De Poorten van Jeruzalem

advertisement
Het Woord van de Gerechtigheid
Nr. 58 september 2008
pagina 1
“Want ieder die nog van melk leeft, is onervaren in het woord van de gerechtigheid (St. vert.): hij is nog
een kind” (Hebr. 5:13).
Het “woord van de gerechtigheid” staat in contrast tot “de eerste beginselen van de uitspraken van God”
(Hebr. 5:12). Het “woord van de gerechtigheid” duidt daarom op diepere waarheden waarin God handelt op
basis van Zijn gerechtigheid met ons.
Het Woord van de Gerechtigheid wil een bijdrage leveren om christenen vertrouwd te maken met de
“vaste spijs” (Hebr. 5:14) van het woord van God om geestelijke volwassenheid mogelijk te maken. Bijbelse
waarheden die nauwelijks worden onderwezen en van cruciaal belang zijn om “het einddoel van het geloof”
(1 Petr. 1:9) te bereiken, zullen in het bijzonder onderwerp van aandacht zijn.
Het Woord van de Gerechtigheid wordt geredigeerd door Roel Velema
e-mail: [email protected]
website: http://roel.velemaweb.nl/nl/wvdg/wvdg.aspx
De Poorten van Jeruzalem
Deel 8
9. De Oostpoort
“Verderop was bezig Zadok, de zoon van Immer, tegenover zijn huis. Verderop weer was bezig
Semaja, de zoon van Sechanja, de wachter van de Oostpoort” (Neh. 3:29).
“Toen leidde hij mij naar de poort; het was de poort die gericht was naar het oosten. En zie, de
heerlijkheid van de God van Israël kwam uit oostelijke richting, er was een geluid als het gedruis
van vele wateren en de aarde straalde vanwege zijn heerlijkheid” (Ezech. 43:1-2).
“Toen bracht hij mij terug naar de buitenste poort van het heiligdom, die op het oosten uitzag;
deze was gesloten. En de Here zei tot mij: Deze poort zal gesloten blijven; zij zal niet geopend
worden en niemand mag daardoor binnengaan, want de Here, de God van Israël, is daardoor
binnengegaan; daarom moet zij gesloten blijven. Wat de vorst betreft, omdat hij vorst is, mag hij
daarin gaan zitten om te eten voor het aangezicht des Heren; door de voorhal der poort zal hij
naar binnen gaan en langs dezelfde weg naar buiten gaan” (Ezech. 44:1-4).
“Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt aan de oostzijde;
dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en westwaarts, tot een zeer groot dal, en de
ene helft van de berg zal noordwaarts wijken en de andere helft zuidwaarts” (Zach. 14:4).
De heerlijkheid van de Heer kwam uit het oosten in de richting van de Oostpoort.
Nr. 58 september 2008
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 2
In bovenstaande verzen zien we dat de betekenis van de Oostpoort is verbonden met de wederkomst
van de Heer. De Oostpoort kijkt uit op de Olijfberg, waar de Heer bij Zijn wederkomst zal aankomen
voor het volk Israël. Zijn komst op de Olijfberg zal gepaard gaan met grote macht en heerlijkheid:
“En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle
stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de
wolken des hemels, met grote macht en heerlijkheid” (Matt. 24:30).
De wederkomst van de Heer is veel meer dan een toekomstig historisch feit. De geboorte, dood en
opstanding van Christus zijn weliswaar historische feiten, maar ontlenen hun betekenis aan de grote
geestelijke inhoud ervan. Voor wie deze geestelijke inhoud niet kent, zullen de historische feiten ook
weinig betekenis hebben. De geestelijke mens echter weet dat de dood en opstanding van Christus het
grootste historische feit in de menselijke geschiedenis is geweest en de sleutel vormt voor het
voortbestaan van de mensheid en de immense plannen die God met de mens heeft.
De wederkomst van Christus kent twee momenten: de opname van christenen vóór de zeventigste
jaarweek van Daniël en de zichtbare komst van Christus voor Israël na de zeventigste jaarweek van
Daniël.
(1) De wederkomst van Christus voor Israël
In Nehemia 3:29 worden twee mannen genoemd in verband met de Oostpoort: Zadok en Semaja,
de zoon van Sechanja.
De naam Zadok (Hebr. tzadoq) betekent ‘gerechtig”. De naam Semaja (Hebr. sjemaja) betekent
‘kwijtschelding”, en de naam ‘Sechanja’ (Hebr. sjechanja) betekent “de Here heeft Zijn intrek
genomen”.
