KUNSTWIJZERS BELEVINGSVERSLAGEN CKV1 De wijzers zijn vooral bedoeld als een hulpmiddel bij het ondernemen van culturele activiteiten en het maken van een verslag hiervan. Je kunt ze ook gebruiken bij het maken van de vragen en opdrachten uit het boek. De bedoeling van de kunstwijzers is het selecteren van onderwerpen die er volgens jou toe doen. Een ingevulde wijzer is dus niet meer dan een begin van een analyse of een verslag. De vragen in de kunstwijzers gaan vooral over zaken die direct zichtbaar of hoorbaar zijn. Het is daarom belangrijk de wijzers zo snel mogelijk na de voorstelling, het lezen van het boek of het museumbezoek in te vullen. Als het mogelijk is de kunstwijzer al in te vullen tijdens het bekijken, lezen of beluisteren van een kunstwerk, is dat nog beter want dat dwingt je ertoe goed op details te letten. Gebruiksaanwijzing: Kopieer de kunstwijzer die je nodig hebt (printen of digitaal) en vul deze tijdens of zo snel mogelijk na de culturele activiteit in (in ieder geval binnen 14 dagen). In de wijzer staan dertig à veertig antwoorden of onderwerpen gegroepeerd onder negen startvragen. Kruis de antwoorden aan die volgens jou gelden voor het kunstwerk. Kies hieruit de onderwerpen die volgens jou het meest van belang zijn om de betekenis van het kunstwerk en de bedoeling van de kunstenaar te begrijpen. Werk deze onderwerpen in een verslag verder uit. Bepaal zelf de volgorde. Probeer de onderwerpen met elkaar in verband te brengen en geef een eigen oordeel over het kunstwerk. Beargumenteer je oordeel. Bewaar de ingevulde Kunstwijzer (evt. ook digitaal). 1 Kijkwijzer Architectuur Vraag 1 Wat zie je: hoe verhoudt het gebouw zich met de omgeving? Vraag 2 Wat zie je: welke materialen vallen op? (Kies één of meer opties) Vraag 3 Wat zie je: wat is de grondvorm van het gebouw? opgenomen in omgeving contrast met omgeving gebouw domineert omgeving baksteenmetselwerk natuursteen pleisterwerk beton staal (constructie) hout kunststof (prefab?) glas opvallende materiaalcombinaties grote 'doos'-vormen structuur van 'blok'-vormen organische vormen Vraag 4 Wat zie je: hoe verhoudt zich de façade met de rest van het gebouw? façadebouw: façade domineert rest gebouw façade en bouwvolumes vormen een geheel geen echte façade: bouwvolumes bepalen uiterlijk gebouw Vraag 5 Wat zie je: valt de entree van het gebouw op? entree krijgt veel nadruk: hoe? entree is weinig opvallend gebouw mist centrale entree: waarom? Vraag 6 Wat zie je: wat valt op aan de constructie? duidelijk zichtbare skeletbouw skeletbouw verborgen achter (vlies)gevels geen skeletbouw, dragende muren Vraag 7 Werkwijze: waardoor heeft de architect zich laten leiden? functionele architectuur: less is more bestaande tradities, oude stijlen veel niet-functionele extra's: less is a bore Vraag 8 Functie: verwijst architectuur naar gebruiksfunctie van het gebouw? ja, gebouw sluit aan bij traditionele vorm (welke?) ja, niet traditioneel maar wel herkenbaar: hoe? nee, gebouw zou ook andere functie kunnen hebben Vraag 9 Betekenis: welke associaties roept het gebouw op? (Kies één of meer opties) status, macht gesloten bolwerk, vesting veel uiterlijk vertoon (extravagant) open, toegankelijk gebouw pure, 'abstracte' architectuur klassiek of traditioneel Toelichting Architectuur. Vraag 1 Wat zie je: hoe verhoudt het gebouw zich met de omgeving? Vraag 2 Wat zie je: welke materialen vallen op? Vraag 3 Wat zie je: wat is de grondvorm van het gebouw? Vraag 4 Wat zie je: hoe verhoudt zich de façade met de rest van het gebouw? Vraag 5 Wat zie je: valt de entree van het gebouw op? Vraag 6 Wat zie je: wat valt op aan de constructie? Vraag 7 Werkwijze: waardoor heeft de architect zich laten leiden? Vraag 8 Functie: verwijst architectuur naar gebruiksfunctie van het gebouw? Vraag 9 Betekenis: welke associaties roept het gebouw op? Opdrachtgevers vragen architecten vaak om een opvallend gebouw neer te zetten. Wanneer een nieuw gebouw in de oude binnenstad wordt ingepast, staat de architect voor de keuze zijn gebouw hieraan aan te passen of juist een zo groot mogelijk contrast te zoeken. De keuze van materiaal draagt bij tot de betekenis die we aan een gebouw toekennen. Bij een groot bankgebouw worden vaak luxe materialen gebruikt, zoals marmer. Metselwerk met bakstenen is typisch Hollands en geeft de gebouwen een vertrouwd uiterlijk. Moderne architecten passen vaak ongebruikelijke materialen en materiaalcontrasten toe. De eenvoudige doosvorm is kenmerkend voor het modernisme en bepaalt veel van de architectuur tussen 1930 en 1980. Structuralisten werken met kleinere structuur waarin herhaling, ritme en variatie een rol speelt. Organische vormen zijn niet-geometrische vormen die ontleend zijn aan de natuur, ooit geïntroduceerd door de Spaanse architect Gaudi. Een architect kan beginnen met de buitenkant - de verpakking - van het gebouw. In de negentiende eeuw is deze façade architectuur gebruikelijk. Moderner is het van binnenuit te beginnen, dus het gebouw als optelsom van kamers, ruimtes of bouwvolumes. Niet symmetrische en niet vlakke gevels zijn dan vaak het resultaat, zoals bij het Rietveld-Schröderhuis in Utrecht. Barokke gebouwen uit de zeventiende eeuw hebben vaak een opvallende entree, met bijvoorbeeld veel trappen. Een indrukwekkende entree verhoogt de status van een gebouw. Tegenwoordig zijn entreepartijen vaak wat bescheidener van opzet of ontbreekt zelfs een centrale ingang, zoals bij Muziekcentrum Vredenburg in Utrecht, om de drempel tussen de straat en het gebouw zo klein mogelijk te maken. In de moderne architectuur is bijna altijd sprake van skeletbouw. Het skelet, bijvoorbeeld van betonnen kolommen, houdt dan het gebouw overeind. Het gebouw stort niet in als er muren worden weggebroken. Een architect staat voor de keuze het skelet 'eerlijk' zichtbaar te laten, of het te verbergen, bijvoorbeeld achter een dun vlies van glas en plaatwerk. 'Less is more' is de slogan van het modernisme. Hoe kaler de architectuur, hoe mooier. 'Less is a bore' is de slogan van het post modernisme en betekent dat er niet-functionele zaken, zoals decoraties, aan het gebouw mogen worden toegevoegd (zie ook het hoofdstuk De Smaak). Vooral in de negentiende eeuw, maar tegenwoordig ook weer, gebruiken architecten vaak vroegere stijlen (klassiek, middeleeuws of renaissance) voor nieuwe gebouwen, zoals bij het Centraal Station in Amsterdam. Weinig architecten houden vast aan traditionele vormen, zoals bijvoorbeeld een kerk met een klokkentoren dat is. Lange tijd is het gewoonte geweest de gebruiksfunctie een geringe rol te laten spelen in het uiterlijk van een gebouw. Een kantoorflat, woonflat, school of bioscoop zijn dan niet meer echt van elkaar te onderscheiden. Tegenwoordig is er meer aandacht voor het herkenbaar maken van de gebruiksfunctie. Uit je antwoorden op bovenstaande vragen blijkt in veel gevallen al wel met welke categorie je het gebouw associeert. Pure 'abstracte' architectuur is architectuur die weinig rekening houdt met bestaande tradities en niet echt verwijst naar de gebruiksfunctie. Van Rietveld (zie Ouverture) wordt wel gezegd dat hij abstracte architectuur maakt. De overige categorieën spreken voor zich. 2 Kijkwijzer Beeldende kunst Vraag 1 Wat zie je: is het werk figuratief of abstract? Vraag 2 Wat zie je: welke beeldaspecten vallen op? (Kies één of meer opties) Vraag 3 Wat zie je: wordt je aandacht getrokken naar een bepaald punt? figuratief: beschrijf de voorstelling geabstraheerd: beschrijf de voorstelling en wijze van abstractie abstract: beschrijf wat je ziet kleurgebruik (suggestie van) ruimte en/of plasticiteit verwerking licht compositie (suggestie van) beweging afmeting en/of kader aandacht richt zich op één punt: hoe en waardoor? aandacht wordt niet naar een bepaald punt getrokken er is sprake van een alles omvattende compositie Vraag 4 Wat zie je: is de ruimte of omgeving waarin het werk is te zien van belang? werk verbonden met omgeving: omschrijf relatie werk/omgeving (reproductie) niet te beoordelen omgeving speelt geen rol Vraag 5 Werkwijze: hoe heeft de kunstenaar zijn technieken en materialen gebruikt? op een ongebruikelijke manier: beschrijf het uitzonderlijke karakter expressief materiaalgebruik: omschrijf de werkwijze materiaalgebruik zonder persoonlijke expressie Vraag 6 Werkwijze: welke rol speelt de waarneming van werkelijkheid bij de kunstenaar? waarneming staat centraal: omschrijf de zienswijze naast waarneming ook fantasie: wat is niet gezien, maar bedacht? alleen maar fantasie of abstract Vraag 7 Inhoud: levert de titel een aanwijzing op voor de interpretatie van het werk? zonder titel (of onbekend) titel verklaart werk titel voegt iets toe: wat voegt de titel toe? Vraag 8 Inhoud: verwijst het werk naar bekende verhalen (bijbel, mythologie, etc.)? (getrouwe) illustratie verhaal: welk (soort) verhaal? (eigen) interpretatie verhaal: welke interpretatie, welk verhaal? inhoud staat los van bekende verhalen, vertelt eigen verhaal Vraag 9 Betekenis: wat is de betekenis van het werk? (Kies één of meer opties) zichtbare werkelijkheid is onderwerp maatschappelijke werkelijkheid is onderwerp (privé-leven) kunstenaar is onderwerp werk bedoeld als provocatie werk bedoeld als decoratie werk roept op tot concentratie en/of meditatie werk roept op tot (eigen) interpretatie werk bedoeld als illustratie werk roept emotie op Toelichting Beeldende Kunst Vraag 1 Wat zie je: is het werk figuratief of abstract? Vraag 2 Wat zie je: welke beeldaspecten vallen op? Vraag 3 Wat zie je: wordt je aandacht getrokken naar een bepaald punt? Vraag 4 Wat zie je: is de ruimte of omgeving waarin het werk is te zien van belang? Vraag 5 Werkwijze: hoe heeft de kunstenaar zijn technieken en materialen gebruikt? Vraag 6 kunstenaar? Werkwijze: welke rol speelt de waarneming van de werkelijkheid bij de Vraag 7 Inhoud: levert de titel een aanwijzing voor de interpretatie? Vraag 8 Inhoud: verwijst het werk naar bekende verhalen? Een kunstwerk waarin de voorstelling herkenbaar is noemen we figuratief. Het is logisch dat in dat geval de voorstelling ons op weg helpt naar de betekenis van het werk. In een abstract werk bedenkt de kunstenaar eigen vormen en eigen kleuren. In het schema staan zes beeldaspecten die een rol kunnen spelen in de vormgeving van het werk. Kies uit deze zes een of meer aspecten die in dit werk opvallen. Vaak helpt het stil te staan bij zaken die het eerst opvallen. Hoe heeft