A Taxonomie of Organizational Justice Theories

advertisement
A Taxonomie of Organizational Justice Theories
In de jaren ’60 en ’70 werd veel aandacht geschonken aan het testen van
veronderstellingen over de verdeling van het loon en andere werk gerelateerde
beloningen, obv de equity theorie.
Tegenwoordig is de equity theorie een beetje uit de aandacht verdwenen,
waaruit we echter niet mogen afleiden dat organisationele onderzoekers minder
geïnteresseerd zijn in zaken van rechtvaardigheid in de organisatie.
Een groot aantal nieuwe benaderingen zijn opgekomen die minstens even nuttig
zijn in het verklaren van gedrag in een bredere organisationele context.
Met deze nieuwe benaderingen zijn de meeste onderzoekers minder vertrouwd,
een taxonomie zou dus handig zijn.
Dimensies van de taxonomie
De taxonomie wordt gevormd door de combinatie van twee conceptueel
onafhankelijke dimensies nl: een reactieve-proactieve dimensie en een procesinhoud dimensie. We mogen echter niet stellen dat dit de enige dimensies zijn
die kunnen onderscheiden worden. Deze taxonomie is dus niet exhaustief.
 Reactieve-Proactieve Dimensie:
 Een reactieve theorie van rechtvaardigheid focust zich
op hoe mensen reageren op zaken die hen unfair
overkomen. Reacties op onrechtvaardigheid worden
onderzocht.
 Een proactieve theorie focust zich op gedrag dat
bedoeld is om rechtvaardigheid te promoten. Ze
onderzoeken gedragingen met als doel rechtvaardige
toestanden te creëren. Bijv Wij helpen mee om
procedures te ontwikkelen zodat het loon in onze
organisatie eerlijk kan verdeeld worden.

Proces-Inhoud Dimensie :
 Een proces benadering op rechtvaardigheid focust zich
op hoe verschillende resultaten vb loon in de
organisatie worden bepaald. Men concentreert zich op
de eerlijkheid van de gebruikte procedures om
organisationele beslissingen te nemen en die te
implementeren.
 Een inhouds benadering op rechtvaardigheid focust
zich op de eerlijkheid van de verdeling van de
resultaten.
Inhoud
Proces
Reactief
Reactieve inhoud I
Equity Theory van Adams 1965
Proactief
Proactieve inhoud II
Justice Judgement theory
Van Leventhal 1976, 1980
Reactief proces III
Procedural Justice Theory
Van Thibaut & Walker, 1975
Proactief proces IV
Allocation Preference theory
van Leventhal, Karuza en Fry,
1980
Verklaring
Er wordt gesteld dat deze twee dimensies onafhankelijk zijn van elkaar en er
worden vier verschillende klassen gevormd door het combineren van de twee
dimensies.
Opm: 1) Er wordt niet gesteld dat deze taxonomie exhaustief is
2) Geen enkele van deze theorie werd opgesteld met enkel de
organisationele context als exclusieve focus. Zelfs Adams equity
theorie (1965), origineel getest in een work setting wordt aanzien
als een algemene theorie van sociaal gedrag.

I Reactieve Inhouds Theorieën
Een conceptuele benadering van onrechtvaardigheid van hoe individuen
reageren op een onbillijke behandeling. Het is de meest onderzochte en
meest toegepaste theorie in de empirie.
Bijv: Er wordt gestaakt omdat de verdeling van de lonen als onbillijk wordt
gezien.
Distributive Justice Theory van Homans (1961)
Equity Theory van Adams (1965).
Gemeenschappelijk punt van deze theorieën is dat ze stellen dat mensen
reageren op onbillijke relaties door het vertonen van negatieve emoties,
die ze willen ontsnappen door de ervaren oneerlijkheid weg te halen.
Bijvoorbeeld stelt de unequity theorie van Adams dat overbetaalde
werknemers zich schuldig zullen voelen en onderbetaalde werknemers
boos. Deze negatieve toestand zal hen dan verder motiveren om hun
gedrag of hun attitudes te veranderen, zodat de relatie dus zowel
gedragsmatig als perceptueel zal veranderen tussen hun eigen en
andermans inspanningen en resultaten. (Cf. Greenberg, 1984). Vb :
Werknemers die een oneerlijke toestand ervaren gaan ofwel gedragsmatig
reageren door hun prestatie niveau aan te passen of cognitief door de
resultaten te rechtvaardigen.
Een andere formulering van the Equity theory wordt gegeven door Berger
(’70) en Jasso (’80) afkomstig uit de sociologie. Berger richt zich vooral op
de status van iemand en spreekt dan van referentiegroepen bijv de totale
beroepsgroep. Jasso doet dit ook, maar gaat zich niet zozeer op groepen
richten. Men gaat zich afvragen “Krijg ik wel een billijk aandeel?” Men
gaat het actuele aandeel vergelijken met een gewenst aandeel.
Ook hieronder kunnen we de theorie van relatieve deprivatie plaatsen van
Crosby (1976). Gebaseerd op de bevindingen uit WO II. Er is een
verdeling van de beloningen en ik kom tot de vaststelling dat ik
gedepriveerd wordt van iets en daarop ga ik reageren. De term relatieve
deprivatie, die eerst gebruikt werd door Stouffer (1949) verwijst naar de
bevinding dat zwarte soldaten in het zuiden zich meer tevreden voelen
met hun legerdienst dan zwarte soldaten in het noorden, alhoewel dat de
socio-economische omstandigheden in het noorden beter waren dan die in
het zuiden. Deze effecten werden toegeschreven aan het feit dat zwarte
soldaten in het zuiden zich beter behandeld voelen dan de gewone zwarte
burgers in het zuiden, terwijl dat zwarte soldaten in het noorden zich
relatief gezien minder gepriviligeerd voelen dan de gewone burgers in het
noorden.
Een onderzoek door Crosby vond ook dat werkende vrouwen, vooral in
hoge-prestige jobs, hoewel ze meer voordelen ervaren dan niet werkende
vrouwen, meer klagen. Dit omdat ze zich vergelijken met werkende mannen
in vergelijking waarmee ze minder bevoordeeld zijn.
Het is dus belangrijk om goed af te bakenen met wie men zich vergelijkt.
Wie is de referentiegroep.

