Leerwerktaak: Motivatie voor de wiskundeles Titel Gekoppeld aan beroepstaak OWE ILS-wi 614 Gekoppeld aan de volgende competenties(s) Niveau Geschikt voor de volgende vakken Ontwerper/ ontwerpgroep/ sectie/ school Relevantie/ kader Relatie kennisbasis Omschrijving/ instructie Motivatie voor de wiskundeles 1.3: Beheerst het gebruik van vakdidactische vaardigheden. 3.2.4 Kan aansluiten bij het dagelijkse leven en de leefwereld van de leerlingen: waar zie jij wiskunde? 3.3: Kan reflecteren op gedane ervaringen en benoemen 3. Vakinhoudelijk en vakdidactisch competent 7. Competent in reflectie en ontwikkeling Niveau 2: hoofdfase Wiskunde Leerwerkgroep WPL2 (HAN en opleidingsscholen) 'Slecht zijn in wiskunde is een smoes' “Wiskunde valt te leren”, schrijft Charlotte Vlek van SciencePalooza. 'Voor de ontwikkeling van wiskundevaardigheden blijkt intelligentie nauwelijks van belang te zijn, maar motivatie en leerstrategieën des te meer.' Weinig plezier in lezen en wiskunde • Daar ontbreekt volgens PISA aan. Slechts een vijfde deel van de leerlingen kijkt uit naar de volgende wiskundeles en slechts 12 procent van de leerlingen vindt het leuk om over wiskunde te lezen. Dat wiskunde nuttig kan zijn voor hun latere carrière, beseft slechts 58 procent van de Nederlandse leerlingen, terwijl het OECD-gemiddelde op 75 procent ligt. In deze les ga je je leerlingen de wiskunde theorie aanleren door de intrinsieke motivatie te vergroten bijvoorbeeld m.b.v. aandachtrichters. 1.3 Beheerst het gebruik van vakdidactische vaardigheden 3.2.4 Kan aansluiten bij het dagelijkse leven en de leefwereld van de leerlingen: waar zie jij wiskunde? 3.3 Kan reflecteren op gedane ervaringen en benoemen Oriëntatie Lees en bestudeer de bijlage: Leerlingen motiveren, vijf handreikingen voor de gemotiveerde leraar. Ga voor jezelf na “wat zijn de kenmerken van een aandacht richter” en “wat zou ik mogelijke wijze zelf als vernieuwend kunnen toevoegen aan mijn les”. Lees uit de bijlage gemotiveerd lesgeven de samenvatting van het boek De kracht van intrinsieke motivatie. Schrijvers: Anje Ros, Jos Castelijns, Anne-Marieke van Loon, Kris. Bekijk het voorbeeld van een aandachtrichter. Uitvoering Ontwerp een lesvoorbereiding voor een wiskundeles met daarin uitleg van nieuwe stof en waarin één of meerdere motiverende elementen in zitten. . 1 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Beschrijf ook in je lesvoorbereiding hoe de leerlingen deze les ervaren t.o.v. een “standaard les”. Voer je les uit, en vraag je SPD (of medestudent) om het te observeren hoe de leerlingen op je les reageren. Resultaatverwachting (product) Aanbevolen literatuur/bronnen Reflectie De student bekijkt zelf nogmaals de (zoveel mogelijk uitgeschreven) lesstof en literatuurlijst (met boeken en websites waar je de informatie vandaan hebt). Daarbij kunnen onderstaande vragen een hulpmiddel zijn. Welk deel van de theorie heb je gekoppeld aan de praktijk? Sloot de gekozen aandachtrichter en/of praktisch probleem aan bij de behandelde theorie? Was de gekozen methode een juiste en wat waren de verschillen ten opzichte van een “normale” les? De student evalueert met de SPD (en evt. medestudent). Hulpmiddel daarbij is de ingevulde checklist, het evaluatieformulier en bovenstaande vragen. De student maakt aantekeningen van de feedback. De student beschrijft vervolgens aanpassingen (en de reden van aanpassing) in de lesvoorbereiding voor een volgende keer. De student verwerkt uiteindelijk de bevindingen in het logboek. Schrijf je bevindingen op in de weekreflectie, zodat je ze makkelijk mee kan nemen in het woordrapport bij je tussenen eindevaluatie. Beantwoord daarin de volgende items: wat je leerdoel was, wat je daadwerkelijk hebt gedaan, wat goed ging en wat je nog wil/moet leren. Noteer ook hoe zinvol je je tijd besteedt hebt met het uitvoeren van deze leerwerktaak. Vergeet dit niet toe te lichten. Tip: Neem deze bevindingen ook op in je dossier DPF als bewijsvoering. Vijf handreikingen voor de gemotiveerde leraar. Afkomstig van http://www.ou.nl/web/look-dossiers/motivatie/leerlingenmotiveren. Vos, A., Castelijns, J.(2014). De kracht van intrinsieke motivatie. Busseum: Coutinho Voorbeeld van een aandachtrichter. Afkomstig van http://www.ou.nl/documents/14300/5dccab25-c396-488abcbc-1530e4090570 Bijlagen Bijlage I. Evaluatieformulier Motivatie voor de wiskundeles Bijlage II. http://www.ou.nl/web/lookdossiers/motivatie/leerlingen-motiveren. Vijf handreikingen voor de gemotiveerde leraar. Bijlage III. Een samenvatting van het volgende boek: 2 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Vos, A., Castelijns, J.(2014). De kracht van intrinsieke motivatie. Bussum: Coutinho Bijlage IV. Voorbeeld van een aandachtrichter. Afkomstig van http://www.ou.nl/documents/14300/5dccab25-c396488a-bcbc-1530e4090570 3 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Bijlage I. Evaluatieformulier Motivatie voor de wiskundeles Naam student: …………………………………………………………… Datum: ……………… Naam SPD: ………………………………………..… School: …………………………………… Kenmerk n.v.t. Ja? Hoe? Geef voorbeeld(en) uit de les : zwak, : onvoldoende, : voldoende, : uitstekend. Overige feedback SPD: Ontwikkelingsadvies van je SPD en evt. toekomstig leerdoel: Het leerdoel van de student was: Daarvoor is deze leerwerktaak (Motivatie voor de wiskundeles met zijn bijbehorende competenties Vakinhoudelijk vakdidactisch competent en Competent in reflectie en ontwikkeling) uitgevoerd. Startniveau van de student: Gevolgde aanpak: Wat geleerd (noem een voorbeeld): Leerpunten die overblijven: Dit formulier is een hulpmiddel voor de SPD bij het schrijven van het woordrapport (tussen- en eindbeoordeling) 4 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Bijlage 2 Leerlingen motiveren Leerlingen motiveren: vijf handreikingen voor de gemotiveerde leraar Gemotiveerde leraren kunnen bijdragen aan de motivatie van hun leerlingen. Om daarbij te helpen, staan hieronder vijf handreikingen waarvan de waarde per lessituatie kan verschillen. Ze zijn afkomstig uit RdMC-rapport 27 'Leerlingen motiveren: een onderzoek naar de rol van leraren'. 1. Kies voor procesgeoriënteerde instructie a. Vorm je vanaf je eerste lesdag een goed beeld van het zelfregulerende leervermogen van je leerlingen. b. Stem je procesgeoriënteerde instructie af op het zelfregulerende leervermogen van je leerlingen. c. Monitor de vorderingen van je leerlingen voortdurend, zodat je niveau en intensiteit van procesgeoriënteerde instructie kunt bijstellen. 2. Kies voor differentiatie a. Stem de instructie dynamisch af op de leerbehoeften en leervermogens van je leerlingen en richt de instructie op de ‘zone van naastgelegen ontwikkeling'. b. Wees jezelf voortdurend bewust van het risico van negatieve etikettering. 3. Kies voor verbinding met de leefwereld van leerlingen a. Verdiep je in de leefwereld van je leerlingen. b. Sluit, waar dat mogelijk en verantwoord is, actief aan bij de leefwereld van je leerlingen in de keuze van onderwerpen, opdrachten en methodieken. 