DE ICONENSTRIJD IN DE OOSTERSE KERK (730-834)

advertisement
DE ICONENSTRIJD IN DE OOSTERSE KERK 1 (730-834).
Het vroege christendom maakte, net als het Jodendom, geen afbeelding van God, Christus, Maria, de
heilige Geest, enz. Die praktijk werd beschouwd als heidens. Hoe kon je trouwens de twee naturen van
Christus correct in een materiële vorm weergeven? Half afgebeeld (gedeeltelijke menselijke natuur) en
dan niet als God? Onder invloed van de Grieks-Romeinse traditie en wellicht in concurrentie met de
keizercultus, werden stilaan toch afbeeldingen gemaakt, vooral van Christus en de heiligen en
martelaren. Het woord icoon betekent beeld (Grieks εἰκών: afbeelding) en werd voor het eerst gebruikt
voor de voorstelling van de farao en van de keizer. Zijn portret betekent zijn aanwezigheid.
Vanaf de 6de eeuw genoten de iconen – naast de mozaïeken - een grote populariteit, mede door
de mirakelen die ze zouden veroorzaken. In de loop van de 8ste eeuw trad er een kentering op. Had de
beeldloze islam – die zijn intrede in het Midden-Oosten deed – daar enige invloed op of waren het de
misbruiken? De monniken dankten immers hun rijkdom aan de inkomsten van de offergaven die de
gelovigen aan de iconen brachten. Rijkdom leidde gauw tot macht binnen de Kerk. Vandaar dat de
keizer en de patriarch daarover niet tevreden waren.
Eerste periode: 730 – 787.
De strijd tegen de afbeeldingen begon onder keizer Leo III. Die gaf opdracht een icoon van
Christus die boven de paleispoort in Constantinopel hing, te verwijderen en te vernielen. Degenen die
deze opdracht ten uitvoer brachten, werden volgens Theophanes (in zijn Chronographeia) aangevallen
door een groep iconenvereerders. Enkelen zouden zijn vermoord. De bronnen lopen uiteen over de
redenen van de verwijdering van de icoon. Sommige geschriften suggereren dat hij het deed om de
moslims te apaiseren, andere stellen dat Leo de uitbarsting van de vulkaan op het eilandje Thera zag
als een straf van God vanwege de in zijn ogen afgodische verering van de afbeeldingen. Hij kon zich
ook gebaseerd hebben op het tweede gebod van de Tien geboden: “Maak geen godenbeelden, geen
enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water
onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want Ik, de :HEER, uw God, duld
geen andere goden naast Mij.” (Ex 20, 2-17).
In 730 vaardigde hij een edict uit dat de cultus van beelden verbood. Voor die beslissing was de keizer
hoogstwaarschijnlijk niet te rade gegaan bij de Kerk, want de toenmalige patriarch was een
iconenvereerder. Het is niet helemaal duidelijk of deze vrijwillig aftrad of werd afgezet. De brieven
die uit die tijd van hem bewaard zijn gebleven, spreken nauwelijks over theologische achtergronden.
Hij spreekt alleen zijn zorg uit dat, als het vereren van de afbeeldingen inderdaad ongeoorloofd was,
de Kerk al een hele tijd in dwaling verkeerd had. Aanvankelijk werd er geen grootscheepse vervolging
ingesteld van christenen en bisschoppen die aan de iconenverering vasthielden.
De visie van het iconoclasme werd na hem verder uitgewerkt onder keizer Constantijn V, die de
beeldencultus als ketterij bestempelde: wie Christus afbeeldt,doet een – vruchteloze – poging het
goddelijke in een beeld te vatten en wanneer alleen de menselijke (lichamelijke) Christus wordt
afgebeeld is de afbeelding niet volledig. Voorstanders wezen echter op de pedagogische waarde van
beelden voor het geloof en onderstreepten dat een icoon geen afgodsbeeld is. Johannes van Damascus
(eerste helft 8ste eeuw) stelde dat de logos door de incarnatie in Christus zichtbaar - en dus ‘een beeld’
- was geworden. Voorstanders echter steunden zich op het Bijbelvers: “Wie in mij gelooft, gelooft niet
in mij, maar in hem die mij gezonden heeft, en wie mij ziet, ziet hem die mij gezonden heeft. “ (Joh, 12,
44-45).
1
Het woord iconoclasme komt uit het Grieks: eicoon betekent afbeelding, kladzein lawaai maken. De
tegenstanders van het gebruik van iconen werden iconoclasten genoemd, de voorstanders iconodulen. Een ander
woord voor iconoclasme is ‘beeldenstorm’, meestal in verband gebracht met het verwijderen van beelden uit
katholieke kerken die overgegaan waren tot de Reformatie (16de eeuw).
1
De synode van Hiereia (754) maakte echter van het iconoclasme een officiële doctrine. De Latijnse
kerk daarentegen maakte geen bezwaren. Reeds voor het conflict uitbarstte, was paus Gregorius de
Grote (590-604) van mening dat: “Wat het geschreven woord is voor de lezer is de afbeelding voor de
ongeletterde (…), want in de afbeelding kunnen zelfs de onwetenden zien wat ze moeten navolgen”.
