18 – Recombinant –DNA-technieken 18.1 Klonen met vectors Gene cloning = het maken van vele kopieën van een gen. Vector = een kleine DNA molecuul dat kan repliceren onafhankelijk van gastheercel DNA, en op die manier veel identieke kopieën van een gen kan maken. Het doel van een vector is het dragen van een DNA segment dat gekloond moet worden. - Meeste vectors zijn kleine circulaire stukjes DNA(=plasmiden). Plasmiden die resistentie ergens voor dragen = R factors. Sommige plasmiden hebben origins of replication met een heel breed bereik, ze kunnen repliceren in cellen van veel verschillende soorten. Selectable marker = R factors die de cel de mogelijkheid geven om te overleven in een toxisch milieu. - Andere vectoren maken gebruik van virussen en hun replicatie cyclus(=viral vector). Chromosomaal DNA wordt geïsoleerd en om het te knippen behandeld met Restriction endonuclease/enzymes. Deze binden aan een specifieke sequence en knippen de backbone op twee bepaalde locaties, elk in één strand -> ‘sticky ends’= de enkel-stranded stukjes aan het eind van het DNA maken waterbruggen met elkaar, wat niet heel stevig is -> DNA ligase maakt de backbones weer aan elkaar. Restrictie enzymen herkennen vaak een ‘palindromic’sequence(=de sequentie in een strand is identiek aan die van de complementary strand, in omgekeerde richting gelezen) Recircularized vector = wanneer de vector weer aan zichtzelf bind(Geen DNA erin dus) Recombinant vector= wanneer er een stukje DNA in de vector is ingebouwd. -> de bacteriën worden op een plaatje gezet -> miljoenen bacterie koloniën ontstaan. Het doel is om zo veel mogelijk kopieën van een bepaald gen te krijgen(elke cel heeft meerdere kopieën). cDNA Dmv reverse transcriptase wordt van RNA weer DNA gemaakt: mRNA is gehaald uit cellen -> wordt gemixt met primers bestaande uit een rij thyminen(=oligonucleatiode=> ply-dT primer) -> Reverse transcriptase en dNTP’s worden toegevoegd -> mRNA + complementaire trand -> RNaseH, DNA polymerase, DNA ligase worden toegevoegd -> cDNA(complemantary DNA) Voordeel = geen introns. Restriction mapping = het bepalen van locaties van ristriction sites: Een plasmide wordt geïsoleerd en uit een gastcel gehaald -> mosters hiervan worden genomen en in verschillende reageerbuisjes gedaan die verschillende ristrictie ezymen (combinaties) hebben -> DNA fragmenten worden dan gescheiden van elkaar door gel electrophoresis -> vergeleken met standaard, al bekende markers. 18.2 Polymerase Chain Reaction (PCR) = Het kopiëren van DNA zónder de hulp van vectors en gastcellen. PCR maakt kopieën van gen geflankeerd door 2 primers(15-20bp lang). Start product kan een mix zijn van DNA. De primers binden aan specifieke sites op het DNA. Deze primers worden gekozen o.b.v. de al bekende sequence van het buur-gen van het gene of interest. Template DNA= stuk DNA dat het gene of interest bevat. Template DNA wordt gedenatureerd door verhitting -> de strand scheiden van elkaar -> temperatuur wordt verlaagd -> oligonucleotiden binden aan het DNA(=annealing) -> temeratuur wordt verhoogd -> Taq plymerase catalyseerd de synthese van het DNA, beginnend bij de primers(=primer extension) -> verdubbeling van het template DNA -> cyclus wordt herhaald. PCR wordt gedaan in een ‘thermocycler’, waarin de timing van elke cyclus is geautomatiseerd. PCR kan ook gebruikt worden om te ontdekken hoeveel er van een bepaalde RNA aanwezig is in een cel: - reverse transcriptase PCR RNA wordt geïsoleerd -> wordt gemixt met denucleotiden, reverse transcriptase en een primer -> enkel-strengs cDNA -> deze cDNA wordt gebruikt als template DNA in een PCR - real-time PCR helpt onderzoekers om te bepalen hoe veel DNA er aanwezig was voordat de PCR begon. Dit wordt uitgevoerd in een hermocyler die het fluorescerend niveau meet. TaqMan detector is een oligonucleotide(complementair aan het gene of interest) met een: ‘reporter molecule’: zendt fluorescerend licht uit. ‘quencher molecule’: absorbeert het licht. Een primer en een TaqMan binden aan het template DNA na denaturatie -> primer extension -> reporter wordt gescheiden van de quencher -> Reporter kan nu zijn licht uitstralen -> deze straling wordt gemeten. Hoe meer PCR producten zich verzamelen -> fluorescense niveau stijgt. Om de hoeveelheid DNA aan het begin te bepalen, wordt er een grafiek gemaakt en deze vergeleken met een standaard model. 