Nummer 2 • jaargang 45 juni 2016 ‘DNA-schade leidt tot veroudering’ Hersenontsteking door eigen antistoffen Borstkanker bij mannen Tekst Gert-Jan van den Bemd Beeld Karen Thijssen Waardevolle wormen Het is misschien vreemd, wormen, fruitvliegjes of zebravisjes in een ziekenhuis, maar volgens prof. dr. Roland Kanaar van de afdeling Moleculaire Genetica zijn ze essentieel voor wetenschappelijke vooruitgang. “Dergelijke ‘modelsystemen’ horen juist thuis in de onderzoeksinstelling van een academisch ziekenhuis”, vindt Kanaar. “Door daarin biologische processen te bestuderen, kunnen we veel te weten komen hoe die processen bij de mens verlopen.” De hoogleraar Moleculaire Stralengenetica illustreert zijn uitspraak met een voorbeeld: “DNA ligt in celkernen opgeslagen in de vorm van strengen, chromosomen. Bij elke celdeling - nodig om beschadigde of afgestorven cellen te vervangen - slijt een stukje van het uiteinde van de chromosomen. De Amerikaanse moleculair bioloog Carol Greider (in 2014 was zij gastspreker bij ‘Lof der Geneeskunst’, de publiekslezing van het Erasmus MC, red.) wilde weten hoe cellen zich tegen die slijtage beschermen. Zij 2 koos het pantoffeldiertje om dat te bestuderen. Waarom het pantoffeldiertje? In dat eencellig organisme - het heeft ongeveer de diameter van een mensenhaar - komen maar liefst 50.000 chromosomen voor. Ter vergelijking: de mens heeft er slechts 46. De bescherming van de uiteinden van chromosomen zal bij het pantoffeldiertje dus op grote schaal plaatsvinden. De keuze van Greider was uitstekend: ze vond een enzym (telomerase) dat de uiteinden van chromosomen repareert. Pas later bleek pas hoe belangrijk die ontdekking was. Ook de mens beschikt over dat enzym. Het speelt een belangrijke rol in de bescherming tegen kanker en veroudering. Greider kreeg voor haar ontdekking in 2009 de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde.” Inhoud 4 0,00000001 meter hoge bergen 6 Zware jongen 8 Beter op school 10Tienertoer 15 Mánnen met borstkanker 18 Handen vrij voor onderzoek 22 Grenzeloos fascinerend 24 Doelwit: het eigen brein 28 Door fout eerder oud 33 Verstandig kiezen 36 De biologische klok dicteert 40 Hightech in de zorg 44Van gekookte spaghetti tot adequaat stuurinstrument 48 Speuren naar zwakke schakel 50 Verborgen leed 52 Hoe werkt het? 56 ’Ik had steeds de hoop dat het slechts een nachtmerrie was’ 58 De dood huist in de darm Monitor • juni 2016 3 4 Tekst Gert-Jan van den Bemd Beeld Humberto Sanchez 0,00000001 meter hoge bergen De onderzoeksgroep van prof. dr. Claire Wyman gebruikt Scanning Force Microscopy (SFM) om extreem kleine onderdelen van de celkern in beeld te brengen. “We bestuderen eiwitten die beschadigingen in DNA herstellen. Een microscopisch kleine naald tast het oppervlak van het object dat we willen onderzoeken nauwkeurig af. Elke beweging van de naald wordt door een computer geregistreerd en na berekeningen vertaald in een afbeelding. Deze ‘bergketen’ is ongeveer 600 nanometer lang en 10 nanometer hoog. Een nanometer is 0,000000001 meter, duizend maal dunner dan een mensenhaar. De ‘toppen’ zijn de eiwitten die bezig zijn om een breuk in het onderliggende DNA te repareren.” Wyman is tevens directeur van de bacheloropleiding Nanobiology: “In 2012 is de opleiding van start gegaan. De eerste lichting studenten zwaaide in 2015 af en de meesten zijn nu bezig met de masteropleiding Nanobiology die ook samen wordt aangeboden door de TU Delft en het Erasmus MC. Het SFM-onderzoek sluit perfect aan op hun vaardigheden en kennis van moderne biologie, natuurkunde en wiskunde. Nanobiology-studenten zijn hier dan ook volop aan de slag.” Monitor • juni 2016 5 Tekst Gert-Jan van den Bemd Protonen-therapie stap dichterbij Zware jongen 6 Volgend jaar start HollandPTC, het centrum voor protonen-therapie van het Erasmus MC, het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en de TU Delft. Protonen-therapie maakt gebruik van positief geladen kerndeeltjes waarmee tumoren heel precies kunnen worden bestraald, zonder veel schade toe te brengen aan omliggende weefsels. Monitor • juni 2016 Het hart van HollandPTC wordt gevormd door de cyclotron, een apparaat dat de protonen voldoende snelheid geeft, zodat ze door menselijke weefsels heen kunnen dringen en de tumor bereiken. Troisdorf (tussen Bonn en Keulen) naar Delft vervoerd. Daar werd de cyclotron met een kraan in twee delen in het gebouw gehesen. Vanwege dat gewicht moest er eerst een special hijsplatform worden gebouwd. Het 90.000 kilogram-zware gevaarte is onlangs onder politiebegeleiding van het Duitse Meer informatie: www.hollandptc.nl 7 Tekst Anneke Aaldijk Kleuters met een hartafwijking Beter op school Een onderzoeksproject moet kleuters met een aangeboren hartafwijking én hun ouders helpen sterker in hun schoenen te staan. Researchcoördinator dr. Lisbeth Utens licht toe. Wat is dit voor onderzoek? “Het richt zich op kinderen met een aangeboren hartafwijking die voor het eerst naar de kleuterschool (groep 1) of naar de basisschool (groep 3) gaan. Dit is sowieso een mijlpaal, maar voor kleuters met een aangeboren hartafwijking kan dit extra spannend zijn. Ze hebben al veel meegemaakt. Mijlpalen zoals naar school gaan, kunnen hen meer moeite kosten dan andere kleuters. Ze zijn vaak sneller moe en hebben vaak meer moeite met sport. Verder weten we dat ze over het algemeen meer school- en leerproblemen en emotionele problemen hebben dan gezonde leeftijdgenoten. Met dit onderzoeksproject gaan we een nieuwe methode testen die er speciaal op gericht is deze kleuters en hun ouders te helpen bij al deze zaken.” 8 Wat houdt die methode in? “Bijzonder is dat het zich richt op het hele gezin. Beide ouders volgen in groepsverband met andere ouders in het Erasmus MC een workshop van één dag waarin veel aandacht wordt besteed aan topics waar ze tegenaan kunnen lopen als hun kind naar school gaat. De kleuters zelf volgen, samen met een broertje of zusje, een eigen module met speelse oefeningen om het naar school gaan en het plezier in sporten te verbeteren. Na deze dag volgt voor het individuele gezin een terugkommoment van anderhalf uur in het Erasmus MC om de oefeningen te herhalen. Omdat het hele gezin meedoet, heet de methode CHIPfamilie (Congenital Heart Disease Intervention Program-Familie). Het doel: ervoor zorgen dat het beter gaat met de kleuters op school, dat ze zich fijner voelen en meer plezier in sporten krijgen. Ouders krijgen adviezen de kleuters hierbij te begeleiden. Zij kunnen zich hierdoor zekerder voelen en dat heeft weer een gunstig effect op de kinderen.” Waarom is het zo belangrijk dat beide ouders meedoen? “Ook voor hen kan het naar school gaan van hun kleuter een lastig moment zijn. Ze moeten het kind niet alleen loslaten, ze zijn - heel begrijpelijk - vaak beschermend en kunnen het lastig vinden om in te schatten of hun kind wel met alles kan meedoen. Ouders van deze kleuters kunnen hierdoor meer stress ervaren dan ouders van gezonde kinderen. Logisch: te horen krijgen dat je kind een hartaandoening heeft roept veel angst en onzekerheid op, zeker Monitor • juni 2016 rond de diagnose en operatie. Wij zijn wereldwijd het eerste ziekenhuis dat deze methode met zowel een kinder- als oudermodule aanbiedt. In de Queen’s University Belfast is met eerder onderzoek aangetoond dat deze methode positieve effecten had voor moeders, maar wij betrekken ook vader en broertjes/zusjes erbij. Het onderzoek in Belfast gaf al wel aanwijzingen dat deze methode ook positief doorwerkte op de kinderen.” Wat zijn de verwachtingen van het onderzoek? “Door op deze manier schoolproblemen te verminderen, hopen we dat de kinderen nu en in de toekomst zo goed mogelijk mee kunnen komen, waardoor ze later een betere schoolopleiding en een fijne baan krijgen. Verder is Lisbeth Utens is klinisch psycholoog en universitair hoofddocent Kinder- en Jeugdpsychiatrie/psychologie, unit psychosociale zorg. Dit project wordt in nauwe samenwerking uitgevoerd met: de Unit Psychosociale Zorg, de afdeling Kindercardiologie en de vakgroep Kinderfysiotherapie van het Erasmus MC-Sophia, de Patiëntenvereniging Aangeboren Hartafwijkingen en Queen’s University Belfast. Het onderzoek wordt door Fonds NutsOhra gefinancierd. De resultaten zijn eind 2018 beschikbaar. het belangrijk voor hun gezondheid later, om hen nu al aan te leren dat sporten gezond is. Kinderen met een aangeboren hartafwijking vormen de grootste groep van kinderen met een aangeboren chronische aandoening. Daarom starten we dit onderzoek bij hen. Als deze methode goed blijkt te werken, gaan we het voortaan in ons ziekenhuis gebruiken en proberen we het ook toe te passen in andere Nederlandse ziekenhuizen en bij andere groepen chronisch zieke kinderen.” 9 Feitjes Generation R is tot nu toe goed voor: • 600 wetenschappelijke artikelen • 60 promovendi die hun onderzoek hebben afgerond • 60 onderzoekers die nog gaan promoveren • 30 betrokken Erasmus MC-afdelingen (dit aantal groeit nog steeds) • Mondiale aantrekkingskracht; de onderzoekers zijn afkomstig uit de hele wereld, van Polen tot Portugal en van China tot Zuid-Amerika. Tienert 10 Monitor • juni 2016 Tekst Gerben Stolk Oudste deelnemers Generation R in de pubertijd toer Nog niet zo lang geleden waren ze in het Erasmus MC alleen bekend als foetus op een echofoto. Nu komen de deelnemers aan Generation R binnen als jonge pubers, soms een stoer petje, coole armband of vlotte oorbel dragend. Het wereldberoemde onderzoek is in een nieuwe fase beland: Focus op 13 (jaar). Of hij zin heeft in de jongste stap van Generation R? Dat hoef je Vincent Jaddoe niet twee keer te vragen. “Voor ons als onderzoekers is dit een van de spannendste fases”, zegt de directeur van het project. Legt uit: “Het leven kent verschillende periodes van kwetsbaarheid. Aanvankelijk heeft ons onderzoek zich vooral gericht op het begin: de fase waarin de deelnemers in de 11 Invloed borstvoeding na zestig jaar Generation R tot diep in de 21e eeuw. Vincent Jaddoe hoopt dat het project nog decennialang kan worden voortgezet. “Niet voor niets is het doel te bekijken welke factoren vroeg in het bestaan de gezondheid gedurende de rest van het leven bepalen”, zegt de projectdirecteur. Hij vervolgt: “Hoe ouder de deelnemers worden, hoe interessanter het is. Stel je voor dat in 2063 zestigjarigen worden gezien die al zijn gevolgd sinds hun moeders in verwachting waren. Dan kun je verbanden proberen te leggen tussen de meest uiteenlopende gegevens. Zie je een bepaalde aandoening bijvoorbeeld minder of meer bij degenen die als baby borstvoeding hebben gekregen?” 