Wat hebben deze namen te maken met de wederkomst van de Heer? Deze betekenis van deze
namen komen allemaal samen in Deuteronomium 31:10-11:
“En Mozes gebood hun: Na verloop van zeven jaar, op de bepaalde tijd van het jaar der
kwijtschelding, namelijk het Loofhuttenfeest, wanneer geheel Israël opgaat om voor het aangezicht
van de Here, uw God, te verschijnen, op de plaats die Hij verkiezen zal, zult gij deze wet ten
aanhoren van geheel Israël voorlezen”.
Deuteronomium 31:10-11 vat typologisch samen wat er zal plaatsvinden voor Israël wanneer de
Messias zal verschijnen. Israël zal voor haar Messias verschijnen als een onrein persoon. In Numeri
19 lezen we hoe de Israëlieten gereinigd moesten worden, nadat ze in contact waren gekomen met een
dood lichaam. De persoon in kwestie bleef onrein tot de zevende dag. Op de zevende dag werd hij rein
door “het water van de reiniging”.
De onreine persoon in Numeri 19 is een type van Israël, die momenteel onrein is door contact met
het dode lichaam van haar Messias. Aangezien reiniging tot de zevende dag moest wachten, moet ook
Israël tot de ‘zevende dag’ wachten. Israël zal onrein blijven tot de zevende dag en kan om die reden
de reiniging niet eerder plaatsvinden. Dan zal de zonde worden afgesloten, ongerechtigheid worden
verzoend en eeuwige gerechtigheid worden gebracht (Dan. 9:24).
De wederkomst van de Heer is meer dan een toekomstig historisch feit.
Nr. 58 september 2008
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 3
De komst van de Heer voor Israël zal een gebeurtenis zijn die zij weerga niet kent. Onder de
verdrukking van de Antichrist zal het volk uit het land zijn weggerukt. De Joden die in het land
woonden, zullen of gedood zijn of als slaven buiten het beloofde land zijn verkocht. In de tweede helft
van de Grote Verdrukking zal Jeruzalem door de heidenen vertrapt zijn “totdat de tijden van de
heidenen zullen vervuld zijn” (vgl. Joël 3:6; Lucas 21:20-24; Openb. 11:2). Wanneer de holocaust
onder de Antichrist het donkerste uur beleeft, zal de Messias van Israël door Zijn wederkomst Zelf
ingrijpen en het volk uit alle windstreken verzamelen: “En Hij zal zijn engelen uitzenden met luid
bazuingeschal en zij zullen zijn uitverkorenen verzamelen uit de vier windstreken, van het ene
uiterste der hemelen tot het andere” (Matt. 24:31; vgl. Luc. 21:20-27).
De wederkomst van de Heer voor Israël wordt typologisch beschreven door de verlossing van het
volk Israël uit Egypte en het binnenbrengen in het beloofde land. Zoals Mozes het volk verloste uit het
land Egypte, zal de Here het Joodse volk uit alle windstreken naar het beloofde land verzamelen. In de
type zien we echter dat God een verbond sloot met het volk voordat zij het beloofde land binnen kon
gaan. In de antitype moet hetzelfde gelden. God zal een ‘nieuw verbond’ sluiten met Israël en het
tijdstip daarvan zal zijn direct na zijn komst, wanneer Israël zal zien wie zij hebben doorstoken (vgl.
Joh. 19:37): “Ik zal over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem uitgieten de Geest
der genade en der gebeden; zij zullen hem aanschouwen, die zij doorstoken hebben, en over hem
een rouwklacht aanheffen als de rouwklacht over een enig kind, ja, zij zullen over hem bitter leed
dragen als het leed om een eerstgeborene” (Zach. 12:10; vgl. Joh. 19:37).
De wederkomst van Christus en het Nieuwe Verbond
Soms wordt gedacht dat de Here bij het laatste avondmaal het nieuwe verbond met Israël sloot,
toen Hij zei: “Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt” (Lucas
22:20). Laten we deze gedachte eens nader bekijken.
Het laatste avondmaal was een Joodse paasmaal, het Pascha. Dit Pascha vinden we in Exodus 12,
waar God de laatste van de tien plagen over Egypte zou doen komen. Het volk werd toen opgedragen
om een lam te bereiden en het bloed op de deurposten te smeren. De laatste plaag bracht de
verderfengel op het toneel. Wanneer het bloed aan de deurpost werd gevonden, ging de verderfengel
aan hen voorbij. Bij het Pascha vierde Israël daarom de verlossing uit haar slavernij in Egypte. Het
laatste avondmaal hoort typologisch thuis in Egypte en daarom kan het laatste avondmaal geen
verbondsluiting zijn, want in Egypte werd het Oude Verbond nog niet gesloten, maar op de Sinaï.
Voor de Here Jezus was het laatste avondmaal een voorteken van het nieuwe verbond, dat na zijn
wederkomst met Israël zal worden gesloten. Het sluiten van een verbond van God met de mens vereist
dood en vergoten bloed. De dood van de Here Jezus is daarom de basis van het Nieuwe Verbond.
