LESSUGGESTIES BIJ “RIDDER TIM” DOOR THEATER SNATER

advertisement
LESBRIEF VOOR DE GROEPEN 1 T/M 5
Voorbereiding:
Theater?
Omdat met name kleuters vaak nog niet bekend zijn met het fenomeen ‘theater’ is
het prettig als ze een beetje weten wat ze te wachten staat.
Hierbij wat ideeën ter voorbereiding:
Vraag wie er al eens naar het theater geweest is.
Hoe zag dat eruit? Wat heb je allemaal gezien?
Als de voorstelling buiten uw school plaatsvindt (Op een andere school, in een
gymzaal of in een theater) kunt u hier iets over vertellen:
Hoe gaan ze ernaar toe, wie is hun begeleider, hoe ziet de zaal eruit, moeten ze hun
jas en/of schoenen uittrekken, waar kunnen ze naar het toilet?
Vertel over de rol van het publiek.
Zorg dat je, voordat je de zaal ingaat, naar de w.c. bent geweest want tijdens de
voorstelling is dat lastig; het is donker, je mist een stuk van het verhaal en het stoort
de andere kinderen en de spelers.
Als je binnenkomt ga je rustig zitten op de aangewezen plek. Meestal zitten de
jongste (kleinste) kinderen vooraan en de oudste (langste) kinderen achterin. Als het
licht in de zaal uitgaat begint de voorstelling. Tijdens de voorstelling mag je niet
kletsen, eten of lopen maar natuurlijk wel reageren op/meeleven met de
voorstelling; lachen, zingen, klappen etc. Als de voorstelling afgelopen is en je hebt
het naar je zin gehad, kun je de spelers bedanken door voor ze te klappen (applaus).
De voorstelling.
In de voorstelling wordt een verhaal verteld, of eigenlijk gespeeld. Het gebeurt
terwijl je kijkt. Als je binnenkomt zie je het decor: twee kleine huisjes, een tuin met
muziekbloemen, een lijn met wasgoed en een grote regenton.
Het verhaal.
Emil is boos. Zijn zusjes lachen hem uit en híj wordt naar zijn kamer gestuurd,
alleen maar omdat hij de oudste is en dus “de verstandigste moet zijn”!
Gelukkig heeft Emil de zolderkamer en kan hij zo uit zijn raam het dak opklimmen.
Op het dak is alles anders; daar zijn dakwouters en muziekbloemen, maar het
allerleukste vindt hij Zsa Zsa, zijn beste vriendin. Zsa Zsa kan Pierewaaien; zij waait
op de wind waarheen ze maar wil, zelfs naar Luilekkerland!
Emil wil dolgraag met haar mee, maar het lukt niet, hij is te zwaar.
Er zit maar één ding op, lichter worden! Maar … hoe moet dat eigenlijk?
Ideeën om al een beetje in de sfeer te komen:
Liedje.
Op onze website: http://www.theatersnater.nl/Theater_Snater/Liedje_PW.html staat
het liedje “Pierewaaien”. Door dit een aantal keren te laten horen en/of aan te leren
krijgen de kinderen een beter begrip van het thema ‘licht en zwaar’. Bovendien
werkt het goed als opwarmertje en als meezinger tijdens de voorstelling.
De tekst gaat als volgt:
Licht zijn is zo makkelijk als wat,
of je zo rond bent als een voetbal
of zo mager als een lat
Je hoeft niet te gaan trimmen
en ook niet op dieet
Het maakt niet uit, uit, wat of je eet
als je ’t verschil tussen licht en zwaar maar weet;
Een olifant met klompen aan
die dansen kan alsof ie op ballet zit … dat is licht.
Een juffrouw die heel mager is
maar altijd chagrijnig op d’r krent zit … dat is zwaar.
Je pesterige zusjes zijn veel leuker
als je lekker met ze meelacht … dat is licht.
Maar zielig zitten sippen op het dak
terwijl je daar op je vriendin wacht … dat is zwaar.
Pierewaaien
is een kunstje van niks
voor ieder die lacht
en nergens bang voor is!
Licht en zwaar?
Gewicht
Verzamel verschillende voorwerpen, bijvoorbeeld: een veertje, 2 kartonnen dozen
waarvan 1 gevuld met boeken, een stoel, speelgoedauto, een blaadje, een plant enz.