de kunstenaar dat bereikt en waarom wil hij dat onderdeel van zijn werk accentueren? Bij patroonachtige schilderijen, waar naar geen enkele plek aandacht wordt getrokken, spreek je van een 'overallcompositie'. Vaak speelt de ruimte waarin het werk te zien of geëxposeerd is een rol in de betekenis van het kunstwerk. Dit geldt zeker voor kunstwerken die voor een bepaalde ruimte - al dan niet in opdracht - gemaakt zijn. De expositiewijze en de combinatie van kunstwerken die daardoor ontstaat, beïnvloedt ook de betekenis. Een sokkel of een lijst stimuleert de concentratie op het werk, geïsoleerd van zijn omgeving. Elk materiaal heeft specifieke eigenschappen. Bij expressief materiaalgebruik blijven die eigenschappen zichtbaar, evenals sporen van de manier waarop de kunstenaar heeft gewerkt. Een dergelijke werkwijze speelt een rol in de uiteindelijke betekenis van het kunstwerk. Een kunstenaar kan ook nastreven om de materiaaleigenschappen en het 'handschrift' onzichtbaar te maken. Het kunstwerk krijgt dan een minder persoonlijk, objectiever karakter. Noem in het verslag het gebruikte materiaal. Goed kijken en tekenen wat je ziet heet 'tekenen naar de waarneming'. Tot in de negentiende eeuw werd tekenen naar de waarneming gezien als voorstudie voor het echte grote werk. De impressionisten maken het kijken tot het enige onderwerp. In deze eeuw is er vaak geen verband meer tussen wat de kunstenaar gezien heeft en wat het kunstwerk ons laat zien. De titel helpt ons vaak op weg naar de betekenis van een kunstwerk. De titel kan verwijzen naar de voorstelling of het verhaal achter de voorstelling. Een titel kan het werk verklaren, maar kan ook vragen oproepen. De surrealisten gebruiken bewust vreemde titels om onze fantasie te prikkelen. Met een titel als 'compositie' bereikt de kunstenaar juist het tegendeel. Eeuwenlang hebben kunstenaars verhalen verbeeld uit de Bijbel, mythologie, historie of literatuur. Soms wordt daarbij gebruik gemaakt van meer of minder bekende symboliek. Om de betekenis van zo'n werk te achterhalen moet je iets weten van het verhaal of van de symbolen. In de kunst vanaf ca. 1850 speelt de eigen interpretatie van de kunstenaar op het verhaal een grotere rol dan een getrouwe weergave (illustratie) van het verhaal. Vraag 9 Betekenis: wat is de betekenis van het werk? Werk bedoeld als illustratie. Belangrijkste doel is een verhaal of gebeurtenis goed weer te geven. De stellingname van de kunstenaar is ondergeschikt. Werk bedoeld als provocatie. Niet zelden is het doel van moderne kunst het publiek flink wakker te schudden en discussie uit te lokken. Werk bedoeld als decoratie. Kunst om van te genieten, om mooi te vinden zonder verdere bijbedoelingen. Werk roept op tot (eigen) interpretatie. Het kunstwerk roept veel vragen op. Het publiek moet actief meedenken en een eigen betekenis geven aan het werk. De overige categorieën spreken voor zich. 3 Kijkwijzer Dans Vraag 1 Wat zie je: op welke manier wordt er gedanst? klassiek op spitzen: beschrijf lichaamshoudingen op blote voeten: beschrijf lichaamshoudingen op dansschoeisel: beschrijf lichaamshoudingen Vraag 2 Wat zie je: hoe wordt de ruimte gebruikt? bewegingspatronen in de hoogte: beschrijf enkele patronenbewegingen in de breedte: beschrijf enkele patronen beweging over de vloer: beschrijf enkele patronen Vraag 3 Wat zie je: hoe zijn de dansers gegroepeerd? grote groepen: beschrijf combinaties of verhoudingen duo's, trio's et cetera: beschrijf combinaties en verhoudingen solo's: beschrijf rol en verhouding tot de rest Vraag 4 Wat zie je: wat speelt in de aankleding van het ballet een grote rol? (Kies een of meer opties) decor kostuums rekwisieten belichting omgeving waarin gedanst wordt Vraag 5 Wat hoor je: op welke muziek wordt gedanst? klassieke muziek: beschrijf rol in voorstelling moderne muziek: beschrijf rol in voorstelling collage van geluiden: beschrijf rol in voorstelling Vraag 6 Wat hoor en zie je: volgt de dans de muziek? dans volgt muziek nauwgezet dans en muziek los van elkaar: beschrijf effect hiervan dans en muziek tegengesteld: beschrijf effect hiervan Vraag 7 Werkwijze: welke lichamelijke prestaties leveren de dansers? zichtbare kracht en inspanning: omschrijf inspanning (hoogstaande) techniek: noem voorbeelden souplesse: met welk effect op voorstelling? Vraag 8 Inhoud: is het een verhalende of niet verhalende voorstelling? verhalend: beschrijf de vertelling thematisch: beschrijf de thema's pure dans: beschrijf wat je ziet Vraag 9 dans dans dans dans dans dans Betekenis: wat roept de voorstelling op? (Kies één of meer opties) roept emotie op beeldt verhaal uit roept vrolijkheid op/amusement toont menselijke relaties roept op tot (eigen) interpretatie laat technische kunnen van dansers zien Toelichting Dans Vraag 1 Wat zie je: op welke manier wordt er gedanst? Vraag 2 Wat zie je: hoe wordt de ruimte gebruikt? Vraag 3 Wat zie je: hoe zijn de dansers gegroepeerd? Vraag 4 Wat zie je: wat speelt in de aankleding van het ballet een belangrijke rol? Vraag 5 Wat hoor je: op welke muziek wordt er gedanst? Vraag 6 Wat hoor je: volgt de dans de muziek? Vraag 7 Werkwijze: welke lichamelijke prestatie leveren de dansers? Vraag 8 Inhoud: is het een