Het Oude Verbond werd met Israël gesloten in de woestijn, nadat zij uit de Schelfzee was
gekomen. Op dezelfde wijze zal God pas met Israël het Nieuwe Verbond sluiten nadat zij zullen zien
wie zij hebben doorstoken en zij geestelijk tot leven zijn gekomen (vgl. Ezech. 37:1-14). Pas dan
komen verbonden met Israël in beeld en zal God een eeuwig verbond met hen sluiten (Ezech. 37:26).
God heeft met Israël het Oude Verbond gesloten toen het uit Egypte werd geleid en God zal met Israël
een Nieuw Verbond sluiten wanneer zij uit de verstrooiing zal zijn geleid.
Opgemerkt moet worden dat God met de gemeente van Christus geen verbonden heeft gesloten
noch zal sluiten. Verbonden kunnen met een natie worden gesloten, maar niet met het eigen lichaam.
Het laatste avondmaal was een Joods paasmaal.
Nr. 58 september 2008
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 4
Israël en verbonden zijn onafscheidelijk (Rom. 9:4). Door het verbond van God met Abraham kreeg
Israël deel aan het verbond van de belofte (Ef. 2:12). De volkeren echter waren zonder hoop en
zonder God in deze wereld, maar waren in Christus dichtbij gekomen door het bloed van Christus (Ef.
2:13). Door het bloed van Christus “is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus
Christus, opdat wij de belofte van de Geest ontvangen zouden door het geloof” (Gal. 3:14). Met de
gemeente van Jezus Christus zijn nooit verbonden gesloten, maar zij zijn wel dichtbij gekomen door
het bloed van Christus en hebben deel gekregen aan de zegen van het Nieuwe Verbond. Paulus
verbindt de zegen van Abraham met de belofte van de Geest. Alle verbonden die God met Israël sluit,
komen voort uit het verbond met Abraham, zowel het Oude Verbond als het Nieuwe Verbond.
Wanneer Paulus in Romeinen 11:11-24 spreekt over de heidenen die als wilde olijf worden geënt
op de edele olijf, betekent dit dat de heidenen deel krijgen aan de belofte van Abraham en aan de
hemelse beloften die daarbij horen. Het verbond met Abraham bevat hemelse en aardse beloften en
waren aan Israël als eerstgeboren zoon toegewezen. Door de verwerping van de Messias verloor
Israël haar hemelse beloften en vielen deze ten deel aan de heidenen die tot geloof zouden komen (vgl.
Matt. 21:43). Het verbond met Abraham hield in dat met zijn nageslacht alle volkeren gezegend
zouden worden (Gen. 22:18). Dat betekende niet dat God met deze volkeren ook een verbond zou
sluiten. God sloot met Abraham een verbond, opdat de volkeren de zegen van dit verbond zouden
ontvangen. Het verbond met Abraham kende echter ook een principe, en een ieder die deel heeft aan
het verbond, zowel Israël als de heidenen, zouden ook deel krijgen aan dat principe. We moeten echter
goed zien dat het deel krijgen aan het principe van het Nieuwe Verbond niet persé betekent dat er ook
een verbondsluiting plaatsvindt.
Wat is het principe van het Nieuwe Verbond? Het betekent boven alles dat we door het bloed van
Christus, aan Zijn leven deelhebben door de inwonende goddelijke natuur als “eerstgeboren zonen”.
De natuur van dit Nieuwe Verbond is dat God Zijn wetten in het hart leggen en ze op de tafelen van
ons hart schrijft door de Geest van de levende God. Dit is een inwendige zaak, waar de heidenen nu al
deel aan hebben gekregen, maar waarvan de zegen voor Israël nog in de toekomst ligt, wanneer God
met haar een Nieuw Verbond zal sluiten. Het is onmogelijk dat God dit Nieuwe Verbond met Israël al
zou hebben gesloten. De verlossing van Israël zal pas plaatsvinden na twee dagen, op de derde dag
(Hosea 5:13-6:20; Jona 1:17-2:10). In beide bijbelboeken, Hosea en Jona, komen de twee dagen die
aan de verlossing voorafgaan, overeen met de vijfde en zesde dag dat God werkt. Steeds is de
verwijzing naar die twee dagen dat Israël aan “zichzelf overgelaten zal worden”. Hosea 5:15 laat zien
dat die twee dagen zijn begonnen, nadat Israël een bepaalde overtreding heeft begaan en een “gezwel”
(vers 13) heeft gekregen waarvan geen genezing mogelijk is, tenzij door persoonlijke tussenkomst van
de Messias (vers 14). Dit verwijst naar Christus die “het huis aan zichzelf overlaat”, gevolgd door de
kruisiging van haar Messias. Dit was het moment dat Israël onrein werd door het aanraken van een
dood lichaam. Dit is de reden dat de “twee dagen”, tezamen met de “zeven dagen” in Numeri 19,
worden genoemd. In Hosea vindt herstel en reiniging op gelijke wijze plaats: “na twee dagen…op de
derde dag” (vgl. Num.19:12,19; Hosea 6:2). Het sluiten van het Nieuwe Verbond kan daarom pas op
de derde dag plaatsvinden.