4. Kies voor coöperatief leren a. Vorm je een goed beeld van het samenwerkend vermogen van je leerlingen. b. Leer je leerlingen samenwerkingsvaardigheden voordat je samenwerkingsopdrachten geeft. c. Stem het niveau van samenwerkingsopdrachten af op het niveau van het samenwerkend vermogen binnen coöperatieve groepen. d. Vat samenwerkend vermogen op als een dynamische competentie, die op grond van proces- en productevaluaties verder ontwikkeld kan worden. e. Stel coöperatieve groepen heterogeen samen, omdat dit goed is voor de zwakke leerders. 5 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde 5. Stel je zelf op als een onderzoekende, lerende professional Wek stelselmatig aan het verbeteren van je lespraktijk in dienst van de motivatie en leeropbrengsten van je leerlingen: a. binnen de klas: door de vier hierboven genoemde principes van motivatiebevorderende instructie met beleid en maatwerk toe te passen door jezelf concrete kortetermijndoelen te stellen voor leeropbrengsten en leerproces door de realisatie van deze doelen regelmatig te analyseren en te evalueren door je instructiepraktijk bij te stellen op grond van deze analyses en evaluaties. b. buiten de klas: door je eigen professionele inzichten, praktijken en vragen te delen met collega's binnen en buiten de school door je eigen inzichten, praktijken en vragen te toetsen aan de inzichten van collega's, schoolleiding, wetenschappers enzovoort door je eigen inzichten en praktijken bij te stellen op grond van de inzichten van collega's, schoolleiding, wetenschappers enzovoort. 6 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Bijlage 3 GEMOTIVEERD LESGEVEN 7 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Gemotiveerd leren en lesgeven - Samenvatting De kracht van intrinsieke motivatie Schrijvers: Anje Ros, Jos Castelijns, Anne-Marieke van Loon, Kris Verbeeck Voorwoord: Extrinsieke motivatie vervangt vaak sluipend de intrinsieke motivatie. Motivationele processen hebben een grote impact op het leren, waarbij de kracht van de intrinsieke motivatie niet onderschat moet worden. Dit boek geeft op basis van goed onderwijsonderzoek, heldere en duidelijke aanwijzingen over wat je als leraar over motivationele processen moet weten en wat je als leraar kunt doen. Onderwijs draait niet alleen goed op rationele bedrijfsmatige overwegingen en marktwerking. Het draait ook op emoties en elementaire psychologische basisbehoeften. Hoofdstuk 1: Wat is motivatie? Als leerlingen gemotiveerd zijn, zijn ze betrokken, nieuwsgierig en beter in staat om te gaan met uitdagingen en tegenslagen. Ook halen ze beteren schoolresultaten. Intrinsieke motivatie is de natuurlijke neiging van een leerling om activiteiten uit te voeren vanwege het inherente plezier dat bij de activiteit wordt beleefd. Bij extrinsieke motivatie is het gedrag gebaseerd op externe beloningen. 1.1 Waaruit blijkt de motivatie? Motivatie is essentieel voor het leren. Als leerlingen gemotiveerd zijn steken ze energie in de leeractiviteiten. In het algemeen kun je stellen dat motivatie invloed heeft op: 1. het opstarten van een activiteit 2. de manier waarop deze wordt uitgevoerd 3. de intensiteit waarmee de activiteit wordt uitgevoerd 4. Het doorzettingsvermogen waarmee de taak wordt uitgevoerd. voorbeelden waaruit het verschil tussen hoog- en laaggemotiveerde leerlingen blijkt. Zulke duidelijk voorbeelden zie je niet altijd in de praktijk. Een hoge of lage motivatie is namelijk niet altijd zichtbaar in gedrag. Voor leren is aandacht en concentratie nodig. Leren vraagt tijd. Verschillende oorzaken voor een gebrek aan motivatie van leerlingen (Verbeeck 2010): 1. De leerling hecht geen belang aan het doel of is er niet mee bekend. 2. De leerling voelt zich niet bekwaam om de leeractiviteit uit te voeren. 3. De leerling krijgt geen ondersteuning, terwijl hij deze wel nodig acht. 4. De leerling gelooft niet dat de uitvoering van de leeractiviteit tot het gewenste doel zal leiden. 5. Iets anders dat op dat moment veel belangrijker en aantrekkelijker is voor de leerling. 1.2 Theoretische benadering van motivatie 8 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde In oudere motivatietheorieën is er een sterke nadruk op drijfveren van iemand, iets waarnaar je streeft, wat je wilt bereiken. Drijfveren komen voort uit behoeften. Hoe sterker de drijfveer, hoe hoger de motivatie. Motivatie is afhankelijk van de mate waarin de behoeften zijn vervuld. !!Praktijkvoorbeeld blz 19 : Zie bijlage Twee docenten praten over het gebrek aan motivatie van hun leerlingen. Die een zoekt het niet bij zichzelf. De ander kijkt ook naar haar eigen lespraktijk en vraagt zich af of leerlingen echt veranderen. Flowtheorie van Czikszentmihalyi (1990) Je bent in een staat van flow als je volledig in beslag genomen wordt door wat je doet. Je bent je niet meer bewust van je omgeving. Je bevindt je in een staat van hoge concentratie. De kans op leren is dan groot. Als je ziet dat l.l. in een toestand van flow zijn, is het belangrijk hen niet te storen. Het blijkt vooral op te treden als mensen een hoge mate van uitdaging ervaren en een hoge mate van competentie (het gevoel dat je de taak aankunt). Tabel 1.4 blz 23 Uitdaging Competentie laag hoog laag apathie angst hoog verveling flow ! Overdenkingsvragen: - Kun je je momenten herinneren dat een of meer leerlingen in een flow waren? In welke situaties? Bleek dit ook uit de prestaties van leerlingen? Extra: http://www.leren.nl/cursus/persoonlijke-effectiviteit/energie/flow.html Het gevoel van flow ontstaat als je: 1. een duidelijk doel hebt 2. onmiddellijk weet of je vooruitgang boekt 3. je vaardigheden volledig benut 4. je uitgedaagd voelt 5.geconcentreerd bezig bent 6. controle hebt over de situatie. 1.3 Zelfdeterminatietheorie Amerikaanse psychlogen Richard Ryan en Edward Deci (jaren 80) Self Determination Theory (SDT) maakt onderscheid tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie. Een leerling is intrinsiek gemotiveerd als hij leert omdat hij daadwerkelijk geïnteresseerd is en echt iets wil weten of kunnen. Hij is benieuwd naar wat er gaat komen en heeft plezier in de leeractiviteit. Intrinsiek gemotiveerde leerlingen leren met minder inspanning, leren sneller en houden het leren langer vol. Ook beklijft het geleerde beter. De zelfsturing en zelfregulatie vindt heel bewust plaats wat leidt tot hoge kwaliteit. Dit leren wordt ook wel diepgaand leren (deep learning) genoemd gericht op de betekenis van de kennis. 