12 buik van hun moeder zaten en hun eerste levensjaar. Maar ik denk dat de puberteit net zo’n kwetsbare tijd is. In deze periode word je zelfstandiger en maak je keuzes die belangrijke gevolgen hebben, vaak voor de rest van je leven. Naar welke school ga je? Besluit je een teamsport of individuele sport te gaan beoefenen? Voor het eerst ook word je aan van alles blootgesteld. Ga je roken? Heb je weleens alcohol geproefd? Wordt er gekust en zijn er misschien seksuele activiteiten? Dit is ook de leeftijd waarop bijvoorbeeld depressies of eetstoornissen als anorexia zich voor het eerst kunnen aandienen.” Ook ouders Het bevolkingsonderzoek Generation R - de afkorting van Generation Rotterdam - geniet grote faam in binnen- en buitenland. De studie is zowel kwantitatief als kwalitatief bijzonder. Wat betreft het eerste: maar liefst 10.000 kinderen die tussen 2002 en 2006 werden geboren in de Maasstad, zijn sinds de vroege zwangerschap gevolgd. Het onderzoek is ook gericht op hun ouders. Wat was bijvoorbeeld het gewicht van de moeder tijdens de zwangerschap en wat zijn daarvan de eventuele gevolgen voor haar kind? En als ze destijds kampte met hoge bloeddruk of misselijkheid, loopt ze dan nu een hoger risico op hart- en vaatziekten? Over de kwaliteit van het onderzoek zegt Jaddoe: “We hebben de apparatuur om gedetailleerd de meest uiteenlopende metingen te verrichten en beelden te maken. Geen ander Nederlands onderzoek deed zóveel foetale echo’s en postnatale groeimetingen. Maar denk bijvoorbeeld ook aan oogtests, fitheidstests, foto’s van de huid, IQ- en gedragsmetingen, MRI’s van de hersenen, het hart, de buik en gewrichten en metingen van de botsterkte, tandgezondheid en gelaatsbouw.” Sociale media Bijna al deze factoren kwamen al aan bod nadat de deelnemers op 5- en 9-jarige leeftijd het Generation R-onderzoekscentrum in het Erasmus MC-Sophia binnenwandelden. Nu worden thema’s toegevoegd. Jaddoe, glimlachend: “Wie wist in 2002 wat sociale media zijn? Laat staan dat we destijds hadden kunnen bedenken dat we er nog eens nieuwsgierig naar zouden zijn met betrekking tot onze Generation R-deel­ Resultaten Een bescheiden en willekeurige greep uit Generation R-onderzoeksresultaten. nemers. Maar het is een belangrijk nieuw onderwerp. Daarover gaan we de kinderen ondervragen, vanzelfsprekend zonder oordelend te zijn. Zit jij op FaceBook, Instagram of andere sociale media? Zit je er alleen op of hebben je ouders ook toegang? Hoe gedraag je je er?” De hoogleraar Kindergeneeskunde-epidemiologie noemt ‘gevolgen van sociale media-gebruik’ een min of meer onontgonnen onderzoeksterrein. “Het is duidelijk dat je bij veelvuldig gebruik minder in beweging bent en dus kans maakt zwaarder te worden. Het risico op bijziendheid neemt ook toe. Maar veel dingen weten we nog niet. Sommige kinderen zitten de hele dag achter de computer. Heeft dat gevolgen voor hun sociale vaardigheden op latere leeftijd? Ons gevoel zegt misschien dat sociale media nadelige gevolgen hebben, maar is dat werkelijk zo? Wij willen nu onder meer in kaart brengen hoe tieners vriendschappen opbouwen via sociale media en waar ze naar kijken.” Grootste in Nederland Naar verwachting 6.000 tot 6.500 kinderen doen de komende drie jaren mee aan Focus op 13. Later worden ze ook uitgenodigd voor Monitor • juni 2016 effect vooral wordt verklaard door meer vetmassa en niet door meer spiermassa. Trudy Voortman promoveerde op dit onderzoek. Vertraagde groei voor en na geboorte Zwangere vrouwen met een lage concentratie vitamine D krijgen kinderen van wie de groei is vertraagd of die te vroeg worden geboren. Een belangrijke constatering, want de helft van de Rotterdamse bevolking heeft onvoldoende vitamine D. Dat kan worden omgebogen door meer melk te drinken en meer in de buitenlucht te vertoeven. Het (promotie) onderzoek is verricht door Kozeta Miliku, in samenwerking met collega’s uit het Erasmus MC en de University of Queensland in Brisbane, Australië. Meer kans op astma Kinderen met een laag geboortegewicht hebben meer kans op astma. Dat geldt ook voor jongens en meisjes die te vroeg zijn geboren; vaak gaat het om dezelfde groep. Zelfs wanneer een kind na 35 of 36 weken draagtijd ter wereld komt, slechts iets te vroeg dus, treedt eerder astma op dan bij voldragen leeftijdsgenoten. Martijn den Dekker achterhaalde dit gedurende zijn promotieonderzoek. Hij baseerde zich op gegevens van bijna 250.000 kinderen en hun ouders, afkomstig uit Generation R en andere grote Europese bevolkingsonderzoeken. Voeding in het eerste jaar Het eerste levensjaar is een fase van snelle groei en ontwikkeling. Voeding is in deze periode uiteraard van groot belang. Generation R verricht veel onderzoek naar de voeding van moeders en kinderen op verschillende leeftijden. Het blijkt dat een hogere eiwitinname in het eerste levensjaar samenhangt met een hogere body mass index. Met een speciale lichaamsscan is geconstateerd dat dit Lagere score intelligentietest Als de schildklier van een vrouw onvoldoende werkt tijdens de zwangerschap, scoort haar kind tussen het vijfde en negende jaar minder hoog bij intelligentietests. De moeder is niet ziek, maar een minder goed werkende schildklier blijkt dus van invloed te zijn op de hersenontwikkeling van het ongeboren kind. Tim Korevaar stelde dit vast tijdens zijn promotieonderzoek. Focus op 16. Daarmee is Generation R het grootste tieneronderzoek in Nederland. Nóg een belangrijk nieuw thema: pesten. Jaddoe: “In de puberteit is in- of uitsluiten door de groep een belangrijk item. Welke kinderen horen er niet bij en worden gepest? Welke kinderen pesten juist? Waarom wordt er gepest? De gemeente Rotterdam is betrokken bij deze onderzoeken. In het algemeen geldt voor Focus op 13 dat we willen leren waarom kinderen wel of niet aan iets beginnen, dat we proberen patronen te identificeren. Als bepaalde groepen bijvoorbeeld blijken te gaan roken, drinken of pesten of als je achterhaalt dat kinderen met bepaalde kenmerken juist wórden gepest, kun je er misschien iets tegen doen. Preventie is vanaf het eerste moment een essentiële ambitie geweest van Generation R. Het uiteindelijke doel is risicofactoren voor ziekten en gedragsproblemen te vinden. Die kennis probeer je vervolgens te vertalen naar preventiestrategieën, zowel in Nederland als daarbuiten.” Sterfte rond geboorte Een voorbeeld is betere voorlichting aan zwangere vrouwen en hun partner of zelfs aan stel- len die nog niet zover zijn. In vergelijking met de meeste andere Europese landen kent ons land veel sterftegevallen van kinderen rond de geboorte. Jaddoe: “Gelukkig is dergelijke sterfte zeldzaam, maar als je de risicofactoren vaststelt, kan het getal nog verder omlaag. We hebben tientallen factoren gevonden die gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van het kind op de langere termijn of zelfs resulteren in overlijden kort voor of na de geboorte. Denk niet alleen aan roken en ongezond eten tijdens de zwangerschap, maar ook aan geen foliumzuur innemen in de juiste periode, obesitas van de zwangere moeder, luchtverontreiniging, stress van ouders en nog meer. Promotieonderzoeken op basis van Generation R-gegevens hebben bijvoorbeeld duidelijk gemaakt dat roken tijdens de zwangerschap de kans op overgewicht, astma en hart- en vaatziekten bij kinderen vergroot.” Voor de afdeling Verloskunde en Gynaecologie en de GGD Rotterdam-Rijnmond waren dergelijke inzichten aanleiding het gemeentelijke programma ‘Klaar voor een kind’ te ontwikkelen. Rotterdammers krijgen betere 13 Goede traditie voorlichting over gezond zwanger worden en een gezonde zwangerschap. Vóór de zwangerschap Jaddoe: “Generation R is destijds begonnen bij moeders die dertien weken in verwachting waren, maar het onderzoek heeft ons geleerd dat de nóg vroegere periode van de zwangerschap en vooral de periode ervoor misschien nog belangrijker zijn. Je kunt bijvoorbeeld het best al stoppen met roken voordat je zwanger bent. Dergelijke kennis heeft geleid tot preconceptiespreekuren, geïnitieerd door hoogleraar Verloskunde en Prenatale Geneeskunde Eric Steegers. Heel belangrijk, want sommige mensen hebben geen idee van wat bijvoorbeeld een gezond voedingspatroon is en wanneer je Uitdaging Vlak voor het Monitor-interview heeft Generation R-directeur Vincent Jaddoe sollicitatiegesprekken gevoerd met twee potentiële onderzoekmedewerkers. Wat wil hij ervaren tijdens zo’n onderhoud? “Generation R is niet alleen een database. Het is iets wat leeft, het is dynamisch. Je moet niet uitsluitend naar data willen kijken, maar er ook een gevoel bij hebben, natuurlijk zonder dat dit ten koste gaat van je wetenschappelijke 14 Bij een ziekenhuis wordt gedacht aan zieke kinderen. Maar Generation R - uitgevoerd door onderzoekers en artsen van het Erasmus MC - is een bevolkingsstudie en kijkt dus naar een grote algemene groep. Wat gebeurt er binnen dit gezelschap op het vlak van groei, ontwikkeling en gezondheid? Op hun vijfde bezochten de deelnemers voor het eerst het Generation R-onderzoekscentrum. Als negenjarige een goede body mass index (BMI) hebt. Weet je dat soort zaken wel en handel je ernaar, dan is de kans op een gezonde zwangerschap groter en het risico op slechtere gezondheid van het kind kleiner. Er is nog veel nuttig werk te verrichten. Een kwart van de zwangere vrouwen in Rotterdam rookt en veertig procent blik. Het is tekenend dat onze onderzoekmedewerkers en promovendi veel tijd besteden aan het benaderen van deelnemers. Gaan ze met een auto de stad of zelfs het land in en staan ze ’s avonds of in het weekeinde bij een gezin voor de deur om de ouders te herinneren aan de onderzoeks-uitnodiging. Een enkele keer is een pand dichtgespijkerd. Sommige deelnemers wonen niet meer in Rotterdam. Dan is het een uitdaging ze toch betrokken te houden. Mede daarom hebben we altijd cadeautjes bij ons, zoals paraplu’s en tassen van Generation R.” brachten ze er opnieuw vier uur door en sinds kort zijn het jonge pubers die worden verwelkomd. Op 18 mei verrichtte staatssecretaris Martin van Rijn (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) het officiële startschot van ‘Focus op 13’. Daarmee zette hij een goede traditie voort van de landelijke overheid. In het verleden gaf VWSstaatssecretaris Clémence Rosse het sein voor Focus op 5 en maakte