Het verbond met Abraham bevat hemelse en aardse beloften.
Nr. 58 september 2008
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 6
Het Israël van God
In Galaten 6:15-16 lezen we: “Want besneden zijn of niet besneden zijn betekent niets, maar of
men een nieuwe schepping is. En allen, die zich naar die regel richten – vrede en barmhartigheid
komen over hen, ook over het Israël Gods.”
Christenen ervaren nu reeds de zegen van het nieuwe verbond, ook al ligt de sluiting van het
Nieuwe Verbond met Israël pas in de toekomst, na de wederkomst van Christus. Christenen zijn nu al
een nieuwe schepping, maar voor Israël op nationale basis ligt dit in de toekomst. Een ieder die in
deze bedeling een nieuwe schepping wordt, wordt ook een lid van het lichaam van Christus,
Soms wordt de uitdrukking ‘Israël Gods” in Galaten 6:16 verbonden als naam voor de gemeente
van Christus, als het ‘nieuwe Israël’. Is daarom het “Israël Gods” Israël zelf of heeft het betrekking
op de gemeente? Het is duidelijk dat “het Israël van God” tegenover “het Israël van de mens” staat.
“Israël naar het vlees” is door God verworpen en gedurende deze bedeling terzijde gesteld. Het Israël
van God kan op twee manieren worden benaderd.
Ten eerste kan het gezien worden als Israël dat aan het begin van het Messiaanse tijdperk wordt
hersteld en zal zijn wedergeboren (Jes. 54:7-10).
Een tweede benadering is dat het betrekking heeft op de gemeente van Christus en dat het woordje
“ook” in “ook over het Israël Gods”, vertaald moet worden met “namelijk”. In dat geval zou de
gemeente van Christus aangesproken moeten worden als het nieuwe of ware Israël en de plaats van
het oude Israël hebben ingenomen.
De tweede benadering levert de meeste problemen. Ten eerste wordt de gemeente van Christus
nergens expliciet Israël genoemd, tenzij dit de enige uitzondering is. Bovendien is het twijfelachtig of
het Griekse woord kai in Galaten 6:16 als “namelijk” (explicatief of uitleggend) vertaald moet
worden. Kai is het meest gewone verbindende voegwoord in het Grieks en betekent dan “en”. Als
bijwoord betekent het “ook” of “zelfs”. Kai verbindt woorden. Soms leidt kai een tegenstelling in
(maar, en toch). Kai kan ook een overgang naar een nieuw gedeelte vormen (… “En “…).
In Galaten 6:16 moeten we het explicatieve gebruik van kai bekijken, want bij dat gebruik
betekent het woord “namelijk” of “en wel” (vgl. 1 Cor. 3:5 (‘en wel’); Hand. 25:7 (lett.: ‘en wel
zware beschuldigingen’); Hebreeën 11:12 (‘en wel’)). Het explicatieve gebruik van kai wordt in feite
alleen gebruikt als de andere vertalingen van kai geen uitkomst bieden. Maar in Galaten 6:16 is daar
geen noodzaak toe. Ook contextueel past de eerste benadering, want het spreekt over het kruis, over
besneden en onbesneden en de noodzaak om een nieuwe schepping te zijn. Israël was een vijand van
het kruis, maar ook over Israël zal vrede komen (vgl. Ps. 125:5; Ps. 128:5,6).
Concluderend heeft de eerste benadering verre de voorkeur: het Israël Gods is Israël en niet de
gemeente.
Israël is Israël en de gemeente is de gemeente. God heeft met de mens een eenduidig plan om de
Zoon van God tot uitdrukking te brengen, maar binnen dat plan zijn er verschillende roepingen, zoals
een roeping voor Israël en een roeping voor de gemeente. Dit uit zich ook in verschillende momenten
in de wederkomst voor Israël en voor de gemeente van Jezus Christus.
Een christen heeft nooit een excuus om door te gaan met zondigen.
Nr. 58 september 2008
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 6
(2) De wederkomst van Christus voor de gemeente van Jezus Christus
De wederkomst van de Heer is van immens belang voor een christen. Zoals een marathonloper
voortdurend loopt met de finish voor ogen, zo loopt een christen de geestelijke wedloop met de
wederkomst van de Heer voor ogen.
