3 Therapie Actueel De introductie van radiotherapie met protonen in Nederland: pleidooi voor een gefaseerde aanpak Editorial bij de bijdrage van J.A. Langendijk, P. Lambin, M. Schippers, A.A. van ’t Veld, D. De Ruysscher en M. Verheij, getiteld ‘De introductie van radiotherapie met protonen in Nederland’. C.H.J. Terhaard en J.H.A.M. Kaanders (Ned Tijdschr Oncol 2012;9:115-6) Langendijk et al. geven in hun artikel een helder overzicht van de huidige stand van zaken omtrent protonenbestraling vanuit de literatuur en de mogelijke introductie van deze vorm van radiotherapie in Nederland. Behandeling van tumoren door middel van protonen vindt in de wereld al gedurende vele jaren plaats. Waar het aan ontbreekt zijn klinische studies die niet alleen de meerwaarde, maar ook de potentiële risico’s van protonen ten opzichte van fotonen aantonen. Een kritische analyse van de stand van de protonentherapie wordt gegeven in een aantal overzichtsartikelen.1-3 De conclusie van deze artikelen is dat er op dit moment geen klinische gegevens zijn die overtuigend aantonen dat met protonen de tumorcontrole verbetert of de toxiciteit vermindert, zelfs niet voor de indicaties die nu min of meer als standaard worden beschouwd, zoals tumoren van de schedelbasis en bepaalde kindertumoren. Een recent overzichtsartikel over de toepassing van protonen bij hoofd-halstumoren suggereert een betere tumorcontrole bij neusbijholtetumoren en slijmvliesmelanomen. De bewijskracht komt echter niet verder dan niveau III.4 Een internationaal team van experts, de ‘Charged Particle Therapy Review Group’, heeft een conceptrapport geschreven waarin wordt gesteld dat het klinische bewijs voor de effectiviteit van protonentherapie de laatste jaren niet noemenswaardig is verbeterd. De belangrijkste reden hiervan is het ontbreken van prospectieve en methodologisch goed uitgevoerde klinische studies. Een andere beperking is het gebruik van verouderde technieken (‘scatter’-techniek of uniforme ‘scanning’- techniek). Langendijk et al. stellen dat met ‘spotscanning’ (‘pencil beam scanning’) er opmerkelijke verbeteringen zijn te verwachten. Deze technieken zijn echter nog niet uitontwikkeld en er zijn daarom nog geen klinische resultaten beschikbaar. Een probleem is ook het onvoldoende gebruik van moderne methoden van positieverificatie tijdens de protonentherapie, zoals uitgebreid toegepast bij bestraling met fotonen. Nog meer dan bij fotonen is nauwkeurige, dagelijkse positieverificatie bij protonen van belang, gezien de sterke afhankelijkheid van de diepte van de doorstraalde weefsels. Bij onnauwkeurige positionering of veranderingen in de anatomische relatie tussen tumor- en normale weefsels (gewichtsverlies, tumorregressie) is het risico van overdosering in kritische normale organen niet ondenkbaar. Langendijk et al. stellen terecht dat goed opgezette studies ontbreken. Bij de introductie van protonen in Nederland wordt dan ook voorgesteld deze studies op te zetten. Zoals door de auteurs aangegeven, zijn er min of meer aanvaarde standaardindicaties, welke maar een kleine groep patiënten in Nederland betreft. Voor mogelijke andere indicaties wordt voorgesteld gebruik te maken van modellen die een potentieel voordeel van protonen ten opzichte van fotonen voorspellen. Op basis van deze modellen zullen patiënten in de toekomst in Nederland worden geselecteerd voor protonentherapie. Het is echter allerminst zeker dat deze theoretische beslismodellen zich daadwerkelijk zullen vertalen in klinisch relevante verbeteringen. Daarom is het van groot belang dat binnen de bestaande platforms van de Nederlandse Vereniging voor Radiotherapie en Oncologie discussies plaatsvinden of men zich kan vinden in deze ‘model based’-indi- Auteurs: dhr. dr. C.H.J. Terhaard, radiotherapeut, afdeling Radiotherapie, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Postbus 85500, 3508 GA Utrecht, tel.: 088 755 55 55, e-mailadres: [email protected], dhr. prof. dr. J.H.A.M. Kaanders, radiotherapeut, afdeling Radiotherapie, Huispost 874, route 874, Universitair Medisch Centrum St Radboud, Postbus 9101, 6500 HB Nijmegen, tel.: 024 361 45 05, e-mailadres: [email protected] Nederlands Tijdschrift voor Oncologie Jaargang 9 - nr. 3 - mei 2012 115 Therapie Actueel caties en hoe de selectie van patiënten dient plaats te vinden. In het artikel geven de auteurs aan dat er in Nederland ruimte is voor 3-4 protonenfaciliteiten. Er wordt vanuit gegaan dat nagenoeg alle patiënten die theoretisch een mogelijk voordeel hebben van protonen, ook daarmee zullen worden behandeld. Een andere invalshoek kan zijn om op kleinere schaal eerst deze modellen te testen en pas indien de voorspelde voordelen ook klinisch worden aangetoond protonentherapie op grotere schaal in Nederland in te voeren. Een niet uitgebreid besproken aspect is de financiële injectie die nodig is om in Nederland 4 protonenfaciliteiten te ontwikkelen. De geschatte kosten voor bouw en apparatuur betreffen ongeveer een half miljard euro, wat meer is dan de kosten van alle op dit moment aanwezige bestralingstoestellen in Nederland. Gezien dit kostenaspect, de niet uitontwikkelde technologie en het feit dat in studieverband het voordeel van protonen eerst dient te worden aangetoond, zou het wellicht realistischer zijn om protonen op beperkte schaal in Nederland te introduceren. In deze tijd wordt veel waarde gehecht aan ‘evidencebased medicine’ en bewaking van de kosten van de gezondheidszorg. Het is daarom absoluut van belang dat gedegen onderzoek plaatsvindt naar deze 116 Nederlands Tijdschrift voor Oncologie vorm van radiotherapie om de vermeende superioriteit ten opzichte van moderne fotonentechnieken daadwerkelijk te bewijzen. Het is voor Nederland dus van groot belang dat er een protonenfaciliteit ter beschikking komt waarbij op basis van de geschetste ‘model based’-indicaties de meerwaarde van protonen ten opzichte van fotonen kan worden onderzocht. Nieuwe protonentechnieken zijn veelbelovend, maar aangezien er nog geen betrouwbare klinische gegevens beschikbaar zijn, lijkt een meer gefaseerde invoering van protonenfaciliteiten, mede gezien de kosten, het meest voor de hand liggend. Referenties 1. Brada M, Pijls-Johannesma M, De Ruysscher D. Proton therapy in clinical practice: current clinical evidence. J Clin Oncol 2007;25:965-70. 2. Brada M, Pijls-Johannesma M, De Ruysscher D. Current clinical evidence for proton therapy. Cancer J 2009;15:319-24. 3. Terasawa T, Dvorak T, Ip S, et al. Systematic review: charged-particle radiation therapy for cancer. Ann Intern Med 2009;151:556-65. 4. Ramaekers BL, Pijls-Johannesma M, Joore MA, et al. Systematic review and meta-analysis of radiotherapy in various head and neck cancers: comparing photons, carbon-ions and protons. Cancer Treat Rev 2011;37:185-201. Jaargang 9 - nr. 3 - mei 2012