Economische Berichten • nr. 58 • 30 september 2016 VOORUITZICHTEN BELGISCHE ECONOMIE Groeivertraging in ‘t verschiet De dynamiek van de Belgische economische activiteit was de voorbije kwartalen erg wisselvallig. Na een zwak eerste kwartaal, veerde de reële bbp-groei in het tweede kwartaal opvallend terug op. De jongste conjunctuurindicatoren laten uitschijnen dat het groeitempo tijdens de zomermaanden alweer is vertraagd. Vooral het consumentenvertrouwen nam een duik. Die indicator is doorgaans zeer volatiel en reageerde ditmaal allicht fel op een reeks aangekondigde bedrijfssluitingen en -herstructureringen die met veel banenverlies zullen gepaard gaan. Intussen laten ook arbeidsmarktindicatoren uitschijnen dat de positieve dynamiek over zijn top is. Voorlopig blijven zij wel nog op een relatief gunstig niveau. Toch zal de ontwikkeling, samen met de Brexit-zorgen en de mindere dynamiek van de Europese conjunctuur, ervoor zorgen dat de Belgische reële bbp-groei in 2017 wat lager uitkomt (1,2% tegenover 1,3% in 2016). De aanhoudend trage groei impliceert dat de zogenaamde outputkloof, d.i. het verschil tussen het effectieve en potentiële bbp-niveau, maar moeizaam wordt gedicht. In de kader van dit nummer van Economische Berichten gaan we dieper in op de vraag waar we momenteel staan in de conjunctuurcyclus. Na een mager eerste kwartaal waarin de Belgische economie met slechts 0,2% groeide, verraste de activiteit in het tweede kwartaal met een groei van 0,5% tegenover het voorgaande kwartaal. Het onverwacht sterke cijfer werd gerealiseerd tegen de negatieve achtergrond van de terroristische aanslagen in Brussel eind maart en een reeks stakingen die in het voorjaar plaatsvonden. De economische impact van de aanslagen, die vooral de Brusselse horeca troffen, zou zo’n 200 miljoen euro hebben bedragen en 0,1 procentpunt van de tweedekwartaalgroei hebben weggenomen. De bbp-groei in het voorjaar was breed gedragen door alle componenten van de binnenlandse bestedingen. De gezinnen verhoogden zowel hun consumptie-uitgaven als hun investeringen in woongebouwen. Vooral de opnieuw sterke bijdrage van de bedrijfsinvesteringen viel op. De netto-uitvoer droeg net als in de vorige kwartalen negatief bij. Opvallend voor België is de volgorde van een zwak eerste kwartaal en een sterk tweede, terwijl de situatie in de eurozone omgekeerd was (0,6% groei in het eerste kwartaal en maar 0,3% in het tweede). Ook tussen de andere lidstaten van de eurozone bleef het groeibeeld tijdens de jongste kwartalen overigens danig uiteenlopen. De sterke structurele divergentie die de eurozone kenmerkt, komt het best tot uiting wanneer we de gecumuleerde reële bbp-groei sinds begin 2013, toen het huidige conjunctuurherstel aanvatte, vergelijken tussen de grote landen. Spanje (+7,5%) en Duitsland (+5,9%) presteerden het best, terwijl Frankrijk (+3,6%) en vooral Italië (+1,1%) teleurstelden. Voor de hele eurozone bedroeg de reële economische groei sinds begin 2013 5,0%. In België lag die met 4,5% daar iets onder (grafiek 1). 1 Economische Berichten Grafiek 1 - Cumulatieve reële bbp-groei tijdens herstelfase Grafiek 2 - Vertrouwensklimaat blijft moeilijk (in %) 15 10 13 5 11 0 -5 9 -10 7 -15 5 -20 3 -25 1 -30 -1 Spanje Duitsland Nederland Eurozone België Frankrijk -35 2008 Italië Sinds dieptepunt Q2 2009 Sinds dieptepunt Q1 2013 Bron: Eurostat De keuze vanQ2 2009 de Britten Sinds dieptepunt Sinds dieptepuntvoor Q1 2013 een Brexit eind juni heeft de onzekerheid binnen de Europese Unie de jongste maanden sterk doen toenemen. De Britse regering zal de officiële kennisgeving van haar