minister André Rouvoet van Jeugd en Gezin Focus op 9 mogelijk. Het huidige onderzoekscentrum werd in 2008 geopend door - toen nog prinses Máxima. slikt geen foliumzuur, dat belangrijk is voor de ontwikkeling van het ongeboren kind.” Verscheidenheid Kinderen met een oer-Hollandse, Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse, Chinese, Somalische of andere achtergrond. Generation R weerspiegelt de verscheidenheid van de Rotterdamse bevolking. “Daarmee hebben we uiteindelijk ook de verloskundige zorg in ons land en daarbuiten veranderd”, stelt Jaddoe. “Dankzij al die verschillende etniciteiten weten we dat wat normaal is in de ene groep, niet de standaard hoeft te zijn voor de andere. Ze hebben niet allemaal dezelfde referentiewaarden en groeicurves. Zit een kind met een bepaalde etnische achtergrond boven of onder de referentiewaarde voor kinderen van wie de voorouders generaties geleden al in Nederland leefden? Het is zuiverder om een vergelijking te maken met de referentiewaarde van de betreffende groep. De huidige standaarden voor metingen bij kinderen komen voort uit Generation R.” Tekst Joyce de Bruijn Dezelfde ziekte, ander gedrag Mánnen met borstkanker Vrouwen hebben gedurende de ontwikkeling van de geneeskunde vaak niet de aandacht gekregen die nodig was. Dat besef dringt langzaam maar zeker door in de medische wereld. Maar ook mannen komen er soms bekaaid af. De zorg voor borstkanker heeft zich altijd geconcentreerd op de vrouw, terwijl ook mannen de ziekte kunnen krijgen. Zij lopen gemiddeld de kans eerder te overlijden dan hun vrouwelijke lotgenoten. Monitor • juni 2016 15 D De naar schatting 150 mannen die jaarlijks in ons land door de aandoening worden getroffen, krijgen dezelfde behandeling als een vrouw, terwijl helemaal niet gezegd is of dat wel de beste aanpak is. Een groot internationaal onderzoek moet meer duidelijkheid bieden. Het eerste deel is onlangs afgerond. Patholoog Carolien van Deurzen van de afdeling Pathologie presenteerde de conclusies in maart tijdens de European Breast Cancer Conference in Amsterdam. Inspelen “Om te beginnen wordt de tumor bij mannen vaker aanzienlijk later ontdekt. Pas als die al ver gevorderd is, en daardoor in een lastiger te behandelen stadium is gekomen, voelen mannen iets verdachts in hun borst”, vertelt van Deurzen. “De prognose van mannen is daardoor slechter dan die van vrouwen. Maar ook kunnen de behandelingen bij mannen wellicht beter. De aard, vorm en gradaties van mannelijke- en vrouwelijke borstkankers verschillen namelijk. Als je de verschillen beter kent, kun je er specifiek ‘De knobbel maakt mij ongerust’ Voor oud-journalist Hans Roodenburg (71) kwam de definitieve diagnose ‘borstkanker’ begin 2001 niet helemaal als een donderslag bij heldere hemel. Zijn huisarts, die hij enkele weken daarvoor had bezocht met een pijnlijke knobbel in zijn borst, vertrouwde het meteen al niet. “Hij dacht dat het een ontsteking kon zijn en schreef een antibioticakuur voor. Maar hij zei ook: de knobbel maakt mij ongerust. Het komt zelden voor bij mannen, maar ik laat u voor de zekerheid onderzoeken op borstkanker.” Roodenburg kon anderhalve week later terecht in het ziekenhuis voor röntgenen echo-onderzoek. Het nieuws was slecht en de schrik groot: “Het gezwel was maligne (kwaadaardig, red.), tenzij verder onderzoek het tegendeel zou bewijzen. Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen had, en hoopte dat ik het einde van het jaar nog zou halen, met een wit wijntje.” gezwel veel oestrogeenreceptoren waren aangetoond, kreeg ik ook een pillenkuur met tamoxifen. Ik was behoorlijk teleurgesteld, want ik had gehoopt dat ik er alleen met een chirurgische ingreep vanaf zou komen.” Kotsmisselijk Vier chemokuren volgden. “Als ik de behandeling aan bekenden moet samenvatten, stel ik dat de operatie op zichzelf voor mijn gevoel weinig heeft voorgesteld. Daarbij moet wel worden aangetekend dat ik als man niet het vervelende psychologische effect had dat mij een borst werd ontnomen. Maar de chemokuren heb ik als heel erg ervaren. Je kon de klok erop gelijkzetten, een hele week was ik kotsmisselijk. Maar in augustus van dat jaar kon ik gelukkig weer aan het werk.” Nu, vijftien jaar later, gaat het prima met de gepensioneerde journalist. Het schrijven kan hij nog altijd niet laten, hij tikt artikelen voor het online platform ‘Rotterdam Vandaag en Morgen’ (www. vandaagenmorgen.nl). Jaarlijks wordt in de andere borst gecontroleerd of de kanker wegblijft. “Dan kom ik op de röntgenafdeling met allemaal vrouwen die worden gecontroleerd. Daarom maak ik altijd een afspraak om als eerste de borstfoto te laten maken. Ik voel mij als enige man toch wat opgelaten. Ik noem de borstfoto altijd de ‘bankschroefcontrole’, omdat je borst tussen twee glasplaten wordt geplet voor de röntgenfoto. De moeilijkheid is dat er bij mij als man weinig massa is, waardoor het lastig is om mijn borst tussen die twee glasplaten te krijgen. Ik zit dan ook te wachten op de uitvoering van digitale technieken. Maar dat is een ander verhaal. Gelukkig meld ik mijn vrouw Nel elk jaar weer dat ik opnieuw een jaar uitstel van executie heb gekregen.” ‘Hun gesprekken gingen over een eventuele borstprothese en waar je een mooie pruik kon kopen’ Teleurgesteld Dat verdere onderzoek vond plaats bij de chirurg, die Roodenburg toevertrouwde dat hij pas de tweede man was bij wie hij borstkanker had vastgesteld. Er werd een biopsie genomen en een week later ging Roodenburg onder het mes, een ingreep waarbij de tumor en de lymfeklieren in de oksel werden weggenomen. “Tien dagen lag ik in het ziekenhuis. Al mijn medepatiënten met dezelfde kwaal waren vrouwen. Hun gesprekken gingen over een eventuele borstprothese en waar je een mooie pruik kon kopen.” Uit het postoperatieve weefselonderzoek bleek dat de eerste lymfeklier uitzaaiingen bevatte. Daarom adviseerden de artsen hem een chemokuur te volgen. “En omdat er in het verwijderde 16 Monitor • juni 2016 Het onderzoek op inspelen. Bij mannen komen bijvoorbeeld nauwelijks lobulaire carcinomen voor. Dat zijn diffuse tumoren, bestaande uit losse strengen van cellen. Ductale carcinomen, bestaande uit buisvormige celstructuren, komen relatief minder vaak bij vrouwen voor. Het kan allemaal te maken hebben met het fysieke karakter van de mannenborst. Bovendien blijkt dat de tumoren in de mannenborst dikwijls een andere hormoongevoeligheid hebben. Waar vrouwelijke tumoren doorgaans oestrogeen- en progesteronreceptoren dragen (en dus gevoelig zijn voor antioestrogeen-therapie), hebben de mannelijke tumoren vaak ook androgeenreceptoren. Androgeen is de algemene term voor chemische stoffen die de ontwikkeling en het behoud van de mannelijke eigenschappen bewerkstelligen. Bij mannen lijkt dus therapie met antiandrogenen de juiste weg. “In een klinisch onderzoek gaan we kijken of die antiandrogeen-therapie beter werkt dan de therapie die vrouwen én mannen nu krijgen,” zegt Van Deurzen. “Dat is nog niet eerder uitgezocht. De aanname was dat de werking van hormoontherapie bij mannen en vrouwen hetzelfde zou zijn. Maar dat moet dus nog maar blijken.” De studie waarover Van Deurzen tijdens het congres rapporteerde, is de grootste verkennende studie naar mannenborstkanker ter wereld. Tumorweefsel van 1483 patiënten werd onder de loep genomen. Zij waren afkomstig uit 23 ziekenhuizen uit negen landen. Bij de mannen werd tussen 1989 en 2009 borstkanker gediagnosticeerd. Van hen kwamen er maar liefst 841 uit Nederland. Dat was mogelijk omdat de registratie en administratie van mannen met borstkanker hier erg goed op orde zijn. Er werd naar de karakteristieken van de tumor gekeken, maar ook naar gegevens over de behandeling en het verloop van de ziekte. Zeldzaam Van alle gevallen van borstkanker ontstaat minder dan één procent in de mannenborst. Van alle mannen die kanker krijgen, krijgt één procent borstkanker. Borstkanker bij mannen komt dus zelden voor. Toch zou het goed zijn, vindt ook patholoog Carolien van Deurzen, als er meer bewustzijn komt bij mannen. Mannen worden immers niet onderzocht in het Bevolkingsonderzoek Borstkanker. “Zij ontdekken de tumor meestal pas als die ‘palpabel’ oftewel voelbaar is. De tumor is dan vaak al groot”, legt Van Deurzen uit. De Borstkankervereniging Nederland werkt nu aan een website voor mannen met borstkanker. Oudpatiënten worden opgeroepen om onderwerpen voor die site aan te dragen. www.borstkanker.nl – Nieuws en oproepen 17 18 Tekst Gert-Jan van den Bemd Impuls behandeling asbestkanker Handen vrij voor onderzoek Dankzij een donatie beschikt het laboratorium van de afdeling Longziekten van het Erasmus MC binnenkort over een belangrijk apparaat. De productie van een vaccin tegen asbestkanker wordt erdoor geautomatiseerd. “Het produceren van het vaccin duurt tien dagen”, vertelt onderzoeksleider prof. dr. Joachim Aerts. “Die periode wordt door het nieuwe apparaat niet verkort, maar we kunnen de procedure wel opschalen: nu worden alle stappen in het kweekproces nog handmatig uitgevoerd. Dat is erg arbeidsintensief, waardoor er slechts één vaccin per keer gemaakt kan worden. Dankzij het nieuwe apparaat worden de handelingen geautomatiseerd. Dat maakt handen vrij voor onderzoek. Een belangrijke winst.” Zeer welkom Het geld voor het nieuwe apparaat is bijeengebracht door vijf vastgoedondernemers. Tuncer Tuzgöl, oprichter van Zuider Vastgoed, is de initiatiefnemer van de schenking. “Ik heb in mijn directe omgeving ervaren wat het betekent als de diagnose asbestkanker gesteld wordt. Als je dat eenmaal hebt meegemaakt, kost het niet veel moeite om in actie te komen.” Tuzgöl legde contact met Aerts en vroeg hem of hij een bijdrage kon leveren aan het onderzoek. Een apparaat voor de productie van vaccins bleek zeer welkom. “Ik ben meteen gaan rondbellen in mijn zakelijke netwerk. Samen met mijn relaties uit het vastgoed-netwerk in Amsterdam, plus een buurtgenoot die aanhaakte, hebben Monitor • juni 2016 19 we 135.000 euro bij elkaar gebracht. Elk jaar kijk ik naar een aantal goede doelen. Zeker als je een goed jaar hebt gedraaid, moet je ook je maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en dit soort initiatieven steunen”, aldus de Amsterdamse ondernemer. Cocktail Op dit moment is nog geen genezing mogelijk, maar de artsen en onderzoekers van de afdeling Longziekten werken hard aan een nieuwe behandelmethode. Aerts: “Een falend afweersysteem speelt een cruciale rol in het ontstaan