KINDERSTERFTE Het gezaghebbend medisch tijdschrift The Lancet besteedde in juli uitgebreid aandacht aan de kindersterfte. In een reeks van vijf artikels kwamen de oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen voor het fenomeen van de kindersterfte aan bod. Interessante gegevens, maar een oppervlakkige analyse. Voor een grondigere dissectie en behandeling heb je meer aan het chirurgisch mes van Fidel Castro. Het gezaghebbend medisch tijdschrift The Lancet besteedde in juli uitgebreid aandacht aan de kindersterfte. In een reeks van vijf artikels kwamen de oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen voor het fenomeen van de kindersterfte aan bod. Interessante gegevens, maar een oppervlakkige analyse. Voor een grondigere dissectie en behandeling heb je meer aan het chirurgisch mes van Fidel Castro. ELK JAAR STERVEN MEER DAN TIEN MILJOEN KINDEREN The Lancet stelt vast dat jaarlijks nog steeds meer dan 10 miljoen kinderen onder de vijf jaar sterven.1 De kindersterfte is het aantal kinderen dat overlijdt voor het de leeftijd van vijf jaar bereikt, uitgedrukt per 1000 levendgeborenen. Hun aantal is afgenomen in de voorbije decennia, maar die daling dreigt stil te vallen. In de periode 1960-1990 daalde de kindersterfte jaarlijks nog met 2,5%, maar dat stokte tot 1,1% in de jaren '90. Dat zou niet verwonderlijk zijn als die vertraging alleen zou optreden in landen waar de kindersterfte al laag is, maar ook in landen met hoge sterftecijfers is er nog weinig verbetering te bespeuren, of stijgen de cijfers zelfs terug. Er zijn grote verschillen in kindersterfte tussen verschillende landen en regio’s in de wereld. Zoals ook het geval is voor andere parameters, neemt ook op het vlak van de kindersterfte de kloof tussen arm en rijk gestaag toe. In 1990 lag de kindersterfte in zwart Afrika 20 keer hoger dan in de geïndustrialiseerde landen. In 2000 was deze kloof al aangegroeid tot gemiddeld 175 per duizend voor zwart Afrika tegenover 6 per duizend in de rijke landen, dat is een factor 29. Op de 10,8 miljoen kinderen onder de vijf jaar die in 2000 stierven, gebeurde 41% van de sterfgevallen in zwart Afrika en 34% in Zuid-Azië. De helft van de sterfgevallen gebeurt in slechts zes landen en 90% ervan in 42 landen.2 De oorzaken van de kindersterfte zijn goed gekend. Een slechte situatie op het vlak van hygiëne - voornamelijk gebrek aan zuiver drinkwater en sanitair - is verantwoordelijk voor 1,5 miljoen sterfgevallen. Ondervoeding speelt een rol in meer dan de helft van de sterfgevallen, en gebrek aan zink en vitamine A verhoogt de kans op overlijden. Zuigelingen die geen borstvoeding krijgen hebben meer dan vijf keer zoveel kans om te sterven. Mazelen en AIDS tasten het immuunsysteem aan en verhogen zo de kans om te sterven aan diarree of longontsteking. Diarree is de belangrijkste directe doodsoorzaak, verantwoordelijk voor ongeveer een kwart van de sterfgevallen. In ongeveer een op vijf sterfgevallen gaat het om longontsteking, in een op tien om malaria. In veel gevallen gaat het echter om een combinatie van verschillende ziekten en onderliggende risicofactoren. Het samengaan van ondervoeding en infectieziekten, bijvoorbeeld, is een welbekend fenomeen. MEER DAN ZES MILJOEN STERFGEVALLEN ZIJN TE VOORKOMEN Onderzoekers gingen na hoeveel van die sterfgevallen men zou kunnen voorkomen met maatregelen die gekend en onmiddellijk uitvoerbaar zijn.3 De resultaten zijn verbluffend. Eenvoudige maatregelen zoals borstvoeding en behandeling van diarree met orale rehydraterende oplossing (ORS) zouden elk ongeveer 10% van de sterfgevallen kunnen voorkomen. Zes andere interventies zouden elk 5% van de sterfgevallen kunnen verhinderen: het gebruik van behandelde muskietennetten, bijvoeding, antibioticabehandeling van neonatale sepsis (bloedvergiftiging), antibioticabehandeling van longontsteking, behandeling van malaria en preventieve zinksupplementen. Als al deze interventies wereldwijd zouden worden toegepast, zou men 63% van de sterfgevallen kunnen voorkomen. Het gaat hier geenszins om hoogtechnologische ingrepen. Zelfs als men enkel die maatregelen zou toepassen die binnen het gezin zelf kunnen worden uitgevoerd, zou men een derde van de kinderen kunnen redden. Besluit: vandaag bestaan er eenvoudige en goedkope maatregelen die miljoenen kinderen kunnen redden, maar die helaas niet worden uitgevoerd. Het derde artikel in de Lancet-reeks