Aanvullende oefeningen bij Taaltrapeze

advertisement
Aanvullende oefeningen bij Taaltrapeze
Deel 2
Thema 8
Week 1
Trefwoorden herkennen in reeksen woorden
(de onderstreepte woorden moeten als hetzelfde herkend
worden)
(eventueel m.b.v. Taaltrapezestickers)
1. overgeven, het pilletje, verwennen, overgeven
2. beter melden, gezond, misselijk, misselijk
3. de zalf, ziek melden, zweten, ziek melden
4. instoppen, de snotneus, de thermometer, instoppen
5. de apotheek, het hoestdrankje, de apotheek, insmeren
6. verwennen, misselijk, zweten, misselijk
7. het pilletje, het pilletje, gezond, ziek meden
8. de zalf, beter melden, de zalf, overgeven
9. insmeren, de thermometer, insmeren, zweten
10.
het hoestdrankje, de snotneus, het hoestdrankje,
ziekmelden
11.
overgeven, zweten, gezond, gezond
12.
ziek melden, beter melden, de thermometer, beter
melden
13.
de thermometer, het hoestdrankje, de thermometer,
de apotheek
14.
verwennen, zweten, insmeren, verwennen
15.
misselijk, de snotneus, overgeven, de snotneus
Trefwoorden herkennen in twee zinnen
(de onderstreepte woorden moeten als hetzelfde herkend
worden)
(eventueel m.b.v. Taaltrapezestickers)
1. We gaan naar de apotheek.
apotheek.
Ik haal pillen bij de
2. Het hoestdrankje smaakt naar drop.
hoestdrankje.
3. Insmeren is verstandig.
Dat is een lekker
Kost het insmeren veel tijd?
4. Mama komt mij instoppen. Het is naar als niemand mij
komt instoppen.
5. Pak een zakdoek als je een snotneus hebt.
vaak een snotneus.
Hakim heeft
6. De batterijen van de thermometer zijn leeg. Mam leest
de temperatuur af op de thermometer.
7. De zuster smeert de zalf op de wond. Ruikt de zalf
lekker?
8. Mijn moeder meldt mij ziek.
Vergeet nooit om je ziek te
melden.
9. Van sporten ga je zweten.
douchen.
Na het zweten moet je
10.
Beter melden is een goede zaak.
zich beter melden.
11.
Fruit is gezond.
Oom Frits gaat
Morgen gezond weer op.
12.
Het is misselijk om hem te slaan.
was ik misselijk.
13.
Het overgeven luchtte op.
overgeven.
Na het vette eten
Van de spruiten moest ik
14.
De dokter geeft mij het pilletje.
innemen met een glaasje water.
Je moet het pilletje
15.
Moeders moet je altijd verwennen.
niet te veel verwennen.
Deel 2
Thema 8
Kinderen mag je
Week 2
Trefwoorden herkennen in reeksen woorden
(de onderstreepte woorden moeten als hetzelfde herkend
worden)
(eventueel m.b.v. Taaltrapezestickers)
16.
ademhalen, de afspraak, de huisarts, ademhalen
17.
verbinden, de wond, het watje, de wond
18.
de oorpijn, de patiënt, rusten, de oorpijn
19.
verbinden, het watje, verbinden, de wond
20.
de huid, prikken, het jodium, het jodium
21.
de huisarts, ademhalen, de afspraak, de afspraak
22.
de patiënt, de oorpijn, de patiënt, rusten
23.
het watje, verbinden, de wond, het watje
24.
de wachtkamer, de stethoscoop, de wachtkamer, de
hechting
25.
de huid, het jodium, de huid, prikken
26.
de oorpijn, rusten, de patiënt, rusten
27.
de afspraak, de huisarts, ademhalen, de huisarts
28.
de stethoscoop, de stethoscoop, de wachtkamer, de
hechting
29.
de hechting, de stethoscoop, de hechting, de
wachtkamer
30.
de huid, prikken, het jodium, prikken
Trefwoorden herkennen in twee zinnen
(de onderstreepte woorden moeten als hetzelfde herkend
worden)
(eventueel m.b.v. Taaltrapezestickers)
Blijf steeds adem halen.
De afspraak is verzet.
tandarts.
