Vooruitzichten Belgische economie

advertisement
Economische
Berichten
• nr. 58 • 30 september 2016
VOORUITZICHTEN BELGISCHE ECONOMIE
Groeivertraging in ‘t verschiet
De dynamiek van de Belgische economische activiteit was de voorbije kwartalen erg wisselvallig. Na een zwak eerste kwartaal, veerde de reële bbp-groei in het tweede kwartaal opvallend
terug op. De jongste conjunctuurindicatoren laten uitschijnen dat het groeitempo tijdens de
zomermaanden alweer is vertraagd. Vooral het consumentenvertrouwen nam een duik. Die
indicator is doorgaans zeer volatiel en reageerde ditmaal allicht fel op een reeks aangekondigde bedrijfssluitingen en -herstructureringen die met veel banenverlies zullen gepaard gaan.
Intussen laten ook arbeidsmarktindicatoren uitschijnen dat de positieve dynamiek over zijn top
is. Voorlopig blijven zij wel nog op een relatief gunstig niveau. Toch zal de ontwikkeling, samen
met de Brexit-zorgen en de mindere dynamiek van de Europese conjunctuur, ervoor zorgen
dat de Belgische reële bbp-groei in 2017 wat lager uitkomt (1,2% tegenover 1,3% in 2016). De
aanhoudend trage groei impliceert dat de zogenaamde outputkloof, d.i. het verschil tussen het
effectieve en potentiële bbp-niveau, maar moeizaam wordt gedicht. In de kader van dit nummer van Economische Berichten gaan we dieper in op de vraag waar we momenteel staan in
de conjunctuurcyclus.
Na een mager eerste kwartaal waarin de Belgische economie
met slechts 0,2% groeide, verraste de activiteit in het tweede
kwartaal met een groei van 0,5% tegenover het voorgaande
kwartaal. Het onverwacht sterke cijfer werd gerealiseerd
tegen de negatieve achtergrond van de terroristische aanslagen in Brussel eind maart en een reeks stakingen die in
het voorjaar plaatsvonden. De economische impact van de
aanslagen, die vooral de Brusselse horeca troffen, zou zo’n
200 miljoen euro hebben bedragen en 0,1 procentpunt van
de tweedekwartaalgroei hebben weggenomen. De bbp-groei
in het voorjaar was breed gedragen door alle componenten
van de binnenlandse bestedingen. De gezinnen verhoogden
zowel hun consumptie-uitgaven als hun investeringen in
woongebouwen. Vooral de opnieuw sterke bijdrage van de
bedrijfsinvesteringen viel op. De netto-uitvoer droeg net als
in de vorige kwartalen negatief bij.
Opvallend voor België is de volgorde van een zwak eerste
kwartaal en een sterk tweede, terwijl de situatie in de eurozone omgekeerd was (0,6% groei in het eerste kwartaal en
maar 0,3% in het tweede). Ook tussen de andere lidstaten van
de eurozone bleef het groeibeeld tijdens de jongste kwartalen
overigens danig uiteenlopen. De sterke structurele divergentie
die de eurozone kenmerkt, komt het best tot uiting wanneer
we de gecumuleerde reële bbp-groei sinds begin 2013, toen
het huidige conjunctuurherstel aanvatte, vergelijken tussen de
grote landen. Spanje (+7,5%) en Duitsland (+5,9%) presteerden het best, terwijl Frankrijk (+3,6%) en vooral Italië (+1,1%)
teleurstelden. Voor de hele eurozone bedroeg de reële economische groei sinds begin 2013 5,0%. In België lag die met
4,5% daar iets onder (grafiek 1).
1
Economische Berichten
Grafiek 1 - Cumulatieve reële bbp-groei tijdens herstelfase
Grafiek 2 - Vertrouwensklimaat blijft moeilijk
(in %)
15
10
13
5
11
0
-5
9
-10
7
-15
5
-20
3
-25
1
-30
-1
Spanje
Duitsland Nederland Eurozone
België
Frankrijk
-35
2008
Italië
Sinds dieptepunt Q2 2009
Sinds dieptepunt Q1 2013
Bron: Eurostat
De keuze
vanQ2 2009
de Britten
Sinds dieptepunt
Sinds dieptepuntvoor
Q1 2013 een Brexit eind juni heeft de
onzekerheid binnen de Europese Unie de jongste maanden
sterk doen toenemen. De Britse regering zal de officiële kennisgeving van haar voornemen om de EU te verlaten wellicht pas
begin 2017 geven, waarna nog een onderhandelingsperiode
van minimaal twee jaar zal volgen. Dit betekent dat de impact
van het Brexit-gebeuren op de eurozone-economie, en die van
België in het bijzonder, op korte termijn alleen voortvloeit uit
het zwakkere sentiment van producenten en consumenten en
uit de verzwakking van het Britse pond tegenover de euro.