verhalende of niet-verhalende voorstelling? Vraag 9 Betekenis: wat roept de voorstelling op? Aan het gebruikte schoeisel zie je de stijl waarin gedanst wordt. Zo speelt klassiek ballet zich meestal af op spitzen en moderne dans op ander schoeisel of blote voeten. Het schoeisel bepaalt ook mede de gebruikte techniek, de bewegingsmogelijkheden en de speelruimte. Dans wordt wel eens gedefinieerd als lichamen geplaatst in tijd en ruimte. Hoe lichamen in de ruimte geplaatst worden is dus een belangrijk element in de dans. In de dans kun je een ontwikkeling in het ruimtegebruik aanwijzen. Werkt het klassiek ballet vooral in de hoogte (suggestie van gewichtloosheid), de moderne dans zoekt veel meer het contact met de grond. In de opbouw van een dansvoorstelling is het belangrijk welke combinaties door de dansers worden aangegaan. Zo loopt de spanning tijdens een klassiek ballet op tot de climax tijdens het pas-de-deux (duet van de solisten) in het slotgedeelte (divertissement) dat de gelukkige afloop van het verhaal viert. Je kunt ook spreken van pas-de-troix en pas-de-quatre. Ook in de moderne dans nemen soli en duetten vaak een centrale plaats in, maar de aandacht voor het groepswerk is sterk toegenomen. Een uitbundige aankleding kan het verhalende karakter van het ballet ondersteunen. Eenvoudige decors en eenvoudige kostuums zorgen ervoor dat alle aandacht zich richt op de dans. Tegenwoordig komt het ook wel voor dat de dans aangepast is aan een speciale locatie. Rekwisieten beperken de mogelijkheden van dans, maar deze beperking kan juist weer uitgangspunt zijn voor afwijkende bewegingspatronen. De muziekkeuze bepaalt sterk de sfeer van een dansvoorstelling. Sommige choreografen starten met muziek, anderen voegen de muziek op het laatst toe en weer anderen gaan een langdurige samenwerking aan met een componist die gaandeweg het repetitieproces een compositie schrijft. Tegenwoordig kunnen er legio geluiden gebruikt worden als invulling van het muzikale decor. Dans en muziek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij een eerste kennismaking met moderne dans is het soms schokkend te ervaren dat er doorgedanst wordt wanneer de muziek al gestopt is. Een van de fascinaties bij het kijken naar dans is het ontzag voor de lichamelijke prestaties. In het klassieke ballet zie je nog veel sprookjesthema's terug. In de moderne dans zie je een ontwikkeling van expressieve emotionele dans naar dans puur als dans Het beeld dat een dansvoorstelling bij iemand oproept is vaak het beste uitgangspunt om over dans te praten, wanneer je niet wilt vervallen in technische uitwijdingen. Door te ontdekken of bepaalde bewegingen bepaalde emoties uitdrukken krijg je inzicht in de zeggingskracht van de danstaal. De overige categorieën spreken voor zich. 4 Kijkwijzer Film Vraag 1 Wat zie je: fictie of non-fictie? documentaire: beschrijf onderwerp kort mengvorm: met welke reden? speelfilm: beschrijf verhaal kort Vraag 2 Wat zie je: welke filmtechnieken vallen op? (Kies één of meer opties) Vraag 3 Wat zie je: wat is de verhouding tussen story en plot? montage kadrering belichting special effect camerastandpunten/-gebruik mise-en-scène plot volgt chronologie story plot maakt story spannend: op welke manier? flashbacks /flashforwards: beschrijf effect op inhoud Vraag 4 Wat ervaar je: hoe wordt de film vertoond? (Wat is het effect?) klassieke bioscoopsituatie televisie/video interactief of themapark Vraag 5 Wat hoor je: welke rol speelt muziek in de film? muziek versterkt inhoud film: op welke manier? geen, weinig of onopvallende muziek muziek voegt elementen toe: welke en op welke manier? Vraag 6 Inhoud: tot welk genre hoort de film? horror- of science-fiction film thriller comedy (docu)drama avonturenfilm familie/kinderfilm oorlogsfilm western documentaire Vraag 7 op op op op Inhoud: waar ligt de nadruk van het verhaal? wat er gebeurt (story) de boodschap (thematiek) de (psychologische) ontwikkeling van de (psychologische) ontwikkeling van personage(s) Vraag 8 Inhoud: welke dingen hebben bij het maken van de film een rol gespeeld? de filmmaker (auteursfilm) acteurs/filmsterren (acteursfilm) eerder uitgebrachte films Vraag 9 Betekenis: wat denk je dat de betekenis van de film is? (Kies één of meer opties) persoonlijke/autobiografische betekenis van de filmmaker bedoeld als (politieke of culturele) provocatie roept emoties op gemaakt uit commerciële overwegingen morele boodschap bedoeld als amusement Toelichting Film Vraag 1 Wat zie je: fictie of non-fictie? Non-fictiefilms of documentaires laten een deel van de werkelijkheid zien, bijvoorbeeld door middel van interviews of archiefopnamen. Fictiefilms zijn verzonnen of gedramatiseerde verhalen. Soms is het verschil tussen fictie en non-fictie niet zo duidelijk. Bijvoorbeeld wanneer er binnen een documentaire delen nagespeeld zijn (docudrama) of wanneer een speelfilm erg veel lijkt op een documentaire, omdat het er allemaal zo 'echt' uitziet. Vraag 2 Wat zie je: welke filmtechnieken vallen op? Montage: Het aan elkaar plakken van verschillende beelden waardoor ze een onderlinge samenhang krijgen. Montage bepaalt voor een belangrijk deel de snelheid en het ritme van de film. Beelden die door