Natuurlijke graslanden in particulier natuurbeheer

advertisement
Natuurlijke graslanden in particulier natuurbeheer
Beheeradviezen ontwikkeling kruidenrijk grasland voor meer biodiversiteit
Graslandbeheer is belangrijk
Wist u dat er in een goed ontwikkeld natuurlijk grasland wel 300 plantensoorten kunnen voorkomen? Daarnaast zijn natuurlijke
graslanden een goede leefomgeving voor een grote diversiteit aan insecten, vogels en zoogdieren. Ze zijn daarom bijzonder belangrijk
voor de biodiversiteit. Ieder jaar neemt het aantal natuurlijke graslanden nog steeds af. Reden genoeg om er zuinig op te zijn en de
graslanden goed te beheren. In deze factsheet leest u wat u kunt doen om uw natuurlijke grasland optimaal te beheren en verder te
ontwikkelen.
Ambitie soortenrijk grasland
U heeft een beheerpakket voor particulier natuurbeheer met een pakket flora- en faunarijk grasland (N12.01 t/m N12.04),
droog schraalland (N11) en/of vochtig/nat schraalland (N10). In uw overeenkomst liggen afspraken vast over het beheer en de
vergoeding. U heeft met uw contract een afspraak gemaakt, dat u een bepaald type grasland in stand houdt of gaat ontwikkelen
naar een soortenrijker graslandtype. In de praktijk blijkt dat:
1) Een deel van de graslanden de basisdoelen (nog) niet bereikt heeft
2) Een deel van de graslanden de potentie heeft om doorontwikkeld te worden tot een nog soortenrijke en daarmee
waardevoller graslandtype
Stappenplan om uw grasland te ontwikkelen
Wim Schippers is expert op het gebied van natuurlijk graslandbeheer. Hij heeft een uitgebreide gids ontwikkeld met kennis en tips om
toe te werken naar meer soortenrijk grasland. Onderstaande is afgeleid hieruit. De gids ‘Ontwikkelen van kruidenrijk grasland’ is te
bestellen via www.aardewerkadvies.nl.
Het stappenplan in de gids kent 5 fasen in de ontwikkeling van regulier grasland
met Engels raaigras naar een soortenrijk grasland. De SNL-pakketten komen in
hoofdlijnen overeen met verschillende fasen van ontwikkeling, zie de tabel
hieronder. Om te kunnen werken met dit stappenplan moet allereerst vastgesteld
worden in welke fase uw grasland zich bevindt. De gids biedt hiervoor handvaten.
Graslandtype
Engels raai-grasland
Grassenmix
Dominant-stadium
Fase
0
1
2
Gras-kruiden-mix
3
Bloemrijk grasland
4
Schraalland
5
Beheertype SNL
regulier grasland
weidevogelgrasland
weidevogelgrasland
(alleen bij mozaïek)
kruiden en faunarijk grasland
overstromingsgrasland
kruiden en faunarijk grasland
overstromingsgrasland
glanshaverhooiland
bloemdijk
vochtig hooiland
nat schraalland
droog schraalland
Code SNL
-N13.01
N13.01
N12.02
N12.04
N12.02
N12.04
N12.03
N12.01
N10.02
N10.01
N11.01
Geduld is een schone zaak…
De tijd die nodig is om soortenrijk
grasland te ontwikkelen hangt af van
factoren als grondsoort, vochttoestand
en aanwezigheid van voldoende zaden.
In zeer natte en zeer droge situaties
gaat de ontwikkeling het snelst. Voor
schraallanden, fase 5, is meer dan 10
jaar ontwikkeltijd nodig vanaf fase 0
(Engels
raai-grasland).
Geduld,
aandacht voor uw perceel en
doorzettingsvermogen
zijn
hierbij
noodzakelijk.