Wij gaan ervan uit dat op langere termijn, eenmaal het VK
de EU effectief zal hebben verlaten, de handelsstromen niet
al te zeer zullen worden beknot. Beide economische blokken
hebben er immers groot belang bij om de bestaande handelsrelaties zoveel mogelijk intact te houden. Voor België is dat erg
belangrijk, gezien het relatief grote aandeel van onze uitvoer
naar het VK.
Indicatorenbeeld slaat om
De jongste indicatoren doen vermoeden dat de groei van de
economische activiteit in België, na het sterke tweede kwartaal, tijdens de zomermaanden opnieuw is vertraagd. De NBBindicator van het producentenvertrouwen kreeg in augustus
een serieuze tik, waardoor de verbetering in de twee vorige
kwartalen opnieuw werd tenietgedaan (grafiek 2). Meer specifiek ging ook de beoordeling van de uitvoerbestellingen er fel
op achteruit. De verslechtering viel samen met de terugval van
de PMI-vertrouwensindicator in de eurozone en van de IFOindicator in Duitsland. In september herstelde het Belgische
producentenvertrouwen zich wel wat, maar in mindere mate
dan de IFO-indicator. In die maand nam het vertrouwen van de
Belgische consument een duik, na een stabilisatie in augustus.
Die terugval hield verband met een reeks bedrijfssluitingen en
-herstructureringen in de industrie en financiële sector (onder
meer bij Caterpillar, Douwe Egberts, P&V en AXA), die sinds
09
10
11
12
13
14
15
16
Producentenvertrouwen
(NBB-indicator)
Producentenvertrouwen
(NBB-indicator)
Consumentenvertrouwen (NBB-enquête)
Consumentenvertrouwen (NBB-enquête)
Bron: NBB
begin september zijn aangekondigd en die met veel banenverlies zullen gepaard gaan.
Het consumentenvertrouwen is doorgaans zeer volatiel en
reageert traditioneel fel op negatieve gebeurtenissen. Dat was
eerder bijvoorbeeld ook het geval na de sluiting van Ford Genk.
De terugval in de indicator is in dergelijke situaties meestal
kortstondig en hoeft op zich dan ook geen voorbode te zijn
van een zware verslechtering van de conjunctuur. Toch lijkt
meer algemeen het klimaat ook op de arbeidsmarkt stilaan
om te slaan. In lijn met de globale NBB-indicator viel ook de
subcomponent van de werkgelegenheidsvooruitzichten terug.
De kentering komt ook tot uiting in de dynamiek van andere
indicatoren, zoals de jaarwijziging van het aantal werklozen en
van het aantal nieuwe vacatures (grafiek 3). Voorlopig blijven
de meeste van die indicatoren wel nog op een relatief gunstig
niveau, zodat we ons nu niet reeds teveel zorgen mogen beginnen maken. Ook overtreft het aantal nieuwe startende onderGrafiek 3 - Arbeidsmarktdynamiek over de top
15
20000
15000
10
10000
5
5000
0
0
-5000
-5
-10
2008
-10000
09
10
11
12
13
14
15
16
-15000
Aantal werklozen (NWW, jaarwijziging in %, linkse schaal)
Nieuw ontvangen vacatures (Vlaanderen, jaarwijziging in ‘000, rechtse schaal)
Bron: RVA, VDAB
Aantal werklozen (NWW, jaarwijziging in %, linkse as)
Nieuw ontvangen vacatures (Vlaanderen, jaarwijziging in '000, rechtse as)
2
nemingen nog in toenemende mate het aantal faillissementen,
wat de banencreatie blijft ondersteunen.
Mede dankzij de betere internationale conjunctuur en overheidsmaatregelen, waaronder de loonmatiging, heeft de Belgische
arbeidsmarkt de jongste jaren overigens goed gepresteerd.