middel van montage aan elkaar geplakt zijn, beïnvloeden elkaar sterk. Kadrering: Het kader geeft aan wat er te zien is binnen het beeld en bepaalt mede de compositie van het beeld. Belichting: Hoe worden de scènes uitgelicht? Zijn er veel licht/donkercontrasten? Krijgen bepaalde personages of locaties meer licht dan andere? Special effect: Vanwege de revolutionaire ontwikkelingen op digitaal gebied wordt het creëren van special effects steeds gemakkelijker en gangbaarder. Cameragebruik/standpunt: De manier waarop de camera wordt gebruikt kan erg verschillen. Wanneer er met een lichte beweeglijke schoudercamera wordt gefilmd, dan zijn de beelden vaak schokkerig en grof. Een statische camera levert ook statische beelden op. De plaats waar de camera staat is ook van groot belang. Een standpunt vanuit personages laat ons meekijken met de spelers en verhoogt onze betrokkenheid bij de film. Ook is het belangrijk te letten op de camera-afstand tot het onderwerp: close-up, medium shot en long shot zijn de drie grote afstandsbepalingen die ieder een eigen effect teweeg brengen. Mise-en-scène: Alle elementen die voor de camera worden geplaatst om gefilmd te worden: het decor, de voorwerpen in het decor (props), kostuums, make-up van de acteurs en de bewegingen die zij maken. Vraag 3 Wat zie je: wat is de verhouding tussen story en plot? Vraag 4 Wat ervaar je: hoe wordt de film vertoond? Vraag 5 Wat hoor je: welke rol speelt de muziek? Vraag 6 Inhoud: tot welk genre behoort de film? Vraag 7 Inhoud: waar ligt de nadruk van het verhaal? Vraag 8 Inhoud: wat speelt een grote rol bij het maken van de film? Vraag 9 Betekenis: wat denk je dat de betekenis van de film is? De manier waarop een verhaal verteld wordt (plot) wijkt vaak af van de reconstructie die je achteraf van het verhaal maakt (story). In de presentatie van het plot kan gespeeld worden met de chronologische volgorde van de gebeurtenissen, met de duur van bepaalde handelingen en met oorzaak/gevolgrelaties. Je kunt een film natuurlijk gewoon in het donker van de bioscoop zien, waar een filmvertoning min of meer een privé-ervaring wordt. Het zien van dezelfde film op video of op televisie (vaak in een groep) kan een heel andere kijkhouding met zich mee brengen. Films in de vorm van interactieve computerspelletjes is weer een andere beleving van hetzelfde product. Het zijn factoren die van invloed kunnen zijn op de betekenis die de film voor je heeft. Muziek speelt vaak een belangrijke rol in film. De muziek kan bijvoorbeeld dramatische of spannende momenten versterken. Maar het is ook mogelijk dat de muziek iets nieuws toevoegt aan de beelden. Soms is er geen of weinig muziek. Let ook op de geluiden zoals straatverkeer, telefoons en voetstappen. Met de term genre worden films in bepaalde groepen ingedeeld op grond van gemeenschappelijke kenmerken. Elk genre schept zijn eigen verwachtingen: een avonturenfilm moet spannend zijn; een comedy zonder humor is een mislukte film. Een film kan gemaakt zijn om een verhaal te vertellen of om gebeurtenissen te presenteren. Maar een film kan ook een duidelijke (bijvoorbeeld politieke) boodschap hebben. In andere gevallen ligt de nadruk op de psychologische ontwikkeling van de personages. Een combinatie van deze drie aspecten is natuurlijk ook denkbaar. De stijl van de filmmaker kan een stempel drukken op de hele film (acteursfilm). In andere gevallen bepalen de acteurs (vooral als ze beroemd zijn) het karakter van de film (acteursfilm). Veel films sluiten aan bij eerdere films, bijvoorbeeld Rocky IV. Wat wil de film teweeg brengen? Een combinatie van enkele accenten is natuurlijk ook mogelijk. Gemaakt uit commerciële overwegingen kruis je aan wanneer je denkt dat de inhoud of vorm van de film hierdoor sterk is bepaald. Probeer in dat geval ook aan te geven waaruit je dat opmaakt. De overige categorieën spreken voor zich. 5 Leeswijzer Literatuur Vraag 1 Werkwijze: welk vertelperspectief overheerst? Vraag 2 Werkwijze: hoe gaat de schrijver om met vertelde tijd? alwetende verteller ikpersoon derde persoon chronologisch verteld verhaal flash back/flash forward tijdrekking en tijdsprongen Vraag 3 Werkwijze: in welke stijl is het verhaal geschreven? (Kies één of meer opties) humoristisch ernstig alledaags, platvloers verheven, plechtig sarcastisch met veel symboliek Vraag 4 Inhoud: uitgaand van het moment van verschijnen: wanneer speelt het verhaal? verleden heden toekomst Vraag 5 Inhoud: welke aandacht krijgen de karakters in het verhaal? het zijn 'flat characters' het zijn soms 'flat' soms 'round' characters het zijn 'round characters' Vraag 6 Inhoud: in welke omgeving bevindt de hoofdpersoon zich? een hem of haar vreemde omgeving een soms vreemde, soms vertrouwde omgeving een hem of haar vertrouwde omgeving Vraag 7 Inhoud: tot welk genre kun je het boek rekenen? detectiveverhaal science fiction avonturenroman liefdesgeschiedenis historische roman ideeënroman Vraag 8 Betekenis: levert de titel een aanwijzing op voor de interpretatie? titel geeft letterlijke betekenis titel geeft figuurlijke betekenis titel verwijst naar een hoofdpersoon Vraag 9 Betekenis: wat is de betekenis van het verhaal? (Kies één of meer opties) nadruk op het plot, op