De nadruk van de komst van de Heer ligt in de voortdurende uitdaging om de Here te verwachten,
waakzaam te zijn, want op een moment dat wij het niet verwachten, zal de Here komen (Matt. 24:44).
Wij moeten waakzaam zijn, omdat het verlangen van de Heer is dat Hij een weltoegerust volk zal
aantreffen bij Zijn wederkomst:
“En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij
de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te blijven”
(1 Thess. 5:23).
“Om uw harten te versterken, zodat zij onberispelijk zijn in heiligheid voor onze God en Vader
bij de komst van onze Here Jezus met al zijn heiligen” (1 Thess. 3:13).
“Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij” (Jac. 5:8).
“En hij zal voor zijn aangezicht uitgaan in de geest en de kracht van Elia, om de harten der
vaderen te keren tot de kinderen en de ongehoorzamen tot de gezindheid der rechtvaardigen, ten
einde voor de Here een weltoegerust volk te bereiden” (Lucas 1:17).
Hoe kunnen wij ons toerusten voor de wederkomst van de Heer?
1. De zonde weren uit ons leven
De Bijbel maakt onderscheid tussen zonde en zonden. De zonde is de macht die in ons werkt om
het vlees tot zondigen aan te zetten. Van nature is elk mens een slaaf van de zonde, maar zodra wij tot
geloof zijn gekomen, wordt de zonde verbannen naar de periferie van ons leven en zijn wij niet langer
slaven van de zonde meer. Het is interessant dat de Bijbel enerzijds zegt dat lichaam een “lichaam
van de zonde” is (Rom. 6:6), en anderzijds dat ditzelfde lichaam een “tempel van de Heilige Geest”
is. Hoe kan ons lichaam een tempel van de Heilige Geest zijn als het ook verbonden wordt met de
zonde? Het enige antwoord is dat het lichaam op zichzelf niet zondig is, maar wel vatbaar is voor de
zonde, omdat de verlossing van het lichaam nog in de toekomst ligt. Wanneer we zondigen, zijn zowel
onze ziel als ons lichaam daarbij betrokken. Onze ziel kan zuiver zijn en ons lichaam verlicht, maar
onze ziel kan ook slecht zijn en ons lichaam duister (vgl. Luc. 11:33-36). Daarom is het bloed van
Christus altijd van belang om ons te reinigen. Een christen is “vrijgemaakt van de zonde” (Rom.
6:18). Daarom is er nooit een excuus om door te gaan met zondigen.
Een christen is een nieuwe schepping in Christus; de zonde is daarom geen deel meer van zijn
natuur. Een christen heeft maar één natuur en die natuur is verbonden met de goddelijke natuur
waarin de ziel is geënt. De mens is lichaam, ziel en geest. De ziel is de uitdrukking van de geest van
de mens door middel van het lichaam.
Een christen heeft nooit een excuus om door te gaan met zondigen.
Nr. 58 september 2008
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 7
Het diepste van de mens is zijn geest en wanneer wij worden wedergeboren, verandert onze natuur
doordat onze geest wordt wedergeboren. Het grootste struikelblok voor een overwinnend christelijk
leven is te denken dat wij naast de goddelijke natuur ook nog een zondige natuur bezitten. Het gevolg
is dat er geen vrede in het hart blijft en wij ons niet kunnen afscheiden van deze wereld. De verlossing
van Romeinen 6 is echter een verlossing waar we volledig afgescheiden zijn van deze wereld en van
de zonde. Wanneer we de waarheid van Romeinen 6 niet goed zien, is het moeilijk ons voor te
bereiden op de wederkomst van Christus.
Overwinning over de zonde is essentieel om ons voor te bereiden op de komst van de Heer:
“Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden. Voorwaar, Ik zeg u, dat hij hem
over al zijn bezit zal stellen. Maar als die slaaf slecht was, en in zijn hart zou zeggen: (24-49a)
Mijn heer blijft uit, en hij zou beginnen zijn medeslaven te slaan en met de dronkaards zou eten en
drinken, dan zal de heer van die slaaf komen op een dag, dat hij het niet verwacht, en op een uur,
dat hij het niet weet, en hij zal hem folteren en hem in het lot der huichelaars doen delen. Daar zal
het geween zijn en het tandengeknars” (Matt. 24:46-51).
2. Afscheiding van de wereld
Wij leven in een wereld met een groot antagonisme of vijandschap tegenover God. Een gesprek
beginnen over Jezus Christus is vaak te snijden en lijkt de lucht bevangen met een tegenstrijdige
geestelijke werking, wanneer we aandacht te vragen voor de centrale Persoon van dit universum. De
affiniteit van deze wereld is met de mens zoals hij van nature is en niet met de goddelijke natuur waar
wij deel aan krijgen wanneer wij worden wedergeboren. Onze nieuwe natuur wijkt af van de natuur
die naar de wereld trekt. Het gevolg is een geestelijke confrontatie.