Sinds het conjunctuurherstel in het voorjaar van 2013 aanvatte,
kwamen er netto zo’n 100.000 banen bij. De jobcreatie tussen voorjaar 2013 en voorjaar 2016 komt overeen met een
groei van de binnenlandse werkgelegenheid van 2,2%. Dat is
minder dan in de hele eurozone en Duitsland (beide +3,0%),
maar meer dan in Frankrijk en Nederland (beide 1,6%). De banencreatie vond wel uitsluitend in de dienstensectoren plaats.
In de industrie gingen er in die periode netto nog zo’n 23.000
banen verloren. De jongste kwartalen verminderde dat verlies
wel fel, maar in de dienstensectoren lijkt de dynamiek van de
banencreatie toch over zijn hoogtepunt (grafiek 4).
Grafiek 4 - Banencreatie in België
(jaarwijziging binnenlandse werkgelegenheid, in ‘000)
100
80
60
40
20
0
-20
-40
2008
09
10
Landbouw
Bouw
Bron: NBB
11
12
13
14
15
16
Verwerkende nijverheid
Diensten
Totaal
Landbouw Verwerkende nijverheid
Bouw
Diensten
Totaal
Alles wat lager
De mindere dynamiek op de arbeidsmarkt vertaalt zich de
komende kwartalen allicht in een eveneens wat minder sterke
groei van de gezinsconsumptie. Wij gaan er bovendien van uit
dat de spaarquote van de gezinnen zal stijgen. De nagenoeg
nulrente zet hen er immers toe aan om het verlies aan vermogensaanwas via rente-inkomsten voor een stuk te compenseren
door meer uit het lopend inkomen te sparen. Voorlopende indicatoren, zoals de beoordeling van de bouworders, geven aan
dat het tij ook inzake bouwinvesteringen van de gezinnen wat
lijkt te keren. Na eerst te zijn achtergebleven bij het industriële
herstel, kende de bouwsector sinds de tweede helft van 2015
een opmerkelijke herleving. Die is mee te verklaren door de
aanhoudend gunstige voorwaarden waartegen gezinnen een
hypotheeklening kunnen afsluiten. In de eerste helft van 2016
lag het aantal nieuwe leningen voor de bouw of verbouwing
van een woning ruim 6% hoger dan een jaar eerder.
De lage rente, de toename van de bedrijfsrendabiliteit en de
vrij hoge bezettingsgraad van de productiecapaciteit zullen de
investeringen van de ondernemingen blijven ondersteunen. In
de cijfers zal de volumegroei voor heel 2016 nog neerwaarts
worden beïnvloed door het wegvallen van de uitzonderlijke
aankopen van tankerschepen en licenties, die de bedrijfsinvesteringen in 2014 en 2015 kunstmatig hadden opgedreven.
Gecorrigeerd voor die transacties zou de volumegroei van de
bedrijfsinvesteringen dit jaar allicht ruim 6% bedragen. Dat
hoge cijfer zullen we in 2017 wel niet meer halen, te wijten aan
de geleidelijk minder gunstige afzetperspectieven. Onder druk
van de verdere sanering van de publieke financiën zullen ook
de overheidsinvesteringen minder sterk toenemen.
De uitvoer blijft de positieve gevolgen ondervinden van de gunstige ontwikkeling van de relatieve arbeidskosten, op zijn beurt
te danken aan de voorbije inspanning inzake loonmatiging.
Toch zien we ook de uitvoergroei in 2017 niet meer uitklimmen
boven de hoge cijfers van 2014-2015. De gewonnen concurrentiekracht van de Belgische exporteurs wordt immers deels
uitgehold door de vervroegde loonindexatie, zelf een gevolg
van de relatief hoge inflatie die België momenteel kent, en door
de verzwakking van het Britse pond. Die laatste is een gevolg
van de Brexit-onzekerheid en heeft de voorbije kwartalen de
Belgische uitvoer naar het VK al doen afnemen (naast een volume-effect speelde evenwel ook een prijseffect). De Belgische
uitvoer zal ten slotte ook te lijden krijgen onder de geleidelijk
minder gunstige dynamiek van de Europese conjunctuur.
Lichte groeivertraging
De visie op de verschillende bbp-componenten vertaalt zich
in een door ons verwachte economische groei van 1,2% in
2017 (zie tabel op blz. 6). Dat is een lichte vertraging in vergelijking met de 1,3%-groei die we voor 2016 vooropstellen.