wat er gebeurt onderwerp autobiografisch nadruk op de boodschap of het thema onderwerp maatschappelijk of politiek nadruk op de ontwikkeling van karakters onderwerp filosofisch of roept op tot eigen interpretatie Toelichting Literatuur. Vraag 1 Werkwijze: welk vertelperspectief overheerst? De alwetende verteller kan gesprekken weergeven tussen A en B, en C en D, of een hoofdstuk eindigen met een zin 'maar dat zou niet zo blijven. . .' Bij de ikpersoon vertelt de 'ik' het verhaal. Hij kan alleen vertellen wat hij zelf meemaakt, denkt of voelt. Bij de 'derde persoonsverteller' staat een 'hij' of 'zij' in het centrum van de belangstelling. We krijgen alleen informatie over het innerlijk van deze persoon, niet van de andere personen. Vraag 2 Werkwijze: hoe gaat de schrijver om met vertelde tijd? Vraag 3 Werkwijze: in welke stijl is het verhaal geschreven? Vraag 4 Inhoud: gelet op moment van verschijnen: wanneer speelt het verhaal? Vraag 5 Inhoud: welke aandacht krijgen de karakters in het verhaal? Vraag 6 Inhoud: in welke omgeving bevindt de hoofdpersoon zich? Vraag 7 Inhoud: tot welk genre kun je het boek rekenen? Vraag 8 Betekenis: levert de titel een aanwijzing op voor de interpretatie? Vraag 9 Betekenis: waar ligt de nadruk van het verhaal? Een chronologisch verhaal begint bijvoorbeeld in 1950 en eindigt in 1975, geschreven volgens het principe en toen, en toen, en toen. Bij een niet-chronologisch verteld verhaal lezen we in een beschrijving van het heden, beschreven gebeurtenissen uit het verleden (flashbacks), of beschreven gebeurtenissen die later plaatsvinden (flash-forwards). Tijdrekking: een kort moment uitvoerig beschrijven, bijvoorbeeld een hele roman over een gebeurtenis die maar enkele uren duurt. Probeer antwoord te geven op de vraag waarom de schrijver kiest voor het verschuiven van de vertelde tijd. De schrijfstijl heeft grote invloed op onze interpretatie van het verhaal. Probeer voorbeelden te vinden van zinnen die illustratief zijn voor de schrijfstijl. Als een boek bijvoorbeeld gepubliceerd is in 1948 en het verhaal speelt zich af in de jaren twintig, dan speelt het zich af in de verleden tijd. Veranderende inzichten spelen mee wanneer iemand een historische roman schrijft. Wanneer een schrijver vandaag een verhaal schrijft dat zich afspeelt in de Middeleeuwen kan het toch een eigentijds verhaal zijn. 'Flat characters' zijn typetjes, personages waar maar een paar kenmerken van belicht worden: iemand is bijvoorbeeld alleen maar wreed en ijdel. Een 'round character' leer je door en door kennen, met al zijn hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Het plaatsen van de hoofdpersoon in een hem vreemde omgeving komt veel voor in verhalen. In het verhaal kan die omgeving een belangrijke rol spelen. In Dood in Venetië van Thomas Mann raakt de hoofdpersoon in de labyrintische stad letterlijk en figuurlijk de weg kwijt. De meeste genres spreken voor zich. Bij een ideeënroman is het verhaal ondergeschikt aan de boodschap. Een genre roept bij de lezer verwachtingen op. Niet elke roman hoeft spannend te zijn, maar een avonturenroman wel. Een voorbeeld van een letterlijke betekenis van de titel is De ondergang van de Titanic. Dit boek handelt inderdaad over de ondergang van een schip dat de Titanic heet. Een voorbeeld van een figuurlijke betekenis van een titel is Nooit meer slapen van W.F. Hermans. Deze roman gaat niet over slapeloosheid, maar over het verlies van de onschuld. Het verhaal zelf is vaak het belangrijkst bij avonturenromans, ontsnappingsverhalen en dergelijke. De nadruk ligt op de boodschap als de schrijver deze heeft opgehangen aan het verhaal om op die manier de lezer iets mee te geven, bijvoorbeeld zijn visie op de maatschappij. De verdere categorieën spreken voor zich. 6 Luisterwijzer Muziek Vraag 1 Wat hoor je: in welke stijl is de muziek? jazz: in welke stijltraditie? popmuziek: welke soort popmuziek? niet-westerse muziek: van welke oorsprong? klassiek: uit welke tijd? mengeling van stijlen: welke stijlen? iets anders: benoem of beschrijf deze andere stijl Vraag 2 Wat hoor je: geef karakterisering van sfeer of stemming (Kies één of meer opties) Vraag 3 Wat hoor je: welk aspect van de muziek trekt veel aandacht? Vraag 4 Wat hoor en ervaar je: luister je naar een concert of geluidsopname? Vraag 5 Wat hoor en zie je: is de muziek onderdeel van een groter geheel? somber vrolijk heftig dreigend rustig chaotisch plechtig intiem mysterieus de melodie het ritme de klankkleur of 'sound' liveconcert: beschrijf sfeer, aankleding, reactie publiek, et cetera registratie concert op film of televisie: beschrijf wat je ziet cd of andere geluidsdrager opera, operette, toneel: gebruik ook kijkwijzer theater film: gebruik ook kijkwijzer film ballet: gebruik ook de kijkwijzer dans Vraag 6 Werkwijze: hoe verhoudt zich de uitvoering tot de oorspronkelijke compositie? Vraag 7 Inhoud: welke niet-muzikale gegevens spelen in de muziek een rol? exacte of authentieke uitvoering: gespeeld van papier? bewerking/arrangement waarvan musici niet (mogen) afwijken veel improvisatie door uitvoerende musici: solo's? bestaande tekst op muziek gezet/gezongen: welke tekst(en)? literair gegeven is uitgangspunt: welk