Handelingen 17 : 16 – 34 Voor veel jonge gezinnen zit de vakantie er weer op. Voor de grijze golf al langer. Of ... zij gaan nog een keertje. Genoten ... genieten ... van rust? Geen beslommeringen? Geen zorgen? Genoten van Gods schepping? Wat is er ook nog heel veel moois in deze gebroken schepping te ontdekken. De bossen. Het ruisen van de wind. De nooit ophoudende golven aan het strand van de zee. De bergen met zijn eeuwige sneeuw. Genoten? Dwalend door de gangen van een museum. Een oud kasteel. Oude steden. Mooie geveltjes. Verwondering over kolossale bouwwerken uit vroeger tijd. Enorme paleizen en indrukwekkende kathedralen. Thuis de foto's op de computer en nog eens na genieten. Of de i-pad of i-phone voor de neus van de ander houden. Kijk eens. Zien we hem gaan? Paulus ... dwalend door de straten van Athene. Hij is geen toerist. Toch komt hij enigszins tot rust. Opgejaagd door kwaadwillige joden in de stad Tessalonika hebben vrienden hem naar Athene geleid. Daar is het veiliger. En Paulus vult zijn tijd met kijken, preken en … zoals vanmorgen blijkt met een spreekbeurt. Stel je voor. We ontmoeten Paulus vanmorgen. Belangstellend vragen we: “En meneer Paulus, goede tijd gehad in Athene? Meneer Paulus pakt een fotoboekje, i-phone of i-pad en samen bekijken we het één en ander. Kijk een joodse kerk, een synagoge. Daar ging ik op de sabbath heen. Met de joden over God praten. En met niet-joden die God ook vereerden. En daar zit ik op het marktplein. Ja, daar kwam ik bijna alle dagen. Daar was altijd wel iemand om een praatje mee te maken. Daar raakte ik ook in gesprek met Epicureeërs en Stoïcijnen. Ze nodigden me zelfs uit om voor de Areopagus te spreken. Ja, Athene, echt een aparte stad. Niet normaal. Ik heb daar tempels gezien, altaren, plaatsen om te aanbidden. Voor de god van de vrede. God van de oorlog. Van het water. De lucht. De dieren. God van de liefde. Nee, daar bedoel ik niet mijn God mee. De levende God. Die ìs liefde! Daar in Athene gaat het volgens mij meer om een god van de lichamelijke liefde. Zeg maar ... de sex. Dat is de liefde die je kunt kopen. In de bordelen. De rosse buurten. De liefde die nooit bevredigt. Nooit tevreden is. Waar je aan verslaafd kunt raken. Waar je uiteindelijk niets aan hebt. Die niet naar Gods bedoeling is. Ja, ik weet wel dat die liefde ook van alle tijden is. Bij jullie, met al die moderne apparaten, gewoon voor het grijpen ligt. Nou ja, laten we daar maar over ophouden. Voor je het weet kun je er niet meer los van komen. Zoals ik al zei, zegt Paulus: tempels genoeg. Voor de god van de zon. De maan. De vruchtbaarheid. Noem maar op. En er was ook een altaar waar op stond: “Voor de onbekende god.” Die grieken, die Atheners, ze gaan best wel serieus om met allerlei vragen. Maar al die goden. Ze denken er trouwens ook niet allemaal hetzelfde over. Neem nou die Epucireeërs. Die maken zich daar ook niet zo druk over. Die zeggen dat er geen bovennatuurlijke machten zijn. Alles gaat zoals het gaat. En je moet er het beste maar van zien te maken. Ellende in de wereld? Jammer. Maar daar krijg je nou eenmaal mee te maken in het leven. Moet je niet bij de pakken gaan neer zitten. Probeer te genieten van de mooie dingen en laat die mooie dingen maar als zonnestraaltjes over de schaduwen van het leven stralen. Epicureeërs. Ze zijn er vandaag de dag net zo. Geen bovennatuurlijke machten. Niet gaan zitten somberen. Positief denken. Dat maakt je innerlijk sterk. Geeft kracht. Brengt geluk. Is het waar? Ik betwijfel het. Sterker. Ik geloof er niet in. Trouwens, dat epicureese denken is toen en nu ook in allerlei