media
kunnen een storende factor zijn in het overbrengen van een boodschap en kan de wijze van
interpretatie beïnvloeden.
3. Crisismanagement en crisiscommunicatie
De crisismanagement en crisiscommunicatie is tot 2013 onvoldoende vormgegeven en
geïmplementeerd. Er zijn fouten gemaakt in de relatie met inwoners op het gebied van
crisiscommunicatie. Pas na de (zware) aardbeving in Huizinge in 2012 en het rapport van SodM zijn er
specifieke plannen en protocollen opgemaakt op het gebied van veiligheidsrisico’s in geval van een
aardbeving veroorzaakt door gaswinning.
De drie belangrijkste plannen die het crisismanagement vormgeven is het ‘NAM Aardbevingen
Emergency Response Plan’, ‘het Incidentenbestrijdingsplan Aardbevingen’ en het Regionaal
Crisisplan’. De laatste twee zijn opgesteld door de Veiligheidsregio en vullen elkaar aan. De vijf
aspecten die Regtvoort en Siepel (2009) hebben beschreven en die samen zorgen voor een effectieve
crisiscommunicatie, zijn voor een groot deel niet toegepast in de communicatie naar burgers.
 Openheid: openlijk delen van feiten en bronnen van bepaalde overwegingen.
 Deskundigheid: de betrokkenheid van voldoende deskundigheid/professionals.
 Eerlijkheid: eerlijkheid in de berichtgeving.
 Medegevoel: energie steken om anderen (betrokkenen) te begrijpen, empathie tonen.
 Gedeelde betekenisgeving: belangen van betrokkenen en de samenleving staan centraal in
de communicatie.
(Regtvoort en Siepel, 2009, p. 145)
Pagina | 70
Met name openheid en eerlijkheid over onzekerheden in de mogelijke gevolgen van gaswinning is
beperkt gebleven. Dit was in de beginfase van de gaswinning al verkeerd gecommuniceerd. Met de
kennis van nu is het effect en de omvang van de crisis daardoor groter geworden. Daarnaast hebben
burgers in de communicatie weinig tot niks gemerkt van gevoel van medeleven en stonden belangen
van de getroffenen en samenleving niet op de eerste plaats. Deze gebreken in de crisiscommunicatie
hebben ervoor gezorgd dat er geen sprake is van geloofwaardigheid en vertrouwen in de partijen die
betrokken zijn bij de gaswinning.
4. Dilemma’s
Het grootste dilemma waar overheid en betrokken partijen bij de gaswinning mee zitten is de
afweging tussen aan de ene kant het economische belang voor de inkomsten van de overheid en aan
de andere kant het veiligheidsbelang voor burgers. Aan dit dilemma hangen belangrijke
uitgangspunten die zo min mogelijk beschadigd moeten worden, zoals vertrouwen en de
geloofwaardigheid in de staat en betrokken ondernemingen. De hoge mate van onzekerheid, de
fundamentele spagaat waarin de overheid zit, de (sociale) media aandacht die moeilijk te voorspellen
valt en de bepaling van de juiste focus op het probleem vormen belangrijke factoren die de
weerbarstigheid van het dilemma vergroten.


Aan de ene kant hebben de partijen die betrokken zijn bij de gaswinning tot 2013 veiligheid
nooit als doel op zich beschouwd, slechts als een voorwaarde voor de activiteiten op het
gebied van gaswinning. Dit komt doordat er binnen het gasgebouw (samenwerkende partijen
in de gaswinning) te weinig tegenkrachten en kritische invloeden geweest zijn om een
eerlijke balans te vinden in besluitvorming en het veiligheidsbelang even veel te laten mee
wegen als andere belangen. De partijen waarvan verwacht mag worden die tegenkracht te
leveren, hebben tot 2013 onvoldoende een rol gespeeld. Hierdoor is het veiligheidsbelang
ondergeschikt geraakt.