II Proactieve inhouds theorieën
Conceptuele benadering van organisationele rechtvaardigheid omtrent hoe
werknemers proberen een billijke distributie van middelen te bereiken.
Deze benadering is niet echt populair. Het begrip proactiviteit is recenter
dan reactiviteit, maar wordt wel ondersteund door onderzoek.
Meest belangrijke vaststellingen omtrent deze theorie komen van
Leventhal (vanaf 1975) en van Lerner (1982). Hij deed zijn onderzoek
vooral aan de hand van laboratorium studies. Hierbij werden bepalingen
omtrent rechtvaardigheid gemanipuleerd om hun effect op beslissingen
ivm de verdeling van beloningen na te gaan.
“Hoe proberen werknemers een billijke beloning te verwezenlijken?”
Leventhal stelde dat mensen soms proactief gaan streven om
evenwaardige verdelingen van beloningen te creëren, dwz waarin
beloningen als proportioneel gezien worden tgv de geleverde inspanningen,
omdat deze het meest voordelig zijn voor alle betrokken partijen op lange
termijn.
Leventhal formuleerde zijn Justice Judgement model. Ik kan middelen
toekennen volgens een aantal principes. Nl: a) Competitie: wie het meest
presteert krijgt het meest; b) Equity: respecteert de proportie tussen
input en output; c) Equality of parity: iedereen krijgt gelijk; d) Marxian
Justice: Ik kijk naar de behoeften van de persoon en probeer die te
bevredigen. We kunnen stellen dat equity het beste zal zijn voor iedereen
in de long run. Toch kan het principe waarlangs je uw middelen gaat
verdelen verschillen afhankelijk van de situatie.
Daarnaast ook Lerner’s Justice motive theory. Net als Leventhal erkende
Lerner dat de verdeling van middelen vaak gebeurde via andere manieren
dan equity, maar het principe dat je toepast hangt af van uw relatie met
de andere. De theorie van Lerner is dus meer moralistisch dan die van
Leventhal. A)Equality: De ander beschouwen als een individu en ieder
individu is gelijk; b) Competitie: De andere zien als de beoefenaar van een
bepaalde rol; c) Equity: Welke positie heeft die andere persoon; d)
Marxian Justice: Je ziet de relatie als tgv een goede vriend en wil dat al
z’n behoeften bevredigd worden.