Wat is volgens de kinderen het lichtste voorwerp? Dit zet je helemaal links.
En wat denken ze dat het zwaarste voorwerp is? Dit zet je rechts.
Nu laat je ze de rij afmaken, van licht naar zwaar.
Als de rij helemaal klaar is mogen ze voelen of het klopt.
Kun je altijd zien hoe zwaar iets is?
Je kunt dit ook doen met een rij leerlingen. Wie denken ze dat het zwaarste is en wie
is het lichtste? Controleer dit met een weegschaal. Klopte de rij?
Gevoel
In het liedje gaat het over ‘je licht voelen’ en ‘je zwaar voelen’.
Vraag aan de kinderen:
“Wanneer voel je je zwaar?” (bijvoorbeeld als ze ruzie hebben, verdrietig zijn, de
wedstrijd verloren hebben, ziek zijn)
“Wanneer voel je je licht?” (bijvoorbeeld als ze jarig zijn, lekker spelen, ijsjes eten, er
leuke visite komt, op vakantie gaan, als ze een complimentje krijgen)
Is dit voor alle kinderen hetzelfde?
(dat hoeft niet; de één krijgt een licht gevoel van op vakantie gaan, maar als je
heimwee hebt geeft het je juist een zwaar gevoel)
Stemmingen uitbeelden:
Maak kaartjes met stemmingen zoals: boos, vrolijk, verdrietig, trots, verveeld,
verliefd, bang, jaloers, verlegen, gelukkig.
Laat de kinderen (eventueel in groepjes) om de beurt een stemming uitbeelden.
De anderen proberen te raden om welke stemming het gaat.
Is het een lichte of een zware stemming?
Kun je altijd zien hoe iemand zich voelt? (niet altijd, je kunt het proberen te raden
maar de enige die het zeker weet is de persoon zelf)
Kleuren:
Geef de kinderen (eventueel in tweetallen of tafelgroepjes) verschillende kleuren
potloden of verf.
Laat ze stapeltjes maken: een stapeltje kleuren die ze licht en vrolijk vinden en een
stapeltje zware, sombere kleuren. (dat kan per groepje verschillen, donkere kleuren
hoeven bijvoorbeeld niet altijd somber gevonden te worden)
Geef dan iedereen een tekenblaadje dat ze dubbel kunnen vouwen.
Aan de ene kant maken ze een lichte tekening en aan de andere kant een zware.
Muziek:
Draai verschillende stukjes muziek, welke vinden ze licht en welke zwaar?
Naverwerkingsopdrachten bij de voorstelling:
Kringgesprek.
Vragen over het verhaal
- Waar ging het over?
- Wat was er allemaal te zien?
- Wat vond je leuk/waar heb je om gelachen?
- Waren er ook spannende momenten? Welke waren dat?
- Het verhaal werd gespeeld met poppen en acteurs.
Wie waren de poppen? (De zusjes van Emil (Liesje, Wiesje en Miesje), Kleine
Rik, Kolonel Bullebak, Balthazar de Poes, Benjamin de spin, vader en moeder
Dakwouter ) En wie waren de acteurs? (Emil en Zsa Zsa)
- Weet je nog hoe Emil licht kon worden? (zich vrolijk voelen, niet bang zijn en
naar lichte muziek luisteren)
- Weet je nog wat voor bloemen er in de tuin van kolonel Bullebak stonden?
(klaproos, viooltje, fluitekruid, trompetnarcis, sneeuwklokjes en kalebas)
- Emil wordt steeds uitgelachen door zijn zusjes, wie herkent dit? Wat doe je
dan? Moet de oudste ook de verstandigste zijn?
- Zsa Zsa is in Luilekkerland geweest, hoe ziet dat eruit denk je?
Teken/knutselopdracht:
Waar zou jij naartoe willen als je kon Pierewaaien?
Maak hier een tekening of knutselwerk van. Het kan een plaats zijn die echt bestaat,
maar je mag ook een superplek of land verzinnen. Waarom is het daar zo
fantastisch? Zijn er ook andere mensen en/of dieren? Probeer het je zo precies
mogelijk voor te stellen. Heeft het een naam? (zo niet, verzin er één)
Download