NG NT 2 Havo hfst 10 Uitwerkingen van de vragen en opdrachten van hoofdstuk 10 Paragraaf 10.2 Vragen en opdrachten A2 a b c Een aardoliefractie is een fractie die wordt afgetapt uit een destillatiekolom omdat het een mengsel van stoffen is nafta grondstof voor het maken van benzine kerosine vliegtuigbrandstof licht gasolie brandstof dieselmotoren zware gasolie smeermiddel residu teerproducten B3 a Tijdens de destillatie vinden twee fase-overgangen plaats: in het destillatievat kookt het vloeistofmengsel. Hiervoor is energie nodig. In de koeler condenseren de verschillende fracties. Hierbij komt warmte vrij. De vrijgekomen warmte kan teruggevoerd worden naar het destillatievat om de vloeistof te verwarmen. In principe komt er tijdens de condensatie evenveel warmte vrij als nodig is voor het koken. Maar er treedt warmteverlies op in de destilatiekolommen, zodat niet alle toegevoerde energie kan worden teruggewonnen. b c B4 a b C10H22 → C7H14 + C3H8 C10H22 → C6H12 + C4H10 B5 a Zie BINAS tabel 40B: kookpunt methaan is 112 K kookpunt etheen is 169 K kookpunt propeen is 226 K De drie stoffen zijn alle drie gassen. De kookpunten liggen vrij ver uit elkaar. Ze kunnen dus gescheiden worden door ze af te koelen, waarbij achtereenvolgens methaan, etheen en propeen als vloeistof wordt afgetapt. b B6 a 5.105 ton etheen komt uit 2.106 ton nafta. In 100 ton aardolie zit 19 ton nafta. Hiermee kunnen we uitrekenen in hoeveel aardolie 2.106 ton nafta zit. ton aardolie ton nafta 100 19 x 2.106 x = Error! = 1 · 107 aardolie b Olieraffinaderijen leveren de grondstof voor naftakrakers, die op hun beurt weer grondstoffen leveren voor de kunststoffabrieken. Als deze industrieën dicht bij elkaar staan, hoeven de stoffen niet over grote afstanden vervoerd te worden. Dat voorkomt onnodige risico's en bovendien is het goedkoper. NG NT 2 Havo hfst 10 B7 c Ruwe aardolie wordt aangevoerd met zeetankers. Die kunnen niet in Oost-Nederland komen. Dergelijke grote industrieën worden dus gebouwd in de buurt van een zeehaven. a De aardolie wordt eerst gedestilleerd. Daarna wordt de naftafractie gekraakt. De reactieproducten worden gescheiden en het reactieproduct etheen wordt gepolymeriseerd. Hierbij ontstaat polyetheen. b B8 Cokes wordt uit steenkool gehaald. B9 Fe2O3(s) + 3 C(s) 6 3 CO(g) + 2 Fe(s) 2 C(s) + O2(g) 6 2 CO(g) B10 100 ton ruw ijzer bevat 5,0 ton C. Na behandeling bevat 100 ton staal 0,5 ton C. Uit 100 ton ruw ijzer is dus 5,0 - 0,5 = 4,5 ton C verwijderd. Hiermee kunnen we berekenen hoeveel kg C uit 1 ton ruw ijzer is verwijderd. ton ruw ijzer 100 1,0 ton koolstof 4,5 x x = Error!= 4,5.10-2 ton C = 4,5.10-2 x 103 = 45 kg C B11 a 1 2 3 4 5 6 Steenzout uit de bodem extraheren met water en de zoutoplossing naarboven pompen. De vaste bestanddelen verwijderen door filtratie. De calcium- en magnesiumionen verwijderen met behulp van een sodaoplossing. Beide ionsoorten slaan neer met carbonaationen. De sulfaationen verwijderen met behulp van een bariumchloride-oplossing. De sulfaationen slaan neer met bariumionen. De neerslagen verwijderen door filtratie. In het filtraat zitten nu voornamelijk nog natriumionen en chloride-ionen. Het filtraat indampen. Er blijft NaCl over. b soda-oplossing water steenzout extractie steenzout oplossing filtratie steenzout oplossing neerslagreactie + filtratie bariumchloride oplossing steenzout oplossing neerslag- NaCl reactie + filtratie oplossing in bodem vaste bestandelen CaCO3(s) MgCO3(s) BaSO4 Reacties in blok 3: Ca2+(aq) + Mg2+(aq) + 2 CO32-(aq) → CaCO3(s) + MgCO3(s) Reactie in blok 4: H2O(g) NaCl (s) indampen NG NT 2 Havo hfst 10 Ba2+(aq) + SO42-(aq) → BaSO4(s) Reactie in blok 5: Na+(aq) + Cl-(aq) → NaCl(s) b 1 Schrijf de formules van de beginstoffen op. natriumchloride-oplossing: Na+(aq) + Cl-(aq) 2 Som alle deeltjes op die bij elkaar in het elektrolysevat zitten. Na+, Cl-, H2O 3 Ga aan de hand van tabel 48 voor elk deeltje na of het een OX, een RED of misschien wel beide is. Soms kom je ook een combinatie tegen van deeltjes die in het vat zitten. OX Na+ H2O RED ClH2O 4 Kies uit het rijtje oxidatoren de sterkste OX en uit het rijtje reductoren de sterkste RED. H2O is de sterkste OX en H2O is de sterkste RED. Maar je hebt geleerd dat in een chloride-oplossing het Cl--ion reageert in plaats van H2O. 5 De OX, H2O, heeft elektronen nodig. Die komen uit de batterij via de negatieve elektrode. Op die plek zal H2O dus reageren. De halfvergelijking zoeken we op in BINAS tabel 48. negatieve elektrode: 2 H2O(l) + 2 e- → H2(g) + 2 OH-(aq) De RED, Cl-, geeft elektronen af. Die worden via de positieve elektrode weer terug naar de batterij gevoerd. Cl- zal dus in de buurt van de positieve elektrode reageren. De halfvergelijking zoeken we weer op in BINAS tabel 48. positieve elektrode: 2 Cl-(aq)→ Cl2(g) + 2 e- c 1 Eerst gaan we uitrekenen hoeveel mol 2,0.102 ton Cl2 is. molmassa van Cl2 = 2 x 35,45 = 70,90 u molaire massa van Cl2 = 70,90 g mol gram 1,000 70,90 x 2,0.102 x 106 x = Error!= 2,82 · 106 mol Cl2 2 Uit de elektrodereactie aan de positieve elektrode leiden we af dat de molverhouding Cl- : Cl2 = 2 : 1 NG NT 2 Havo hfst 10 Dus 2 · 2,87· 106 = 5,64 · 106 mol Cl 3 De molverhouding Cl- : NaCl = 1 : 1 5,64.106 mol Cl- is dus afkomstig uit 5,64.106 mol NaCl. $ Hoeveel ton is 5,64.106 mol NaCl? molmassa NaCl = 22,99 + 35,45 = 58,44 u molaire massa NaCl = 58,44 g mol gram 1,000 58,44 5,64.106 z z = Error!= 3,3.108 g NaCl = 3,3.108 x 10-6 = 3,3.102 ton NaCl. C12 a N2(g) N2(g) + H2(g) + NH3(g) reactorvat + katalysator H2(g) N2(g) + H2(g) b I koelsysteem NH3(l) 4 NH3(g) + 5 O2(g) 6 4 NO(g) + 6 H2O(l) 2 NO(g) + O2(g) _ 2 NO2(g) 3 NO2(g) + H2O(l) 6 2 H+(aq) + 2 NO3-(aq) + NO(g) II III c NO + O2 NH3 NO+H2O I O2 NO2+ NO II O2 + H2O scheiding H2O NO2 + H2O III H+(aq) +NO3-(aq) b C13 a In blok A berust op het v In blok B wordt de oplossing van olie in hexaan gescheiden van het restant van de NG NT 2 Havo hfst 10 c d C14 a b c d zaden. Dat gebeurt door filtratie. Deze scheidingsmethode berust op het verschil in deeltjesgrootte van de zaadresten en de oplossing. In blok D worden olie en hexaan van elkaar gescheiden door destillatie. Deze scheidingsmethode berust op het verschil in kookpunt van olie en hexaan. De letter C stelt de zaadresten voor die als residu achterblijven na de filtratie in blok B. De letter E stelt hexaan voor dat na de destillatie in blok D wordt teruggevoerd naar blok A waar het weer dienst doet als extractiemiddel voor de olie. In reactor 1 zijn de oxyden van zink en van zwavel ontstaan. Het zinkerts heeft dus gereageerd met O2. De beginstoffen gaan reactor 2 in. Dat zijn ZnO en 2H+(aq) + SO42-(aq). De