18.3 DNA bibliotheken en Blotting DNA libraby= collectie van recombinant vectors Genomic library= wanneer het start materiaal chromosomaal DNA is. Colony hybridization Master plate heeft veel bacteriële kolonies. Elke kolonie bestaat uit bacteriën met een recombinant vector met een verschillend stukje DNA -> een nylon membraan wordt op de master plate gelegd -> deze wordt later weer opgetild -> enkele bacterien blijven hieraan kleven -> deze cellen worden behandeld met detergent -> DNA wordt blootgelegd -> DNA wordt aan het nylon membraan vastgemaakt en gedenatureerd met NaOH -> het membraan wordt ondergedompeld in een substantie met een gelabelde ‘probe’(= stukje complementaire strand) -> de probe zal binden (hybridize) aan het gene of interest -> ongebonden probe wordt weggespoeld -> membraan wordt naast een X-ray apparaat gezet -> het probe gebonden gen zal donker oplichten op de X-ray film -> de film wordt vergeleken met de master plate en zo weten onderzoekers waar de goede bacteriën op de master plate zitten. Southern blotting Wordt gebruikt voor het zoeken van een bepaald gen in een mix van genen(DNA). Het kan: - het copy number van een gen in het genoom bepalen - kleine gen deleties opsporen - gen families identificeren - homologe genen in verschillende soorten identificeren(zoo blot) - bepalen of transgenen daadwerkelijk het transgene gen bevatten Chromosomaal DNA wordt geïsoleerd en bewerkt met ristrictie enzymen -> duizenden stukjes van verschillende grootte -> worden gescheiden via gel electrophoresis -> DNA stukjes in de gel worden gedenatureerd door NaOH -> DNA wordt op een nylon membraan gebracht -> 1) de gel wordt op blotting papier gelegd in de transfer solution, nylon membraan komt daarop, met daar weer boven een additional blotting paper, droge papiere doeken, glas plaat, een gewicht. De vloeistof van de transfer solution wordt omhoog getrokken -> DNA van gel wordt meegenomen naar nylon membraan en blijft daar zitten. OF 2) het geheel wordt in een elektrisch veld gezet. Nylon membraan wordt in een oven gezet of blootgesteld aan UV-licht. -> er wordt bepaald of een van de ongelabelde fragmenten sequenties hebben die complementair zijn met de gelabelde probe. Wordt de procedure gedaan bij: - hoge temp/ lage zout con, moeten de probe en het DNA vrijwel identiek zijn(=high stringency) - lagere temp/ hoge zout con, hoeven ze niet zo complementair te zijn(=low stringency). Northern blotting Wordt gebruikt om RNA te identificeren in een mix van RNA’s. Om te de transcriptie op moleculair niveau te onderzoeken; bepalen of een bepaald gen tot expressie wordt gebracht in een bepaald cel type. Het begin product is RNA, dat wordt gehaald uit levende cellen. (de rest is hetzelfde als bij de southern variant) Western blotting Wordt gebruikt voor het vinden van een bepaald eiwit in een mix van eiwitten. Eiwitten worden uit levende cellen gehaald -> opgelost in sodium dodecyl sulfate(SDS) -> denatureerd eiwitten en geeft hen een negatieve lading -> gescheiden in een gel van polyacrylamide (=SDS-PAGE). -> de eiwitten in de gel worden op een nylon membraan gebracht -> een probe(antilichaam) herkent een bepaald eiwit van interesse. Antilichamen binden aan bepaalde sites(=epitopes). Deze epitopes hebben een bepaalde 3Dstructuur die het antilichaam herkent. Antigen is een molecuul die wordt herkend door het antilichaam en hebben meerdere epitopes. -> het eerste antilichaam bindt zich aan het eiwit van interesse -> rest wordt weggespoeld -> het tweede antilichaam bindt aan het eerste antilichaam, deze geeft uiteindelijk aan waar het gezochte eiwit zich dus bevindt. 18.4 Analyse van DNA- en RNA-binding eiwitten Gel retardation assay(gel mobility assay shift), gebruikt voor het opsporen van interacties tussen mRNA’s - RNA-binding proteins en transcriptie factoren – DNA regulatory elements. Door electrophoresis, DNA fragmenten worden naar beneden getrokken door een volt gradiënt. Gebonden stukken DNA of RNA zijn groter(hebben meer massa) en blijven dus hoger op de gel. DNase I footprinting geeft meer gedetailleerde informatie over interacties tussen eiwit en DNA. Het kan de regio identificeren die met het eiwit samenwerkt. 18.5 DNA sequencing en site-directed mutagenesis Dideoxy sequencing is gebaseerd op de kennis van DNA replicatie, maar dan met een slimme draai. Chemisten kunnen deoxyribose nucleotiden maken die hun –OH 3’ groep missen(= een ddNTP). Wanneer een ddNTP wordt toegevoegd aan een groeidende DNAstreng, kan deze niet verder groeien = chain termination. Hiervoor moet het nieuw gemaakte DNA wel gelabeld zijn. Automated DNA sequencing, elke dideoxyribose is gelabeld met een kleur: Een sample met veel kopieën van enkel-strengs DNA wordt gemixt met veel primers -> Alle 4 typen dideoxyribosen, DNA polymerase worden toegevoegd (de reageerbuis bevat ook kleine maten van gefluoriscerend gelabeld ddG, ddA, ddC en ddT) -> DNA plymerase maakt complementaire strands van het target DNA -> mix van DNA strands van verschillende grootten wordt gemaakt -> gescheiden dmv een slab gel of een gel-filled capillary tube -> korte strands gaan verder naar beneden dan de lange -> we weten de kleur en dus welke base er op elk eind van elke DNA strand is. Deze methode heet ‘sequencing ladder’. Site-directed mutagenesis = het maken van mutaties in gekloond DNA of andere genen. Dit wordt dan in een levend organisme ingebracht om te kijken of het een effect heeft op de expressie van een gen, functie van een eiwit of het fenotype.