Groep 8 samenvatting hoofdstuk 4 Zon en Aarde 4.1 Drijvende werelddelen: De aarde is een bol die uit drie lagen bestaat: - de aardkorst - de mantel - de kern De aardkorst bestaat uit losse delen. Deze delen heten schollen. Ze bewegen heel langzaam, niet meer dan enkele centimeters per jaar. Er bestaan landschollen ( continentale schollen) en schollen die bestaan uit de bodem van de oceaan (oceanische schollen). Als 2 continentale schollen tegen elkaar botsen, duwen de schollen elkaar omhoog. Zo ontstaan bergen. Aardbevingen ontstaan als 2 continentale schollen langs elkaar schuiven. Een oceanische schol kan tegen een schol van een continentale schol botsen. De oceanische schol wordt dan naar beneden gedrukt. Op deze plaatsen kunnen vulkanen ontstaan. De bovenkant van een vulkaan is trechtervormig, dit is de krater. In de krater komt magma uit de aarde omhoog. Magma wordt dan lava genoemd. Lava is heel erg warm (wel 1200 graden). De lava koelt langzaam af en wordt steen. 4.2 klimaat en landschap Het klimaat heeft invloed op wat er groeit in een gebied. In een warm, vochtig klimaat kunnen duizenden verschillende boom- en plantensoorten voorkomen. In woestijnen groeit juist bijna niets. Er zijn veel verschillende klimaten: Tropische klimaten: tropisch regenwoudklimaat: o veel regen o heet o altijd boombegroeiing Savanne klimaat: o Heet o Droge tijd en een regentijd o Weinig bomen, veel gras en struiken Steppeklimaat: o Heet o Droog o Soms wat regen Woestijnklimaat o Heet en droog o Koude nachten o Weinig begroeiing Gematigde klimaten Zeeklimaat o Koele zomers o Zachte winters o Gemengd bos dat in de winter blad verliest Landklimaat o Warme zomers o Strenge winters o Grotendeels naaldbos Middellandse Zeeklimaat o Natte winters o Droge zomers Poolklimaat o Altijd heel koud o Weinig tot geen begroeiing 4.3 zon en aarde ( een leefbare wereld) Klimaten veranderen, dat gaat heel langzaam. De laatste tijd gaat het iets sneller door invloeden van de mens. De aarde en de lucht worden aangetast. Er zijn 2 grote gevaren van luchtvervuiling: 1. Door luchtvervuiling wordt de ozonlaag dunner, dit is gevaarlijk omdat dan meer straling van de zon de aarde kan bereiken. De huid van mensen kan daar niet tegen. 2. Alle uitlaatgassen en gassen uit fabriekspijpen blijven in de lucht rond zwerven. De warmte die de aarde uitstraalt kan niet weg. Dit heet het broeikaseffect. Het broeikaseffect heeft grote gevolgen want het klimaat en de landschappen veranderen. De aarde wordt warmer waardoor ijskappen gaan smelten. Daardoor ontstaan overstromingen bij laaggelegen gebieden. De woestijngebieden zullen zich verder uit gaan breiden. Ook door het kappen van tropische regenwouden tasten we de aarde aan. Regenwouden zijn belangrijk voor zuurstof op aarde. Met het kappen van de bomen wordt veel geld verdiend. Maar waar regenwoud verdwijnt, valt ook minder regen. De bodem droogt dan uit waardoor de grond onvruchtbaar wordt.