Stappenplan voor kruidenrijk grasland
De eerste jaren (fase 0 tot 3): verschralen, minder voedingstoffen, meer soortenrijkdom
De eerste jaren (meestal zo’n 6 jaar) vormt maaien en afvoeren het belangrijkste beheer. Zodra de bodem minder voedselrijk is zullen
er meer verschillende soorten grassen in het grasland opkomen en krijgen kruiden de kans zich te ontwikkelen. Maai de eerste keer zo
vroeg mogelijk in het jaar, om zo veel mogelijk gewasgroei te stimuleren, zodat in een tweede en soms derde maaibeurt nog meer
gewas (gras/kruiden) en daarmee voedingsstoffen verwijderd kan worden. Tijdig maaien in de eerste fasen zorgt bovendien voor een
betere kwaliteit hooi! Afvoeren van maaisel is cruciaal, want dit zorgt voor afvoer van voedingsstoffen als stikstof en fosfaat.
Beweiding met koeien, paarden of andere dieren is niet gewenst.
Naweiden met een dichtheid van maximaal 1,5 GVE per ha kan vanaf fase 2 worden toegepast na september (GVE betekent Groot
Vee Eenheid, voorbeelden: melkkoe = 1 GVE, schaap = 0,15 GVE, paard = 1 GVE). Door de mest die door het weidend vee wordt
achtergelaten, gaat de ontwikkeling van het grasland niet verder dan fase 3 en blijft het grasland in de fase 3 gras-kruiden-mix. Voor
graslanden met hogere ambities is naweiden niet gewenst.
Daarna (fase 3 tot 5): later maaien en afvoeren, en eventueel beperkt beweiden
Door het vele maaien en afvoeren zal er steeds minder gewas groeien. U kunt dan later in het seizoen gaan maaien, zodat bijzondere
kruiden ook in zaad kunnen komen. Blijf afvoeren! Door verdere verschraling zal de kruidenrijkdom toenemen in het grasland.
Bloeiende kruiden trekken insecten aan, die op hun beurt weer vogels en zoogdieren aantrekken. In natuurlijke graslanden wordt
minder vaak gemaaid en is de norm bij beweiding max. 1,5 GVE per ha. Beweiding zorgt voor lichte bemesting (minder wenselijk),
maar ook voor meer structuur in het grasland (meer biodiversiteit). Dit is vooral voor allerlei dieren zoals insecten interessant. Ook
hier geldt, zonder beweiding gaat de verschraling sneller en wordt sneller toegewerkt naar fase 5: schraalland.
Wat als de ontwikkeling niet verder komt?
Verkeerde inschatting graslandfase
Ontbreken van mineralen
Een correcte inschatting van de fase waarin de
graslandontwikkeling zich bevindt is belangrijk voor de
juiste beheerinspanning. De gids Ontwikkelen van
kruidenrijk grasland geeft hier praktische handvaten voor.
Tijdsduur alleen geeft onvoldoende inzicht, omdat de
ontwikkeling van vele factoren afhankelijk is.
Soms lukt het niet een grasland verder te verschralen met
enkel maaien en afvoeren, omdat in de bodem bepaalde
mineralen missen. U kunt hier achter komen door een
bodemonderzoek uit te laten voeren. Hieruit blijkt of en
welke mineralen u gericht kunt toedienen.
Diverse lokale bureaus en zelfstandigen bieden
bodemonderzoek aan. Daarnaast kunt u via een
koepelorganisatie als de Bosgroepen Noord Oost Nederland
of het Overijssels Particulier Grondbezit informeren naar
mogelijkheden om een bodemonderzoek uit
te laten voeren.
Extensieve begrazing
Te hoge zuurgraad
Verzuring kan de ontwikkeling van graslanden
belemmeren, met name bij zand- en veengronden. Meet de
zuurgraad van de bodem op verschillende plekken (bijv.
met een pH-testset) en zorg zo nodig voor buffering
middels bekalking.
Ontbreken van zaden
Bij de overgang van gras-kruiden mix naar bloemrijk
grasland speelt de aanwezigheid en kiemkracht van zaden
in de bodem een belangrijke rol. Soms moet u enige jaren
wachten.