richtingen uiteen gewaaierd. De uitspraak: “Geniet van de mooie dingen” is in een bepaalde richting ook uit de hand gelopen. Zo van: “Pak wat je pakken kan, je leeft maar ene keer”. Wat heeft het ons gebracht? De roep om vrijheid op allerlei gebied vanuit de zestiger jaren van de vorige eeuw. Ja, al zo’n vijftig, zestig jaar is het proces van ikke, ikke, ikke aan de gang. Is er met de roep om vrijheid echt meer vrijheid gekomen? D'r zijn steeds meer regeltjes gekomen. Is de kloof tussen rijk en arm minder geworden? Het misbruik van kinderen? In de industrie? In de prostitutie? Het losser worden van relaties? Het uitbuiten van de aarde? De graaicultuur? Eén groot egoïstisch gebeuren. En wie zal zich ten diepste in die wereld echt gelukkig voelen? Zijn we er met z'n allen gelukkiger op geworden? Vrijheid ... vrijheid ... en de mogelijkheden van verslaving groeien alleen maar. Laten we er maar over ophouden. Een schijnwereld, waar gedácht geluk leidt tot diep ongeluk. En zo heeft Epicurius, de vader van deze denkrichting het ook zeker niet bedoeld. Gaat het dan met dat andere accent, zoals Epucirius het wel bedoelt, beter? Verdriet en teleurstelling wegwerken door maar vooral te denken aan leuke, mooie, blijde dingen? Het lijkt een oplossing. Wij zeggen toch ook: “Kop op. Na regen komt zonneschijn.” Maar als je in de nood zit. Als je door diepe dalen moet gaan. Red je het dan uiteindelijk met dit soort opmerkingen? Velen weten wel beter. Hoevelen denken niet: “De ander heeft mooi praten, maar ze moesten eens weten.” Er wordt heel wat verdrongen. Is dat de oplossing? Je nood wegstoppen? Verborgen houden? Vraag het maar aan de psychologen en psychiaters. Hun spreekuren zitten vol. Overvol. Er moet gepraat worden. Het moet er uit wat mensen soms jaren en jaren lang verborgen hebben gehouden. Er is zoveel verborgen nood. Ook hier. Soms komt er wat naar buiten. Ik hoor nog wel eens: “Dominee, ik vertel het u in vertrouwen.” Maar dan blijft het toch nog verborgen binnen het ambtsgeheim. Soms zou ik willen dat die verborgenheid open gaat in het midden van de gemeente. Zodat we de nood van elkaar meer zouden kunnen verstaan en in de weg van geloof en gebed en naastenliefde nog meer, ja veel meer voor elkaar zouden kunnen betekenen. Dan verlang ik voor velen naar een weg van herstel. Vanuit de duisternis naar het licht. Vanuit de opgeslotenheid en benauwdheid naar de ruimte. Dan mag ik zeggen: “Waar God een deur sluit, opent Hij een venster.” Verborgen houden? Verdringen? Je loop er mee vast. Je blijer voordoen dan je bent. Je beter en mooier voor doen dan je ten diepste bent. Je loopt er mee vast. Je houdt het niet vol om net als de epicureeërs alleen maar aan de leuke dingen te denken en de rest weg te stoppen. Hebben die anderen, waarmee Paulus op het marktplein zit te praten, dan de oplossing? Die zogenaamde Stoïcijnen? Het zou te ver voeren om daar nu uitgebreid op in te gaan. Want hoor, Paulus heeft ook nog wat te zeggen. Niet dat de Atheners op de markt er nou zo veel van verwachten. Sommigen noemen hem niet voor niets een betweter. Een beterweter. In het grieks staat er een wat wonderlijk woord. Een spermologos. Wel gebruikt voor een vogel die overal een zaadje oppikt. Paulus, iemand die zo hier en daar wat gehoord en opgepikt heeft en dat nu in die cultuurstad Athene, ook iets wil laten horen. Er zijn er ook die Paulus wat positiever benaderen en zeggen: “Hij schijnt een verkondiger van vreemde goden te zijn.” Daar ìs interesse voor. En daarom wordt Paulus uitgenodigd om zijn verhaal te komen doen. Voor de Areopagus. Daar krijgt Paulus het woord. Hij