Nu kan papa opgelucht ademhalen.
Morgen heb ik een afspraak bij de
De huisarts heeft geen witte jas.
vrouw zijn.
Een huisarts kan ook een
Van harde muziek krijg je oorpijn.
ontstoken zijn.
Oma was een lastige patiënt.
Bij oorpijn kan je oor
De patiënt knapt al aardig op.
Moeder en kind rusten tot half vier.
heerlijk.
Wat is rusten toch
Hoe spel je stethoscoop? De dokter luistert met een
stethoscoop naar het kloppen van mijn hart.
U mag in de wachtkamer even wachten. Het is vol in de
wachtkamer.
Trots laat hij de hechting zien.
hechting los.
De verpleegster knipte te
Op droge huid kun je zalf smeren.
een beren huid.
Is het de of het jodium.
Voor de open haard ligt
Het jodium prikte verschrikkelijk.
Aan een cactus kun je je erg prikken.
prikken.
Verbinden is een lastig karwijtje.
echt verbinden.
De arts gebruikt een schoon watje.
nagellak van mijn nagels af.
Laten we een datum
Annemieke gaat zich in de
Met het watje haal ik de
De wond begon te ontsteken.
wond op mijn knie.
Deel 2
Thema 8
Na het fietsongeluk had ik een
Week 3
Trefwoorden herkennen in reeksen woorden
(de onderstreepte woorden moeten als hetzelfde herkend
worden)
(eventueel m.b.v. Taaltrapezestickers)
31.
afspreken, beterschap, bleek, afspreken
32.
de fruitmand, ongezond, opstaan, de fruitmand
33.
fris, het ziekenbezoek, fris, de griep
34.
opmaken, zich vervelen, iemand opzoeken, zich
vervelen
35.
afspreken, bleek, beterschap, beterschap
36.
ongezond, de fruitmand, ongezond opstaan
37.
de griep, het ziekenbezoek, de griep, fris
38.
in de lach schieten, het nachtkastje, in de lach
schieten, opknappen
39.
iemand opzoeken, opmaken, zich vervelen, iemand
opzoeken
40.
afspreken, bleek, beterschap, bleek
41.
de fruitmand, opstaan, ongezond, opstaan
42.
het ziekenbezoek, het ziekenbezoek, fris, de griep
43.
in de lach schieten, opknappen, het nachtkastje, het
nachtkastje
44.
opmaken, iemand opzoeken, opmaken, zich vervelen
45.
in de lach schieten, opknappen, het nachtkastje,
opknappen
Trefwoorden herkennen in twee zinnen
(de onderstreepte woorden moeten als hetzelfde herkend
worden)
(eventueel m.b.v. Taaltrapezestickers)
1. Zullen we morgen afspreken!
voortaan je voeten veegt.
2. Veel beterschap gewent!
beterschap.
3. Zij zag bleek van schik.
Laten we afspreken dat je
Op de kaart stond geschreven…
Wat zie je bleek!
4. De fruitmand was van alle kinderen van de klas. De
muzikale fruitmand is een radioprogramma
5. Te veel snoep is ongezond. Ongezond is ook wel eens
lekker.
6. Wil je niet opstaan, blijf dan maar liggen.
moet je voor oudere mensen opstaan.
In de bus
7. Er zijn niet genoeg stoelen voor het zieken bezoek.
geen ziekenbezoek toegestaan.
8. De was ruikt lekker fris.
fruitig.
De appelsap smaakt fris en
9. De griep is besmettelijk.
Ik lig op bed met de griep.
10.
In de lach schieten gaat zonder pistool.
in de lach om Pip.
Er is
Wij schieten
11.
Er zat houtworm in het nachtkastje. Op het
nachtkastje staat de wekker.
12.
Ik ben al aardig aan het opknappen.
huis aan het opknappen.
13.
Een bed opmaken kun je best zelf.
je pas als je 16 jaar bent.
We zijn het
Opmaken mag
14.
We gaan iemand opzoeken in het ziekenhuis. We
gaan iemand opzoeken die jou kan helpen met rekenen.
15.
Aan het eind van de grote vakantie gaan kinderen
zich vervelen. Kinderen die zich vervelen moeten iets
gaan doen.
Download