9 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Bij diepgaand leren kunnen l.l. de kennis toepassen in andere contexten en hebben ze deze een jaar later ook nog paraat. Het tegenovergestelde is oppervlakkig leren (surface learning). Hierbij zijn l.l. vooral gericht op het reproduceren van kennis, bijv. het leren van een toets, om het daarna weer te vergeten Bij extrinsieke motivatie leert de leerling onder druk, omdat hij moet (van de leraar, van de ouders of van zichzelf). Hij vindt de leerstof zelf niet interessant. Uit onderzoek blijkt dat intrinsieke motivatie de voorkeur heeft boven extrinsieke motivatie. Tabel 1.5 blz. 26 : Verschillende soorten motivatie (Sierens en Kiste , 2009) 10 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Tabel 1.6 blz. 27 : Vier profielen van leerlingmotivatie (Sierens en Kiste , 2009) Motivatie op basis van welwillendheid Motivatie op basis van verplichting hoog laag hoog Hoge motivatie beide Hoge motivatie verplichting laag Hoge motivatie welwillendheid Lage motivatie beide Uit onderzoek blijkt dat l.l. in de groep hoge motivatie welwillendheid het beste scoren. Ze wilden zelf en voelden zich niet onderdruk staan. Ze bleken goed te plannen en namen zelf initiatief om het leerproces bij te sturen. Ze presteerden het beste. L.L uit de groep ‘Hoge motivatie beide’ kwamen l.l. ook heel gemotiveerd over en ze hanteerden strakke studieplanningen. Wellicht werkt de prestatiedruk soms verlammend. L.L. uit de groep ‘Hoge motivatie verplichting’ leren omdat het moet. Ze hebben veel aanmoediging nodig. Ze zetten zich onder druk in, maar de leerprestaties zijn laag door een gebrek aan diepgaand zelfstandig leren. Leerlingen uit de groep ‘Lage motivatie beide’ . Ze kunnen getypeerd worden als onverschillig en doen vaak niet mee in de les. ! Overdenkingsvragen: - Uit onderzoek blijkt dat de motivatie van l.l. afneemt als ze in het VO komen. Leerlingen die het voortgezet onderwijs binnenkomen starten gemiddeld vrij gemotiveerd , maar al vrij snel zakt hun motivatie en blijft dan gedurende een aantal jaren constant? Heb je enig idee wat deze daling veroorzaakt? - Uit het onderzoek van Sierens en Vansteenkiste blijkt dat slechts 20% van de l.l. intrinsiek gemotiveerd is. Zou de wijze waarop ze onderwijs krijgen hiervan een oorzaak kunnen zijn? Om intrinsiek te motiveren moet de leeractiviteit voor de leerling interessant, uitdagend en betekenisvol zijn. De mate van intrinsieke motivatie hangt echter ook af van de gemoedstoestand van de leerlingen. Die is volgens SDT samen te vatten in drie psychologische basisbehoeften: 1. Autonomie 2. Relatie (sociale DezeDe SDT gaat er van uit dat elk individu beschikt over een intrinsieke drang om zijn omgeving te exploreren en te begrijpen. Deze drang zorgt voor nieuwsgierigheid, leergierigheid en intrinsieke motivatie. Autonomie: Zelfbepaling: het gevoel dat een l.l. zelf invloed kan uitoefenen op wat hij doet vrijheid). 11 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Het gevoel ontstaat bij een leeractiviteit aansluit bij zijn persoonlijk doelen en waarden. Ryan en Deci pleiten er voor dat l.l. échte keuzes kunnen maken en invloed kunnen uitoefenen op hun leeractiviteiten. Blz 29: vragenlijst om type motivatie van leerlingen uit je klas te inventariseren. Relatie De behoefte van een l.l. ergens bij te horen (verbondenheid) en zich gewaardeerd en gerespecteerd te voelen. Het gaat óók om het vermogen anderen te waarderen en te respecteren en anderen te vertrouwen. Centraal staat dat een l.l. zich geaccepteerd voelt zoals hij is, met al zijn specifieke eigenschappen en eigenaardigheden. Competentie Een competente l.l. ervaart dat hij de gewenste resultaten kan halen en dat hij vertrouwen heeft in zijn eigen kunnen. Het hangt nauw samen met de wil om te onderzoeken en te volharden totdat het gelukt is. Als de leeractiviteiten van een bepaald vak te moeilijk zijn, ontwikkelt hij daar negatieve gevoelens bij en dus verlaagt de inzet/intrinsieke motivatie. Dat geldt overigens ook als de leeractiviteiten voor een l.l. te gemakkelijk zijn en hij geen uitdaging ervaart. Tabel 1.7 blz. 31 : Psychologische basisbehoeften Basisbehoefte Kern voor de leerling Bij niet vervullen: Autonomie Invloed uit kunnen oefenen op het eigen leerproces Gevoel van dwang, verplichting Relatie Zich gewaardeerd en gerespecteerd voelen Gevoel van eenzaamheid, uitsluiting, niet aardig bevonden worden Competentie Vertrouwen hebben in eigen kunnen Gevoel van mislukking, tekortschieten, verveling ! Overdenkingsvragen: - In het VO zijn l.l. vaak tevreden met een zesje. Wat denk je dat deze manier van denken zegt over hun motivatie? Heb je daar met l.l. wel eens over gepraat? - Als een l.l. net een voldoende haalt heb je dan enig idee hoeveel hij van de noodzakelijk kennis niet weet? Een hoeveel vaardigheden hij mist? Welke gevolgen heeft dat? De psychologische basisbehoefte spelen in alle leeftijdscategorieën een grote rol. Er zijn wel belangrijke verschillen aan te wijzen. Denk bijv. aan de puberteit. Westenberg (2008) constateert: lichamelijke veranderingen, fysieke ongemakken, grotere gevoeligheid voor stress, sneller geïrriteerd, maken een vermoeide indruk (slaapritme wijzigt terwijl ze wel veel slaap nodig hebben), 12 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde interesse voor seksualiteit en relaties met als gevolg onzekerheden, toenemende gerichtheid op leeftijdsgenoten, toename conflicten met ouders (ouders zijn nog wel belangrijk voor hen). 13 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Hoofdstuk 2: De rol van de leraar in het bieden van autonomie Je leert wat deze basisbehoefte inhoudt en hoe autonomie en structuur bij elkaar horen en leiden tot beter leren. Daarna wordt de rol van de leraar belicht. 2.1 Wat is autonomie? SDT gaat er vanuit dat de mens van nature is gericht op groei en ontwikkeling, dat zij het vermogen hebben om te kiezen en zelf hun handelen te bepalen vanuit hun authentieke behoeften. Wanneer je ervaart dat er afstemming is tussen je handelingen en je persoonlijke doelen en waarden, is er sprake van autonomie. Er is een gevoel van welwillendheid en keuzevrijheid hetgeen cruciaal is voor het welzijn en functioneren van mensen. Controlerende leraren belemmeren het initiatief van l.l. en zorgen dat deze afhankelijk van leraren zijn. Ze verliezen daardoor hun eigenwaarde, twijfelen aan hun kunnen en zijn niet gemotiveerd om te leren. Let wel! Bij autonomie horen ook grenzen en structuur. Autonomie is niet synoniem aan onafhankelijkheid of zelfstandigheid. Bij deze laatsten hoeft namelijk niet altijd keuzevrijheid te zijn. 2.2. Aspecten van autonomie Om autonomie te kunnen ervaren zijn 4 aspecten belangrijk: 1. Keuze Keuzemogelijkheden dienen afgestemd te zijn op wat iemand binnen zijn ontwikkeling aan kan. Ook mag het aantal keuzes niet onbeperkt zijn. Een te groot aanbod leidt niet altijd tot betere of meer bevredigende resultaten. Idealiter betekent zelf kiezen dat l.l. zelf bepalen wat ze doen, hoe ze iets doen, met wie, hoelang, met welke hulpmiddelen, op welk tijdstip, met welke resultaten enz... 2. Innerlijke bekrachtiging Het is belangrijk dat l.l. zelf achter hun keuzes staan. Persoonlijk belang speelt daarbij mee 3. Flexibiliteit Al doende ontdekken l.l. vaak andere sporen, andere gedachten, andere interessante onderwerpen om te verkennen. Het is belangrijk hen die ruimte te verlenen Flexibiliteit is het meest zichtbaar bij jonge kinderen. Ze bezitten meer van de eigenschappen verwondering, verbeelding, nieuwsgierigheid, creativiteit , open geest, behoefte om te verkennen, te willen weten, te willen leren. Ze zien in de wereld allerlei mogelijkheden en geen beperkingen. Ze geloven bovendien in de mogelijkheden en beschikken over een gevoel van competentie. 