haakt in op de buitengewone belangstelling van de Atheners voor godheden … Al die tempels en zo. Maar met de boodschap over zijn God veegt hij de vloer aan met de hele griekse godenleer. Of ze er van onder de indruk raken of niet. Paulus spreekt. Getuigt van de grootheid van zijn God. Paulus vraagt hun aandacht via dat altaar in de stad waarop staat: “Voor de onbekende god.” En direct daarna schakelt hij een versnelling hoger en stelt hij zijn God aan de eerbiedwaardige luisteraars voor als de énige en ware God. De God waarover ik u spreek, dat is de Schepper van hemel en aarde. Dat is de God die alles in handen heeft. Die alles regeert en bestuurt naar zijn plan. Tegenover het veelgodendom zet Paulus één God. Dàt is zijn getuigenis. Durven wij het nog? Als alles en iedereen om je heen en tegenover je anders over God en godsdienst lijkt te gaan denken. Als allerlei geloven ons worden aanbevolen, durven wij nog met mond én hart te belijden: “Ik geloof in één God, de Vader van mijn Here Jezus Christus. Paulus getuigt verder. Staande voor het hoogste rechtscollege getuigt hij van de rechter van ‘t heelal. Zijn God, Die niet woont in tempels door mensenhanden gemaakt. O ja die God kan wel vereerd, gediend en aanbeden worden in tempels, door mensenhanden gemaakt. En het is heerlijk ook hier in dit oude kerkje God te loven en te prijzen. Ooit door mensenhanden gemaakt. Maar daar gaat het uiteindelijk niet om. Die God is van een andere orde. Van veel hogere orde dan de materialen van deze aarde. Deze God is van een geestelijke orde. Die God wil wonen in mensenharten. Wil wonen bij en in mensen die Hém op de eerste plaats willen zetten. Doen we dat nog? Hìj is nìet afhankelijk van óns. Wij zijn afhankelijk van Hém. Hìj geeft de adem. Hìj geeft leven. Bepaalt de grenzen van leven en wonen. Hoe moeilijk das soms ook te bevatten is. Alle griekse goden en alle menselijke godsdienstigheid bij elkaar halen het niet bij de macht en de majesteit van deze God. Al onze zelfgemaakte afgoden, al ons vertrouwen op eigen plannen, eigen kunnen, al ons vertrouwen op geld en roem, is geen basis voor leven. Deze God, de Schepper van het leven, heeft ook aan u en jou en mij de levensadem gegeven opdat, opdat zo zegt Paulus daar op de Areopagus en vanmorgen ook tegen ons, opdat wij in ons leven Hém, die ene en waarachtige God zouden zoeken, of wij Hem al tastende mochten vinden. Tasten. Zien we onszelf gaan in de onzekerheden van het leven? Tastende? Wat willen we, als we zoekende en tastende zijn? Slechts één ding. Houvast. Wel zegt Paulus ons dan vanmorgen: ”Hou je vast, hou je vast aan die God. Want in Hem leven wij, in Hem gaat ons leven verder, hoe moeilijk de weg ook kan zijn. Want wij zijn van Zijn geslacht.” Uit Hem komen wij voort. Die laatste regels leent Paulus even van een bekende griekse dichter uit de oudheid. Die dichter, (Aratus) gebruikte die woorden voor de griekse oppergod Zeus. Maar Paulus zet die woorden als een schijnwerper van licht en troost in uw, jouw en mijn wereld. "In Hem, de God van hemel en aarde leven wij, gaan wij verder. Wij zijn van Zijn geslacht." O wat een godjes maken wij in ons leven. Waar we op denken te kunnen vertrouwen. Die oude zonde uit het paradijs. Als God willen zijn. Willem Kloos, eem Nederlandse dichter schreef in 1885: "Ik ben een god in het diepst van mijn gedachten." Ik, m'n eigen godje? Het kán niet! Wij zijn naar Zijn beeld geschapen. Om ook naar zijn bedoeling te leven. Paulus, bedankt voor je getuigenis. Dat je gaf, geïnspireerd door wat je zag en ontdekte tijdens het genieten van enige rust daar in Athene. Amen.