van asbestkanker. Dat systeem beschermt ons tegen indringers, zoals gevaarlijke bacteriën en virussen, maar ook tegen ontspoorde cellen, zoals mesothelioom- en andere tumorcellen. Als het immuunsysteem goed functioneert, verloopt het proces zo: T-cellen worden geactiveerd door dendritische cellen. Die cellen laten de T-cellen moleculen zien waaraan zij kankercellen kunnen herkennen. De T- cellen ’onthouden’ dat molecuul en herkennen dat later op de tumorcellen. Vervolgens vallen ze de tumorcellen aan. Bij asbestkanker gaat er tijdens dat proces iets mis.” De onderzoeksgroep van Aerts werkt aan een methode om daar iets tegen te doen. Aerts: “In het laboratorium verzamelen we dendritische cellen uit het bloed van de patiënt. Die worden vervolgens blootgesteld aan een cocktail van eiwitten die we gemaakt hebben van diverse mesothelioomcellen. De dendritische cellen koppelen daardoor met diverse eiwitmoleculen. Als we dit vaccin van dendritische cellen daarna weer bij de patiënt injecteren, zien we dat de T-cellen wél worden geactiveerd.” Breder toepasbaar Het is nog te vroeg om te concluderen of de levensduur van de patièˆnten door de methode wordt verlengd. Ook is nog niet duidelijk of de cocktail van eiwitten die aan de dendritische cellen wordt aangeboden wel de meest effectieve is. Aerts: “Om die conclusies te kunnen trekken, starten we binnenkort met een klinische studie waarbij we circa honderd patiënten over twee groepen verdelen. De ene groep krijgt chemotherapie, de andere groep een combinatie van chemotherapie en een vaccinatie met dendritische cellen die in het laboratorium zijn voorbewerkt. Dankzij het nieuwe apparaat verloopt de productie van de vaccins voor een groot deel automatisch; een belangrijk voordeel voor het onderzoek. De cocktail van tumoreiwitten waaraan de dendritische cellen worden blootgesteld, is gepatenteerd en de verdere ontwikkeling ervan is ondergebracht bij Amphera, een spin-off bedrijf van het Erasmus MC. Dankzij dat bedrijf en een Horizon 2020-subsidie kunnen we deze studie uitvoeren.” Aerts heeft hoge verwachtingen van de nieuwe aanpak. “We denken dat deze behandeling niet alleen toepasbaar is bij asbestkanker en andere vormen van kanker van het longvlies, maar ook bij alvleesklierkanker. Met prof. dr. Casper van Eijck van het Erasmus MC gaan we die mogelijkheid verder onderzoeken. Ook dát wordt dankzij het nieuwe apparaat mogelijk gemaakt.” 20 Wat is asbestkanker? Asbestkanker is een vorm van borstvlieskanker (mesothelioom). Het ontstaat in het longvlies van mensen die asbestdeeltjes hebben ingeademd. De kanker kan vele tientallen jaren na het inademen pas de kop opsteken. De afweerreactie bij deze patièˆnten werkt niet goed, waardoor de tumorcellen kunnen gaan woekeren. Monitor • juni 2016 Tekst Joyce de Bruijn Zoektocht naar oorzaak wonderlijke genezing Naald in hooiberg Onderzoeker-in-opleiding Floris Dammeijer zoekt in muizentumorweefsel naar manieren om asbestkanker gevoeliger te maken voor therapie. “Deze aanpak is mogelijk ook toepasbaar bij alvleesklierkanker.” Een vierkoppige delegatie van het Erasmus MC, onder wie Dammeijer, bezocht onlangs het tweejaarlijkse congres van de International Mesothelioma Interest Group (iMig). Dat is een wereldwijde organisatie van artsen, onderzoekers en patiëntenverenigingen die strijdt tegen asbestkanker. De vier kregen veel positieve reacties op hun abstracts en lezingen, maar ook op het feit dat in het Erasmus MC de preklinische onderzoekers en immunologen zo innig samenwerken met de longartsen. “Die samenwerking tussen lab en kliniek”, zegt Floris Dammeijer (23), “is essentieel om de behandeling van asbestkanker verder te helpen.” Dammeijer presenteerde tijdens het congres zijn onderzoek naar de verdere verfijning van dendritische celtherapie. “Onderzoekers kunnen zich vastbijten in kennis over cellen, muismodellen en biologische pathways, maar de vraag of het uiteindelijk allemaal relevant is voor de patiënt, moet wel worden beantwoord. En dat doe je door onderzoek in de kliniek.” goed kapot krijgen. Dat komt doordat in het kwaadaardige mesothelioomweefsel ook andere afweercellen zijn ingelijfd. Deze cellen, macrofagen heten ze, voorkomen dat de immuunreactie werkt zoals die zou moeten werken. In verschillende soorten muizen hebben we nu gezien dat we die macrofagen met een bestaand stofje kunnen uitschakelen, waardoor de DCT veel beter werkt. In muizen tenminste.” Het stofje dat de macrofagen in het tumorweefsel uitschakelt, is inmiddels al in studieverband getest voor verschillende soorten kanker. Het is al ver in de ontwikkeling voor de behandeling van zeldzame gewrichtstumoren. Het lijkt een veilige methode te zijn, met niet al te veel bijwerkingen. Maar meer onderzoek is nodig, met een grotere groep patiënten, tempert Dammeijer de verwachtingen. “Daarom is het ook zo goed dat het Erasmus MC nu door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is erkend als Expertisecentrum Mesothelioom. Patiënten, ook uit andere Europese landen, worden straks naar ons verwezen voor behandeling en onderzoek.” Wonderlijke genezing Dammeijer houdt zich bezig met de fine tuning van dendritische celtherapie (DCT), een veelbelovende vorm van immunotherapie. Eerdaags begint een grote studie waarin DCT wordt vergeleken met chemotherapie bij circa 125 patiënten met asbestkanker. Ondertussen zoekt Dammeijer in muizentumorweefsel naar manieren om de tumorcellen gevoeliger te maken voor DCT. Want ofschoon de verwachtingen over DCT hoog gespannen zijn, is nu al duidelijk dat de therapie lang niet bij iedere patiënt met asbestkanker goed werkt. “Er is een heel klein groepje patiënten bij wie we een wonderlijke genezing zien. Bij die mensen zijn kilo’s tumorweefsel na verloop van tijd verdwenen. Maar bij zeventig tot tachtig procent doet het niets.” Vingerafdruk Blijft natuurlijk de vraag waarom dat handjevol wonderbaarlijk genezen patiënten zo goed reageerde op de therapie. Wat hebben zij dat de andere patiënten niet hebben? Dammeijer: “Het zou natuurlijk mooi zijn als je in het bloed van die genezen patiënten de verklaring vindt. Maar zo werkt het helaas niet. Het is nu nog zoeken naar een naald in een hooiberg. Wat je wel kunt doen is het bloed vergelijken en een aantal theorieën poneren. En vervolgens die theorieën in het lab onderzoeken en de resultaten terugkoppelen naar de kliniek. We kijken bijvoorbeeld ook of we dendritische celtherapie kunnen gaan toepassen op alvleesklierkanker, net als mesothelioom een ziekte met zeer slechte levensverwachting en weinig behandelingsmogelijkheden. Mesothelioom en alvleesklierkanker lijken op elkaar, hebben als het ware dezelfde vingerafdruk. En wat we op termijn natuurlijk hopen te ontdekken, is hoe we aan de hand van het bloed van de patiënt kunnen voorspellen wat voor hem de beste behandelingsmethode is. Ik zie DCT niet zozeer als een therapie die andere behandelingen overbodig maakt, maar als een aanvulling.” ‘We hopen ooit de beste behandelingsmethode te kunnen voorspellen’ Uitschakelen De grote vraag is natuurlijk hoe dat komt. “We hebben onder meer gemerkt dat de killer T-cellen die door de dendritische celtherapie worden geactiveerd deze zin behoeft uitleg; wat zijn killer T-cellen; wat is hun positieve effect?, de tumor niet 21 Grenzeloos Andries Querido, in de jaren zestig oprichter van de medische faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam, stelde dat je het succes van je werk kunt afmeten aan het aantal buitenlanders dat het de moeite vindt om bij je te komen werken. Op de afdeling Moleculaire Genetica zit het wat dat betreft wel snor: ongeveer 40 procent van de werknemers komt uit het buitenland. Op de 22 fascinerend werkvloer lopen mensen rond uit Duitsland, Frankrijk, Italië, Portugal, Griekenland, Polen, Oostenrijk, Turkije, Hongarije, Slowakije, Japan, Oekraïne, Iran, Roemenië, Servië, China en de Verenigde Staten. Monitor • juni 2016 23 Tekst Gert-Jan van den Bemd Antistoffen op hol Doelwit: het eigen brein Een meisje van twintig dat weggestuurd werd van haar stageplek. Burn-out, was de veronderstelling. Neuroloog Maarten Titulaer concludeerde iets heel anders: hersenontsteking. Titulaer wil eerst iets verduidelijken: “De meeste mensen denken bij encefalitis (hersenontsteking) aan hersenvliesontsteking. Dat is niet zo verwonderlijk. Vaak is er bij een hersenontsteking sprake van hersenvliesontsteking. En andersom is er bij hersenvliesontsteking vaak sprake van hersenontsteking. Beide ziekten kunnen worden veroorzaakt door een virus of een bacterie. Binnen een paar dagen ontstaan de klachten: hoofdpijn, hoge koorts, veranderd gedrag, epilepsie. Als niet wordt behandeld, kan de patiënt in coma raken en overlijden. Wij richten ons vooral op auto-immuun-encefalitis (AIE), een vorm van hersenontsteking waarbij het eigen immuunsysteem van de patiënt de ziekte veroorzaakt. Dat meisje had haar mbo-opleiding met goede cijfers doorlopen, maar werd ziek tijdens haar afsluitende stage. Ze zit nu thuis. Niet een burn-out, maar AIE was de oorzaak. Gelukkig 24 kunnen we haar goed behandelen en belandt ze niet in een Wajong-uitkering.” Minder acuut Wat is er bij deze patiënten mis? Titulaer: “Het afweersysteem dat zorgdraagt voor het opruimen van virussen of lichaamsvreemde cellen, zoals kankercellen en ongewenste bacteriën, is bij deze patiënten té actief, waardoor de hersenen worden aangevallen. De symptomen zijn over het algemeen anders dan bij de hersenontstekingen die door virussen of bacteriën ‘Als op tijd behandeld wordt, herstelt 80% van de patiënten’ worden veroorzaakt. Vaak is het verloop minder acuut: de patiënt wordt niet binnen uren tot dagen ziek, maar binnen enkele dagen tot weken. En de symptomen zijn minder eenduidig: soms is er geen sprake van koorts, soms wel. Soms heeft de patiënt hoofdpijn, soms niet. Het verloop lijkt wat subtieler, het begint sluimerend, maar binnen enkele weken worden die mensen toch zeer ernstig ziek.” Psychose “Heel lang was niet duidelijk wat een oorzaak van de ontsteking zou kunnen zijn. In 2007 kwam er een doorbraak in het onderzoek. In Philadelphia werden bij een groep jonge vrouwen, zo rond de twintig jaar, gedragsstoornissen waargenomen. De vrouwen kwamen bij de psychiater terecht omdat het leek alsof ze uit het niets een psychose hadden. Niet verwonderlijk, want psychoses komen juist in die leeftijdscategorie vaker voor. In Expertisecentrum de weken daarna ontwikkelden de