4. Weinig druk Leren omwille van cijfers, competitieve settings en opgelegde deadlines oefenen druk uit op l.l. Hetzelfde geldt voor het voldoen aan eisen waarbij l.l. niet betrokken worden of die ze niet van tevoren kennen. Ouders kunnen ook druk opleggen. Er is niet mis met hoge verwachtingen of streven naar goede resultaten, zolang deze realistisch zijn en binnen de mogelijkheden van het kind blijven. Een docent 14 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde heeft door de manier van werken en communiceren, de feedback die hij geeft, het vertrouwen dat hij biedt enz. grote invloed op het gevoel van druk. De deadlines zijn het probleem niet. Belangrijk is dat l.l. daar zelf enige vorm van inspraak bij en binnen grenzen rekening gehouden wordt met hun planning. Ook het dreigen met straffen om bepaald gedrag af te dwingen leidt alleen maar tot meer controle en niet tot betere prestaties (Deci, Koestner en Ryan, 1999). Zodra de controle weg is, is de gemeende gedragsverandering niet meer aanwezig. Druk zorgt ervoor dat bepaald gedrag slechts tijdelijk wordt volgehouden. Bij een volgende leraar is het niet meer aanwezig. Belonen is een ook extrinsieke factor die de intrinsieke motivatie ondermijnt. Het is tijdelijk. 2.3 Autonomieondersteunend leraargedrag De vier besproken aspecten van autonomie vragen om een ondersteunende houding van de leraar. Het zal leiden tot dieper leren, groter welzijn, beter zelfvertrouwen en betere prestaties. Het kan alleen in een omgeving die rekening houdt met de 3 basisbehoeften van de leerling Het leerproces en de kwaliteit van de motivatie van de l.l. wordt sterk bepaald door de stijl (algemene houding van een leraar t.a.v. zijn leerlingen) van de leraar en die stijl blijft stabiel gedurende het hele schooljaar. Hoe een leraar contact maakt met de l.l. (interpersoonlijke contact) is zeer bepalend voor de kwaliteit van de motivatie. Je ondersteunt de autonomie als je met l.l bespreekt waarom regels nodig zijn en samen bepaalt welke regels nodig zijn om lessen vlot te laten verlopen. De onderzoekers Reeve en Yang (2006) hebben autonomie ondersteunend leraargedrag opgedeeld in drie componenten: identificeren, voeden/ondersteunen en opbouwen van persoonlijke interesses en waarden. Identificeren van persoonlijke interesses en waarden Weten wat l.l. echt willen, wat hen interesseert en bezighoudt en waar hun werkelijke leerbehoeften liggen. Leraren die identificeren gaan op zoek naar de persoonlijke drijfveren van leerlingen. Om een leerling profiel te krijgen is het zinvol om met die l.l. in gesprek te gaan. Door in gesprek te gaan over hoe een l.l. het liefst wil leren, kun je beter inspelen op verschillende vragen. Het wordt dan duidelijk dat kinderen op verschillende manieren willen leren en dat differentiëren in werkvormen een must is. Voeden en ondersteunen van persoonlijke interesses en waarden Een autonomie ondersteunende leraar geeft l.l. de kans om op hun eigen manier een probleem op te lossen. Open vraagstelling en open opdrachten moedigen l.l. aan om zelf te denken en tot oplossingen te komen. Het bieden van keuzes draagt er aan bij om hun interesses en waarden te verwezenlijken. Opbouwen van persoonlijke interesses en waarden Als een leraar goed duidelijk kan maken waarom een bepaalde activiteit nodig is, kan dat motiverend werken. Concrete voorbeelden uit het dagelijks leven en de dagelijkse praktijk (die liefst dicht bij de l.l. staan) dragen daar aan bij. Tabel 2.1 blz. 53-55 : Autonomie ondersteunend leraargedrag 15 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Identificeren van persoonlijke interesses en waarden Luistertijd Besteed voldoende tijd door aandachtig naar l.l. te luisteren. Werken in groepjes helpt daarbij Spreektijd van de l.l. Geef ook tijd om meningen, gedachten, gevoelens eigen oplossingen enz. te laten uiten Vragen wat l.l. wensen Peil regelmatig de interesses en waarden van l.l. Wat vinden ze leuk.?Wat boeit ze? Empathische uitdrukkingen Probeer je in te leven in het perspectief van de l.l. Voeden en ondersteunen van persoonlijke interesses en waarden Zelfstandige werktijd Geef l.l. voldoende zelfstandige werktijd en daag ze d.m.v. afwisselende werkvormen uit. Informationele positieve feedback bieden Geef oprechte en onvoorwaardelijke positieve feedback. Begin met de positieve kanten.... Informationele wijze van tips geven Geef tips op een ondersteunende manier. Bijv. als ze een verkeerde strategie (of procedure) toepassen. Start met een positieve insteek en laat de l.l. zelf een andere strategie bedenken Informationele wijze van tips geven Biedt inhoudelijke ondersteuning aan op hun werk. Start ook hier positief. Onvoorwaardelijk aanmoedigen Moedig l.l. aan om verder te komen Keuzes aanbieden Biedt keuzes aan zodat l.l. hun eigen interesses en waarden kunnen realiseren. Opbouwen van persoonlijke interesses en waarden Aanbieden van uitleg Geef een zinvolle of specifieke uitleg waarom een bepaalde taak uitgevoerd moet worden. 16 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde 2.4 Controlerend leraargedrag Volgens Vansteenkiste en anderen (2004) belemmert controle diepgaand leren. Diepgaand leren is pas mogelijk als l.l. zelf het gevoel hebben dat ze het initiatief hebben genomen het studiemateriaal door te nemen. Leraren letten er dan meer op of iets af is. Ze letten echter o.h.a. minder op of leerlingen ook daadwerkelijk leren en snappen waarmee ze bezig zijn. Controlerende gedragingen Wie zich controlerend gedraagt , geeft leerlingen geen kans om zelf tot een oplossing te komen of om zelf te experimenteren. Controlerend handelen houdt ook in dat aan l.l. gevraagd wordt de taken precies uit te voeren zoals de leraar dat heeft aangegeven. Als een leraar tips geeft zit daar vaak een kritische ondertoon in zoals ‘Je zou eerst de opdracht eens goed kunnen lezen, zodat je weet wat je moet doen. Het staat er gewoon!’. ’Ik zei toch dat je eerst de opdracht god moet lezen en niet zomaar de getallen moet optellen!’ Controlerende taal Een leraar geeft precies aan wat er moet. Hij aarzelt niet om er duidelijk op te wijzen dat hij ergens niet blij mee is. Ook deadlines worden gebruikt om l.l. onder druk te zetten. Leerlingen onder druk zetten werkt maar tijdelijk, vandaar dat het steeds weer herhaald moet worden en het steeds minder effect sorteert. Omdat het gewenste gedrag opgelegd wordt, zullen ze zich niet echt verdiepen in de leerstof en zullen ze wat er van hen gevraagd wordt niet lang volhouden. Ze hebben telkens opnieuw de stok achter de deur nodig. Leerlingen worden echter op deze manier elke vorm van verantwoordelijkheid en zelfverantwoordelijkheid ontnomen. Het leidt tot minder welzijn Voor een volledige weergave zietabel 2.1 blz. 59-60: controlerend leraargedrag 17 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Hoofdstuk 3: De bijdrage van de leraar aan het competentiegevoel van leerlingen Hoe creëer je als leraar een leeromgeving waarin leerlingen zich competent voelen ofwel dat ze het gevoel hebben de stof aan te kunnen. Daarbij is het belangrijk dat de leraar structuurondersteuning biedt. Leerlingen die zich competent voelen zijn volhardend in het succesvol uitvoeren van een activiteit. Het is een belangrijke motor achter motivatie. Het geeft zelfvertrouwen. Structuurelementen zorgen ervoor dat l.l. betere leerprestaties behalen en meer betrokken zijn bij hun leerproces (Skinner en Belmont, 1993). 