vertrekt van de vaststelling dat de interventies om onnodige kindersterfte te voorkomen niet die kinderen bereiken die er het meest nood aan hebben.4 Erger nog, in de armste landen is er zelfs een achteruitgang of stagnatie op het vlak van vaccinaties en het aantal kinderen dat door getrainde handen ter wereld wordt gebracht. Het artikel looft basisgezondheidsprojecten die op een integrale manier de kinderziekten aanpakken (niet enkel 'verticale' medische interventies voor welbepaalde aandoeningen, maar een geïntegreerde, 'horizontale' aanpak van de gezondheid van de persoon in zijn omgeving, nvdr) en stelt vast dat ze een positief effect hebben op de gezondheidstoestand van kinderen. Het gaat onder andere om kleinschalige projecten waarin lokale gezondheidswerkers getraind worden, zoals ook intal die steunt in de Filippijnen, Congo en Mexico. De onderzoekers besluiten echter dat de politieke wil en de middelen ontbreken om dit soort van succesvolle interventies op grotere schaal uit te voeren. GEZONDHEIDSZORG KAN DE SOCIALE RECHTVAARDIGHEID SCHADEN Het vierde artikel in de reeks brengt het aspect ‘sociale rechtvaardigheid’ in verband met de kindersterfte.5 De verschillen in kindersterfte nemen immers toe, zowel tussen rijke en arme landen als tussen de rijken en de armen binnen één land. In vergelijking met kinderen uit rijkere families worden kinderen van arme ouders meer blootgesteld aan gezondheidsrisico’s zoals luchtvervuiling, slechte behuizing, contact met dragers van ziekten en gebrek aan zuiver water en sanitair. Daarnaast hebben ze ook minder weerstand door ondervoeding of een laag geboortegewicht. En het zijn de armste kinderen die het minst kans hebben om beschermd te worden door vaccinaties, vitamine A-supplementen of muskietennetten. Als deze arme kinderen ziek worden, is de kans dat ze medische verzorging krijgen kleiner dan voor hun rijkere leeftijdsgenootjes. En zelfs als ze medische verzorging krijgen, dan haalt die niet dezelfde kwaliteit van de verzorging waar rijkere kinderen kunnen op rekenen. Kortom, sociale ongelijkheid speelt een rol in elke stap: van vóór de blootstelling aan ziekte tot aan het sterfbed. De onderzoekers sommen maatregelen op die de sociale ongelijkheid kunnen verbeteren: educatie van arme moeders; verbeterde toegang tot water en sanitair voor de armsten; verhoging van de weerbaarheid van arme moeders; de gezondheidszorg betaalbaar, gebruiksvriendelijk en toegankelijk maken voor arme gezinnen; het ‘menselijk kapitaal’ van de armen verhogen; en de gezondheid van de armen een prioriteit maken in het overheidsbudget. Dergelijke ingrepen kunnen levens redden, maar toch worden ook deze maatregelen niet op grote schaal toegepast. Integendeel, zeggen de auteurs, doorgaans vergroot de gezondheidszorg de sociale ongelijkheid omdat ze zich vooral richt op de rijkere kinderen. Het laatste artikel brengt in herinnering hoe UNICEF in 1982 een campagne lanceerde om de kindersterfte te verminderen, onder de naam ‘Child Survival Revolution’.6 In de 15 jaar die daarop volgden werd vooruitgang geboekt in heel wat landen, maar sinds het midden van de jaren '90 zit de klad erin. De auteurs roepen daarom de Verenigde Naties, aanverwante organisaties en regeringen op om meer aandacht te schenken aan het aanhoudende probleem van de kindersterfte. DE WAAROM-VRAAG De reeks artikels brengt interessante elementen aan voor de analyse van de onverdraagbare realiteit dat elk jaar nog steeds meer dan 10 miljoen kinderen sterven, grotendeels aan ziekten die met eenvoudige middelen te voorkomen of te behandelen zijn. Toch blijft de analyse van de onderzoekers grotendeels hangen bij de medische oorzaken van kindersterfte. Hoewel een van de artikels het uitdrukkelijk over sociale rechtvaardigheid heeft, blijft de bespreking zeer oppervlakkig. Uiteindelijk komt men niet verder dan een oproep aan regeringen en multilaterale instellingen om meer inspanningen te leveren. De belangrijkste vraag die moet gesteld worden is deze: als de maatregelen om hier en nu miljoenen kinderen te redden gekend en haalbaar zijn, waarom gebeurt dat dan niet? Het antwoord schuilt niet zozeer in de politieke wil van de regeringen om bepaalde maatregelen toe te passen, maar vooral in het sociale en economische keurslijf dat de hele wereld omspant: dat van de kapitalistische globalisering. Zolang in een maatschappij het winstprincipe