Aan de andere kant zijn het lokale belanghebbenden (burgers en lokale gemeenten) die
veiligheid juist wel als een doel op zich zien. Zij willen zich veilig weten en veilig voelen. De
gaswinning moet geen schade leveren aan veiligheid, welzijn, het leefklimaat,
vestigingsvoorwaarden, het imago en de waarde van onroerend goed in de regio. Schade
moet worden vergoed en hersteld.
Pagina | 71
5. Lessen
Wil je toekomstige dilemma’s of maatschappelijke problemen zoveel mogelijk voorkomen, dan is het
noodzakelijk op bestuurlijk en communicatief gebied midden in de maatschappij te staan en
communicatie en besluitvorming zo goed mogelijk af te stemmen met lokale belanghebbenden. De
relatie met die partijen zorgt voor draagvlak zodat toekomstige problemen beter op te lossen zijn.
Daarnaast is een belangrijke les dat ongeacht je alles onder controle denkt te hebben, je nooit weet
wanneer je in een situatie terecht komt waarin je tot een defensieve houding wordt gedwongen.
Transparantie is daarvoor het sleutelwoord tot vertrouwen en geloofwaardigheid.
Op communicatief vlak is het van belang dat de relatie tussen partijen betrokken bij de gaswinning
en de burger zo goed mogelijk onderhouden wordt. Daarbij moeten de volgende geleerde lessen op
een correcte wijze uitgevoerd worden:
 Sociale media gebruik.
 Eerlijk zijn over onzekerheden en zorgen voor transparantie.
 Communicatie afstemmen op de behoefte en het niveau van de burger.
 Communiceren over kosten en baten.
Op bestuurlijk niveau zijn er eveneens voldoende lessen te halen die bijdragen aan het verbeteren
van het functioneren tijdens een crisis. Zo zijn de volgende geleerde lessen belangrijk bij toekomstige
crisissituaties:
 Te allen tijde rekening houden met een veiligheidsbelang voor burgers.
 Zoveel mogelijk voorkomen van enige vormen van verwevenheid tussen overheid,
kennisinstellingen en private partijen.
 Voor en na bestuurlijke besluiten zorgen voor kennisvergaring en kennisontwikkeling over
risico’s.
 Alle mogelijke (directe en indirecte) risico’s in kaart brengen.
 Meerdere ministeries verbinden aan de activiteiten rondom de gaswinning, zodat er meer
verschillende tegenkrachten werkzaam zijn die de belangen behartigen van verschillende
groepen.
Pagina | 72
3.2 AANBEVELINGEN
Naar aanleiding van de conclusies, aangevuld met inzichten uit literatuur en eigen oordeel, worden in
dit hoofdstuk aanwijzingen en suggesties voorgeschreven in de vorm van aanbevelingen. De
aanbevelingen zijn op basis van de volgende factoren vastgesteld: beleid,(crisis) communicatie,
toekomstperspectief en (vervolg)onderzoek.
Een belangrijke uitkomst dat uit verschillende onderzoeken geconcludeerd kan worden is dat het
veiligheidsbelang voor de burger uit Groningen niet voldoende is behartigd. De relatie tussen
betrokken partijen bij de gaswinning en lokale belanghebbenden is dusdanig beschadigd dat een
herstel van deze relatie een lange en duurzame inspanning vraagt. Op basis van dit uitgangspunt kan
er een aantal aanbevelingen beschreven worden waar in de toekomst aandacht aan geschonken
moet worden.
Aan de minister van Economische Zaken:
1. Het veiligheidsbelang moet een sterkere positie krijgen binnen werkzaamheden en besluitvorming.
Het veiligheidsbelang voor burgers is lange tijd ondergeschikt geweest ten opzichte van andere
belangen binnen het gasgebouw. Door meerdere ministeries en provincie en gemeenten te
betrekken bij de besluitvorming wordt er gezorgd voor een bredere aandacht van belangenafweging.
Aan de NAM, de minister van Economische Zaken en Veiligheidsregio Groningen:
2. Communicatie over risico’s, dilemma’s en onzekerheden en burgers betrekken bij kwesties.
Wil je bepaalde werkzaamheden uit voeren die ook invloed hebben op de samenleving, moet je de
dialoog en de onderhandeling aangaan met die samenleving. Draagvlak creëer je door duidelijke
afspraken te maken, een juiste manier van communiceren en de samenleving (handelings)
perspectieven te geven.