3.1 De functie van structuurondersteuning in relatie tot de competentie Het betekent dat leraren hun doelstellingen en verwachtingen duidelijk kenbaar maken en expliciet beschrijven wat de consequenties zijn van het wel of niet behalen van deze doelstellingen (Connell, 1990). Het betekent dat de leraar het lesdoel aangeeft en hoe er wordt beoordeeld. Maar ook wat succescriteria zijn om het doel te bereiken. Van belang is dat l.l. weten wanneer ze feedback krijgen t.a.v. het te bereiken doel en hoe/wanneer er geëvalueerd wordt. Leraren geven hulp en ondersteuning d.m.v. begeleiding, zodat l.l. ondersteund worden in hun leerproces. De feedback is gerelateerd aan waar de l.l. staat t.o.v. het doel. De leraar sluit daarbij aan bij het niveau van de l.l. een geeft heldere procedures aan. Dit betekent o.a.: aangeven wat l.l. kunnen doen als ze klaar zijn, hoe ze hulp kunnen vragen, welke hulpmiddelen ze kunnen gebruiken, hoeveel tijd ze hebben, wanneer een leraar bereikbaar is voor vragen enz. Doordat je als leraar aansluit bij het ontwikkelingsniveau van de l.l. en hun helpt bij hun leerproces, voelen ze zich beter in staat hun leeractiviteit uit te voeren. Overdenking: - Voelen l.l. in jouw klas zich competent? Waaruit maak je dat op? - Hoe houd jij rekening met de autonomie en competentie van l.l. in de klas? - Wat doe je om ook zwakke l.l. zich competent te laten voelen? 3.2 Complementaire basisbehoeften Omdat autonomie ondersteunende leeromgevingen voor veel associatieve afleiding kunnen zorgen en l.l. overladen met keuzes, moet daarnaast ook structuurondersteuning zijn. L.L. worden dan begeleid in het maken van keuzes en voelen zich in staat de leerstof eigen te maken (Van Loon, 2013). Ondersteuning bijvoorbeeld bij een digitaal leren. De opdracht moet niet té open zijn. L.L. kunnen op weg geholpen woorden door voorgeselecteerde websites, door hen een stappenplan te geven over de opbouw van het werkstuk en door aan te geven welke doelen behaald moeten worden. Deze hulp brengt de autonomie niet in het gedrang. Conclusie is dat als de taak zowel autonomie ondersteunend als structuur ondersteunend is, dat een positief effect heeft op de motivatie van leerlingen. 18 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Figuur 3.1 blz. 69: Schematisch overzicht van een optimaal leerproces (Vansteenkiste e.a., 2009) 3.3 Gedrag van de leraar en de rol van de leeromgeving Volgens Deci en Ryan (2004) zijn er vier verschillende leeromgevingen te onderscheiden waarbij er sprake is van veel of weinig autonomie ondersteuning en/of structuurondersteuning. 1. Veeleisende inconsequente leeromgeving (weinig autonomie /weinig structuur) 2. Permissieve leeromgeving (weinig structuur) – Laissez-faire 3. Controlerende leeromgeving (weinig autonomie 4. Motiverende leeromgeving (veel autonomie/veel structuur) Figuur 3.2 blz. 70: Vier verschillende leeromgevingen Een veeleisende inconsequente leeromgeving: Lesgever begint les met laten voorlezen zonder doel aan te geven. Later maken ze opdrachten. L.L. vinden het saai en spreken het uit. De lesgever is voornamelijk bezig met orde verstorend gedrag te stoppen en waarschuwingen uit te delen. Permissieve leeromgeving: L.L. mogen zelf een werkstuk maken in het kader van het thema ‘menselijk lichaam’ Ze mogen alles zelf bepalen. Er wordt hard gewerkt. De structuur ontbreekt. Het is de vraag wat belangrijk is om hiervan te leren. Hoe gaat de leraar straks de werkstukken nakijken? In hoeverre hebben ze zicht of de informatie betrouwbaar en relevant is? De leraar is dus eigenlijk hard nodig om hen te ondersteunen. Controlerende leeromgeving . Er wordt goed structuur geboden. Er wordt uitgelegd waarom het relevant is. Doelen worden gesteld. Het geeft duidelijkheid en voorspelbaarheid. Er heerst orde en rust in de klas. Leerlingen weten waar ze aan toe zijn en wat er van ze verwacht wordt. Er is nauwelijks sprake van keuzevrijheid. Er is geen ruimte voor eigen inbreng. 19 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Motiverende leeromgeving. Thema reclame. In dit voorbeeld hebben l.l. de mogelijkheid zelf keuzes te maken maar wel binnen gestelde kaders. Dit zorgt voor een duidelijke en voorspelbare leeromgeving waarbij ook rekening gehouden wordt met de interesses en voorkeuren van leerlingen. Het zorgt niet alleen voor gemotiveerde l.l. maar ook voor een goed leerresultaat. Tabel 3.2 blz. 81: voorbeelden van structuur ondersteunend gedrag (zie hierboven...) Leerdoelen aangeven Dat je als leraar vertelt wat de doelen van de les zijn en wat de l.l. van een bepaalde activiteit leren. Beoordelingscriteria communiceren De leraar geeft aan waar l.l. op beoordeeld worden Verwachtingen duidelijk maken De leraar communiceert duidelijk de regels en normen in de klas. Procedures en afspraken communiceren De leraar geeft aan wat de randvoorwaarden zijn van een activiteit ( tijd, extra opdrachten, materialen, vorm van samenwerken enz..) Consequent opvolgen van richtlijnen De leraar treedt consequent op en gedraagt zich voorspelbaar Hulp bieden Het is belangrijk dat l.l. weten dat je voor hulp beschikbaar bent, zonder dat je kant en klare oplossingen aanbiedt. Stappenplan opstellen De leraar geeft de tussenliggende stappen naar het einddoel aan. Positieve feedback geven De leraar geeft positieve feedback en schenkt vertrouwen Optimaal uitdagende taken geven De taken moeten aansluiten bij de voorkennis en bij wat de l.l. kan. Er is inspanning nodig maar het doel is haalbaar. Betekenis geven aan de leerstof De leraar geeft aan wat het nut van de activiteit is. !!Overdenking: Hoe besteed je zelf aandacht aan lesdoelen in de klas? Op welke wijze geef je betekenis aan de leerstof? Hoe communiceer jij de beoordelingscriteria aan je l.l.? Welke structuur ondersteunende gedragingen pas jij toe in de lespraktijk? Aan welke structuur ondersteunende gedragingen wil je meer aandacht gaan besteden? Hoe denk je dat te kunnen doen? Wanneer? 20 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Hoofdstuk 4: De rol van de leraar in het zorgen voor sociale verbondenheid Welk leraargedrag is wenselijk om l.l. in hun behoefte aan relatie te ondersteunen? 4.1 Relatie binnen SDT Relatie is een zeer belangrijk psychologische basisbehoefte. Het is wellicht de meest basale van de 3 pijlers binnen SDT. Relatie wordt gedefinieerd als het verlangen zich verbonden te voelen met anderen ( Deci en Ryan, 2000). Die verbondenheid met anderen gaat in twee richtingen: Enerzijds het gevoel dat men door anderen geliefd wordt, dat anderen om jou geven en je respecteren Anderzijds is er een gevoel van bekwaamheid om anderen lief te hebben, om hen te geven en te respecteren. Relaties die aan deze basisbehoeften voldoen worde omschreven als authentieke en ware relaties. Het wordt gekenmerkt door vrijheid en openheid tussen personen. Die openheid is kenmerkend voor pedagogisch tact. Onvoorwaardelijke aanvaarding speelt ook een rol bij egoveerkracht: de kracht om mentaal terug te veren na tegenslagen. Een ander element van egoveerkracht is het beschikken over sociale netwerken. Zowel onvoorwaardelijke aanvaarding als sociale netwerken horen bij de psychologische behoefte aan relatie. Zelfregulatie (Riksen en Walraven, 2002) is het vermogen van mensen om hun acties, emoties en gedachten te sturen en wel zó dat je datgene doet of laat wat nodig is om je doel te bereiken. Zelfregulatie helpt om gevoelig te zijn voor de emotionele ervaringen van anderen. Het lijkt centraal te staan in de ontwikkeling van empathie. !!Overdenking: - In hoeverre doe je moeite contact met de l.l. te maken? - Welke manieren pas je toe om contact met l.l. te leggen en vertrouwen op te bouwen? 