reactieproducten worden uit reactor 2 gevoerd: Zn2+(aq) + SO42-(aq). ZnO heeft dus gereageerd met 2 H+(aq). O2- is een sterke base. De reactie is dus een zuur-basereactie. ZnO(s) + 2 H+(aq) 6 H2O(l) + Zn2+(aq) In reactor 3 worden de volgende deeltjes naar binnen geleid: Zn2+(aq), SO42-(aq), Cd2+(aq) en X. De volgende deeltjes komen naar buiten: Zn2+(aq), SO42-(aq) en Cd. Cd2+ heeft dus gereageerd met X onder vorming van Cd en Zn2+ of SO42-. X is een RED. Dat kan dus alleen maar Zn zijn. Er is geen RED waar uitsluitend SO42- uit ontstaat. Per liter oplossing reageert in reactor 4 aan de negatieve elektrode 2,30 - 0,55 = 1,75 mol Zn2+. Molverhouding Zn2+ : Zn = 1 : 1 Per liter oplossing ontstaat dus 1,75 mol Zn. Per uur wordt 250 m3 oplossing behandeld. Daarbij ontstaat dus 250 x 103 x 1,75 = 4,38.105 mol Zn. We gaan berekenen hoeveel kg dat is. atoommassa van Zn = 65,38 u molaire massa van Zn = 65,38 g mol gram 1,000 65,38 4,38.105 x x = Error!= 2,86.107 g Zn = 2,86.107 x 10-3 = 2,86.104 kg Zn e f In reactor 1 ontstaat SO2-gas. In reactor 3 ontstaat Cd. In reactor 4 ontstaat bij de elektrolyse van de zinksulfaatoplossing aan de positieve elektrode O2 en H+. SO2 is een verzurend gas. Bovendien is het schadelijk voor onze gezondheid. Dat blijkt uit de gegevens in BINAS tabel 101. Cd is een zwaar metaal. Schadelijk voor het milieu. Het kan worden ingebouwd in de voedselketen en levert zo gevaar voor de volksgezondheid. O2 en H+ zijn onschadelijk. Paragraaf 10.3 NG NT 2 Havo hfst 10 Vragen en opdrachten A16 a CO2 en H2O b C , CO en onverbrande koolwaterstoffen A17 a b N2 , O2,CO2 , methaan en ozon CFK’s en N2O B18 a Een brandstof verbrandt onvolledig als er in verhouding tot de hoeveelheid brandstof te weinig zuurstof aanwezig is. Steenkool, stookolie en gasolie zijn de grootste vervuilers die in BINAS tabel 99G staan. In verbrandingsmotoren is de temperatuur erg hoog en er is lucht aanwezig: een mengsel van stikstof en zuurstof. Hieruit ontstaan onder die omstandigheden de stikstofoxiden. b c B19 a b aardgas: benzine: elektriciteit: 3325 x 3,0.107 = 1,0.1011 J -3 10 1250 x 10 x 3,3.10 = 4,1.1010 J 6 5573 x 3,6.10 = 2,0.1010 J totaal energieverbruik 1,6.1011 J We weten dat 4,1.1010 J van het totale energieverbruik bestemd is voor de auto. Daarmee kunnen we berekenen hoeveel J van elke 100 J energieverbruik bestemd is voor de auto. totaal energieverbruik (J) 100 1,6.1011 energieverbruik auto x 4,1.1010 x = Error!= 26 J Van elke 100 J energieverbruik is 26 J bestemd voor de auto. 26 procent van het totale energieverbruik is dus bestemd voor de auto. B20 a b S(s) + O2(g) → SO2(g) 1 Eerst berekenen we hoeveel zwavel in 1,0 ton stookolie zit. ton stookolie ton zwavel x= 2 100 4 1,0 x 1 = 4,0 · 102 ton 0 · 4;100 Hoeveel mol is 4,0.10-2 ton S? atoommassa S = 32,06 u molaire massa S = 32,06 g mol gram 1,000 32,06 y 4,0.10-2 x 106 y = Error!= 1,2 · 103 mol NG NT 2 Havo hfst 10 3 Hoeveel mol SO2 ontstaat uit 1,2.103 mol S? molverhouding S : SO2 = 1 : 1 Er ontstaat dus 1,2.103 mol SO2 4 Hoeveel ton is 1,2.103 mol SO2 molmassa SO2 = 32,06 + 2 x 16,00 = 64,06 u molaire massa SO2 = 64,06 g mol gram 1,000 64,06 1,2.103 z z = Error!= 8,4 · 104 g Er ontstaat per ton stookolie 8.104 x 10-6 = 8.10-2 ton SO2. c B21 a b c d e De uitstoot aan SO2 kan verminderen door van tevoren de zwavel uit de stookolie te halen of door rookgasontzwaveling. Spaarlampen verbruiken per uur minder energie en ze gaan veel langer mee. Dat laatste betekent minder grondstoffenverbruik en minder afval, dus minder energieverbruik. Diepvriesgroenten zijn verpakt: kost grondstof, geeft afval en kost dus energie. Ze zijn ingevroren en moeten bevroren blijven zolang je ze niet gebruikt: kost energie. Verpakking kost grondstoffen en levert afval. Het produceren van verpakking kost energie. Een grote auto verbruikt per km veel meer brandstof, dus meer energie, dan een kleine auto. Het vliegtuig verbruikt meer brandstof, energie, dan de trein en is bovendien milieuonvriendelijker. Toename van het broeikaseffect leidt tot een gemiddeld hogere temperatuur. Hierdoor verdampt er meer water uit de zeeën, er komt meer waterdamp in de atmosfeer, het broeikaseffect wordt nog meer versterkt, waardoor er weer meer water verdampt enzovoort. B22 1 2 Bron van brandstoffen Nadelen: er ontstaan bij verbranding verzurende oxyden; er ontstaan bij verbranding broeikasgassen, waardoor het broeikaseffect op aarde toeneemt; de voorraad is eindig en zal ooit op raken. Voordelen: er zijn grote hoeveelheden voorradig die gemakkelijk uit de bodem te halen zijn; landen met fossiele brandstoffen in de bodem zijn rijk, waardoor de bevolking heel welvarend kan worden. Bron van grondstoffen Nadelen: verkrijgen en verwerken van grondstoffen kost energie: toename broeikaseffect en verzuring. NG NT 2 Havo hfst 10 Voordelen: door hergebruik van kunststofafval hoeven er niet voortdurend nieuwe olievoorraden worden gebruikt, de oliereserve is minder snel uitgeput; uit het afval kan energie worden gewonnen (zie ook figuur 9.15). Paragraaf 10.4 Vragen en opdrachten A24 a Omdat de fossiele brandstoffen eindig zijn en gebruik slecht is voor milieu b met duurzame energie wordt energie bedoelt uit een bron die nooit op raakt c zonne-energie, windenergie, water of biomassa A25 zonlicht kan direct omgezet worden in elektriciteit of het kan gebruikt worden om water of lucht te verwarmen. A26 a b Biomassa is al het materiaal wat afkomstig is van bomen of planten vergisten, verbranden,pyrolyse of vergassen B27 a b 2H2O → 2H2 + O2 Ja want er komen geen vervuilende producten bij vrij alleen maar water. C28 a Warm witgoed zijn wasmachines en wasdrogers die gebruik maken van warm water of aardgas in plaats van elektriciteit. In een elektriciteitscentrale worden fossiele brandstoffen verstookt om elektriciteit te maken. Minder elektriciteit betekent minder fossiele brandstof nodig, dus minder uitstoot van verzurende gassen en broeikasgassen. ECN betekent: Energieonderzoek Centrum Nederland. Een warmtewisselaar is een apparaat dat gebruikt wordt om warmte te transporteren van een vloeistof met hogere temperatuur naar een vloeistof met lagere temperatuur. De vloeistoffen komen daarbij niet direct met elkaar in contact. De gemiddelde reductie aan CO2 is bij deze machines circa 60 procent. 60 procent komt overeen met 300 kg CO2. 100 procent komt overeen met x kg CO2. x = Error!= 500 b c d e f Zonder besparing wordt er dus 500 kg CO2 per jaar uitgestoten door gezinnen met een conventionele wasmachine en wasdroger. De hott-fill wasmachine levert de kleinste energiebesparing en de minste reductie aan CO2, NOx en SO2 op.