Blijft
spontane ontwikkeling van nieuwe soorten
Te veel
meststoffen
uit, dan kun u de kiemkracht stimuleren door:
Niet
of alleen
beperkt
naweiden
is cruciaal in de fase
0 t/m
 op
beperkte
schaal
lichte zodebeschadiging
toe te
2. Depassen
mesttoevoer is al snel te veel. Maaien in combinatie
met
er uiteindelijk
voortedat stappen
de ontwikkeling
 naweiden
tijdelijk zorgt
of wisselend
over
op
stagneert
bij een gras-kruiden-mix. Extensieve begrazing
nabeweiding
GVE per is
ha/jr)
wordt in natuurterreinen
Een (max.
andere1,5
mogelijkheid
het aanvoeren
van zaden door: in en
meer
verder
gevorderd
stadium
wel
toegepast
 vee in te scharen uit terreinen in de
omgeving
met als
beheermaatregel.
hoge soortenrijkdom
 verspreiden van maaisel van een nabijgelegen
soortenrijk perceel met het juiste natuurtype
 door (gedeeltelijk) inzaaien van het perceel met
streekeigen zaaigoed, via een gespecialiseerd
bedrijf, liefst afkomstig vanuit een nabijgelegen
soortenrijk perceel
Beheertips voor flora en fauna!
1) Oogst het gras de eerste jaren (fasen 0 t/m 2) zo vroeg mogelijk in het jaar, nadat nesten van vogels of andere dieren
zijn gemarkeerd, zodat deze ontzien kunnen worden. Zodra zich meer kruiden gaan vestigen in het grasland (fase 3 e.v.)
kan later gemaaid worden. Let hierbij goed op het moment dat zaden van gewenste kruiden en grassen rijp zijn. Het
zaad moet zich kunnen uitzaaien voor het volgende jaar.
2) Oogst het gras pas zodra vogels of andere dieren hun nest kunnen verlaten. Maai een graslandperceel altijd van binnen
naar buiten en gebruik een wildredder om dieren de gelegenheid te geven weg te vluchten. Door gefaseerd te maaien
(niet alles tegelijk), hebben dieren altijd een plekje om te schuilen.
3) U kunt er bij het maaien voor kiezen om een klein deel van het maaisel op een hoop achter te laten in het grasland.
Spinnen, torren, wormen en muizen zoeken hier graag een plekje.
4) Let bij beheerwerkzaamheden op de draagkracht van
de bodem. Vermijd diepe sporen door niet met zware
machines en bij nat weer het land op te gaan. Ook
vertrapping van de bodem door vee is funest. De
bodem kan door gewicht en vertrapping dicht gedrukt
worden, waardoor onvoldoende lucht in de bodem
komt voor het bodemleven (micro-organismen, zoals
schimmels en bacteriën).
5) Dieren en planten koloniseren een perceel meestal via
de perceelranden. Randenbeheer is dan ook bijzonder
waardevol. Maai de eerste 6 jaar (een deel van de)
randen later dan het naastgelegen perceel en maai
gefaseerd (niet alles tegelijk).
Bloeiend gras
Tips beheertechniek
Het beheer van soortenrijk grasland is specialistisch werk. Als u niet zelf het dagelijks beheer uitvoert, kies dan een goede partner.
Niet iedere loonwerker heeft even veel ervaring met beheer van soortenrijke graslanden. Wees duidelijk in de richtlijnen die u
meegeeft aan een loonwerker of agrariër uit uw omgeving op basis van bovenstaande informatie.
Aanvullende tips:
 Kies bij maaibeheer altijd voor maaien en afvoeren i.p.v. klepelen. Klepelen is veel goedkoper, maar bij klepelen wordt het
gewas kapotgeslagen en blijft het liggen. Dit heeft een nadelig effect op de ontwikkeling van het grasland. Afvoeren van
maaisel zorgt daarbij voor de juiste afvoer van voedingsstoffen als stikstof en fosfaat.
 Zorg dat niet (te) vroeg beweid wordt of met te veel dieren, zodat er weer meststoffen worden toegevoegd. Voer zeker niet
bij.
 Zorg dat er niet tijdens te natte omstandigheden en met te grote machines wordt gewerkt, om verdichting van de bodem te
voorkomen.
 Gebruik geen (chemische) bestrijdingsmiddelen.
 Voer geen diepe grondbewerking uit, zoals ploegen of frezen.
Vragen
Heeft u vragen of ontvangt u graag meer informatie, neem dan contact op met Groenloket
Overijssel (0900 – 202 14 92, [email protected]).
Bronnen:
Ontwikkelen van kruidenrijk grasland, Wim Schippers Aardewerk Advies, mei 2012.
Fotomateriaal:
Jan Oldekamp, Jorim Kamerling
Download