4.3 Relatie en sociale verbondenheid binnen het onderwijs. Een goede relatie met de leraar en andere leerlingen is voorwaardelijk voor het welbevinden van l.l. ( Stevens e.a., 2004). Zonder relatie komt er geen prestatie. Dertien- en veertienjarigen zijn sterk gericht op hun relatie met anderen. Ze zijn bang voor kritiek en afwijzing en om voor schut gezet te worden. Als er geen goede relatie is met de leraar, zijn de l.l. vaak niet gemotiveerd om te leren. Als ze het gevoel van gerespecteerd te worden wel ervaren, als er rekening wordt gehouden met hun gevoelens en hun mening, staan l.l. wel open om te leren. Dan krijgen zij de ruimte om hun behoefte aan competentie te vervullen. Biografie van de leraar Bewust onderwijzen we wat we weten, onbewust onderwijzen we wie we zijn (Hamachek 1999) 21 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Negatieve ervaringen blijven vaak erg lang hangen (soms zelfs voor het leven). Dat betekent dat als we als leraar dingen tegen onze l.l. zeggen, dat een behoorlijke impact op hen kan hebben. Belangrijk is dat je als leraar ook je fouten voor een klas of leerling durft toe te geven. De band wordt er veelal hechter door en leerlingen worden ook eerlijker. Leraren hebben intenties en doelen, hechten aan waarden en overtuigingen en streven naar een zodanige binding met hun l.l., dat leren en ontwikkeling mogelijk zijn hoezeer ze ook gehinderd worden door hun behoefte om in control te blijven. (Stevens en Bors, 2013). Soms wordt een leraar danig opgeslokt door zijn eigen doelen de doelen van anderen. Daardoor verliest hij de werkelijke behoefte van de l.l. uit het oog. Die behoeften liggen voor een deel op het cognitieve vlak, maar zeker ook op emotioneel en relationeel vlak. !!Overdenking: -Wat maakt dat een leraar de ene keer wel en de andere keer niet adequaat en begripvol reageert? Dit heeft o.a. te maken met zijn biografie (geschiedenis), maar ook met de actuele omstandigheden. Het is de kunst om als leraar de eigen zorgen opzij te zetten, zodat ze je pedagogische taak niet in de weg staan. Een leraar is er niet alleen als inhoudelijke deskundige maar ook als opvoeder. Biografie van de leerling Neotene trekken: Jonge kinderen hebben volop verwondering, verbeelding, nieuwsgierigheid, creativiteit, open geest, flexibiliteit, experimenteerzin, behoefte om te verkennen enz. Deze drang om te leren, te spelen en te experimenteren werd door White (1959) ‘de behoefte aan competentie ‘ genoemd. Het is een basale motivationele neiging die mensen energie geeft voor aandacht, denken, exploratie en spel, waardoor ze op zoek blijven gaan naar optimale uitdagingen en activiteiten die aansluiten bij hun capaciteiten en die hun capaciteiten en vaardigheden steeds verder uitbreiden (Deci, Koestner en Ryan, 1999). Hoe ouder de l.l. wordt, des te meer de motivatie afneemt (Gotfried, Fleming en Gotfried , 2001). Een van de oorzaken is dat er onvoldoende aansluiting is tussen de onderwijsbehoeften van l.l. en het leeraanbod op school (Eccles en Midgley, 1989). Ook de rol van de ouders mag niet onderschat worden bijv. door onrealistisch hoge verwachtingen te hebben. Beloningen en straf blijken de motivatie niet te vergroten. Autonomie ondersteunende ouders die hun kinderen juist het gevoel geven dat ze steeds bij hun terecht kunnen, hebben een positieve invloed op de motivatie. 22 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde 4.4 Pedagogisch tact Respect is een voorwaarde voor pedagogisch tact. Het is op het goede moment het juiste doen, óók in de ogen van de leerling. (Steven en Bors 2013) (niets doen kan ook het juiste zijn....). Het gaat volgens Van Manen (1991) om pedagogisch begrip op o.a. de volgende terreinen: 1. Begrip door niet te veroordelen en proberen te begrijpen wat er aan de hand is, zodat de relatie overeind blijft. De leraar doet dit vanuit de verantwoordelijkheid die hij neemt voor het welbevinden en de ontwikkeling van l.l. 2. Begrip voor de ontwikkeling. Hij heeft kennis van de ontwikkeling van zijn l.l. en weet dat elke l.l. uniek is. 3. Educatief begrip: de leraar kent de motivatie van de l.l., weet hoe ze tegenover hun vak staan, wat ze kunnen, hoe erbij aan te sluiten 4. Opvoedkundig begrip: de leraar beseft dat hij te maken heeft met l.l. die aan het groeien zijn richting volwassenheid. Pedagogisch tactvolle leraren zoeken het perspectief van de l.l. en nemen hem onvoorwaardelijk serieus, ze hebben uitdrukkelijk de intentie de l.l. te willen begrijpen, ze reageren zo op de situatie dat de l.l. verder kan. De leraar moet een open wil, een open geest en een open hart hebben (Sharmer 2007) Hoofdstuk 5: Motivatie en evalueren Op school wordt er veel en vaak geëvalueerd bijv. aan de hand van proefwerken, maar nog vaker in dagelijkse gesprekken met l.l. over hun werk. De wijze waarop een leraar dat doet heeft veel invloed op de motivatie van l.l. Evalueren is een cyclisch proces waarin het stellen van doelen, het geven van feedback en het geven van gerichte aanwijzingen aan l.l. een belangrijke plaats hebben. Evalueren (ook wel assessment genoemd) doe je als leraar dagelijks en op allerlei momenten. Soms gebeurt het zonder dat je er diep over nadenkt. Bijv. door iemand even te complimenteren. Soms gebeurt het expliciet wanneer je bijv. de resultaten van een toets naar de l.l. terugkoppelt. 23 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde 5.1 Evalueren heeft twee belangrijke functies: 1. Om prestaties van l.l. te meten (zodat je kunt vergelijken); evalueren van het leren. De belangrijkste functie is vaststellen wat l.l. hebben opgestoken van het onderwijsaanbod. Uitkomsten worden gebruikt om beslissingen te nemen zoals toelating tot specifieke vormen van onderwijs, overgang naar een volgende leerjaar. Het is ook van belang dat l.l. met hun diploma kunnen aantonen dat zij aan de eisen voldoen die de samenleving aan een bepaald type onderwijs stelt. Het kan ook tussentijds plaatsvinden. Wanneer je planmatig en op gezette momenten vaststelt wat l.l. hebben opgestoken van het onderwijs, spreken we van monitoring. Bij evalueren van het leren zijn l.l. het onderwerp van beoordeling. Dat betekent dat zij geen invloed hebben op de criteria en toetswijze van de evaluatie. 