Aan de NAM en de minister van Economische Zaken:
3. Randzaken (schademelding, schadecontrole, schadevergoeding, compensatie voor woningwaarde
etc.) moeten meer de verantwoordelijkheid worden van onafhankelijke partijen.
De NAM moet aan de ene kant zich inzetten voor een betere relatie met burgers, maar zal in de
toekomst zich ook weer moeten richten op eigen primaire taken. Wil men werken aan vertrouwen en
geloofwaardigheid, dan zullen gevoelige onderwerpen/kwesties op een onafhankelijke wijze
benaderd moeten worden.
Aan de minister van Economische Zaken en burgers van Groningen:
4. Onderkennen van de fundamentele spagaat waarin zowel overheid en inwoners van Groningen nu
eenmaal in zitten en daarin berusting zoeken.
De overheid zal de gaswinning in Groningen op geen enkele manier volledig stoppen, aangezien de
gaswinning een enorme bron van inkomsten is voor Nederland en wij daar met z’n allen, ook de
inwoners van Groningen, van afhankelijk zijn. Burgers kunnen in deze kwestie niet anders dan zich
berusten in de huidige situatie en zorgen dat veiligheid zoveel als mogelijk worden gedekt. Maar een
middenweg zal erg moeilijk worden om te bewerkstelligen. Overheid en burger moeten daarin heel
rationeel zijn en daarover goed met elkaar communiceren.
Pagina | 73
Aan de minister van Economische Zaken, de NAM en kennisinstellingen:
5. Onderzoek doen naar een verband tussen reduceren van gasproductie en vermindering van het
aantal aardbevingen en de magnitude.
Op grond van de huidige ontwikkeling, lijkt het er op dat het reduceren van de gaswinning leidt tot
een vermindering van het aantal en de kracht van aardbevingen in het Gronings gasveld. Echter, de
NAM heeft al meerdere keren proberen duidelijk te maken dat met het verminderen van de
gasproductie het niet automatisch hoeft te betekenen dat aardbevingen ook minder voorkomen. De
aardbevingen zitten al als het ware “opgesloten” in de grond. Door gaswinning zorg je ervoor dat
deze aardbevingen zich kunnen openbaren. Wanneer je de gaswinning voortzet, maar dan met een
lagere mate, stel je een aardbeving dus alleen maar uit. De overheid is wat dit betreft te stellig in hun
communicatie naar burgers en het zal goed zijn om hier uitsluitsel over te geven in de vorm van
onderzoeksresultaten.
Aan de minister van Economische Zaken, de NAM, de Nationaal Coördinator Groningen en
kennisinstellingen:
6. Anticiperen op de toekomst door onderzoek te doen naar mogelijke toekomstige kwesties, zoals
leefbaarheid, bouwprojecten, werkgelegenheid en economisch perspectief van de regio.
Deze aanbeveling speelt in op het dilemma waar overheid en betrokken partijen bij de gaswinning
mee zitten, namelijk het herstellen van de relatie met burger en andere lokale belanghebbenden. De
acties en maatregelen die er nu genomen worden moeten een bijdrage leveren aan de toekomst in
Groningen. Op basis van geleerde lessen en verdere kennisontwikkeling moet het vertrouwen weer
teruggewonnen worden.
Pagina | 74
4. LITERATUUR
Blom, R.J. (2009). Crisisproof. Ondernemen in barre tijden. Benelux: Pearson Education.
Bruin, J.A. de (2007). Een gemakkelijke waarheid. Waarom we niet leren van onderzoekscommissies.
Den Haag: NSOB.
Brouwer, A.-M., Vries A. de, Caljouw, C., Broekman, C., Bloeme, D., Veldhuis, G., Visschedijk, G.,
Stubbé, H., Kerstholt, J., Koning, L. de, Hart, M. 't, Emmerik, M. van (red.) (2012). Hallo?! Over
crisiscommunicatie en zelfredzaamheid van burgers. (z.p.): TNO.
COT (2014). Crisismanagement. Opgeroepen op april 22, 2014, van COT:
http://www.cot.nl/expertise/crisismanagement/index.html
Commissie Duurzame Toekomst Noord-Oost Groningen (2013). Vertrouwen in een duurzame
toekomst: een stevig perspectief voor Noord-Oost Groningen. Van
http://www.provinciegroningen.nl/fileadmin/user_upload/Documenten/Downloads/Eindadvies_Co
mmissie_Duurzame_Toekomst_Noord-Oost_Groningen.pdf
Dialoogtafel Groningen (2015). Over de Tafel. Bekeken op 7 mei 2015, van
http://www.dialoogtafelgroningen.nl/de-tafel
Duin, M.J. van (1992) Van rampen leren: een vergelijkend onderzoek naar spoorwegongevallen,
hotelbranden en industriële ongelukken. Den Haag: Haagse Drukkerij en Uitgeversmaatschappij.
Duin, M. van (2008). Rampen en andere crises. In: W. Stol, J. Rijpma, C. Tielenburg, H. Veenhuysen, T.
Abbas (red.). Basisboek Integrale Veiligheid (1e druk). Bussum: Coutinho, p. 346-357.
Duin, M. van, Tops, P., Wijkhuis, V., Adang, O., Kop, N. (2012). Lessen in Crisisbeheersing; Dilemma’s
uit het schietdrama in Alphen aan den Rijn. Politieacademie. Den Haag: Boom/Lemma.
Duin, M. van, Wijkhuis, V. en Jong, W. (red.) (2013). Lessen uit crises en mini-crises 2012. Den Haag:
Boom/Lemma.
Duin, M. van, Wijkhuis, V. (red.) (2014). Lessen uit crises en mini-crises 2013. Politieacademie. Den
Haag: Boom/Lemma.
Geel, P. van en Wallage, J. (2014). "Aan tafel!": Een verkenning naar de mogelijkheid om in het
aardbevingsgebied Noordoost Groningen een dialoogtafel op te zetten. Van
file:///C:/Users/Midas%20Luijer/Downloads/AAN-TAFEL.pdf
Groninger Dorpen (2014). Funtioneren Dialoogtafel. Van
file:///C:/Users/Midas%20Luijer/Downloads/Functioneren%20Dialoogtafel%2013052014%20VU14047%20(1).pdf
Pagina | 75
Groninger Krant (2015). NAM publiceert tussenresultaten aardbevingsonderzoek. Bekeken op 2 juli
2015, van http://www.groningerkrant.nl/2015/06/nam-publiceert-tussenresultatenaardbevingsonderzoek/
Helsloot, I., Martens, S. en Scholtens, A. (2011). Basisboek regionale crisisbeheersing (1e druk). (z.p.):
Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid.
Inspecteur-generaal der Mijnen (2013). Aanbieding advies 'wijziging Winningsplan Groningen 2013
en Meet- en Monitoringsplan'. Van http://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/briefadvies.pdf
Jong, J. de en Eng, M. (2014, januari 13). Publicaties. Van Staatstoezicht op de Mijnen:
http://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/briefadvies.pdf
KNMI, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (2013). Nieuws: magnitude beving Huizinge
wordt 3,6. Bekeken op 25 april 2015, van
http://www.knmi.nl/cms/content/111428/magnitude_beving_
Liebregts, J. (2008). De ketenbenadering. In: W. Stol, J. Rijpma, C. Tielenburg, H. Veenhuysen, T.
Abbas (red.). Basisboek Integrale Veiligheid (1e druk). Bussum: Coutinho, p. 60-70.