Religieuze beelden en schilderijen zouden de kern worden van de kerkelijke kunst in het Westen,
zeker sinds de Renaissance. Er volgden wederzijdse banvloeken, onder meer tussen paus Gregorius II
en patriarch Anastasius. Keizer Leo III liet pauselijke bezittingen in Zuid-Italië en op Sicilië
confisqueren en plaatste ze onder de jurisdictie van Constantinopel. De kloosters waren echte
bolwerken geworden van de iconenverering en door monniken werd er zoiets georganiseerd als een
ondergronds ‘anti-iconoclasten netwerk’. Theodoros, abt van het vermaarde Stoudiosklooster, schreef
een brief tegen de keizer en aan paus Paschalis I gestuurd, een daad met grote politieke implicaties.
Als tegenzet trok de keizer ten strijde tegen de kloosters, liet relieken in zee werpen en het aanroepen
van de heiligen verbieden.
Constantijns opvolger Leo IV vaardigde nieuwe decreten uit tegen de iconen en ging zelfs zo ver dat
hij van zijn vrouw Irene wilde scheiden vanwege haar voorliefde voor de beeldenverering. Voordat hij
daar echter de kans toe kreeg, stierf hij. Irene werd dan regentes voor haar zoon Constantijn VI 2 (78097) en maakte een einde aan de eerste iconoclastische periode. Ze riep een concilie bijeen, dat voor het
eerst bijeenkwam in Constantinopel in 786 en waarop 390 bisschoppen en paus Adrianus I aanwezig
waren. Het werd echter verstoord door mensen die trouw waren gebleven aan het iconoclasme. Het
concilie verplaatste zich daarop naar Nicea in 787, waar de iconenverering opnieuw werd ingevoerd
en stand hield gedurende de regeerperiodes van Irenes opvolger Nicephorus I en de twee keizers die na
hem een korte tijd regeerden. De toelating van de beeldencultus werd gerechtvaardigd doordat de
verering niet het beeld, maar het afgebeelde gold: geen latreia, wel dulia (geen aanbidding, wel
verering). Wel werd bepaald dat de figuur alleen mocht worden afgebeeld zoals die in de Bijbel
beschreven staat en niet-driedimensionaal (zonder perspectief). Dat sloot gebeeldhouwde werken uit,
die immers teveel aan de heidense antieke Oudheid deden denken. Alleen een platte afbeelding kon,
op een muur of op hout.
In 794 verwierp de synode van Frankfort de beeldencultus omdat het Karolingische Rijk zich op dat
ogenblik de gelijke voelde van het Byzantijnse Rijk. Karel de Grote zou zich in 800 tot keizer laten
kronen van het Heilige Roomse Rijk, omdat – volgens hem – de keizerstroon in Constantinopel vacant
was. De Franken erkenden geen vrouwelijke keizer (Irene). Dat was een revolutionaire stap en een
grote klap voor Byzantium. Er was altijd maar één keizerrijk geweest en in de christenheid stond tot
dan toe de Keizer altijd boven de Paus (en de Patriarch). Paus Leo III verklaarde zich hiermee niet
alleen onafhankelijk van de politieke macht die Byzantium nog had in Italië, maar eigende zich zelfs
het recht toe te bepalen wie keizer werd en wie niet. Historisch gezien waren het daarenboven de
Franken en niet de Byzantijnen die een einde gemaakt hadden aan het Longobardenrijk in Italië, zodat
Irene er weinig tegen in kon brengen.
Tweede periode: 815 - 843.
Keizer Leo V (813 tot 820) vaardigde nieuwe wetten tegen de
bepaalde militaire nederlagen toeschreef aan de toorn van God
vorm van iconenverering. Hij werd opgevolgd door Michael
Lodewijk de Vrome bekend is waarin hij zich beklaagt over de
iconen uit, waarschijnlijk omdat hij
naar aanleiding van afgoderij in de
II, van wie een brief uit 824 aan
iconenverering in de Kerk en in het
2- Irene was eerst regentes van 780 tot 797; daarna liet zij haar zoon blind maken en werd alleenheerseres van
797 tot 802. Zij is een van de weinige vrouwen die zich ooit tot βασιλευς (keizer) liet kronen (niet ‘keizerin'
omdat er nog nooit een regerend keizerin geweest was en velen haar het recht alleen te regeren betwistten). Zij
probeerde zich de steun van het volk en de kloosters te verwerven door belastingverlagingen, maar samen met de
verplichting schatting aan de Arabieren en de Bulgaren bracht dat de staat aan de rand van het bankroet.
2
bijzonder het aan kinderen bij de doop toewijzen van iconen als peetouders. Michael werd opgevolgd
door Theophilus. Na diens dood regeerde zijn vrouw Theodora als regentes voor hun zoontje. Zoals
Irene vijftig jaar eerder, stelde ook zij de iconenverering opnieuw in (843). Om dat feit te vieren zijn er
in de Oosterse Kerken feestelijkheden verbonden aan de eerste Zondag van de grote vasten, die
‘Triomf van de Orthodoxie’ wordt genoemd.
Tijdens het iconoclasme werden in kerken fresco's en mozaïeken overschilderd, soms met
geometrische of natuurlijke patronen. De iconen werden vernietigd. De iconoclasten gingen zelfs zo
ver, dat ze de miniaturen uit boeken verwijderden.
3
Download