patiënten rare bewegingen, ze kregen epileptische aanvallen en gingen steeds minder spreken. Als de vrouwen niet behandeld werden, kwamen zij op de intensive care terecht. Vaak werden middelen tegen de psychoses voorgeschreven, maar die hielpen niet. Nauwkeurig onderzoek bracht aan het licht dat deze vrouwen een cyste, een vochtholte in hun eierstokken, hadden. Het ging om een goedaardige tumor. Als die cyste operatief werd verwijderd, werden de vrouwen al een stuk beter.” Verband Wat is het verband tussen een cyste in de eierstokken en een ontsteking van de hersenen? Titulaer: “Op het moment dat een tumor ontstaat, probeert het lichaam die tumor op te ruimen. Dat doet het door de stoffen die in de kankercellen voorkomen, te ontleden. Het Monitor • juni 2016 Neuroloog Maarten Titulaer : “Om definitief vast te stellen of er sprake is van auto-immuun-encefalitis (AIE), moet hersenvocht onderzocht worden. Afhankelijk van het land, kan het tot enkele weken duren voordat de resultaten van deze test beschikbaar zijn. Bij deze aandoening kan dat het verschil betekenen tussen leven en dood, of een normaal leven versus een leven in een verpleeghuis. Als op tijd behandeld wordt, herstelt 80% van de patiënten.” Het Erasmus MC is het landelijk expertisecentrum voor zowel diagnostiek als behandeling van deze ziekten. De afdelingen Neurologie en Immunologie werken hierin samen. De antistofbepaling wordt grotendeels uitgevoerd op het diagnostisch lab van dr. Marco Schreurs, de klinische diagnostiek en behandeling door de afdeling Neurologie. Titulaer: “Bij de testen gebruiken we gekweekte cellen die we genetisch hebben veranderd. Daardoor produceren ze één bepaald herseneiwit aan de buitenkant van de cel. Daar voegen we het bloed of hersenvocht van de patiënt aan toe. Als de patiënt antistoffen tegen het herseneiwit produceert, zullen de antistoffen aan de cellen plakken. Met een kleurreactie kunnen we dat aantonen: bij een kleurreactie is er sprake van AIE. Bij een andere test gebruiken we plakjes van ratte hersenen die we in contact brengen met het bloed of hersenvocht van de patiënt. Zitten daarin antistoffen tegen herseneiwitten, dan zullen die antistoffen aan het hersenplakje binden. Het voordeel van deze plakjes-test is dat we gelijktijdig meerdere antistoffen kunnen testen. Het hersenplakje bevat immers alle herseneiwitten. Bij de test met de gekweekte cellen wordt slechts de aanwezigheid van antistoffen tegen één herseneiwit onderzocht. Voor elk ander herseneiwit moeten we andere cellen gebruiken. Inmiddels hebben we tien verschillende cellen waarmee we dus ook de aanwezigheid van tien verschillende antistoffen kunnen vaststellen. Je hoeft niet per se alle tien de testen uit te voeren. Dat zou te duur en te bewerkelijk worden. Bepaalde antistoffen komen vaker voor dan andere. Bovendien zijn de leeftijd van de patiënt en de symptomen die worden waargenomen indicaties voor het type antistof dat zij produceren.” 25 afweersysteem speurt naar een eiwit in de kankercellen om daartegen een geschikte antistof te maken. Elke keer dat het lichaam antistoffen produceert, moeten die worden gecontroleerd. Een verkeerd gevormde antistof wordt afgekeurd en afgebroken. Je mag namelijk geen antistof aanmaken die je eigen lichaam aanvalt. Dat gaat bijna altijd goed, maar af en toe gaat het fout. En áls het fout gaat, is dat meestal bij eiwitten die voorkomen in de hersenen en in stamcellen (vroege voorloper-cellen waaruit organen worden gevormd, red.). Dat is eigenlijk heel logisch. Stamcellen heb je tijdens je volwassen leven eigenlijk niet meer nodig, dus die gaan na verloop van tijd in een soort van winterslaap. En de hersencellen zijn afgeschermd van de rest van het lichaam door de bloed-hersenbarrière. Het lichaam ‘kent’ de eiwitten van de stamcellen en de hersenen dus minder goed. En juist daarom worden de antistoffen niet zo vaak gecontroleerd op eventuele gerichtheid tegen deze eiwitten.” 26 Koppeling artsen en onderzoekers Dr. Maarten Titulaer combineert zijn werk als neuroloog met basaal onderzoek op het lab. “Dat heeft absoluut meerwaarde”, vindt hij. “In wetenschappelijke tijdschriften zie ik vaak óf artikelen van onderzoekers met een basale insteek óf van artsen met een klinische insteek. Regelmatig ontbreekt informatie waar beide beroepsgroepen belang aan hechten. Omdat ik zowel op het lab als in het ziekenhuis werk, voel ik goed aan welke informatie voor onderzoekers en artsen relevant is. Bovendien, elke patiënt die ik zie geeft nieuwe informatie die van pas komt in het onderzoek en elke stap vooruit die we in het onderzoek maken, komt de patiënt ten goede.” Falend controlesysteem Dus antistoffen tegen de cyste veroorzaakten de hersenontstekingen? “Dat klopt. Bij de vrouwen uit Philadelphia trad dit verschijnsel op: in de cyste kwamen eiwitten voor die ook voorkomen in de hersenen. Het lichaam ging hier toch antistoffen tegen produceren en het controlesysteem faalde, waardoor de antistoffen niet werden afgekeurd. Het gevolg: de antistoffen vielen niet alleen de cyste aan, maar ook de hersenen. Deze vorm van AIE wordt anti-NMDAR encefalitis genoemd. Alleen, lang niet bij alle patiënten met deze vorm van AIE is er sprake van een cyste. Vaak is de oorzaak dan onbekend.” Overactief Dus er zijn nog andere oorzaken voor AIE? “Ja, na 2007 zijn er nog tien andere autoimmuunziekten ontdekt waarbij het lichaam antistoffen tegen een herseneiwit produceert. De antistoffen tasten vooral een centrum in de hersenen aan dat de activiteit beheerst. Het Auto-immuun-encefalitis (AIE) is een verzamelnaam voor meer dan tien afzonderlijke afweerziekten. In Nederland wordt de diagnose zo’n 150 keer per jaar gesteld. Door het lichaam van de patiënt aangemaakte antistoffen vallen de eigen hersenen aan. Anti-NMDAR encefalitis is de meest voorkomende vorm van AIE (in Nederland zo’n 30-35 keer per jaar). 80% van de patiënten is vrouw. In 35% van de gevallen is sprake van een eierstokcyste, bij de overige patiënten is de oorzaak onbekend. bloed en hersenvocht die een bepaald herseneiwit aanvallen. Als we dat eiwit in ratten uitschakelen, gaan die dood aan epilepsie. Er zijn kinderen die geboren worden met een fout in het gen dat dit eiwit maakt. Ook deze kinderen lijden aan epilepsie. Behandeling met antiepileptica heeft vrijwel geen effect. Behandel je daarentegen met prednison, dan zijn de epileptische aanvallen binnen 24 uur over. Het is ongelooflijk hoe snel de klachten verminderen. Ook de geheugenklachten nemen binnen een half tot een jaar af. Het geheugen wordt vaak bijna net zo goed als in de periode voor de ziekte. Wel zeggen familieleden vaak dat de patiënt niet meer dezelfde is als voor de ziekte, onder andere passiever. Wat er gedurende de ziekte heeft plaatsgevonden, zijn de patiënten kwijt. Blijkbaar heeft het brein die informatie niet goed opgeslagen. We weten nog niet goed waarom prednison zo efficiënt werkt. Geleidelijk kan het gebruik ervan worden afgebouwd. Sommige patiënten krijgen een terugval, maar omdat we goede voorlichting geven en de patiënt regelmatig controleren, kunnen we snel opnieuw behandelen, waardoor de gevolgen daarvan meevallen.” gevolg: er ontstaat een overactief brein dat alle indrukken, of ze nu wel of niet belangrijk zijn, probeert te verwerken. Ik hoor de klok niet voortdurend tikken, ik hoor niet elke keer de tram voorbijrijden. Deze patiënten doen dat wel. Ze slapen niet, worden psychotisch en er treedt regelmatig kortsluiting in het brein op die kan leiden tot epileptische aanvallen. We zien bij deze mensen vaak ongecontroleerde bewegingen, opeens hoge koorts, een hoge of juist lage hartslag, en de ademhaling kan plotseling stoppen.” Schokjes Titulaer noemt nóg een bijzondere aandoening waarbij antistoffen tegen een herseneiwit de boosdoeners zijn. “Deze variant, die LGI1 wordt genoemd, werd in 2010 voor het eerst beschreven. In het begin treden epileptische verschijnselen op die meestal niet als zodanig worden herkend: korte schokjes met de arm, trekken van de mond. Of de patiënt heeft een paar seconden kippenvel, maar dan wel honMonitor • juni 2016 ‘Elke stap vooruit in het onderzoek komt de patiënt ten goede’ derd keer per dag. Na verloop van tijd ontstaan extreme geheugenklachten. Opeens weet iemand niet meer dat zij vanwege haar veertigjarig huwelijk een maand geleden met het hele gezin naar Disneyland Parijs is geweest. Of iemand gaat op bezoek bij haar moeder, terwijl die al jaren geleden is overleden. Mensen verdwalen in hun eigen dorp, op weg naar de supermarkt. We hebben ervoor gezorgd dat er meer aandacht voor deze ziekte kwam. In 2013 zagen we maar twee gevallen per jaar, nu worden meer dan twintig patiënten per jaar met deze aandoening gediagnosticeerd. Deze patiënten hebben antistoffen in hun Richtlijn “Op dit moment zit de meeste vertraging in de behandeling van deze aandoeningen in de herkenning door de behandelend arts, meestal een neuroloog, psychiater of kinderarts. Daarom hebben we een richtlijn opgesteld die deze artsen helpt om bij een patiënt hersenontsteking vast te stellen.” Met behulp van een stappenplan kan de arts snel een voorlopige diagnose stellen bij een patiënt van wie hij vermoedt dat die AIE heeft. Als na het afwerken van de checklist het vermoeden niet ontkracht is, volgen adviezen voor directe behandeling. De richtlijn is het resultaat van een samenwerking tussen neurologen en kinderneurologen uit de Verenigde Staten, Canada, Japan, Australië en verscheidene Europese landen en werd begin dit jaar gepubliceerd in wetenschappelijk tijdschrift The Lancet Neurology. Titulaer is een van de voortrekkers van de richtlijn. 