Kamp, H., Ministerie van Economische Zaken (2013a, Januari). Brief aan de Tweede Kamer nr.1:
Gaswinning Groningen-gasveld. Van http://www.namplatform.nl/wpcontent/uploads/2013/09/kamerbrief-over-gaswinning-groningen-veld1.pdf
Kamp, H., Ministerie van Economische Zaken (2013b, Februari). Brief aan de Tweede Kamer nr. 2:
Gaswinning Groningen-gasveld. Binnengehaald op 16 maart 2015, van
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-2.html
Kamp, H., Ministerie van Economische Zaken (2014a, Januari). Brief aan de Tweede Kamer nr. 28:
Gaswinning Groningen-veld. Van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-28.pdf
Kamp, H., Ministerie van Economische Zaken (2014b, Januari). Brief aan de Tweede Kamer nr. 29:
Gaswinning Groningen-veld. Van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33529-29.html
Knegten, L. (2007). Crisismanagement: vanuit een Business Continuity Perspectief. Harderwijk: BCM
Academy.
NAMplatform (2015). Centrum Veilig Wonen. Binnengehaald op 1 mei 2015, van
http://www.namplatform.nl/schade-herstel/uitvoeringsorganisatie-voor-schadeherstel-bouwkundigversterken-en-waardevermeerdering.html
NCTV, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (2015). Crisisbeheersing:
crisiscommunicatie. Binnengehaald 2 juli 2015, van
http://nctv.nl/onderwerpen/crisisbeheersing/crisiscommunicatie/
NOS (2014, april). Nieuws binnenland: Schrijnend is ‘bang, alleen en arm’. Bekeken op 8 april 2015,
van http://nos.nl/artikel/636084-schrijnend-is-bang-alleen-en-arm.html.
Overgaauw, C. (Regisseur). (2014). Aardbeving in Loppersum [Film].
Pagina | 76
OvV, Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015a, februari). Aardbevingsrisico’s in Groningen.
Binnengehaald 22 april 2015, van
http://www.onderzoeksraad.nl/nl/onderzoek/1991/aardbevingsrisico-s-in-groningen
OvV, Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015b, februari). Veiligheid geen rol bij gaswinning Groningen.
Binnengehaald op 23 april 2015, van
http://www.onderzoeksraad.nl/nl/onderzoek/1991/aardbevingsrisico-s-ingroningen/publicatie/1620/veiligheid-geen-rol-bij-gaswinning-groningen#fasen
OvV, Onderzoeksraad voor Veiligheid (2015c, februari). Aardbevingsrisico's in Groningen. Van
http://www.onderzoeksraad.nl/uploads/phase-docs/843/33ef77ab629erapport-gaswinninggroningen-nl-interactief.pdf
Paton, Smith & Johnson (2005). When good intentions turn bad: promoting natural hazard
preparedness. The Australian Journal of Emergency Management, Vol. 20 (1). Van
https://www.em.gov.au/Documents/When%20good%20intentions%20turn%20bad.pdf
Regtvoort , F. en Siepel, H. (2009). Risico- en crisiscommunicatie - Succesfactor in crisissituaties.
Bussum: Coutinho
Rijksuniversiteit Groningen (2015). De Dialoogtafel onder de loep. Binnengehaald op 1 juni 2015, van
http://www.rug.nl/news/2015/03/dialoogtafel-onder-de-loep
Rosenthal, U. (2009). Crises en crisismanagement. In: Muller, E.R., Rosenthal, U., Helsloot, I.,
Dijkman, E.R.G. van (red.). Crisis - Studies over crisis en crisisbeheersing. Deventer: Kluwer, p. 5-27
Rosenthal, U., Boin, A., Comfort, K. (2001). Managing Crisis: Threats, Dilemmas, Opportunities.
Springfield, Ill., USA.
Rosenthal, U., R.A. Boin, M. Kleiboer en M.H.P. Otten (red.) (1998). Crisis: oorzaken, gevolgen,
kansen. Alphen aan den Rijn: Samsom.