De Belgische economische groei blijft daarmee zowel dit als
Grafiek 5 - Belgische uitvoer naar het VK neemt af
20
0,9
15
0,85
10
0,8
5
0,75
0
0,7
-5
-10
2012
0,65
13
14
15
16
Uitvoer naar het VK (in waarde, jaar-op-jaarwijziging in %, linkse schaal)
Uitvoer
GBP
perhet
EUR
schaal)
naar
VK(rechtse
(in waarde,
jaar-op-jaarwijziging in %, linkse as)
GBP per EUR (rechtse as)
3
Economische Berichten
volgend jaar net onder die in de eurozone (1,4% in 2016 en
1,3% in 2017). De KBC-voorspelling voor de Belgische groei in
2017 ligt een stuk lager dan wat de internationale organisaties
IMF, OESO en EC naar voren schuiven (1,4 à 1,6%), maar hun
inschatting dateert nog van vóór de Brexit-stem. Intussen werden ook de consensusverwachting voor 2017 (1,3%) en die van
het Federaal Planbureau (1,2%) neerwaarts bijgesteld.
De aanhoudend trage groei impliceert dat de zogenaamde
outputkloof, d.i. het verschil tussen het effectieve en potentiële
bbp-niveau, maar moeizaam wordt gedicht. Onze verwachting
is dat die pas tegen 2020 positief zal worden (zie ook kader op
blz. 4-5). Daardoor blijft ook de onderliggende inflatie allicht
nog een tijdlang laag. De Belgische inflatie liep het afgelopen
jaar wel sterk op, tot een piek van 2,3% tijdens de zomer, maar
dat was voornamelijk het gevolg van de invoering of verhoging
van een aantal belastingen en heffingen. Vooral de consumptieprijs van elektriciteit nam daardoor sterk toe. In 2017 zal de
inflatie in België opnieuw vertragen tot gemiddeld zo’n 1,6%.
Dat komt doordat de opwaartse impact van de overheidsingrepen op de jaarstijging van de consumptieprijsindex zal zijn uitgewerkt en doordat
de onderliggende inflatie de neerwaartse
invloed ondervindt van de arbeidskostenverlagende maatregelen.
Johan Van Gompel
[email protected]
Waar staan we in de conjunctuurcyclus ?
De kentering van een aantal indicatoren doet de vraag rijzen
of het conjunctuurherstel in België nu op zijn einde loopt. Dat
herstel vatte in het voorjaar van 2013 aan, na de milde recessie
in 2012, en was tot dusver vrij mager. De gecumuleerde economische groei sinds het dieptepunt van het bbp in 2013 bedroeg
in België maar 4,5%. In de eurozone lag die met 5,0% daar iets
boven. Wanneer we het herstel ruimer beschouwen sinds de
Grote Recessie van 2008-2009, dan groeide het Belgische reële
bbp in 2010-2015 gemiddeld met slechts 1,2% per jaar (0,8%
in de eurozone). Dat impliceert dat de economie nog niet de
groeipercentages van vóór de financiële crisis opnieuw heeft
kunnen bereiken. In het decennium dat het begin van de crisis
in 2008 voorafging, ging het reële bbp gemiddeld met 2,5%
per jaar vooruit.
De bbp-groei die we de komende jaren mogen verwachten is
de resultante van het verdere verloop van de conjunctuurdynamiek en van de onderliggende potentiële groei. Om na te
gaan in welke fase van de conjunctuurcyclus we ons bevinden,
wordt doorgaans gekeken naar de schommeling van het feitelijk bbp-niveau rond zijn potentieel niveau. In tegenstelling tot
wat de naam suggereert, is het potentieel productieniveau niet
de maximaal haalbare productie met de maximale inzet van de
beschikbare productiefactoren, maar het productieniveau bij
de ‘normale’ bezetting van de productiecapaciteit. Het moet
worden gezien als een evenwichtsniveau waarbij er noch overnoch onderbezetting van de capaciteit is. De toename ervan,
de potentiële groei, wordt gedreven door technologische vooruitgang, uitbreiding van de kapitaalvoorraad of een toename in
het aantal en het scholingsniveau van de werknemers.