27 28 Monitor • juni 2016 Beeld Helen van Vliet Tekst Gert-Jan van den Bemd DNA-reparatie, kanker, alzheimer Door fout eerder oud Volgens prof. dr. Jan Hoeijmakers leidt DNAschade tot veroudering. Niet iedereen is het met C hem eens. “Er zijn nog steeds sceptici.” Chemische stoffen, bijvoorbeeld uit ons voedsel, roken en uv-straling in zonlicht veroorzaken beschadigingen in DNA. Daardoor functioneren genen niet goed meer of ontstaan bij de celdeling fouten in de genetische code. De relatie met kanker is algemeen bekend, maar Hoeijmakers, hoofd van de afdeling Moleculaire Genetica van het Erasmus MC, stelt dat dit ook dé weg is die tot veroudering leidt. Hoeijmakers is een expert op het gebied van DNA-herstel. De basis voor dat onderzoek werd begin jaren zeventig gelegd. Hoeijmakers: “Mijn voorganger Dick Bootsma besloot toen onderzoek te doen naar een zeldzame huidziekte: xeroderma pigmentosum (XP). Patiënten met deze ziekte zijn extreem gevoelig voor zonlicht. Door uv-straling ontstaan massaal beschadigingen in het DNA en die leiden al op jonge leeftijd tot ernstige huidtumoren. Een Amerikaanse onderzoeker had juist gevonden dat de aandoening te wijten was aan een probleem bij de DNA-reparatie. Bootsma achterhaalde dat niet alle patiënten eenzelfde defect in het reparatiemechanisme hadden. Als je in het laboratorium cellen van patiënt 29 A liet samensmelten met cellen van patiënt B, ontstonden cellen waarin het defect bij patiënt A werd gecompenseerd door het DNA van patiënt B, en andersom. Je zou kunnen zeggen dat de kreupele de blinde hielp. Er bleken dus meerdere genen verantwoordelijk voor de ziekte. Grote vraag was toen: wélke genen, want in die tijd was er nog geen enkel gen geïdentificeerd.” 'Muismodellen zijn essentieel voor ons onderzoek' 30 Hele toer Hoeijmakers had in de jaren zeventig onder leiding van prof. dr. Piet Borst promotieonderzoek gedaan aan de Universiteit van Amsterdam. Hij werkte aan trypanosomen, eencellige parasieten die tropische ziekten kunnen veroorzaken, maar hij wilde zijn onderzoek meer op de mens richten. “Ik had genen leren kloneren. Die ervaring kwam in Rotterdam goed van pas. Celbiologie was in de groep van Bootsma sterk vertegenwoordigd, maar moleculaire biologie niet. Overal in de wereld probeerden onderzoekers genen te vinden met óf een celbiologische aanpak óf een moleculair biologische benadering. Wij combineerden die twee.” Het bleek een krachtige combinatie: “Als eerste in de wereld ontdekten we een gen dat betrokken is bij de reparatie van DNA-schade bij de mens. Dat was nog een hele toer, maar toen we het ‘trucje’ onder de knie hadden, hebben we bijna de helft van alle genen van dat repa- ratieproces gekloneerd. Vervolgens werden de herstelmechanismen ontrafeld en hebben we muismodellen ontwikkeld waarmee we deze processen bij de mens konden bestuderen.” Geconserveerd “Die muismodellen zijn essentieel voor ons onderzoek”, vertelt Hoeijmakers. “Patiënten met een bepaald defect in het DNA-schadeherstelmechanisme zijn uiterst zeldzaam. Bovendien kun je bij mensen niet zomaar alle organen onderzoeken. Met muizen kan dat wel. Het DNA-reparatieproces is tijdens de evolutie extreem sterk geconserveerd. Het eerste DNAreparatiegen dat we hebben gekloneerd, komt voor een groot deel overeen met een gen dat voorkomt bij simpele organismen als bakkersgist, bacteriën en wormen. Dat betekent dat dergelijke genen voor het voortbestaan heel belangrijk zijn; een onbelangrijk gen wordt niet zo zorgvuldig van generatie op generatie doorgegeven. Bij muizen zijn de DNA-reparatie-genen voor 95% identiek aan die van de mens. Dat is ongelofelijk als je beseft dat zestig miljoen jaar geleden mens en muis zich afzonderlijk zijn gaan ontwikkelen. In die periode is slechts 5% van het gen veranderd.” Cruciaal Hoeijmakers heeft bijzondere aandacht voor zeldzame aangeboren aandoeningen, ziekten die bij één op de miljoen kinderen voorkomen. 'Dankzij zeer zeldzame gevallen leren we veel over het belang van deze genen' Hij toont foto’s van een jongetje met het Cockayne syndroom. Hoeijmakers: “Deze kinderen hebben net als XP-patiënten een defect in een DNA-reparatiegen. Echter, ze krijgen geen kanker, maar hebben ernstige groeistoornissen en neurologische problemen. De patiënten worden gemiddeld niet ouder dan twaalf jaar.” Op een andere foto staat een kind met trichothiodystrophy (TTD). “Ook hier ligt een defect in het DNA-herstel aan ten grondslag. Deze groep valt op door broos haar, een schilferige huid en broze nagels, maar dat is nog onschuldig vergeleken met de andere symptomen (verminderde groei, verhoogde gevoeligheid voor infecties, verstandelijke beperking, red.). Ook deze kinderen komen jong te overlijden.” Waarom vooral aandacht voor deze zeer zeldzame ziekten? “Zeldzaam betekent niet: onbelangrijk. Zeldzaam betekent vaak juist héél belangrijk! Waarom? Sommige genen zijn zo cruciaal voor het leven dat een kleine verandering in het DNA tot een ernstige aandoening of direct overlijden leidt. Dus dankzij die zeer zeldzame gevallen leren we veel over het belang van deze genen, ook in de algemene populatie.” Grijs Hoeijmakers en zijn team zijn erin geslaagd het DNA van muizen zó te manipuleren, dat ze dezelfde foutjes bevatten als de patiënten met deze zeer zeldzame aandoeningen. “Toen de muizen met de TTD-mutatie werden geboren, Monitor • juni 2016 waren we in eerste instantie verrast: de muizenjongen hadden een normale vacht, terwijl kinderen met TTD broos haar hebben. Maar na een paar weken werden de haren van de muizen alsnog broos, de huid werd schilferig en de nageltjes breekbaar. We konden dus met één DNA-foutje hetzelfde ziektebeeld teweegbrengen dat we ook bij de patiënten zien. Dat was fantastisch nieuws, want nu beschikten we over een goed model om het ziekteproces nauwkeurig te bestuderen. Een tijdje later volgde nóg een verrassing: de muizen werden grijs, veel vroeger dan gezonde muizen. Ze vermagerden en kregen een bochel.” Complete ziektebeeld TTD wordt beschouwd als een ontwikkelingsstoornis. De aandoening is zó zeldzaam, dat de meeste artsen tijdens hun loopbaan geen enkele TTD-patiënt zien. Dat heeft als gevolg dat het ziekteverloop alleen voor individuele patiënten wordt beschreven. De ene arts ontdekte osteoporose, botontkalking, bij een patiëntje; een huidarts een verouderde huid, maar het bleef bij dit soort fragmentarische observaties, het complete beeld ontbrak. Hoeijmakers: “Dankzij ons muizenmodel zijn we in staat om het complete ziekteverloop wél nauwkeurig in beeld te brengen, niet bij één patiënt, maar bij een grote groep muizen. Dan zie je ook meteen de biologische variatie van de ziekte. 31 ‘De grootste risicofactor voor alzheimer is veroudering’ Wij zagen alle verschijnselen die je ook bij veroudering ziet: TTD-muizen gaan eerder dood, de vrouwtjes zijn vroeger onvruchtbaar, ze krijgen eerder osteoporose, de lever, de nieren, het zenuwstelsel, vrijwel álle organen verouderen sneller. Die informatie konden we verzamelen dankzij de expertise van andere onderzoekers in Rotterdam. Dat is zo mooi aan het Erasmus MC: we hebben al die gespecialiseerde wetenschappers in huis. Samen sta je veel sterker dan alleen.” Volgens Hoeijmakers laten de studies met de muismodellen overduidelijk zien dat er geen sprake is van een ontwikkelingsziekte. “Met de ontwikkeling is niets mis. Het gaat mis door een versnelde veroudering, waardoor de ontwikkeling niet goed uit de verf komt. Maar er zijn inderdaad wetenschappers die daar nog niet in meegaan.” Funest Die scepsis is overigens niet typerend voor onderzoekers uit het ‘verouderingsveld’. Hoeijmakers merkt een vergelijkbare weerstand op bij alzheimeronderzoekers. “We beschikken over een muismodel dat exact de symptomen laat zien van een verouderende mens met alzheimer: we zien het geheugen, leervermogen en de motoriek snel achteruitgaan en het gehoor en zicht verminderen. De veranderingen in activiteit van alle genen in de muizenhersenen vertonen grote overeenkomst met veranderde activiteit in hersenen van alzheimerpatiënten. Maar er is één uitzondering: we zien in de hersenen van deze muizen geen plaques (opeenhopingen van eiwitfragmenten, red.) en tangles (vezels in de hersencellen, red.). De rol van plaques en tangles is niet klip en klaar. Ze versnellen het alzheimer-proces, maar er zijn uitzonderingen. Er zijn mensen die geen plaques hebben en tóch geheugenklachten, maar andersom komt ook voor. Bovendien: als je aangeboren aanleg voor plaques hebt, duurt het nog zeker veertig, vijftig jaar voordat je alzheimer begint te ontwikkelen. Het is duidelijk dat de grootste risicofactor voor alzheimer niet plaquevorming - waar het overgrote deel van het onderzoek zich op richt - maar veroudering is.” En de aanwezigheid van plaques en tangles is niets anders dan een afspiegeling van die veroudering? “Precies. Tijdens veroudering loopt het DNA in onze cellen beschadigingen op. Het DNA bevat allerlei instructies voor biologische processen, zoals celdeling, groei en ontwikkeling. De beschadigingen leiden ertoe dat sommige processen niet meer zo goed kunnen 32 verlopen. Bij alzheimer is dat de afbraak van bepaalde eiwitten in de hersenen, waardoor plaques en tangles ontstaan. Door die eiwitophoping gaan de hersencellen nóg minder goed functioneren en eerder dood.” Crux De sceptische houding van sommige wetenschappers is funest voor de vooruitgang, vindt Hoeijmakers: “Ik ben in mijn carrière nog nooit zo optimistisch geweest over de klinische mogelijkheden die ons fundamenteel onderzoek teweegbrengt. Maar er is verder onderzoek nodig om dat te laten zien. Vrijwel al onze subsidieaanvragen voor alzheimeronderzoek worden afgewezen omdat de commissie die daarover beslist blijft vasthouden aan onderzoek naar plaques en tangles, dat tot nu toe nog niets heeft opgeleverd, ondanks vele miljarden euro’s aan financiering. Maar de crux ligt niet bij de plaques, die ligt bij veroudering, waarvan DNA-schade een belangrijke bron is.” Verbluffend “Wanneer het lichaam minder voedsel ter beschikking heeft, wordt de groei onderdrukt. De prioriteiten komen dan te liggen bij onderhoud van het lichaam. Die waarneming was voor ons aanleiding om te bestuderen hoe muizen met een defect DNA-herstelmechanisme zouden reageren op minder eten. De effecten waren verbluffend. De muizen op dieet leefden twee tot drie keer langer dan de muizen die onbeperkt konden eten. En hun organen functioneerden veel beter, de achteruitgang van hun zenuwstelsel, motoriek en spierkracht werd vrijwel gestopt. Kortom, voedselrestrictie vertraagt veroudering.” Hoeijmakers is ervan overtuigd dat voedselrestrictie ook een positief effect heeft op herstel. “Niet dat ik me bezighoud met het meten van mijn calorie-inname, maar toen ik onlangs geopereerd moest worden (de hoogleraar brak zijn schouder bij een ongelukkige val toen hij tikkertje speelde met zijn (klein)kinderen, red.), at ik vanaf 36 uur voor de operatie niets. Het is geen wetenschappelijk bewijs, maar feit is dat ik in no-time uit het Erasmus MC ontslagen werd en al heel snel mijn arm weer kon gebruiken.” Lachend: “Maar natuurlijk, een deskundige chirurg is ook belangrijk…” Monitor • juni 2016 Tekst Gert-Jan van den Bemd Radiotherapie met grote