voornemen om de EU te verlaten wellicht pas begin 2017 geven, waarna nog een onderhandelingsperiode van minimaal twee jaar zal volgen. Dit betekent dat de impact van het Brexit-gebeuren op de eurozone-economie, en die van België in het bijzonder, op korte termijn alleen voortvloeit uit het zwakkere sentiment van producenten en consumenten en uit de verzwakking van het Britse pond tegenover de euro. Wij gaan ervan uit dat op langere termijn, eenmaal het VK de EU effectief zal hebben verlaten, de handelsstromen niet al te zeer zullen worden beknot. Beide economische blokken hebben er immers groot belang bij om de bestaande handelsrelaties zoveel mogelijk intact te houden. Voor België is dat erg belangrijk, gezien het relatief grote aandeel van onze uitvoer naar het VK. Indicatorenbeeld slaat om De jongste indicatoren doen vermoeden dat de groei van de economische activiteit in België, na het sterke tweede kwartaal, tijdens de zomermaanden opnieuw is vertraagd. De NBBindicator van het producentenvertrouwen kreeg in augustus een serieuze tik, waardoor de verbetering in de twee vorige kwartalen opnieuw werd tenietgedaan (grafiek 2). Meer specifiek ging ook de beoordeling van de uitvoerbestellingen er fel op achteruit. De verslechtering viel samen met de terugval van de PMI-vertrouwensindicator in de eurozone en van de IFOindicator in Duitsland. In september herstelde het Belgische producentenvertrouwen zich wel wat, maar in mindere mate dan de IFO-indicator. In die maand nam het vertrouwen van de Belgische consument een duik, na een stabilisatie in augustus. Die terugval hield verband met een reeks bedrijfssluitingen en -herstructureringen in de industrie en financiële sector (onder meer bij Caterpillar, Douwe Egberts, P&V en AXA), die sinds 09 10 11 12 13 14 15 16 Producentenvertrouwen (NBB-indicator) Producentenvertrouwen (NBB-indicator) Consumentenvertrouwen (NBB-enquête) Consumentenvertrouwen (NBB-enquête) Bron: NBB begin september zijn aangekondigd en die met veel banenverlies zullen gepaard gaan. Het consumentenvertrouwen is doorgaans zeer volatiel en reageert traditioneel fel op negatieve gebeurtenissen. Dat was eerder bijvoorbeeld ook het geval na de sluiting van Ford Genk. De terugval in de indicator is in dergelijke situaties meestal kortstondig en hoeft op zich dan ook geen voorbode te zijn van een zware verslechtering van de conjunctuur. Toch lijkt meer algemeen het klimaat ook op de arbeidsmarkt stilaan om te slaan. In lijn met de globale NBB-indicator viel ook de subcomponent van de werkgelegenheidsvooruitzichten terug. De kentering komt ook tot uiting in de dynamiek van andere indicatoren, zoals de jaarwijziging van het aantal werklozen en van het aantal nieuwe vacatures (grafiek 3). Voorlopig blijven de meeste van die indicatoren wel nog op een relatief gunstig niveau, zodat we ons nu niet reeds teveel zorgen mogen beginnen maken. Ook overtreft het aantal nieuwe startende onderGrafiek 3 - Arbeidsmarktdynamiek over de top 15 20000 15000 10 10000 5 5000 0 0 -5000 -5 -10 2008 -10000 09 10 11 12 13 14 15 16 -15000 Aantal werklozen (NWW, jaarwijziging in %, linkse schaal) Nieuw ontvangen vacatures (Vlaanderen, jaarwijziging in ‘000, rechtse schaal) Bron: RVA, VDAB Aantal werklozen (NWW, jaarwijziging in %, linkse as) Nieuw ontvangen vacatures (Vlaanderen, jaarwijziging in '000, rechtse as) 2 nemingen nog in toenemende mate het aantal faillissementen, wat de banencreatie blijft ondersteunen. Mede dankzij de betere internationale conjunctuur en overheidsmaatregelen, waaronder de loonmatiging, heeft de Belgische arbeidsmarkt de jongste