Sociaal Planbureau Groningen (2014). Aardbevingen in Groningen; wat zijn de ervaringen van
burgers? Bekeken op 7 juni 2015, van http://www.sociaalplanbureaugroningen.nl/aardbevingen/
SodM, Staatstoezicht op de Mijnen (2013). Risico Analyse Aardgasbevingen Groningen. Van,
https://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/Risico%20analyse%20aardgasbevingen%20Groning
en.pdf
SodM, Staatstoezicht op de Mijnen (2014a). Aardbevingen Groningse gasveld. Binnen gehaald 21
april 2015, van http://www.sodm.nl/onderwerpen/aardbevingen-groningse-gasveld
SodM, Staatstoezicht op de Mijnen (2014b). Advies Winningsplan 2013 / Meet- en Monitoringsplan
NAM Groningen gasveld. Van
https://www.sodm.nl/sites/default/files/redactie/Advies%20SodM%20winningsplan%20Groningen%
202013.pdf
Start, R. en Ekker, H. (2013, december 30). Gevaar gaswinning lang ontkend. Opgeroepen op maart
29, 2014, van NOS: http://nos.nl/artikel/591996-gevaar-gaswinning-lang-ontkend.html
Pagina | 77
Staatscourant (2014, maart). Nr. 7659:Ontwerpbesluit gaswinning Groningenveld, Ministerie van
Economische Zaken. Bekeken op 7 april 2015, van https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt2014-7659.html
Stol, W. (2008). Focus op integrale veiligheid. In: W. Stol, J. Rijpma, C. Tielenburg, H. Veenhuysen, T.
Abbas (red.). Basisboek Integrale Veiligheid (1e druk). Bussum: Coutinho, p. 35-46.
Veiligheidsregio Groningen (2014a). Incidentenbestrijdingsplan aardbevingen. Van
http://www.veiligheidsregiogroningen.nl/zo-bereiden-wij-onsvoor/20140221IBPaardbevingenversie102.pdf
Veiligheidsregio Groningen (2014b). Regionaal Crisisplan. Van
http://www.veiligheidsregiogroningen.nl/zo-bereiden-wij-ons-voor/beleidsontwikkelingplanvorming/RegionaalCrisisplanvastgesteldop20140704.pdf
Veiligheidsregio Groningen (2015). Regionaal Crisisplan. Bekeken op 30 juni 2015, van
http://www.veiligheidsregiogroningen.nl/zo-bereiden-wij-ons-voor/beleidsontwikkelingplanvorming/regionaal-crisisplan
Veldhuis, G., Broek, H. van den, Stubbé, H., Tijssenaar, I., Kerstholt, J., Son, R. van (2012). Activering
van burgers. (z.p.): TNO.
Verhoeven, N. (2008). Wat is onderzoek? (2e druk). Den Haag: Boom onderwijs
Zomer, O. en Rijpma, J. (2008). Meten van Veiligheid. In: W. Stol, J. Rijpma, C. Tielenburg, H.
Veenhuysen, T. Abbas (red.). Basisboek Integrale Veiligheid (1e druk). Bussum: Coutinho, p. 47-59.
Pagina | 78
5. BIJLAGEN
5.1 BIJLAGE A: REFLECTIE
Inleiding
Het onderwerp van mijn onderzoek is de aardbevingsproblematiek in Groningen. Vanuit een
onderzoeksgroep van de Hogeschool Utrecht is een aantal onderzoek casussen naar voren gekomen
en heb ik gekozen voor dit onderwerp. Een erg interessant en actueel onderwerp wat ook in de
toekomst een rol speelt.
De doelstelling van het onderzoek is, inzicht krijgen in de context en dilemma's die een rol speelden
bij de aardbevingen in Groningen en de lessen die hieruit kunnen worden geleerd voor
crisismanagement en crisiscommunicatie. Ik heb voor de opbouw van de onderzoekresultaten
gekozen om te starten met een uiteenzetting van de context waarbinnen de crisis zich afspeelt.
Vervolgens heb ik de toepassing van sociale media beschreven om daarna over te gaan in de
crisismanagement en crisiscommunicatie, de belangrijkste dilemma’s die voortkomen uit deze crisis
en tot slot ben ik ingegaan op lessen die geleerd kunnen worden op basis van de uitkomsten uit
voorgaande onderwerpen.
Kern
De eerste fase van het onderzoek was het opstellen van het onderzoeksplan en literatuuronderzoek
om vervolgens contacten te leggen met spelers in het werkveld.