Om in deze wereld een kanaal van Gods werk te kunnen zijn, moeten we allereerst zijn verlost uit
deze wereld en de morele basis hebben herwonnen om met God verzoend te worden en uit Hem te
leven. Met de wereld bedoelen wij natuurlijk niet deze aardbol, maar de wereld als satanisch systeem.
De wereld (Gr. kosmos) ontwikkelde zich door de zondeval tot een systeem vanwege de
onafhankelijkheid van de mens van God voor zijn behoefte aan voedsel, onderdak, rust en vervoer.
Deze basisbehoeften voor voorziening, bescherming en ontspanning, werden dingen in zichzelf en het
voornaamste streven van de mens. De mens begon zijn trots en identiteit in deze dingen te vinden en
dat wakkerde zijn begeerte aan. Er is een legitieme kant om in onze behoeften te voorzien (vgl. 1 Cor.
7:34; 1 Joh. 3:17), maar als deze zaken een doel op zich worden, worden ze tot een begeerte van het
vlees. De wereld als systeem kan niets anders dan satanisch zijn, omdat het een leven aanbiedt dat
onafhankelijk is van God, waarin de mens denkt dat hij het doel van zijn leven zelf kan
verwezenlijken.
De satan is de prins van deze wereld (Joh. 14:30), en door hem ligt de hele wereld in de boze (1
Joh. 5:19). Dit wereldsysteem is vijandschap tegen God (Jac. 4:4), en vijandschap tegen het behoud
van de ziel (1 Petr. 2:11). Dit wereldsysteem met haar begeerte zal verdwijnen (1 Joh. 2:17).
Christenen die deze wereld liefhebben (2 Tim. 4:10), en de wereld willen winnen, zullen hun ziel
verliezen (Matt. 16:26; Joh. 12:25).
Het behoud van de ziel is een verandering van een ‘ik’-gericht zielenleven naar een leven dat is
vervuld van Gods Geest. De Heer heeft de wereld als systeem verworpen.
De wereld als systeem kan niets anders dan satanisch zijn, omdat het een leven aanbiedt
dat onafhankelijk is van God.
Nr. 58 september 2008
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 8
Het is een systeem waarin de natuurlijke mens zijn begeerte kan botvieren en zichzelf kan profileren
om iemand in zichzelf te zijn. Dit staat haaks op het verliezen van onze ziel om ons leven in Christus
te vinden. De wereld en Christus gaan niet samen.
Veel christenen zien wel dat Christus voor hen is gestorven, maar niet dat zij ook met Christus
zijn gestorven. Christus is voor ons gestorven, omdat wij met Hem waren gestorven. Hij droeg de
straf, maar werd ons tot zegen, omdat wij in Hem waren geplaatst.
Het kruis is het geheim van een vruchtbaar leven in de Heer, want het kruis snijdt ons af van de
oude schepping in Adam en opent door de opstanding de weg in de Laatste Adam, naar een leven
door de nieuwe schepping. De opstanding van Christus moet een dagelijkse realiteit voor ons worden.
De opstanding is niet alleen iets wat tweeduizend jaar geleden gebeurde.
Welke visie wij ook aanhangen over de wederkomst van de Heer, het doel van de wederkomst is
dat we een weltoegerust volk zijn, klaar om voor de rechterstoel van Christus te verschijnen om
verantwoording af te leggen. Daarvoor is waakzaamheid vereist.
Ieder geestelijk gezond christen heeft een verlangen hebben om deze wereld te verlaten, de
verlossing van de ziel (1 Petr. 1:9) en van het lichaam te ontvangen en bij de Here te zijn, want dat is
verreweg het beste (Fil. 1:23). Anderzijds kunnen we met vrucht werken, zolang wij in deze wereld
zijn, opdat anderen in het geloof verder mogen komen. Zolang wij in deze wereld zijn, zijn we
geroepen om in de wereld, maar niet van de wereld, geestelijk en moreel een toegerust volk te worden.
3. Onszelf verloochenen
In Openb. 3:8 lezen we: “Ik heb een geopende deur voor uw aangezicht gegeven die niemand kan
sluiten; want gij hebt kleine kracht, maar gij hebt mijn woord bewaard en mijn naam niet
verloochend”.
Onszelf verloochenen is een ander facet om ons voor te bereiden op de wederkomst van de Heer.
