ICT-competenties voor het einde van de basisschool

advertisement
ICT-competenties voor het
einde van de basisschool
Eindtermen
Ontwikkelingsdoelen
ICT-competenties
Visie op ICT: sleutelwoorden
eigen initiatief
intrinsieke motivatie
zelfsturing
communicatie
exploratie
samenwerking
zelfstandigheid
creativiteit en probleemoplossend (divergent) denken
Visie op ICT
Het zwaartepunt van de ICT-competenties ligt bij
leerprocesgerichte vaardigheden
De technisch-instrumentele vaardigheden
zijn hierbij enkel ondersteunend !
De technisch-instrumentele vaardigheden worden
best geleerd op het ogenblik dat er een praktische en
zinvolle toepassing aan de orde is binnen de
klaspraktijk
I
Leerprocesgerichte strategische
competenties
II
Instrumentele vaardigheden
III
Sociaal-ethische competenties
Leerprocesgerichte ICT-competenties
1 De leerlingen kunnen functioneel samenwerken aan een opdracht waarbij zij
ICT benutten.
2 De leerlingen kunnen met ondersteuning van ICT informatie multimediaal
voorstellen.
3 De leerlingen kunnen zelfstandig leren in een door ICT ondersteunde
leeromgeving.
4 De leerlingen kunnen doelgericht bestaande informatie opzoeken, verwerken
en bewaren met behulp van ICT.
5 De leerlingen kunnen met behulp van elektronische communicatiemiddelen
eigen boodschappen zenden en voor hen bedoelde boodschappen ontvangen.
6 De leerlingen kunnen met behulp van ICT zelfstandig oefenen.
7 De leerlingen kunnen met behulp van ICT zelfstandig een werkstuk creëren.
I
Leerprocesgerichte strategische
competenties
II
Instrumentele vaardigheden
III
Sociaal-ethische competenties
Algemene instrumentele vaardigheden
8 De leerlingen bezitten de nodige instrumentele kennis en vaardigheden
om de ICT-apparatuur in relevante contexten te kunnen hanteren.
8.1 De leerlingen zijn in staat om functioneel gebruik te maken van een correcte
basisterminologie.
8.2 De leerlingen zijn in staat om de elementaire functies van een computer en
voor hen beschikbare randapparatuur te gebruiken.
8.3 De leerlingen zijn in staat om hun eigen gegevens op een gestructureerde wijze
digitaal op te slaan.
8.4 De leerlingen zijn in staat om de basishandelingen uit te voeren van een
vertrouwd besturingssysteem.
8.5 De leerlingen zijn in staat om de basishandelingen uit te voeren van eenvoudige
schrijf-,
tekenen
presentatieprogramma’s,
van
zoeken
communicatieprogramma’s.
8.6 De leerlingen zijn in staat om de elementaire bedienings- en
veiligheidsvoorschriften te respecteren.
I
Leerprocesgerichte strategische
competenties
II
Instrumentele vaardigheden
III
Sociaal-ethische competenties
Sociaal-ethische competenties
Algemene attitudes
9 De leerlingen wenden ICT nuttig aan als hulpmiddel.
9.1 De leerlingen gaan op een kritisch-waarderende wijze om met ICT als
maatschappelijk gegeven.
9.2 De leerlingen werken nauwkeurig en verzorgd en controleren hun werk op
fouten.
9.3 De leerlingen dragen zorg voor de apparatuur en de software.
9.4 De leerlingen signaleren contact met schadelijke of discriminerende inhouden
aan een vertrouwde volwassene.
9.5 De leerlingen werken op een ergonomische manier met de computer.
9.6 De leerlingen proberen de duur van een ICT- opdracht realistisch in te schatten
en te bewaken.
9.7 De leerlingen vragen spontaan hulp bij computerproblemen.
9.8 De leerlingen hebben respect voor de intellectuele eigendom van anderen bij
het gebruik van informatie en software.
9.9 De leerlingen houden rekening met de financiële en ecologische aspecten van
ICT-gebruik.
9.10 De leerlingen hebben weet van het bestaan van virussen en signaleren
spontaan voor hen ongewone berichten.
Wanneer zijn we ‘goed bezig’?
Veel leerkrachten denken dat ze ‘goed bezig’ zijn als ze
kinderen vooral technische vaardigheden met de computer
leren:
met muis en toetsenbord werken
de fijnere kneepjes van tekstverwerken
het hele ICT-jargon aanleren
enzovoort.
Dit is echter van secundair belang!
Wanneer zijn we ‘goed bezig’?
Wat wel belangrijk is, is het volgende:
de computer, als je hem gebruikt, alleen in zinvolle situaties inzetten
de computer als ondersteunend in het leerproces gebruiken
Wanneer zijn we ‘goed bezig’?
In dit leerproces laten we ons altijd leiden door de eindtermen en
ontwikkelingsdoelen:
Dus: accent op
kennis, vaardigheden en attitudes die te maken hebben met
communicatie en samenwerken,…
technische ICT-vaardigheden worden
‘al doende’ verworven
Even praktisch…
Niet teveel van dit…
(te veel) aparte computerlesjes te geven
alleen in een pc-klas te werken
heel strikt een ‘leerlijn’ ICT te volgen
Even praktisch…
Wat meer van dit …
de computer inschakelen in de klas voor hoekenwerk
(als één van de vele hoekjes)
de computer inschakelen als dit werkelijk een
meerwaarde oplevert voor je les
Het is bijvoorbeeld duidelijk dat de computer ideaal is
om te leren samenwerken: informatie opzoeken,
samen presentaties maken,…
bepaalde technische ICT-competenties pas aanleren
als dit echt noodzakelijk is
Voorbeelden van ‘good practice’
Visie goede praktijk.
Binnen de context van ICT is een voorbeeld van good-practice
•
•
•
•
een beschrijving door een leerkracht
van een geslaagde activiteit,
waarbij de kinderen met ICT werken en
waar de integratie van ICT een manifeste meerwaarde
toevoegt aan het leerproces.
Voorbeelden van ‘good practice’
De stelcarrousel
Luizen – een webkwestie
Conclusie
Niet wat kinderen weten of kennen over de
computer is belangrijk
Wel wat ze ermee kunnen doen
The End
Download