2. Om l.l. in het leerproces verder te helpen: evalueren om te leren. Het gaat hier om het verzamelen van gegevens waarmee je l.l. kunt ondersteunen en motiveren om de volgende stap in het leerproces te maken. Dit wordt ook wel scaffolding genoemd: je bouwt met deze informatie als het ware een steiger, waarop l.l. gaan staan om een stapje hoger of verder te komen (Pat-El & Van der Poel, 2011). Het kan invloed hebben op de taak die l.l. uitvoeren, op het proces (de aanpak, de strategie) of op de wijze waarop ze hun eigen leerproces reguleren (bijv. hun inzet, motivatie, planning)> Deze vorm van evalueren heeft alleen maar zin als je het toepast tijdens het leerproces zelf. Om l.l. te motiveren en te ondersteunen is het belangrijk dat je evalueren integreert in je dagelijks onderwijs. Op die manier maak je hen bewust van wat ze leren en hoe ze het doen te leren. Het is een interactief proces waarbij je de leerling ruimte geeft en uitdaagt een actieve rol te spelen in de eigen beoordeling. Onderzoek wijst uit dat het toepassen van evalueren om te leren ervoor zorgt dat l.l. betere leerresultaten halen, intrinsiek gemotiveerd zijn en leren om hun eigen leerproces te reguleren. Dit komt omdat bij deze vorm van leren rekening gehouden wordt met de behoefte van de l.l. aan relatie, competentie en autonomie. Black en Wiliam (1998) komen tot de conclusie dat evalueren om te leren het hart vormt van goed onderwijs. Als programma’s hierop gericht zijn resulteert dat in hogere leeropbrengsten. Alle l.l. profiteren hiervan, maar de leerwinst is groter bij onderpresteerders. 24 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Tabel 5.1: Evalueren van het leren en evalueren om te leren. Evalueren van het leren Evalueren om te leren Functie vaststellen wat er geleerd is l.l ondersteunen en motiveren Moment na afloop van het leren tijdens het leren Werkwijze maken van toetsen, proefwerken, examens enz. reflecteren en dialoog: feedback, self-assessment, peerback, werken met portfolio’s Opbrengst niveaubepalingen vergelijkingen met anderen bewustwording van en aanwijzingen voor het leren Rol leerling beoordeelde (mede) beoordelaar De grens tussen beide vormen van evalueren is niet altijd scherp te trekken. Beide vormen zijn van belang in het onderwijs. 5.2 Emotionele impact van evalueren Beoordeeld worden roept bij de beoordeelde altijd emotie op. Afhankelijk van de inhoud en de manier waarop iemand beoordeeld wordt kan het o.a. stress, teleurstelling, tevredenheid, trots enz oproepen. Het is bij het evalueren belangrijk dat je je bewust bent van de impact die opmerkingen kunnen hebben op het zelfvertrouwen, de motivatie en het zelfvertrouwen van de l.l. Feedback dient constructief te zijn. Door positieve verwachtingen uit te spreken geef je de boodschap af dat je vertrouwt op de competenties van de l.l. hetgeen een impuls kan geven aan hun zelfvertrouwen. Dat kan ook tussentijds in kleine stapjes (kleine succeservaringen). 5.3 Invloed op intrinsieke motivatie en zelfregulering Door l.l. mee te laten denken over de leerdoelen en beoordelingscriteria, bevorder je dat zij zich verantwoordelijk voelen om aan de gestelde eisen te voldoen. Wanneer je met l.l. het verband legt tussen hun leersuccessen en de door hen toegepast leerstrategieën of geleverde inzet help je hen hun prestaties toe te schrijven aan zichzelf. Daarmee vergroot je hun zelfvertrouwen. Door op deze sensitieve manier bezig te zijn met hun belangen en behoeften versterk je ook de wederzijdse relatie. Intrinsieke motivatie hangt nauw samen met het vermogen je zelf te sturen bijv. bij het leren (zelfregulering). Leerlingen met een goede intrinsieke motivatie hebben minder moeite hun gedrag te sturen. Zelfregulering geldt als belangrijke factor voor schoolsucces (Schunk, Pintrich & Meece, 2008). L.L. die hun eigen leerproces reguleren hebben kennis van leerstrategieën, begrijpen welke leerstrategieën in welke situaties nodig zijn, stellen zichzelf leerdoelen, passen leerstrategieën 25 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde bewust toe en plannen en evalueren hun eigen leren. Ze weten dat hun inzet en zorgvuldigheid ertoe doen en hebben in de regel een sterke oriëntatie op de taak. Dit bewustzijn noemen we metacognitie. 5.4 Cyclisch proces van proces evalueren om te leren Evalueren om te leren heeft een cyclisch verloop: Je bespreekt eerst met de l.l. de leerdoelen en beoordelingscriteria - Vervolgens verzamel je tijdens het leerproces gegevens (door naar het werk te kijken, te observeren, met ze te praten...) - daarna gebruik je deze gegevens om samen met de l.l. het onderwijsleerproces aan te passen zodat zij de leerdoelen bereiken. - Tenslotte blik je in de evaluatie met de l.l. terug op het leerproces en ga je na wat ze er van geleerd hebben voor de volgende keer (zie ook Hfst3). Feedback is informatie over hoe l.l. de taak hebben uitgevoerd. Welke vooruitgang wordt geboekt in vergelijking met de vorige situatie en het doel van de opdracht? Wat kunnen, weten en begrijpen ze al? Hattie en Timperley (2007) ontwikkelden een model waarin 4 vormen van feedback worden onderscheiden: 1. Op taakniveau. Deze is het meest effectief wanneer er sprake is van misinterpretatie van de taak. 2. Op procesniveau Het werkt goed als l.l. de opdracht begrijpen, maar nog op zoek zijn naar een passende strategie. 3. Op het niveau van zelfregulering Als l.l. moeite hebben hun leergedrag te sturen. Het ondersteunt l.l. bij het vasthouden van de aandacht bij het maken van de taak. 4. Feedback op persoonlijk niveau De feedback dient gericht te zijn op specifieke kwaliteiten of aspecten van het werk en niet op de persoon van de l.l. Hattie en Timberley (2007) onderscheiden naast feedback: Feed Up: informatie over de te bereiken doelen en de beoordelingscriteria die gehanteerd worden. Je biedt l.l. hiermee een kader voor de evaluatie van het leerproces en de leeropbrengsten. Feed Forward: gerichte aanwijzingen waarmee ze verder kunnen. Of hen de richting wijst naar een effectiever gebruik van leerstrategieën. Ook feed forward kan gegeven worden op taakniveau, op procesniveau, op het niveau van zelfregulering. 5.5 Schema om denken te leren 26 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Het is ontwikkeld door Castelijns en Baas (2013). Het is een praktisch hulpmiddel dat l.l. kunnen gebruiken om zichzelf te evalueren en op deze wijze hun eigen leerproces te reguleren. Het kan ook gebruikt worden door leraren bij het voeren van motiverende beoordelingsgesprekjes. 27 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Hoofdstuk 6: Leraren en hun motivatie !Overdenking: - Ben je zelf een gemotiveerde leraar - Waaruit blijkt dat? - Ben je gemotiveerd om te blijven leren? Hoe geef je dat vorm? Een gemotiveerde leraar voor de klas die houdt van zijn beroep en laat zien dat leren leuk is omdat hij zelf ook nog dagelijks leert is stimulerend voor l.l. Uit onderzoek onder 2500 l.l. uit het Ned. basisonderwijs blijkt dat het volgende belangrijk (nr 1 is het belangrijkst) vinden: 1. de persoon (gevoel voor humor, aardig, geduldig enz.). 2. de didactische kwaliteit (goed uitleggen, inspirerend lesgeven). 3. gezag (streng kunnen zijn indien nodig, orde houden, eerlijk straffen..) Een gemotiveerd bevlogen persoon straalt dat uit. Hij is levendig en communicatief. Je merkt het in hun positieve woordkeuze, optimisme en vrolijkheid die ze uitstralen. Ze laten zien dat ze plezier hebben in het werk. Motivatie geeft energie Interactie met l.l. speelt in het beroep van leraar een grote rol. Veel leraren geven aan dat ze energie krijgen vanwege de rol die ze spelen bij de ontwikkeling van l.l. Als het lukt om veel energie uit de interactie te halen, dan heeft de leraar ook veel energie over om andere taken goed het hoofd te bieden. Als het lukt om zoveel mogelijk taken en activiteiten binnen je beroep uit te oefenen die je energie geven, kom je in een positieve spiraal of zelfs flow terecht. !Overdenking: - Wat motiveert jou het meest in je werk? Waar krijg je energie van? - Wat demotiveert je juist? - Wat kun je er aan doen om je werk zo in te richten dat je vooral met energiegevers te maken hebt. Oók bij leraren staan de 3 basisbehoeften van de SDT centraal om de intrinsieke motivatie te bevorderen 6.3 Ervaren autonomie In welke mate heeft de leraar het gevoel dat hij zijn eigen gedrag stuurt. Binnen het relatief vrij autonome beroep van leraar zijn een aantal kaders die het beroep beïnvloeden. 1. Het onderwijsconcept bepaalt door de missie en visie van de school. Bijv. de mate van klassikaal lesgeven en het werken op leerpleinen, de mate van zelfstandig werken, de mate van differentiatie, de wijze waarop ICT bij het lesgeven ingezet wordt.... De meeste onderwijsconcepten geven leraren de ruimte om hier eigen accenten aan te geven. 2. De leerdoelen 28 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde De kerndoelen/eindtermen, leerlijnen en methoden geven leraren richtlijnen over de te behalen doelen. In het VO ervaren leraren leraren vaak de druk van het eindexamen, waardoor ze zich beknot voelen in het zelf bepalen wat ze in de leerstof aan bod willen laten komen. 3. Het rooster 4. Het schoolbeleid Schoolleiders bepalen in welke mate ze leraren inspraak geven in het beleid van de school. Dit kunnen ze doen door leraren te betrekken bij de invulling van het onderwijsconcept, door hen invloed te geven op de keuze van speerpunten en op allerlei beleidsbeslissingen. Ervaren autonomie t.a.v. de eigen ontwikkeling Het is voor leraren belangrijk zich te kunnen verbinden aan de visie van de school en gezamenlijk een bepaalde richting af te spreken, waarin ze zich ontwikkelen. Windmuller(2012) noemt de term professionele autonomie. Leraren die hier hoog op scoren duiken zelf in de literatuur, vragen feedback aan collega’s en stellen voor zichzelf leerdoelen op. Leraren die hier laag op scoren, zijn meer afwachtend en zijn voor hun ontwikkeling veel meer afhankelijk van de leidinggevende. 6.4 Ervaren competentie Het is van belang dat leraren het gevoel hebben dat ze het werk aankunnen en dat ze voldoende ondersteuning ervaren. Hier hoort ook bij dat ze tijd kunnen vrijmaken om nieuwe ontwikkelingen bij te houden en zich te professionaliseren. De werkdruk hoeft niet altijd evenredig samen te hangen met het aantal uren dat iemand per week werkt. De mate van stress wordt bepaald door 1. De mate waarin iemand zelf invloed heeft op de taken die hij uitvoert 2. De mate waarin hij de taken als niet te moeilijk ervaart 3. De mate waarin hij de taken als niet te gemakkelijk (uitdaging) ervaart 4. De mate waarin de taken als zinvol en waardevol worden ervaren. 5. De mate waarin hij zo nodig kan rekenen op ondersteuning. Leraren hebben soms te maken met pieken in werkdruk. Ook komt er de factor bij dat je niet even kunt ontsnappen. Je kunt l.l. niet lang alleen laten. Ervaren competentie t.a.v. de eigen ontwikkeling Werkdruk en stress zorgen ervoor dat resultaten van de eigen ontwikkeling gering zijn. Voor het werken aan de eigen ontwikkeling moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden: 1.Een duidelijk doel. Van belang is dat ze direct in de praktijk toe te passen zijn. Het dient concreet en realistisch te zijn. 2. Leeractiviteiten die passen bij het doel en bij jou als persoon 3. Tijd om te leren. 29 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Voorbeelden hoofdstuk 1 Wat is motivatie 30 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde 31 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Voorbeelden hoofdstuk 2 De rol van de leraar in het bieden van autonomie 32 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde 33 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde 34 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Voorbeelden hoofdstuk 3 De bijdrage van de leraar aan het competentiegevoel van de leerlingen 35 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde 36 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde 37 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Voorbeelden hoofdstuk 4 De rol van de leraar in het zorgen voor sociale verbondenheid 38 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde 39 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Als slot motivatie bij docenten!!?? 40 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde Bijlage 4 VOORBEELD AANDACHTSRICHTER De reclamefolder Mogelijke uitwerking: In grote hoeveelheden worden reclamefolders verspreid, maar worden ze wel echt gelezen? De leerlingen krijgen het onderstaande schema uitgedeeld, samen met een reclamefolder om nader onderzoek te doen. Ze moeten invullen wat ze weten. Vervolgens wordt eerst besproken waar de leerlingen benieuwd naar zijn. Daarna moeten ze onderzoeken of ze het antwoord ook kunnen vinden in de folder. Mogelijke vragen zijn: - - Is er in de klas ook iemand die folders rondbrengt? - - Wat is het nut van die folders? - - Wat is de boodschap van de folder? Tenslotte wordt gekeken wat de leerlingen van de reclamefolder denken te bewaren. Leerlingenmateriaal: Bekend Benieuwd Bewaard Mogelijke uitwerking: Laat de leerlingen zelf een folder maken over een bepaald onderwerp dat besproken is in de klas. Hierbij kan worden gekozen voor een ‘knippen-en-plakken’ versie of een digitale versie. De opdracht die leerlingen krijgen is om een foute aanbieding te verwerken in de reclamefolder, zoals in het onderstaande voorbeeld Vervolgens kunnen de folders met foute aanbiedingen rouleren door de klas. Vindt iedereen alle fouten in het materiaal van zijn medeleerlingen? Wie de meeste foute aanbiedingen eruit haalt, wint een prijsje. Tip: Aan de leerlingen kan natuurlijk ook van tevoren gevraagd worden om zelf een aardige folder mee te nemen, dit vergroot de betrokkenheid! Tip: Veel reclamefolders zijn ook digitaal. Leerlingen kunnen ook op de computer aan de slag om de folders te bekijken. Het geeft een stuk minder rommel, maar u moet wel de beschikking hebben over voldoende computers met internetverbinding. Tijdsduur: 15 minuten. Gebruik: Start van de les. 41 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde 1.4 De kassabon Mogelijke uitwerking: Rekenen met en zonder BTW, het blijft een moeilijk onderwerp. Geef de leerlingen een bestaande kassabon. Naar aanleiding daarvan kunnen verschillende vragen worden gesteld. Bijvoorbeeld: 1. Hoeveel procent van het totale bedrag is BTW? 2. Waarom worden verschillende percentages gehanteerd? 3. Voor welke soort goederen wordt het lage tarief gerekend? 4. Geef van deze producten een voorbeeld. 5. Voor welke soort goederen wordt het hoge tarief gerekend? 6. Geef van deze producten een voorbeeld. 7. De BTW gaat omhoog naar 20%. Wat gebeurt er met het eindbedrag? 8. Welk effect heeft de verhoging op het inkomen van een burger met een gemiddeld inkomen? 42 Leerwerktaak wiskunde Motivatie voor de wiskunde