In Gods plan is er geen ruimte voor persoonlijke belangen. Een christen heeft geen doel buiten Gods
doel om. Het doel van een christen is “het eeuwige voornemen van God” (Ef. 3:11), namelijk om
Christus tot de centrum van alle dingen te maken. Wanneer we onszelf verloochenen, kunnen we ook
Zijn woord bewaren en Zijn naam niet verloochenen. Om onszelf te verloochenen moeten we de
gewoonte vormen om ons te verheugen in het kruis. Hoe reageren we als we onrechtvaardig worden
behandeld, op een zijspoor worden gezet of dat anderen de voorkeur krijgen boven ons? De enige
geestelijke reactie kan zijn: “Ik verblijd me in het kruis”. Zo verging het Jozef in Egypte. Zijn
verwerping was een springplank naar zijn verhoging. Wie zichzelf vernedert, zal verhoogd worden.
Door onszelf te vernederen, bereiden wij ons voor op de wederkomst van Christus (vgl. 1 Petr. 5:6).
4. Onszelf disciplineren
“Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te
hebben, wellicht zelf afgewezen te worden” (1 Cor. 9:27).
Het menselijk lichaam is van groot belang in de groei van ons geestelijk leven. Geestelijke groei is
de metamorfose van het natuurlijke naar het geestelijke. Zoals de natuurlijke rank zich moet
overgeven aan het entproces, moet de christen de ziel overgeven aan de goddelijke natuur die in hem
of haar woont. Het natuurlijke leven is noch goed noch slecht, noch moreel noch immoreel.
Het kruis is het geheim van een vruchtbaar leven in de Heer.
Nr. 58 september 2008
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 9
Het is onze geaardheid die het natuurlijke leven goed of slecht of moreel of immoreel maakt. Wanneer
wij zijn wedergeboren, ontvangen wij een nieuw geaardheid en maakt de oude mens plaats voor de
nieuwe mens. Onze geest drukt zich uit in de ziel en door het lichaam. Het lichaam is daarom van
essentieel belang in onze geestelijk groei. Omdat de geest zich in de ziel en door het lichaam uitdrukt,
gaat onze geestelijke groei nooit verder dan we ons lichaam disciplineren.
Geestelijke groei vindt plaats door gewoonten te vormen op basis van het nieuwe leven in ons: “…
schraagt … met betoon van alle ijver … de deugd” (2 Petr. 1:5). Het is raadzaam de gewoonte te
vormen om ons lichaam in een groot aantal onnoodzakelijk manieren te tuchtigen.
Hoe zijn onze eet- en drinkgewoonten? Hoe zijn onze slaapgewoonten? Kan ik vroeg opstaan om
de Here te ontmoeten? Disciplineren wij ons gedachteleven (2 Cor. 5:10)?
We moeten ons lichaam disciplineren om niet afgewezen te worden en niet beschaamd te staan bij
Zijn wederkomst.
5. Christus en Zijn koninkrijk zoeken
Wij zijn in deze wereld om uit de wereld een volk te vergaderen voor Zijn komende koninkrijk.
Wat is het koninkrijk van God? Het “eeuwige koninkrijk van God” is de heerschappij van God over
alles, zoals dat altijd is geweest en altijd zo zal zijn. Het “koninkrijk der hemelen” is Gods koninkrijk
in beperkter zin, want dit koninkrijk beperkt zich tot de provincie van Gods rijk waarin de aarde zich
bevindt. Het koninkrijk der hemelen is de “heerschappij van de hemel over de aarde” (Dan. 4:26b).
Het is niet een heerschappij op de aarde die zijn oorsprong vindt in de hemelen, maar het is een
heerschappij in en vanuit de hemelen over deze aarde. Het “koninkrijk der hemelen” komen we in
het Nieuwe Testament ook tegen met de uitdrukking “koninkrijk van God”. Zo lezen we: “Omdat het
u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen” (Matt. 13:11).
“U is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk van God te kennen” (Luc. 8:10). Vergelijk
ook Matthéüs 11:11 met Lucas 7:28, en Matthéüs 13:31,33 met Lucas 13:18-21, en Matthéüs 19:23
met Lucas 18:24 en Marc. 10:24, om te zien dat deze twee uitdrukkingen hetzelfde kunnen betekenen
en er geen verschil in betekenis moet worden gemaakt. Passen we onze definitie dat het koninkrijk der
hemelen de heerschappij is van de hemelen over de aarde op Col. 1:13, dan heeft dit vers een verdere
uiteg nodig. Wanneer we stellen dat het een heerschappij is vanuit de hemelen als locatie waar we
fysiek aanwezig moeten zijn, dan klopt onze definitie niet, want wij zijn nu fysiek op de aarde. Col.
1:13 zegt dat wij nu reeds in het koninkrijk der hemelen zijn. In onze verklaring van Col. 1:13 moet
het aspect van heerschappij terugkomen, want dat is inherent aan het begrip koninkrijk.