belangrijker is dan het leven van een kind, kunnen we weinig verbetering verwachten. In de geschiedenis kent men echter voorbeelden van landen die spectaculaire resultaten behaald hebben op het vlak van de kindersterfte nadat ze aan het kapitalistisch keurslijf wisten te ontsnappen. Socialistisch China kon de kindersterfte in de jaren '60 bijna halveren en deed dat huzarenstukje nog eens over in de jaren '70. Over die periode van 20 jaar daalde de kindersterfte er van 225 tot 64 per duizend. Landen die dergelijke cijfers kunnen voorleggen zijn op één hand te tellen. Sinds China zijn economie geleidelijk openstelt voor buitenlands en privé-kapitaal, ging die duizelingwekkende val van de kindersterfte over in een meer geleidelijke afname. In het jaar 2000 bedroeg de kindersterfte 40 per duizend.7 CASTRO’S LANCET SNIJDT SCHERPER Een tweede vraag is dan hoe men deze ‘Child Survival Revolution’ kan doorvoeren. In een speech die toevallig samenviel met het verschijnen van het laatste artikel in The Lancet gaf Cuba’s president Fidel Castro daarop een antwoord. Op 26 juli 2003 herdacht Cuba de vijftigste verjaardag van de aanval op de Moncada-kazerne, het startschot van de Cubaanse revolutie. De aanval mislukte en Castro werd gevangen genomen. Vijftig jaar later herinnerde Castro eraan hoe hij tijdens zijn proces in oktober 1953 de situatie van de kinderen in Cuba beschreef: 'De schooltjes op het platteland bereiken nauwelijks de helft van de kinderen, die meestal blootsvoets, half naakt en ondervoed zijn. Negentig procent van de kinderen op het platteland heeft parasieten. De maatschappij geeft niets om de massamoord op de duizenden kinderen die elk jaar sterven door armoede.'8 'In Cuba,' ging Castro verder, 'eindigde die menselijke nachtmerrie enkele jaren na de overwinning van de revolutie in 1959. Toen waren er geen ondervoede en door parasieten geteisterde kinderen meer, zonder schoenen en zonder scholen of leerkrachten, ook al moesten ze soms les volgen in de schaduw van een boom. Ze stierven niet meer massaal van honger, ziekte, armoede en gebrek aan medische verzorging.' Momenteel heeft de kindersterfte in Cuba het niveau bereikt van de rijke landen, ondanks het embargo dat het land al meer dan veertig jaar in een wurggreep houdt en ondanks de pogingen om Castro’s bewind te ondermijnen. Fidel Castro weet blijkbaar wel hoe men kinderen een kans op overleven moet geven. 'Bewindvoerders die de status quo willen beschermen en het enkel hebben over de ‘vrije markt’, ‘garantie voor investeringen’ en ‘de wet van vraag en aanbod’ gaan de problemen niet oplossen,' zei hij al in 1953. Bijgevolg moest Cuba 'een nieuw economisch en sociaal systeem krijgen.' Als we deze lessen toepassen op de situatie die in The Lancet wordt beschreven, krijgt de ‘Child Survival Revolution’ meteen ook een diepere betekenis. Castro’s lancet waarmee hij de sociale problemen ontleedt, snijdt niet alleen scherper dan dat van de experten in de volksgezondheid. Het heeft ook al bewezen de kanker van de hoge kindersterfte te kunnen wegsnijden. 1. Robert E Black, Saul S Morris, Jennifer Bryce, 'Where and why are 10 million children dying every year?', in: The Lancet 2003; 361: 2226-34. 2. De verdere cijfergegevens in dit artikel hebben betrekking op de situatie in die 42 landen. 3. Gareth Jones, Richard W Steketee, Robert E Black, Zulfiqar A Bhutta, Saul S Morris, and the Bellagio Child Survival Study Group, 'How many child deaths can we prevent this year?, in:The Lancet 2003; 362: 65-71. 4. Jennifer Bryce, Shams el Arifeen, George Pariyo, Claudio F Lanata, Davidson Gwatkin, Jean-Pierre Habicht, and the Multi-Country Evaluation of IMCI Study Group, 'Reducing child mortality: can public health deliver?' in The Lancet 2003; 362: 159-64. 5. Cesar G Victora, Adam Wagstaff, Joanna Armstrong Schellenberg, Davidson Gwatkin, Mariam Claeson and JeanPierre Habicht, 'Applying an equity lens to child health and mortality: more of the same is not enough', in The Lancet 2003; 362: 233-41. 6. The Bellagio Study Group on Child Survival, 'Knowledge into action for child survival', in:The Lancet 2003; 362: 32327. 7. UNICEF statistics. 8. Speech Given By Fidel Castro, President Of The Republic Of Cuba, At The Ceremony Commemorating The 50th Anniversary Of The Attack On The Moncada And Carlos Manuel De Cespedes Garrisons, In Santiago De Cuba, July 26, 2003. Bookmark/Search this post with: