abcdefgh - Rijksoverheid

advertisement
abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon
Doorkiesnummer
-
-
Datum
Bijlage(n)
2 juli 2007
-
Ons kenmerk
Uw kenmerk
DGP/WV/U.07.01326
2060717390
Onderwerp
intrekken rijbewijs na een hersenbloeding
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van de vragen van het kamerlid Roemer over het intrekken van een
rijbewijs na een hersenbloeding kan ik u als volgt informeren.
1
Wat is uw mening over de uitspraak van de rechter dat zonder behandeling na een
hersenbloeding geen rijbewijs verkregen kan worden, ook niet indien de arts een
behandeling overbodig acht?
De uitspraak van de Raad van State van 30 mei 2007 stelt dat het CBR geheel
overeenkomstig de Regeling eisen geschiktheid heeft beslist en dus correct heeft
gehandeld door een verklaring van rijgeschiktheid te weigeren.
Deze regeling bepaalt dat personen die gebloed hebben uit een afwijkend bloedvat,
niet geschikt zijn voor een rijbewijs. Deze norm is tot stand gekomen na een advies uit
2002 van de Gezondheidsraad dat op verzoek van mijn voorgangster over deze
materie is uitgebracht. Het risico op een tweede bloeding wordt te groot geacht voor
de verkeersveiligheid.
Overigens zijn personen die een hersenbloeding krijgen, maar niet uit een afwijkend
bloedvat, na zes maanden wel weer geschikt voor een rijbewijs. Voor de geschiktheid
voor het rijbewijs is in dat geval geen behandeling nodig.
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag
Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
DGP/WV/U.07.01326
2
Deelt u de mening van de voorzieningenrechter dat indien er geen behandeling nodig
is de diagnosestelling en het spreekuurcontact ook als einde van de behandeling
aangeduid zou moeten kunnen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De mening van de voorzieningenrechter is door de Raad van State niet overgenomen,
met als argument dat het de rechter niet vrijstaat om te treden in de billijkheid van een
wettelijke regeling.
De Regeling eisen geschiktheid bepaalt dat behandeling noodzakelijk is voor iemand
die gebloed heeft uit een afwijkend bloedvat in de hersenen, om weer rijgeschikt te
zijn voor een rijbewijs. Een behandeling neemt het risico van een tweede bloeding
weg. Het risico van een tweede bloeding is de reden voor ongeschiktheid voor het
rijbewijs. Als het risico is weggenomen, is men dus weer geschikt voor het rijbewijs.
Onder een behandeling wordt in deze niet verstaan een diagnosestelling en een
spreekuurcontact.
3
Hoe verklaart u dat momenteel mensen die een behandeling nodig hebben na een
hersenbloeding eerder een rijbewijs kunnen verkrijgen dan de mensen die een
behandeling niet nodig hebben? Wat is uw mening hierover?
De Gezondheidsraad heeft mij geadviseerd dat mensen die een hersenbloeding
hebben gehad, en geen behandeling nodig hebben, na 6 maanden weer geschikt zijn
voor het rijbewijs. Mensen die een behandeling nodig hebben, zijn na deze
behandeling weer geschikt voor het rijbewijs omdat ze dan geen risico meer voor de
verkeersveiligheid vormen. Maar ook voor deze mensen geldt de termijn van 6
maanden na de hersenbloeding voor het weer geschikt zijn voor het rijbewijs.
4
Deelt u de mening dat het vreemd is dat een persoon die niet behandeld wordt na een
hersenbloeding moet wachten op een verslechtering van zijn medische situatie zodat
hij behandeld kan worden en daarna mogelijk een rijbewijs kan verkrijgen? Kunt u uw
antwoord toelichten?
Bij het kiezen voor een behandeling zal in eerste instantie de afweging gemaakt
worden tussen de verwachte verbetering van de gezondheid van de patiënt door de
behandeling en het risico van de behandeling zelf. Als de medische situatie
verslechtert kan dat betekenen dat een behandeling minder risico met zich mee brengt
dan niet behandelen. Een behandelende arts zal uiteraard daarbij de gezondheid van
de patiënt op de eerste plaats zetten en niet direct de geschiktheid voor het rijbewijs..
De artsenorganisatie KNMG is dan ook van mening dat een behandelende arts zich
niet moet uitlaten over de geschiktheid voor het rijbewijs.
Bij het geschikt zijn voor het rijbewijs speelt de afweging tussen het individuele belang
van de aanvrager en de maatschappelijke risico’s voor de verkeersveiligheid. De
neurologen uit de commissie van de Gezondheidsraad die mijn voorgangster hebben
geadviseerd, vonden het maatschappelijk verkeersveiligheidsrisico in het geval van
2
DGP/WV/U.07.01326
bloeding uit een afwijkend bloedvat in de hersenen blijkbaar zo groot dat een patiënt
zonder behandeling niet geschikt is voor het rijbewijs.
5
Bent u bereid de regels te wijzigen zodat ook mensen die geen behandeling nodig
hebben na een hersenbloeding een rijbewijs kunnen verkrijgen? Zo ja, wat voor
maatregelen gaat u nemen? Zo neen, waarom niet?
Ofschoon het onderhavige advies van de Gezondheidsraad nog zeer recent is, zal ik
aan de Gezondheidsraad vragen of hij redenen ziet het advies voor wat betreft
hersenbloedingen met een afwijkend bloedvat te heroverwegen .
Verder zal ik aan de Gezondheidsraad vragen in welke gevallen het mogelijk is op
basis van een second opinion van een medisch specialist te beslissen over de
rijgeschiktheid.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Camiel Eurlings
3
Download