Grafiek 6 toont de opeenvolgende conjunctuurfasen die de
Belgische economie sinds 1970 heeft doorlopen. De cijfers
illustreren het grote outputverlies dat België tijdens de periode
van financiële crisis sinds 2008 heeft geïncasseerd. Naargelang
de berekening bedraagt de outputkloof voor België momenteel nog -0,7 à -1,2%, wat impliceert dat we nog altijd in de
fase van laagconjunctuur vertoeven. In de eurozone zou de
negatieve kloof nog zo’n half procentpunt groter zijn dan in
België (grafiek 7). Het verloop van de kloof in België en de
eurozone is niettemin erg gelijkaardig, wat aantoont dat de
conjunctuur in ons land in belangrijke mate internationaal
bepaald is.
In de praktijk hangt de snelheid waarmee de outputkloof
verkleint af van de mate waarin de effectieve bbp-groei de
potentiële groei overtreft. De ervaring van de periode na
de eerste oliecrisis in 1973 illustreert dat het soms lang kan
duren vooraleer de kloof wordt gedicht (grafiek 6). In de
Grafiek 6 - Outputkloof in België
(in %)
3
2
1
0
-1
-2
Outputkloof niet gedicht
De procentuele afwijking tussen het feitelijk en potentieel
reëel bbp vormt de ‘outputkloof’. Een positieve waarde duidt
op hoogconjunctuur, een negatieve op laagconjunctuur.
4
-3
1970
75
80
85
EC
(*) raming
90
95
2000
05
OESOIMF
EC
OESO IMF
10
16*
Verenigde Staten is de outputkloof vandaag al positief, wat
betekent dat het land al relatief ver in de conjunctuurcyclus
is gevorderd. Dat weerspiegelt zich er overigens ook in een
krappere arbeidsmarkt en een verkrapping van het monetaire
beleid. Volgens de voorspelling van het IMF zal de kloof in de
eurozone pas tegen 2020 zijn gedicht (grafiek 7). Binnen de
muntunie loopt Duitsland conjunctureel voorop. De IMF-cijfers
suggereren dat de kloof er al in 2017 positief zal worden. Voor
België maakt het IMF geen langetermijnraming, maar het ziet
ernaar uit dat ook bij ons het dichten van de kloof nog wel
enkele jaren zal vergen.
Grafiek 7 - Outputkloof in België vs. eurozone en Duitsland
(IMF-cijfers, in %)
3
Voorspelling
2
1
0
-1
-2
-3
Lage groei, lage inflatie
In de praktijk komt dat neer op een door ons geraamde effectieve reële bbp-groei in België van 1,5% of iets lager per jaar in
2017-2020, met een potentiële groei die daar iets onder blijft.
Dat de economische groei de komende jaren erg laag blijft,
heeft enerzijds te maken met de vertraagde potentiële groei
en anderzijds met het feit dat de conjunctuurdynamiek onvoldoende stevig is om ver boven de potentiële groei uit te stijgen.
De lagere raming voor de potentiële groei is vooral te wijten
aan de neerwaartse trend van de totale factorproductiviteit, d.i.
een maatstaf voor de efficiënte inzet en de kwaliteit van arbeid
en kapitaal. De verklaring daarvoor moet worden gezocht bij
de middelmatige of zwakke score van België op factoren zoals
de afstemming van menselijk kapitaal op concrete bedrijfsbehoeften, het algemene ondernemingsklimaat en de mate van
ondernemerschap en innovatie.
Een andere uiting van de aanhoudende laagconjunctuur is
dat de werkloosheidsgraad, hoewel dalend, zich nog altijd
boven de zogenaamde NAIRU bevindt. De Non-Accelerating
Inflation Rate of Unemployment is de evenwichtswerkloosheidsgraad die geen versnelling van de inflatie uitlokt. Volgens
berekeningen van de OESO bedroeg het verschil tussen de
effectieve werkloosheidsgraad en de NAIRU in België in 2015
nog 0,5 procentpunt (grafiek 8). In de eurozone was dat zelfs
1,4 procentpunt. In Duitsland daarentegen heerst al enige tijd
‘volledige’ werkgelegenheid, met een werkloosheidsgraad die
er al wel beneden de NAIRU is gezakt. Voor de hele eurozone
impliceert de nog enige tijd aanhoudend negatieve output-
-4
-5
1990
95
2000
België
05
10
15
20
EurozoneDuitsland
België Eurozone Duitsland
kloof en werkloosheid boven de NAIRU dat er nauwelijks druk
op de lonen zal zijn. Op zijn beurt zorgt dat ervoor dat ook de
onderliggende inflatie nog een tijdlang laag - een stuk beneden 2% - zal blijven.