precisie Verstandig kiezen Chemotherapie of bestraling? Radiotherapeut dr. Joost Nuyttens verricht onderzoek om die beslissing rationeel te "A kunnen nemen. “Als je patiënten voor de keuze stelt - chemotherapie of bestralen - dan kiezen de meesten voor bestralen”, vertelt Nuyttens. Hij is een expert op het gebied van stereotactische radiotherapie, een vorm van radiotherapie waarbij de straling zeer precies vanuit drie dimensies (hoogte, breedte, diepte) op de tumor gericht wordt, zodat het omliggend weefsel zo weinig mogelijk wordt beschadigd. “Veel mensen zijn huiverig voor de effecten van de chemotherapie. Laatst sprak ik een oudere heer met kanker die bestraald wilde worden, maar dat was vanwege de aanwezigheid van veel uitzaaiingen niet de verstandigste keuze. Ik heb hem uitgelegd dat chemotherapie bij hem waarschijnlijk effectiever zou zijn. Gelukkig heeft die behandeling een goed effect gehad.” Maar regelmatig is de keuze niet klip en klaar. Nuyttens: “Het gaat niet alleen om: wat doe je eerst, chemotherapie of bestralen? Maar ook om: hoelang kun je tussen die twee behandelingsvormen wachten?” Minder bijwerkingen Een studie die Nuyttens en zijn collega’s enkele jaren geleden hebben uitgevoerd, toonde aan dat bij een op de drie patiënten de chemotherapie met twee jaar kon worden uitgesteld. Nuyttens: “Dat is een interessante ontdekking, want de impact van chemotherapie op het lichaam kan groot zijn. Een stereotactische bestraling is een lokale behandeling, dat wil zeggen dat het alleen werkt op de plek die bestraald wordt. Het is een kortdurende ingreep: de radiotherapie bestaat uit drie, vijf of zeven bestralingen. Dan is de behandeling klaar. Onderzoek naar de kwaliteit van leven na een stereotactische bestraling wees uit dat die bij de patiënten niet alleen tijdens de behandeling, maar ook tot meerdere jaren na de behandeling gemiddeld gelijk bleef. Chemotherapie werkt op álle snel-delende cellen en heeft daarom niet alleen effecten op tumorcellen, maar ook op gezonde lichaamscellen. Zo’n behandeltraject duurt gemiddeld drie tot zes maanden, soms langer. Er kunnen bijwerkingen optreden, bijvoorbeeld misselijkheid, diarree, een verhoogde kans op infecties, vermoeidheid 33 Cyberknife en protonentherapie Radiotherapeut dr. Joost Nuyttens: “De Cyberknife is een bestralingsrobot. Het is op dit moment het meest geavanceerde apparaat op het vlak van stereotactische radiotherapie. Dankzij de Cyberknife kunnen we de straling zeer nauwkeurig richten, de fout is kleiner dan één millimeter. Zelfs een tumor die beweegt, bijvoorbeeld een gezwel in de longen tijdens de ademhaling, kan door het apparaat nauwkeurig worden gevolgd. Dat is belangrijk, want veel patiënten lukt het niet om langdurig de adem in te houden.” Nieuw in Nederland In 2017 komt er een nieuwe vorm van bestralen in Nederland bij: protonentherapie. Het Erasmus MC, het LUMC en de TU Delft bouwen in Delft aan een behandelcentrum: HollandPTC (zie pag. 6). Nuyttens: “Met protonentherapie moeten we nog ervaring opdoen. Het bezoeken van vijf protonencentra in Amerika was leerrijk. Ter voorbereiding op volgend jaar zijn we bestralingsplannen aan het maken waarbij de patiënt virtueel bestraald wordt. Een groot voordeel van protonentherapie: de stralingsbundel is zó te richten, dat de straling de tumor bereikt en daar ook stopt, hij straalt niet door naar achterliggende weefsels. Daardoor zal de schade aan gezonde weefsels mogelijk minder zijn dan met de straling zoals we die met de Cyberknife toedienen.” Meer info: www.hollandptc.nl en haar­uitval. Patiënten die bestraald werden en die ook chemotherapie ondergaan hebben, geven vaak aan dat stereotactische bestraling veel minder neveneffecten met zich meebrengt.” Waakzaam Nuyttens maakt regelmatig gebruik van de Cyberknife (zie Kader). “De Cyberknife wordt vooral gebruikt voor tumoren in de long. Vaak zijn dat oligometastasen. Daarvan spreken we als er een beperkt aantal (een tot vijf ) uitzaaiingen in het lichaam is. Die kunnen we zodanig behandelen dat langdurige overleving mogelijk is. Natuurlijk moet je na de behandeling waakzaam blijven op het ontstaan van nieuwe uitzaaiingen. Die kunnen in principe overal in het lichaam optreden, maar meestal in longen en lever. Waar die uitgezaaide tumoren zich bevinden, maakt overigens voor de behandeling niet veel uit. Of een behandeling succesvol verloopt, wordt vooral bepaald door de oorspronkelijke tumor. Oligometastasen van de alvleesklier zullen we bijvoorbeeld maar heel zelden bestralen, terwijl we dat bij darm-, prostaat- of borstkanker vaak wel doen. Dat heeft met de agressie van de tumor te maken. Bij de laatstgenoemde vormen van kanker kun je beginnen met chemotherapie, met 34 stereotactische bestraling als aanvullende therapie. Als je dan geen uitzaaiingen meer aantreft, kan worden volstaan met waakzaam wachten. Als er na verloop van tijd opnieuw uitzaaiingen ontstaan, kan weer chemotherapie volgen. Bij een tumor van de alvleesklier is die mogelijkheid er vaak niet. Die tumoren zijn over het algemeen agressief. De tumor groeit snel. Er ontstaan veel en grote uitzaaiingen die niet met stereotactische radiotherapie zijn aan te pakken, dus dan zet je vol in op chemotherapie.” Beste scenario Nuyttens: “De patiënten worden binnen een multidisciplinaire werkgroep van internist-oncologen, radiotherapeuten en chirurgen besproken. Wat is voor die patiënt de beste behandeling? Eerst chemotherapie? Of toch eerst bestralen? Die keuze hangt af van het aantal uitzaaiingen en de soort tumor. Bij een sarcoom (een tumor in het steun- of bindweefsel, red.) met vier longmetastasen geven we eerst chemotherapie, maar bij twee uitzaaiingen zullen we waarschijnlijk eerst bestralen. Ook de plek waar de uitzaaiing zich bevindt, is van invloed op de behandeling. Als het gezwel bij een kritische structuur zit, bijvoorbeeld bij een belangrijk bloedvat of de slokdarm, kiezen we meestal eerst ‘Kwaliteit van leven is na stereo­ tactische bestraling heel goed’ voor chemotherapie. Dan wordt het gezwel kleiner, waardoor daarna bestralen minder schadelijke gevolgen heeft voor het omliggende weefsel. Er zijn dus drie bepalende factoren, maar ook de conditie en de leeftijd van de patiënt spelen een rol.” Alleen of combinatie “Met het VUmc in Amsterdam zijn we bezig aan een studie bij patiënten met meer dan vijf uitzaaiingen bij colorectale tumoren”, vertelt Nuyttens. “Door middel van loting worden twee groepen gevormd. De ene groep krijgt alleen chemotherapie, de andere een combinatie van chemotherapie en een lokale therapie (operatie of bestralen). Soms worden beide lokale therapieën ingezet.” Nuyttens licht toe: “Een patiënt met uitzaaiingen in de lever en de longen kan waarschijnlijk niet kort na elkaar worden geopereerd en bestraald. Dat is een te zware belasting. Maar een combinatie van een operatie aan de lever en bestraling van de longen is vaak wél mogelijk. We volgen de patiënten in de tijd en kijken welke behandeling de beste resultaten oplevert.” vergevorderd pancreascarcinoom, een niet te opereren, niet-uitgezaaide tumor van de alvleesklier. “Een operatie is bij deze mensen niet mogelijk, omdat het gezwel zich dicht bij een groot bloedvat bevindt. Als de chirurg de tumor zou weghalen, wordt ook een belangrijk bloedvat verwijderd. Daardoor zal een flink deel van de darmen niet meer van bloed worden voorzien en afsterven. Ik vergelijk het met een mierenhoop die tegen een boom aan is gebouwd. De boom is het bloedvat. Hoe verwijder je de mierenhoop zonder de boom te raken?” De patiënten krijgen eerst chemotherapie, vanwege de hoge agressiviteit van de tumor. Nuyttens: “Als er in de drie tot vier maanden daarna geen uitzaaiingen worden gevonden, wordt stereotactische radiotherapie toegepast. Na chemotherapie en bestraling is de tumorgrootte hopelijk zover geslonken, dat operatief verwijderen wél mogelijk is. Aan deze studie moeten 51 patiënten gaan deelnemen, en we zijn nu over de helft. Minder dan 1 procent van de patiënten met dergelijke tumoren overleeft langer dan vijf jaar. We hopen dat deze wijze van behandelen leidt tot levensverlenging.” Mierenhoop Nuyttens is ook een studie begonnen bij patiënten met Monitor • juni 2016 35 Medicatie op tijd De biologische klok 36 Monitor • juni 2016 Tekst Gert-Jan van den Bemd Op welk moment van de dag zijn cellen gevoeliger voor DNA-schade? En moet je nou Serieus Bert van der Horst belandde min of meer per toeval in zijn huidige vakgebied. “We waren bezig met onderzoek naar genen waarvan we dachten dat die te maken hadden met het herstel van DNA-schade. Maar het bleken genen te zijn die betrokken zijn bij de biologische klok. Ik heb me daar toen op gestort. Dat is zo mooi aan werken op de afdeling Moleculaire Genetica: er is voldoende ruimte om nieuwe onderzoekslijnen te verkennen.” En niet zonder succes. Van der Horst zette de biologische klok op de wetenschappelijke kaart. In 2007 werd de leerstoel Chronobiologie en Gezondheid ingesteld, een signaal dat het onderzoeksveld serieus wordt genomen. In 2012 sprak hij over zijn onderzoek tijdens Lof der Geneeskunst, de jaarlijkse publiekslezing van het Erasmus MC. “Die lezing en de media-aandacht eromheen hebben er zeker toe bijgedragen dat de biologische klok ook bij het grote publiek niet langer onbekend in de oren klinkt.” dicteert ’s ochtends je medicijnen innemen of ’s avonds? “De biologische klok bepaalt het antwoord op die vragen”, zegt Bert van der Horst van de afdeling Moleculaire Genetica. “De klok - hij bestaat uit een verzameling genen en eiwitten in de celkern - zit in ál onze lichaamscellen. Via stofjes in het bloed staan de afzonderlijke celklokjes onder controle van een ‘centrale klok’ in de hersenen.” De hoogleraar Chronobiologie en Gezondheid van het Erasmus MC bestudeert de relatie tussen de biologische klok en het ontstaan van kanker en ouderdomsgerelateerde ziekten. Imiteren Van der Horst: “Kunnen we ziekten voorkomen of uitstellen door rekening te houden met de biologische klok? En kunnen we bij de behandeling onze kennis van de biologische klok gebruiken om de therapie efficiënter te laten verlopen, met zo min mogelijk bijwerkingen? Dat zijn complexe vraagstukken die je alleen stap-voor-stap kunt oplossen. We bekijken bijvoorbeeld of cellen op bepaalde momenten van de dag gevoeliger zijn voor chemische stoffen. Als je een muis ’s middags een chemische stof toedient, kan het beestje daaraan overlijden, terwijl dat