jaren overigens goed gepresteerd. Sinds het conjunctuurherstel in het voorjaar van 2013 aanvatte, kwamen er netto zo’n 100.000 banen bij. De jobcreatie tussen voorjaar 2013 en voorjaar 2016 komt overeen met een groei van de binnenlandse werkgelegenheid van 2,2%. Dat is minder dan in de hele eurozone en Duitsland (beide +3,0%), maar meer dan in Frankrijk en Nederland (beide 1,6%). De banencreatie vond wel uitsluitend in de dienstensectoren plaats. In de industrie gingen er in die periode netto nog zo’n 23.000 banen verloren. De jongste kwartalen verminderde dat verlies wel fel, maar in de dienstensectoren lijkt de dynamiek van de banencreatie toch over zijn hoogtepunt (grafiek 4). Grafiek 4 - Banencreatie in België (jaarwijziging binnenlandse werkgelegenheid, in ‘000) 100 80 60 40 20 0 -20 -40 2008 09 10 Landbouw Bouw Bron: NBB 11 12 13 14 15 16 Verwerkende nijverheid Diensten Totaal Landbouw Verwerkende nijverheid Bouw Diensten Totaal Alles wat lager De mindere dynamiek op de arbeidsmarkt vertaalt zich de komende kwartalen allicht in een eveneens wat minder sterke groei van de gezinsconsumptie. Wij gaan er bovendien van uit dat de spaarquote van de gezinnen zal stijgen. De nagenoeg nulrente zet hen er immers toe aan om het verlies aan vermogensaanwas via rente-inkomsten voor een stuk te compenseren door meer uit het lopend inkomen te sparen. Voorlopende indicatoren, zoals de beoordeling van de bouworders, geven aan dat het tij ook inzake bouwinvesteringen van de gezinnen wat lijkt te keren. Na eerst te zijn achtergebleven bij het industriële herstel, kende de bouwsector sinds de tweede helft van 2015 een opmerkelijke herleving. Die is mee te verklaren door de aanhoudend gunstige voorwaarden waartegen gezinnen een hypotheeklening kunnen afsluiten. In de eerste helft van 2016 lag het aantal nieuwe leningen voor de bouw of verbouwing van een woning ruim 6% hoger dan een jaar eerder. De lage rente, de toename van de bedrijfsrendabiliteit en de vrij hoge bezettingsgraad van de productiecapaciteit zullen de investeringen van de ondernemingen blijven ondersteunen. In de cijfers zal de volumegroei voor heel 2016 nog neerwaarts worden beïnvloed door het wegvallen van de uitzonderlijke aankopen van tankerschepen en licenties, die de bedrijfsinvesteringen in 2014 en 2015 kunstmatig hadden opgedreven. Gecorrigeerd voor die transacties zou de volumegroei van de bedrijfsinvesteringen dit jaar allicht ruim 6% bedragen. Dat hoge cijfer zullen we in 2017 wel niet meer halen, te wijten aan de geleidelijk minder gunstige afzetperspectieven. Onder druk van de verdere sanering van de publieke financiën zullen ook de overheidsinvesteringen minder sterk toenemen. De uitvoer blijft de positieve gevolgen ondervinden van de gunstige ontwikkeling van de relatieve arbeidskosten, op zijn beurt te danken aan de voorbije inspanning inzake loonmatiging. Toch zien we ook de uitvoergroei in 2017 niet meer uitklimmen boven de hoge cijfers van 2014-2015. De gewonnen concurrentiekracht van de Belgische exporteurs wordt immers deels uitgehold door de vervroegde loonindexatie, zelf een gevolg van de relatief hoge inflatie die België momenteel kent, en door de verzwakking van het Britse pond. Die laatste is een gevolg van de Brexit-onzekerheid en heeft de voorbije kwartalen de Belgische uitvoer naar het VK al doen afnemen (naast een volume-effect speelde evenwel ook een prijseffect). De Belgische uitvoer zal ten slotte ook te lijden krijgen onder de geleidelijk minder gunstige dynamiek van de Europese conjunctuur. Lichte groeivertraging De visie op de verschillende bbp-componenten