De oplossing ligt in Romeinen 5:17. Er is een toekomstige heerschappij vanuit de hemelen en er is een
huidige heerschappij waarin wij “heersen in leven”. Romeinen 5:17 gaat over de dood heersen versus
in het leven heersen. Wij zitten nu met Christus in hemelse gewesten (Ef. 2:6; Col. 3:1), van waar uit
wij in overwinning moeten heersen over de Satan, de wereld en het vlees. Nu klopt onze definitie weer
helemaal, want we heersen in leven, vanuit de hemel over de aarde (vgl. Col. 3:1). Het is deze
geestelijke basis die de kwalificatie vormt voor onze toekomstige Messiaanse heerschappij. De
kwalificatie is dat God bij Zijn wederkomst een weltoegerust volk wil. Het huidige koninkrijk der
hemelen kunnen we ook definiëren als de sfeer waarin de wedergeboren persoon zich begeeft; het is
dan de sfeer van de verwerping nu en de sfeer van de verheerlijking in de toekomst.
We moeten ons lichaam disciplineren om niet afgewezen te worden en niet beschaamd
te staan bij Zijn wederkomst.
Nr. 58 september 2008
Het Woord van de Gerechtigheid
pagina 10
6. Bereid zijn om voor Christus te lijden
“Indien wij delen in het lijden van Christus, is dat om te delen in Zijn verheerlijking” (Romans
8:17; 1 Petr. 2:21; 4:13; 5:10). Lijden is het onvermijdbare gevolg van een leven in gehoorzaamheid
aan de Heer. Wanneer wij “heersen in leven” (Rom. 5:17), dan is lijden altijd het gevolg. Er is een
toekomstige heerschappij vanuit de hemelen en er is een huidige heerschappij waarin wij “heersen in
leven”. Heersen in het Messiaanse tijdperk is afhankelijk hoe een christen heerst in dit leven door de
wereld, het vlees en de Satan te overwinnen (Rom. 5:17). Lijden leidt tot verheerlijking, maar het zijn
de overwinnaars die zullen heersen (vgl. Openb. 2:26). Lijden en overwinnen gaan altijd samen. Het
zijn uiteindelijk de overwinnaars die zich op de wederkomst van Christus hebben voorbereid (vgl.
Openb. 2:11, 17,26; 3:5,12,21).
7. Ons oog gericht houden op het einddoel van ons geloof
Veel christenen hebben geen besef dat het christelijke leven een einddoel heeft. Voor velen is het
christelijke leven voor eeuwig gered worden en eens naar de hemel te gaan. Ze beseffen niet dat er een
immens doel is waaraan zij, door hun wedergeboorte, hebben deel gekregen: “Die ons behouden heeft
en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en de
genade, die ons in Christus Jezus gegeven is voor eeuwige tijden” (2 Tim. 1:9).
We kunnen ons niet goed voorbereiden op de wederkomst van Christus als wij niet het eeuwige
doel of voornemen van God zuiver voor ogen hebben. Petrus zegt dat de zaligheid van onze zielen het
einddoel van ons geloof is (1 Petr. 1:9). Onze ziel verwijst naar ons natuurlijke leven, dat in
overeenstemming moet worden gebracht met het nieuwe leven dat in onze wedergeboren geest
aanwezig is. De eerste gewoonte die wij als christen moeten vormen, is voortdurend de rijkdom te zien
die wij door de goddelijke natuur in onze geest hebben gekregen.
Een gewoonte die wij daarna zo snel mogelijk moeten leren is om een doelgericht leven in de Heer
te leven met het einddoel van het geloof voor ogen (1 Petr. 1:9; Jozua 1:8). Een christen stelt niet zo
maar doelen, maar doelen die gevormd worden op basis van het nieuwe leven in ons. God spoorde
Jozua aan om het Gods woord nauwgezet te onderhouden, want dan zou hij op zijn wegen zijn doel
bereiken (Jozua 1:8). Doelen worden alleen bereikt door in een afhankelijke wandel met de Heer ons
er naar uit te strekken. Bij het bereiken van dit doel vroeg Kaleb: “Geef mij het bergland” (Jozua
14:12). Om ons voor te bereiden op de komst van de Heer en Zijn koninkrijk te beërven, is meer nodig
dan wedergeboren te zijn. We moeten ons uitstrekken om alles te ontvangen wat de Heer voor ons in
petto heeft. Paulus was een man die voor zijn bekering alles over had voor zijn strijd voor het
Jodendom. Hoewel hij blind was voor de Heer, was het zijn houding die de Heer beloonde om voor
een zaak volledig te gaan. Zijn ook wij bereid met hart en ziel voor het eeuwig voornemen van de
Heer te gaan? Alleen op deze manier bereiden we ons voor op de wederkomst van de Heer.
Een christen stelt niet zo maar doelen, maar doelen die gevormd worden
op basis van het nieuwe leven in ons.
Download