literair gegeven (boek)? verhaal/persoon/gebeurtenis is uitgangspunt: welk(e)? Vraag 8 Inhoud: wat is het verband tussen tekst en muziek? Vraag 9 Betekenis: welke betekenis of functie heeft de muziek? (Kies één of meer opties) muziek versterkt inhoud tekst: noem voorbeelden muziek haalt tekst uit oorspronkelijke context: met welk doel? weinig of geen verband tussen tekst en muziek muziek bedoeld om op te dansen of als amusementsmuziek muziek bedoeld voor religieus gebruik functionele muziek, reclame, film, ceremonie, circus muziek roept op tot concentratie of meditatie muziek roept emotie op muziek als ontspanning muziek is uiting algemeen herkenbaar levensgevoel muziek (eventueel tekst) heeft autobiografische betekenis autonoom kunstwerk, zonder niet-muzikale bedoelingen Toelichting Muziek Vraag 1 Wat hoor je: in welke stijl is de muziek? Vraag 2 Wat hoor je: geef karakterisering van sfeer of stemming Muziek is meestal in een bepaalde stijl geschreven. Dat zegt vaak iets over de tijd of de plaats van ontstaan, maar soms ook iets over de bedoeling van de componist of de uitvoerende. Het bepaalt vaak ook hoe je er naar moet luisteren. Binnen elke stijl zijn er natuurlijk weer onderverdelingen te maken. Bij jazz kan het bijvoorbeeld dixieland, bigbandSoms is er sprake van een mengstijl, bijvoorbeeld tussen pop en niet-westerse muziek. kunnen je daarbij op weg helpen. Hoe komt het dat de muziek deze uitwerking heeft? Is dat bewust bedoeld door de componist/uitvoerende? Hoe bereikt hij dat? Vraag 3 Wat hoor je: welk aspect van de muziek trekt veel aandacht? Vraag 4 Wat hoor en ervaar je: luister je naar een concert of geluidsopname? In verschillende tijden staan verschillende aspecten van muziek op de voorgrond. Tot in de barok is er meestal sprake van onafhankelijke melodielijnen (polyfonie); daarna zijn de samenklanken belangrijker (harmonie); in de twintigste eeuw is de klankstructuur een van de belangrijkste aspecten. In popmuziek speelt ritme een grote rol, maar de tekst verbindt zich weer met een melodie. Elk muziekwerk bestaat uit hoofdzaken en bijzaken. Het is Tijdens een concert spelen veel dingen mee in de manier waarop je de muziek ervaart. Tijdens een popconcert is jazzconcert is het de gewoonte om na elke solo te applaudisseren, ook al is het stuk nog niet afgelopen. Tijdens een klassiek concert mag dit weer niet. Vraag 5 Wat hoor en zie je: is de muziek onderdeel van een groter geheel? Vraag 6 Werkwijze: hoe verhoudt zich de uitvoering tot de oorspronkelijke compositie? Vraag 7 Inhoud: welke niet-muzikale gegevens spelen in de muziek een rol? Vraag 8 Inhoud: wat is het verband tussen tekst en muziek? Vraag 9 Betekenis: welke betekenis of functie heeft de muziek? Als de muziek een onderdeel van een groter geheel is, wordt ze uiteraard in sterke mate bepaald door dat geheel. Het ligt voor de hand om het verband tussen de muziek en de handeling, de tekst en de sfeer te onderzoeken. Net als bij dans is er bij muziek vaak een verschil tussen de maker van een kunstwerk (de componist) en de uitvoerende (de musici). In jazzmuziek is de vrijheid van de uitvoerende bijvoorbeeld een eerste vereiste. Maar bij Mahler zal elke noot exact gespeeld moeten worden zoals hij in de partituur beschreven staat. Het is boeiend (en soms absoluut noodzakelijk) om de inbreng van de componist en van de uitvoerende van elkaar te onderscheiden. Een componist kan vanuit verschillende startpunten werken: buitenmuzikale gegevens zoals een verhaal, een gebeurtenis, of gevoelens die hij wil uitbeelden. Met name vanaf de romantiek is muziek die ‘iets uitbeeldt’ zeer in de mode. Bij liederen en opera is de tekst natuurlijk het uitgangspunt. Muziek met tekst kan eigenlijk niet begrepen worden als de luisteraar de tekst niet kan verstaan of kent. Vandaar dat veel operahuizen tekstboekjes ter beschikking stellen, en tegenwoordig vaak ‘boventiteling’ boven het toneel hebben. Het verband tussen tekst en muziek kan innig of los zijn. De betekenissen van beiden kunnen parallel lopen of elkaar aanvullen, of elkaar soms tegenspreken (extreem voorbeeld: het weerbericht a capella gezongen). Doorgaans verdiepen ze elkaars werking. Het levert dus veel op om eens een fragment van een stuk gedetailleerd op dit aspect uit te spitten. Muziek als uiting van een algemeen herkenbaar levensgevoel: muziek die gewaardeerd wordt omdat het stem geeft aan wat het publiek ook voelt, als uiting van generatie of jeugdcultuur. Muziek met autobiografische betekenis: muziek die gewaardeerd wordt omdat de componist of uitvoerende eigen gevoelens of belevenissen tot uitdrukking brengt. Overigens hoeven deze twee categorieën elkaar niet uit te sluiten. De overige categorieën spreken voor zich. 7 Kijkwijzer Theater Vraag 1 Wat zie je: hoe begint het toneelstuk? doek gaat op geen doek, spelers komen op geen doek, spelers staan al op toneel Vraag 2 Wat zie je: hoe karakteriseer je decor, kostuums en rekwisieten? realistisch of museaal: indien strijdig met oorspronkelijk tijdsbeeld: waarom? deels realistisch, deels vrije interpretatie: omschrijf interpretatie vrije interpretatie, abstract: beschrijf kenmerken Vraag 3 Wat zie je: welke rol speelt de belichting? speelt belangrijke (eigen) rol: hoe? ondersteunt stemming op toneel: hoe? sobere en neutrale rol Vraag 4 Wat zie je: waar wordt gespeeld? op podium op bijzondere locatie: beschrijf rol locatie in voorstelling gelijkvloers (vlakke vloer theater): beschrijf ook plaats publiek Vraag 5 Werkwijze: welke speelstijl overheerst? (melo)dramatisch: noem voorbeelden waaraan je dat ziet naturalistisch karikaturaal, typetjes: noem voorbeelden waaraan je dat ziet Vraag 6 Werkwijze: richten de spelers zich rechtstreeks tot publiek? nooit een enkele keer: welke personages en met welk effect? vaak: met welk effect? Vraag 7 Inhoud: hoe heeft de regisseur bestaande tekst verwerkt? getrouwe navolging of speciaal geschreven voor voorstelling hier en daar aangepaste versie: waarom? vrije interpretatie tekst: zijn er meer inspiratie/tekst bronnen? Vraag 8 Inhoud: tot welk genre reken je de voorstelling? komedie, blijspel niet klassiek genre: typeer soort toneel tragedie Vraag 9 Betekenis: wat is de betekenis van de voorstelling? (Kies één of meer opties) voorstelling bedoeld als vermaak (amusement) voorstelling bedoeld als provocatie, daagt publiek uit voorstelling draagt morele boodschap uit (je leert er van) maatschappelijk of politiek onderwerp staat centraal autobiografische betekenis maker(s) staat centraal algemeen menselijke karakters en relaties staan centraal (abstract) theatraal spektakel staat centraal voorstelling roept op tot eigen interpretatie voorstelling roept emotie op: welke? Toelichting Theater. Vraag 1 Wat zie je: hoe begint het toneelstuk? Vraag 2 Wat zie je: hoe karakteriseer je decor, kostuums en rekwisieten? Vraag 3 Wat zie je: welke rol speelt de belichting? Vraag 4 Wat zie je: waar wordt gespeeld? Vraag 5 Werkwijze: welke speelstijl overheerst? Vraag 6 Werkwijze: richten de spelers zich rechtstreeks tot publiek? Vraag 7 Inhoud: hoe heeft de regisseur bestaande tekst verwerkt? Vraag 8 Inhoud: tot welk genre reken je de voorstelling? Vraag 9 Betekenis: wat is de betekenis van de voorstelling? Het doek (meestal zware dieprode veloursgordijnen) gaat op en het spel kan beginnen. Het doek zorgt voor een duidelijk onderscheid tussen het moment voor de voorstelling en het begin ervan, het maakt de scheiding tussen publiek en toneel groot. Het doek is een onderdeel van het traditionele 'lijsttoneel'. Achter die lijst is een wereld die weinig met de onze te maken heeft. Moderne theatermakers kiezen vaak voor een minder groot onderscheid tussen toneel en publiek. In een realistisch decor staan echte meubelstukken, bij voorkeur op een logische plek, alsof het een echte kamer is. Wanneer een klassiek stuk, bijvoorbeeld van Shakespeare, wordt gespeeld in een realistisch hedendaags decor met hedendaagse kostuums, beïnvloedt dat onze interpretatie. De vormgeving van een minder herkenbaar decor (abstract) zegt vaak veel over de manier waarop de regisseur wil dat je naar het stuk kijkt. De ene regisseur eist van de belichting dat ze niet afleidt van de rest van het toneel. Andere regisseurs gebruiken licht als een zelfstandig theatraal middel. In dat geval is het interessant erop te letten wat die belichting toevoegt aan de betekenis van het toneelspel. Een podium hoort bij lijsttoneel (zie vraag 1). Wanneer er gelijkvloers wordt gespeeld, is er voor het publiek een soort tribune gemaakt; de scheiding tussen spel en publiek is dan veel kleiner. Dramatisch spel, met veel grote gebaren en flinke stemwisselingen, wordt vaak gezien als ouderwets. Beïnvloed door film en mogelijk gemaakt door moderne geluidstechniek wordt tegenwoordig vaak de voorkeur gegeven aan een meer natuurlijk spel. Blijspelen lenen zich goed voor karikaturaal spel, het neerzetten van een typetje. Een speler die zich rechtstreeks tot het publiek richt, doorbreekt de illusie dat wat zich op het toneel afspeelt echt is, hij stap uit zijn rol. Vooral in blijspelen wordt dit vaak gedaan. Een cabaretier richt zich altijd tot het publiek; Freek de Jonge had dan ook grote moeite het publiek te negeren in zijn eerste serieuze toneelrol. Om allerlei praktische reden kan een toneeltekst worden aangepast, bijvoorbeeld omdat het toneelstuk anders te lang zou duren. Het kan ook zijn dat de regisseur de tekst helemaal verandert hand zet en een eigen betekenis laat spelen. In dat geval zijn er vaak andere zaken aan te wijzen, buiten de oorspronkelijke tekst, die in het maken van het stuk ook een rol spelen. Het klassieke Griekse toneel kende al het onderscheid tussen tragedie en komedie. Een komedie is om te lachen, met typetjes, zonder veel diepgang, een voor de hand liggende moraal en vaak een happy end. In een tragedie zit psychologische diepgang en is de afloop vaak dramatisch te noemen. De meeste categorieën spreken voor zich. Ook al is de bedoeling van de makers niet helemaal duidelijk, kan de voorstelling toch stof tot nadenken (tot eigen interpretatie) geven. Ook in de theaterwereld bestaat er zoiets als abstract theater, waar het verhaal met begin en einde maar bijzaak is, maar waar wel veel te beleven valt. In dat geval naderen theater en beeldende kunst elkaar, ook de grens tussen een dansvoorstelling en een toneelvoorstelling vervaagt soms. De overige categorieën spreken voor zich.