vertaalt zich in een door ons verwachte economische groei van 1,2% in 2017 (zie tabel op blz. 6). Dat is een lichte vertraging in vergelijking met de 1,3%-groei die we voor 2016 vooropstellen. De Belgische economische groei blijft daarmee zowel dit als Grafiek 5 - Belgische uitvoer naar het VK neemt af 20 0,9 15 0,85 10 0,8 5 0,75 0 0,7 -5 -10 2012 0,65 13 14 15 16 Uitvoer naar het VK (in waarde, jaar-op-jaarwijziging in %, linkse schaal) Uitvoer GBP perhet EUR schaal) naar VK(rechtse (in waarde, jaar-op-jaarwijziging in %, linkse as) GBP per EUR (rechtse as) 3 Economische Berichten volgend jaar net onder die in de eurozone (1,4% in 2016 en 1,3% in 2017). De KBC-voorspelling voor de Belgische groei in 2017 ligt een stuk lager dan wat de internationale organisaties IMF, OESO en EC naar voren schuiven (1,4 à 1,6%), maar hun inschatting dateert nog van vóór de Brexit-stem. Intussen werden ook de consensusverwachting voor 2017 (1,3%) en die van het Federaal Planbureau (1,2%) neerwaarts bijgesteld. De aanhoudend trage groei impliceert dat de zogenaamde outputkloof, d.i. het verschil tussen het effectieve en potentiële bbp-niveau, maar moeizaam wordt gedicht. Onze verwachting is dat die pas tegen 2020 positief zal worden (zie ook kader op blz. 4-5). Daardoor blijft ook de onderliggende inflatie allicht nog een tijdlang laag. De Belgische inflatie liep het afgelopen jaar wel sterk op, tot een piek van 2,3% tijdens de zomer, maar dat was voornamelijk het gevolg van de invoering of verhoging van een aantal belastingen en heffingen. Vooral de consumptieprijs van elektriciteit nam daardoor sterk toe. In 2017 zal de inflatie in België opnieuw vertragen tot gemiddeld zo’n 1,6%. Dat komt doordat de opwaartse impact van de overheidsingrepen op de jaarstijging van de consumptieprijsindex zal zijn uitgewerkt en doordat de onderliggende inflatie de neerwaartse invloed ondervindt van de arbeidskostenverlagende maatregelen. Johan Van Gompel [email protected] Waar staan we in de conjunctuurcyclus ? De kentering van een aantal indicatoren doet de vraag rijzen of het conjunctuurherstel in België nu op zijn einde loopt. Dat herstel vatte in het voorjaar van 2013 aan, na de milde recessie in 2012, en was tot dusver vrij mager. De gecumuleerde economische groei sinds het dieptepunt van het bbp in 2013 bedroeg in België maar 4,5%. In de eurozone lag die met 5,0% daar iets boven. Wanneer we het herstel ruimer beschouwen sinds de Grote Recessie van 2008-2009, dan groeide het Belgische reële bbp in 2010-2015 gemiddeld met slechts 1,2% per jaar (0,8% in de eurozone). Dat impliceert dat de economie nog niet de groeipercentages van vóór de financiële crisis opnieuw heeft kunnen bereiken. In het decennium dat het begin van de crisis in 2008 voorafging, ging het reële bbp gemiddeld met 2,5% per jaar vooruit. De bbp-groei die we de komende jaren mogen verwachten is de resultante van het verdere verloop van de conjunctuurdynamiek en van de onderliggende potentiële groei. Om na te gaan in welke fase van de conjunctuurcyclus we ons bevinden, wordt doorgaans gekeken naar de schommeling van het feitelijk bbp-niveau rond zijn potentieel niveau. In tegenstelling tot wat de naam suggereert, is het potentieel productieniveau niet de maximaal haalbare productie met de maximale inzet van de beschikbare productiefactoren, maar het productieniveau bij de ‘normale’ bezetting van de productiecapaciteit. Het moet worden gezien als een evenwichtsniveau waarbij er noch overnoch onderbezetting van de capaciteit is. De toename ervan, de potentiële groei, wordt gedreven door technologische