Grafiek 8 - Verschil effectieve werkloosheidsgraad
en de NAIRU
(OESO-cijfers, in procentpunten)
3
2,5
2
1,5
1
0,5
0
-0,5
-1
-1,5
-2
1990
95
België
2000
05
10
15
EurozoneDuitsland
België
Eurozone Duitsland
5
Economische Berichten
NATIONALE REKENINGEN (reële jaarwijziging in %)
Particuliere consumptie
Overheidsconsumptie
Investeringen in vaste activa
Bedrijfsinvesteringen
Overheidsinvesteringen
Investeringen in woongebouwen
Finale binnenlandse vraag (ongerekend voorraadwijziging)
Voorraadwijziging (groeibijdrage)
Uitvoer van goederen en diensten
Invoer van goederen en diensten
Bruto binnenlands product (bbp)
Beschikbaar gezinsinkomen
Bruto-spaarquote van de gezinnen (in % beschikbaar inkomen)
EVENWICHTSINDICATOREN en RENTE
Inflatie (gemiddelde jaarstijging, in %)
Consumptieprijzen
Gezondheidsindex
Overheidsfinanciën (in % bbp, bij ongewijzigd beleid)
Financieringssaldo
Primair saldo
Overheidsschuld
Arbeidsmarkt
Werkgelegenheid (verandering tijdens het jaar, in ‘000)
Werkloosheidsgraad (einde jaar, Eurostat-definitie)
Lopende rekening (in % van bbp)
Huizenprijzen (verandering tijdens het jaar, bestaande en nieuwe
woningen, in %)
Rente (einde jaar)
Tienjaarsrente (in %)
Spread met Duitsland (in basispunten)
Onze webstek www.kbceconomics.be houdt u
op de hoogte van alle analyses en vooruitzichten
van de KBC-economisten.
2013
0,9
-0,1
-1,7
-0,5
-3,9
-4,1
0,0
-0,7
1,6
0,8
2014
2015
2016
2017
0,4
0,3
7,0
8,0
3,2
5,7
1,8
-0,1
5,4
5,9
1,3
0,2
2,3
3,3
-0,6
1,2
1,3
0,3
4,8
5,2
0,8
0,2
3,5
2,9
2,6
5,9
1,3
0,0
3,3
3,3
0,7
0,2
3,0
3,5
1,2
2,2
1,2
0,0
3,9
3,8
0,0
1,3
1,4
1,3
1,2
-0,6
12,3
0,5
12,6
1,1
12,7
1,3
12,9
1,2
13,5
2013
2014
2015
2016
2016
1,1
1,2
0,3
0,4
0,6
1,0
2,0
2,1
1,6
1,5
-2,9
0,4
105,1
-3,1
0,1
106,5
-2,6
0,3
106,1
-2,9
-0,3
107,1
-2,6
-0,2
106,9
-11,4
8,5
-0,2
26,1
8,4
-0,2
46,1
8,7
0,0
50
8,3
0,1
40
8,1
0,2
1,2
-0,6
1,5
1,8
1,0
2,6
62
0,8
25
0,96
33
0,25
25
0,70
25
Voor vragen i.v.m. de inhoud van deze publicatie kunt u terecht bij: Johan Van Gompel (32) (0)2 429.59.54
E-mail: [email protected]
Verantwoordelijke uitgever: Johan Van Gompel, Havenlaan 2, B-1080 Brussel
Correspondentieadres & abonnementenbeheer: Corporate Hoofdeconoom , GCE, Havenlaan 2, 1080 Brussel,
E-mail: [email protected]
Deze publicatie komt tot stand op de Chief Economist-afdeling van KBC Groep. Noch de mate waarin de voorgestelde scenario’s, risico’s en prognoses de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit
zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De prognoses zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie
zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies conform de Wet van 6
april 1995 inzake secundaire markten, het statuut van en het toezicht op beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. KBC kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de juistheid of de volledigheid ervan.
Alle historische koersen, statistieken en grafieken zijn actueel tot en met 29 september 2016, tenzij anders vermeld.
De beschreven meningen en vooruitzichten zijn die zoals ze gelden op 29 september 2016.
Download