Het opstellen van het onderzoeksplan en literatuuronderzoek heb ik zonder problemen kunnen
uitvoeren. Vervolgens ben ik gestart met het benaderen van belangrijke spelers in dit onderzoek. Het
was die periode een erg drukke tijd voor betrokken partijen, waardoor ik vaak te horen kreeg dat
men geen tijd had om in gesprek te gaan. Via het contact met de NAM en de Veiligheidsregio
Groningen en gemeente Groningen heb ik toch voldoende informatie kunnen krijgen voor het
onderzoek. Ik ben dan ook erg tevreden over de manier van informatie-uitwisseling vanuit die
partijen en de openheid die men had in de gesprekken die ik had. Samen met de talrijke analyses,
rapporten, verslagen en onderzoeken over de aardbevingen in Groningen over de afgelopen jaren,
ben ik ook van mening dat ik mijn onderzoeksvragen goed heb kunnen beantwoorden.
Waar ik veel tijd aan besteed heb is het uitschrijven van de interviews. Voor het uitschrijven heb ik
geen handige instrumenten gebruikt die deze taak vergemakkelijken en versnellen. Ik heb daar wat
betreft verwachting en tijdsindeling een verkeerde inschatting gemaakt. Dit werk vraagt veel
discipline om te volbrengen, maar uiteindelijk heb ik het goed kunnen uitwerken. Het verwerken van
de informatie in onderzoeksresultaten ging mij goed af. Ik heb geprobeerd om een strakke planning
te maken waarbij ik ongeveer elke week een hoofdstuk heb kunnen schrijven. Op deze manier bleef
ik in een fijn ritme en hield ik goed overzicht. Ook met het oog op dat ik in de zomerperiode deze
hoofdstukken heb geschreven, wat een extra uitdaging was, heeft mijn planning mij erg geholpen om
hoofdstukken af te schrijven.
Pagina | 79
Gedurende het onderzoek heb ik ook veel valkuilen voorbij zien komen. De aardbevingsproblematiek
in Groningen kent zoveel facetten wat al onderzoeken op zich verdienen. Je moet uitkijken om niet te
veel af te wijken van de lijn van je eigen onderzoek. Met name de onderwerpen over
crisismanagement en crisiscommunicatie zijn enorme thema’s waar je gemakkelijk in
deelonderwerpen verdwaald. Af en toe vond ik dat wel een uitdaging.
Conclusie
De periode die ik met dit onderzoek doorlopen heb, is erg leerzaam geweest. Het onderwerp is
tijdens mijn onderzoek continue actueel gebleven en er waren regelmatig nieuwe nieuwsberichten
en bewegingen binnen deze problematiek. Dit resulteerde in een voortdurende actieve houding ten
opzichte van analyses, uitspraken, nieuwe inzichten en resultaten.
Wat mij van de afgelopen periode vooral is bijgebleven is het contrast tussen wat er door (sociale)
media verspreid wordt en door betrokken partijen daadwerkelijk gezegd wordt. Er zit zoveel mis in
de relatie, de communicatie en informatie-uitwisseling tussen actoren, dat ik soms ook even het
overzicht kwijt was.
Daarnaast ben ik verbaasd over hoe een probleem voor het jaar 2012 ineens een totale omwenteling
kan maken naar een veiligheidscrisis na het jaar 2012. Het was daarom voor mij erg leerzaam om de
achtergrond en de complexiteit van dit probleem te onderzoeken en daarover te leren.
Voor een volgend onderzoek zal ik efficiënter moeten werken als het gaat om het verwerken van
interviews. Zo kom ik minder snel in de problemen met de planning. Daarnaast moet ik er op letten
dat ik mij niet te veel ingraaf in een onderdeel dat afwijkt van de rode draad van het onderzoek. Die
neiging heb ik soms wel. Door een juiste structuur en werkwijze aan te brengen probeer ik dat te
voorkomen.
Pagina | 80
5.2 BIJLAGE B: ILLUSTRATIE
Bron: (Groningerkrant, 2015)
Pagina | 81
Download