vooruitgang, uitbreiding van de kapitaalvoorraad of een toename in het aantal en het scholingsniveau van de werknemers. Grafiek 6 toont de opeenvolgende conjunctuurfasen die de Belgische economie sinds 1970 heeft doorlopen. De cijfers illustreren het grote outputverlies dat België tijdens de periode van financiële crisis sinds 2008 heeft geïncasseerd. Naargelang de berekening bedraagt de outputkloof voor België momenteel nog -0,7 à -1,2%, wat impliceert dat we nog altijd in de fase van laagconjunctuur vertoeven. In de eurozone zou de negatieve kloof nog zo’n half procentpunt groter zijn dan in België (grafiek 7). Het verloop van de kloof in België en de eurozone is niettemin erg gelijkaardig, wat aantoont dat de conjunctuur in ons land in belangrijke mate internationaal bepaald is. In de praktijk hangt de snelheid waarmee de outputkloof verkleint af van de mate waarin de effectieve bbp-groei de potentiële groei overtreft. De ervaring van de periode na de eerste oliecrisis in 1973 illustreert dat het soms lang kan duren vooraleer de kloof wordt gedicht (grafiek 6). In de Grafiek 6 - Outputkloof in België (in %) 3 2 1 0 -1 -2 Outputkloof niet gedicht De procentuele afwijking tussen het feitelijk en potentieel reëel bbp vormt de ‘outputkloof’. Een positieve waarde duidt op hoogconjunctuur, een negatieve op laagconjunctuur. 4 -3 1970 75 80 85 EC (*) raming 90 95 2000 05 OESOIMF EC OESO IMF 10 16* Verenigde Staten is de outputkloof vandaag al positief, wat betekent dat het land al relatief ver in de conjunctuurcyclus is gevorderd. Dat weerspiegelt zich er overigens ook in een krappere arbeidsmarkt en een verkrapping van het monetaire beleid. Volgens de voorspelling van het IMF zal de kloof in de eurozone pas tegen 2020 zijn gedicht (grafiek 7). Binnen de muntunie loopt Duitsland conjunctureel voorop. De IMF-cijfers suggereren dat de kloof er al in 2017 positief zal worden. Voor België maakt het IMF geen langetermijnraming, maar het ziet ernaar uit dat ook bij ons het dichten van de kloof nog wel enkele jaren zal vergen. Grafiek 7 - Outputkloof in België vs. eurozone en Duitsland (IMF-cijfers, in %) 3 Voorspelling 2 1 0 -1 -2 -3 Lage groei, lage inflatie In de praktijk komt dat neer op een door ons geraamde effectieve reële bbp-groei in België van 1,5% of iets lager per jaar in 2017-2020, met een potentiële groei die daar iets onder blijft. Dat de economische groei de komende jaren erg laag blijft, heeft enerzijds te maken met de vertraagde potentiële groei en anderzijds met het feit dat de conjunctuurdynamiek onvoldoende stevig is om ver boven de potentiële groei uit te stijgen. De lagere raming voor de potentiële groei is vooral te wijten aan de neerwaartse trend van de totale factorproductiviteit, d.i. een maatstaf voor de efficiënte inzet en de kwaliteit van arbeid en kapitaal. De verklaring daarvoor moet worden gezocht bij de middelmatige of zwakke score van België op factoren zoals de afstemming van menselijk kapitaal op concrete bedrijfsbehoeften, het algemene ondernemingsklimaat en de mate van ondernemerschap en innovatie. Een andere uiting van de aanhoudende laagconjunctuur is dat de werkloosheidsgraad, hoewel dalend, zich nog altijd boven de zogenaamde NAIRU bevindt. De Non-Accelerating Inflation Rate of Unemployment is de evenwichtswerkloosheidsgraad die geen versnelling van de inflatie uitlokt. Volgens berekeningen van de OESO bedroeg het verschil tussen de effectieve werkloosheidsgraad en de NAIRU in België in 2015 nog 0,5 procentpunt (grafiek 8). In de eurozone was dat zelfs 1,4 procentpunt. In Duitsland daarentegen heerst al enige tijd ‘volledige’ werkgelegenheid, met een werkloosheidsgraad die er al wel beneden de NAIRU is gezakt. Voor de hele eurozone impliceert de nog enige tijd aanhoudend negatieve output- -4 -5 1990 95 2000 België 05 10 15 20 EurozoneDuitsland België Eurozone Duitsland kloof en werkloosheid boven de NAIRU dat er nauwelijks druk op de lonen zal zijn. Op zijn beurt zorgt dat ervoor dat ook de onderliggende inflatie nog een tijdlang laag - een stuk beneden 2% - zal blijven. Grafiek 8 - Verschil effectieve werkloosheidsgraad en de NAIRU (OESO-cijfers, in procentpunten) 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 -0,5 -1 -1,5 -2 1990 95 België 2000 05 10 15 EurozoneDuitsland België Eurozone Duitsland 5 Economische Berichten NATIONALE REKENINGEN (reële jaarwijziging in %) Particuliere consumptie Overheidsconsumptie Investeringen in vaste activa Bedrijfsinvesteringen Overheidsinvesteringen Investeringen in woongebouwen Finale binnenlandse vraag (ongerekend voorraadwijziging) Voorraadwijziging (groeibijdrage) Uitvoer van goederen en diensten Invoer van goederen en diensten Bruto binnenlands product (bbp) Beschikbaar gezinsinkomen Bruto-spaarquote van de gezinnen (in % beschikbaar inkomen) EVENWICHTSINDICATOREN en RENTE Inflatie (gemiddelde jaarstijging, in %) Consumptieprijzen Gezondheidsindex Overheidsfinanciën (in % bbp, bij ongewijzigd beleid) Financieringssaldo Primair saldo Overheidsschuld Arbeidsmarkt Werkgelegenheid (verandering tijdens het jaar, in ‘000) Werkloosheidsgraad (einde jaar, Eurostat-definitie) Lopende rekening (in % van bbp) Huizenprijzen (verandering tijdens het jaar, bestaande en nieuwe woningen, in %) Rente (einde jaar) Tienjaarsrente (in %) Spread met Duitsland (in basispunten) Onze webstek www.kbceconomics.be houdt u op de hoogte van alle analyses en vooruitzichten van de KBC-economisten. 2013 0,9 -0,1 -1,7 -0,5 -3,9 -4,1 0,0 -0,7 1,6 0,8 2014 2015 2016 2017 0,4 0,3 7,0 8,0 3,2 5,7 1,8 -0,1 5,4 5,9 1,3 0,2 2,3 3,3 -0,6 1,2 1,3 0,3 4,8 5,2 0,8 0,2 3,5 2,9 2,6 5,9 1,3 0,0 3,3 3,3 0,7 0,2 3,0 3,5 1,2 2,2 1,2 0,0 3,9 3,8 0,0 1,3 1,4 1,3 1,2 -0,6 12,3 0,5 12,6 1,1 12,7 1,3 12,9 1,2 13,5 2013 2014 2015 2016 2016 1,1 1,2 0,3 0,4 0,6 1,0 2,0 2,1 1,6 1,5 -2,9 0,4 105,1 -3,1 0,1 106,5 -2,6 0,3 106,1 -2,9 -0,3 107,1 -2,6 -0,2 106,9 -11,4 8,5 -0,2 26,1 8,4 -0,2 46,1 8,7 0,0 50 8,3 0,1 40 8,1 0,2 1,2 -0,6 1,5 1,8 1,0 2,6 62 0,8 25 0,96 33 0,25 25 0,70 25 Voor vragen i.v.m. de inhoud van deze publicatie kunt u terecht bij: Johan Van Gompel (32) (0)2 429.59.54 E-mail: [email protected] Verantwoordelijke uitgever: Johan Van Gompel, Havenlaan 2, B-1080 Brussel Correspondentieadres & abonnementenbeheer: Corporate Hoofdeconoom , GCE, Havenlaan 2, 1080 Brussel, E-mail: [email protected] Deze publicatie komt tot stand op de Chief Economist-afdeling van KBC Groep. Noch de mate waarin de voorgestelde scenario’s, risico’s en prognoses de marktverwachtingen weerspiegelen, noch de mate waarin zij in de realiteit zullen tot uiting komen, kunnen worden gewaarborgd. De prognoses zijn indicatief. De gegevens in deze publicatie zijn algemeen en louter informatief. Ze mogen niet worden beschouwd als beleggingsadvies conform de Wet van 6 april 1995 inzake secundaire markten, het statuut van en het toezicht op beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. KBC kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de juistheid of de volledigheid ervan. Alle historische koersen, statistieken en grafieken zijn actueel tot en met 29 september 2016, tenzij anders vermeld. De beschreven meningen en vooruitzichten zijn die zoals ze gelden op 29 september 2016.