III Reactieve proces theorieën
Deze theorieën zijn afkomstig uit het recht.
Bijv: Hoe reageren werknemers op onbillijke procedures die de organisatie
naleeft? (vb personeelsbeleid, milieubeleid, financieel beleid…)
Belangrijke onderzoekers zijn hierbij Thibaut en Walker (1975). Hun
theorie nl The theory of procedural Justice maakte een onderscheid
tussen drie partijen nl twee mensen met een meningsverschil of de
ruziemakers en een tussenkomende derde partij. Hij onderscheidde ook
twee fasen in de oplossing van de ruzie nl: De procesfase waarin bewijzen
worden aangebracht en de beslissingsfase waarin het bewijs wordt
gebruikt om de ruzie op te lossen.
De mogelijkheid om controle te hebben over de selectie en de ontwikkeling
van het bewijsmateriaal dat gebruikt zal worden om de ruzie op te lossen
wordt proces controle genoemd. De mogelijkheid om het resultaat van de
ruzie zelf te bepalen wordt beslissingscontrole genoemd. De procedures
kunnen variëren naargelang de mate van controle de verschillende partijen
hebben over iedere fase.
*Autocratische procedure: De sociale bemiddelaar heeft zowel controle
over het proces als over het resultaat
*Arbitrage procedure: De sociale bemiddelaar heeft geen controle over
het proces, maar wel over de beslissing
*mediatie procedure: De sociale bemiddelaar heeft controle over het
proces, maar niet over de beslissing
*bargaining procedure: De sociale bemiddelaar heeft geen controle over
het proces, nog over de beslissing
*moot procedure: de betrokkenen, maar ook de derde partij hebben een
gedeelde controle over het proces, maar ook over de resultaten
Op deze verschillende procedures bestaan er verschillende reacties. De
betrokkenheid is bepalend om ergens achter te staan, dus dan is men ook
meer tevreden. Het belangen van een voice, nl je stem laten horen.
Procedures waarin mensen de kans gegeven werd om ook even hun mening
te laten horen in het decision-making proces zorgt ervoor dat mensen
beslissingen gemakkelijker gaan aanvaarden, zelfs al zijn deze beslissingen
ongunstig voor hen.
IV Proactieve Proces theorieën
Deze zijn de minst bekende. Gaan na welke procedures mensen willen
gebruiken om rechtvaardigheid te bereiken. Hoe proberen werknemers
een billijk beleid te creëren?
Hier komt nogmaals Leventhal op de proppen. Hij evolueerde dus van
proactieve inhouds theorieën naar proactieve proces theorieën.
De theorie van Leventhal wordt hier The allocation preference Theory
genoemd. Deze stelt dat allocatie-procedures worden verkozen in de mate
dat ze helpen bij het bereiken van doelen inclusief het bereiken van
rechtvaardigheid. Acht procedures worden geïdentificeerd die kunnen
helpen bij het promoten van het bereiken van rechtvaardigheid. Deze
bevatten procedures die a) toelaten dat de werknemers zelf de mogelijke
beslisser in het probleem kunnen aanduiden; b) consistente regels volgen;
c) gebaseerd zijn op accurate info; d) laten zien waar de macht zit in de
organisatie; e) beveiligd zijn tegen bias; f) de mogelijkheid bieden tot
verdediging g) verandering toelaten en h) gebaseerd zijn op morele en
ethische waarden om tot billijkheid te komen.
Implicaties van de theorie
Verschillende functies: a) Verklaren van conceptuele relaties; b) trends zien in
het onderzoek naar organisationele rechtvaardigheid en c) zien op welke
domeinen er nood is aan onderzoek en conceptuele ontwikkeling.
A. het verklaren van conceptuele relaties
Door aan te tonen hoe de verschillende theorieën zowel verschillend zijn als
verbonden, levert de taxonomie een schema voor verder onderzoek. Op die
manier bestaat er ook minder verwarring qua concepten.
Zie schema pag 14
B. Het opsporen van trends in het onderzoek naar organisationele
rechtvaardigheid.
Hoewel een aantal recente onderzoekers geïnspireerd waren door de equity
theory, toch is het duidelijk dat de interesse in de reactieve inhoudstheorie
afgenomen is. Nu ligt de nadruk meer op proactieve en proces-georiënteerde
conceptualisaties.
Dus kunnen er twee shifts gesignaleerd worden nl ten eerste de shift van
reactieve naar proactieve theorieën en de shift van inhouds- naar
procestheorieën.
Als reactie op de reactieve benadering van Adams’s werk in de jaren ’60 zijn
onderzoekers zoals Leventhal en Michaels begonnen met een meer proactieve
benadering in de late jaren ’60 en begin jaren ’70. Er was dus een shift van het
vragen aan werknemers hoe ze reageren op oneerlijke lonen naar het vragen hoe
ze proberen te zorgen voor gelijkwaardige lonen.
Een tegenwoordig snel ontwikkelende theorie is die van Folger (1986, 1987) nl
de referent cognitions theory. Deze bouwt verder op de relatieve deprivatie
theorie en de equity theorie bij de verklaring van relatieve satisfactie met de
werkresultaten. Maakt onderscheid tussen twee types reacties nl1) deze
gebaseerd op relatieve vergelijkingen, die leiden tot gevoelens van
ontevredenheid en 2) deze gebaseerd op gevoelens over wat moest gebeurd zijn,
die leiden tot gevoelens van boosheid en wrevel.
Reacties van boosheid zouden gebaseerd zijn op de procedures, terwijl gevoelens
van tevredenheid zouden gebaseerd zijn op de relatieve inhoud. Dus deze
theorie breidt het concept van relatieve deprivatie uit naar een proces
perspectief, buiten het meer traditionele inhouds perspectief.
C. Verdere onderzoeksdomeinen
De proactieve procesbenadering is de nieuwste theoretische benadering in de
organisationele rechtvaardigheid en vereist dus nog het meeste onderzoekswerk.
Conclusie
Vragen over rechtvaardigheid komen voor in vele organisationele contexten. Vb
loonuitbetaling, selectie en recrutering, evaluaties… De vragen die daarrond
gesteld worden kunnen niet altijd door de equity of een andere reactieve
inhoudstheorie beantwoord worden. Daarom werden er in dit hoofdstuk andere
theorieën van organisationele rechtvaardigheid aangereikt die misschien wel
antwoord kunnen bieden.
Download