effect niet optreedt als het stofje ’s avonds wordt gegeven. Als we naar de lever van de muis kijken, zien we dat beeld terug: het ene moment reageert de lever heel heftig op het stofje, het andere moment veel milder, letterlijk een verschil van dag en nacht.” Ook de overheid wil weten wat de giftigheid is van elke stof waarmee de mens in contact komt: voeding, geneesmiddelen, cosmetica, verf, noem maar op. Alle chemische stoffen die op de ‘markt’ komen, moeten worden getoetst op hun toxiciteit. Van der Horst: “Daar worden nu nog heel vaak proefdieren voor gebruikt. De behoefte bestaat om steeds meer gebruik te maken van proefdier-vrije methoden, zoals gekweekte cellen. Wij werken mee om die omslag te maken. We beschikken over celkweeksystemen waarin we zelfs het dag-nachtritme van muis en mens kunnen imiteren.” Van der Horst licht toe: “In elke lichaamscel zit een ingebouwd biologisch klokje. In de hersenen bevindt zich de hoofdklok die zich instelt 37 38 Monitor • juni 2016 op de licht-donkercyclus en zo de individuele klokjes in de cellen gelijk laat lopen. Bij gekweekte cellen missen we die hoofdklok. Daardoor ontbreekt het signaal dat de klokjes in de cellen synchroniseert. Met een trucje - bijvoorbeeld de toediening van een chemisch stofje - kunnen we de cellen in een kweekbakje tóch voor een paar dagen gelijk laten lopen, waardoor ze de situatie in een lichaam nabootsen.” Chronotype Uit de vraag hoe giftig een stofje op een bepaald moment van de dag is, komt direct een tweede vraag naar voren: werken medicijnen - in feite ook chemische stoffen - op een bepaald moment van de dag anders dan op andere momenten? Van der Horst: “Onderzoek dat we met prof. dr. Ron Mathijssen van de afdeling Interne Oncologie hebben uitgevoerd, liet zien dat het moment van medicijntoediening van invloed is op het verloop van de concentratie van het medicijn in het bloed, de afbraak door de lever, en de uitscheiding. In een volgend onderzoek willen we hier gebruik van maken: op welk moment van de dag kan een medicijn het beste worden ingenomen, zodat de bijwerkingen zo minimaal mogelijk zijn? Met chirurg prof. dr. Casper van Eijck willen we gaan onderzoeken of patiënten met alvleesklierkanker er baat bij hebben dat zij hun chemotherapie niet op een willekeurig moment van de dag krijgen toegediend, maar op een tijdstip waarop de gezonde cellen het minst gevoelig zijn, zodat de bijwerkingen worden beperkt. Hiertoe is een subsidie aangevraagd Passie Bert van der Horst, hoogleraar Chronobiologie en Gezondheid van het Erasmus MC: “Dát is zo mooi aan werken bij het Erasmus MC: hier lopen veel artsen rond met passie voor wetenschappelijk onderzoek, zoals Iwin Reiss en Casper van Eijck. Dan wordt samenwerken tussen basaal onderzoek en de kliniek synergistisch, dan is één plus één drie. De beste ideeën voor onderzoek worden vaak geboren tijdens een vrijdagmiddag borreluurtje.” Van der Horst knikt naar een whiteboard aan de muur. “Die aantekeningen zijn ook tijdens zo’n gesprek ontstaan. Kijk maar: jetlag, domomedicine, de blootstelling aan licht bij pasgeborenen, alles passeert de revue.” in het kader van het Horizon2020-programma (subsidieprogramma van de Europese Commissie voor Onderzoek en Innovatie, red.). Mensen behoren tot een bepaald chronotype: je hebt ochtend- en avondmensen. Voor de één is toediening om vier uur ’s middags optimaal, voor de ander misschien een paar uur eerder of later. Via een computergestuurd infuus worden de medicijnen op het juiste moment toegediend. De patiënt wordt tijdens en na behandeling continu bewaakt: de lichaamstemperatuur, de hartslag, de bloeddruk, het waak-slaapritme, alles wordt geregistreerd. Uiteindelijk willen we de toediening van de chemo niet in het ziekenhuis plaats laten vinden, maar bij de patiënt thuis. Behandeling en nazorg in de huiselijke omgeving - we noemen dat domomedicine - kan bijdragen aan een betere kwaliteit van leven.” Jetlag Invloeden die de biologische klok van slag brengen, hebben ook de aandacht van de chrono-professor. “Er worden steeds meer verbanden gelegd tussen het werken in ploegendienst en een verhoogde kans op borstkanker, overgewicht en diabetes”, vertelt Van der Horst. “Wij bestuderen of dergelijke verstoringen van de biologische klok nadelige gevolgen hebben voor de gezondheid. Bij muizen hebben we bijvoorbeeld een oorzakelijk verband aangetoond tussen langdurige verstoring van de klok door een wekelijkse jetlag-situatie en borstkankergevoeligheid. Maar we kijken ook of we de nadelige gevolgen kunnen compenseren door voedingspatronen aan te passen.” Uit fase Van der Horst verricht ook onderzoek naar een bijzondere vorm van jetlag. Die wordt niet door lange vliegreizen veroorzaakt, maar door het sociale leven. Van der Horst: “Voor een avondmens is het niet zo zinvol om vroeg naar bed te gaan. Dat type mens valt toch pas om één of twee uur ’s nachts in slaap. Het liefst zouden ze ’s ochtends wat langer in hun bed blijven liggen, maar onder druk van de maatschappij worden zij gedwongen om toch vroeg op te staan en naar hun werk te gaan. Dat betekent dat die mensen door de week slaap tekortkomen. Daardoor gaan die mensen ‘uit fase’ met hun biologische klok leven: ze krijgen een sociale jetlag. Daarvan is al aangetoond dat het een risico vormt voor het krijgen van diabetes. Door onze muizen eerder wakker te maken of langer wakker te houden, gaan we bestuderen of een sociale jetlag ook tot kanker kan leiden.” ‘Muizen met een jetlag krijgen nakomelingen met broze botten’ care-afdeling. Daar was het de gewoonte om de couveuses in het volle licht te zetten. Totdat iemand bedacht dat het wellicht beter voor de kinderen was om de hoofdjes gedurende bepaalde delen van de dag van het licht af te schermen. Het gevolg van die verandering: de kinderen namen veel sneller in gewicht toe en lagen veel korter in het ziekenhuis. In Nederland liggen de couveusekinderen voornamelijk in het donker. Misschien is dat ook minder goed dan een situatie waarbij er sprake is van een licht-donkercyclus.” Met hoogleraar Neonatologie Irwin Reiss van het Erasmus MC heeft Van der Horst een studie uitgevoerd waarbij naar de effecten van verschillende lichtcondities werd gekeken. Pasgeboren muizen werden in drie groepen verdeeld. Een groep werd vier weken lang in het donker gehouden, een groep vier weken in het licht, en een groep werd onder een normaal dag-nachtritme gehuisvest. Na die vier weken werden alle muizen onder normale condities gehouden. Wat bleek? De muizen die de eerste vier weken onder afwijkende lichtcondities hadden geleefd, hadden ook na drie maanden nog een afwijkende biologische klok. Een ander experiment toonde aan dat zwangere muizen waarbij een jetlag was veroorzaakt, nakomelingen kregen met een verstoorde biologische klok. Bovendien hadden deze jongen brozere botten en een vergroot en minder krachtig hart. Van der Horst: “We kunnen hieruit concluderen dat lichtcondities, tijdens de zwangerschap of vlak na de geboorte, direct van invloed zijn op de biologische klok, met gevolgen voor de gezondheid en het risico op ziekten op latere leeftijd. We zijn nu van plan om bij pasgeboren kinderen op de NICU (Neonatal Intensive Care Unit van het Erasmus MC, red.) te onderzoeken of de lichtcondities van invloed zijn op hun gezondheid op latere leeftijd. Deze kinderen gaan onderdeel uitmaken van Generation R, het onderzoek naar groei, ontwikkeling en gezondheid van ruim 10.000 kinderen uit Rotterdam (zie ook pag. 10, red.).” Baby’s Van der Horst: “In Mexico is een studie uitgevoerd bij te vroeg geborenen op een intensive 39 Tekst Linda van den Berg Technologische innovaties Hightech in de zorg De Rotterdamse hoogleraren Reiss, Van der Steen en IJzermans werken samen met de TU Delft aan unieke technologische innovaties. Maak hiermee kennis. De eerste is klaar voor toepassing in de kliniek, de tweede blijkt veelbelovend in het laboratorium en de derde bevindt zich in de oriëntatiefase. 40 Voor de allerkleinsten Prof. dr. Irwin Reiss is het hoofd van de sector Neonatologie van het Erasmus MCSophia. Hij heeft een automatisch systeem voor de beademing van te vroeg geboren baby’s ontwikkeld, samen met prof. dr. Jenny Dankelman, hoofd van de afdeling Biomedical Engineering aan de TU Delft. “Zo’n systeem is hard nodig, want zuurstof is een van de gevaarlijkste ‘medicijnen'”, vertelt Reiss. Zuurstof is gevaarlijk? “Ja, dat realiseren maar weinig mensen zich. Iedereen weet dat zuurstoftekort schadelijk is. Maar ons lichaam kan beter tegen zuurstofgebrek dan tegen te veel zuurstof. Denk maar aan de sherpa’s in de Himalaya: hun lichaam is aangepast aan de ijle zuurstofarme lucht van het hooggebergte. Te veel zuurstof is gevaarlijk, omdat het schadelijke radicalen (schadelijke chemische verbindingen, red.) vormt in ons lichaam. Op lange termijn kan dat gezondheidseffecten hebben, bijvoorbeeld een verhoogde kans op kanker. Premature kinderen zijn extra gevoelig voor zuurstof, maar ze hebben vaak wel beademing nodig.” Wanneer noemen we een baby prematuur? “Een kind is prematuur als het voor de 37e zwangerschapsweek geboren wordt. Tussen 37 en 42 weken is normaal. Als een kindje jonger dan 24 weken is bij de geboorte, behandelen we het in Nederland niet. Elk jaar worden in ons land zo’n 15.000 kinderen na 24 tot 37 weken zwangerschap geboren. Dat is ongeveer één op de twaalf geboortes. In het Erasmus MC-Sophia worden jaarlijks circa 750 premature baby’s behandeld. De longen van deze kindjes zijn vaak nog niet rijp of hun hersenen sturen de ademhaling niet goed aan. Ze hebben dan beademing met zuurstof nodig, via een slangetje in de neus of keel. Zuurstof is het meest gebruikte medicament in deze patiëntengroep.” Waarom was nieuwe beademingsapparatuur nodig? “Het zuurstofgehalte in het bloed van een premature baby schommelt en wordt makkelijk te hoog of laag. We kunnen het zuurstofgehalte meten met een zuurstofverzadigingsMonitor • juni 2016 meter. Die ziet eruit als een knijper met een lampje op de vinger van de baby. Als zo’n meter een te hoog of laag zuurstof registreert, moet een verpleegkundige de beademing handmatig bijstellen. Het personeel kan echter onmogelijk continu naast de couveuse staan om dit te regelen. En het is ook heel moeilijk om dit met de hand te doen, omdat het soms om kleine veranderingen gaat. Er was dus behoefte aan een apparaat dat de zuurstofverzadiging voortdurend meet en de beademing automatisch aanpast.” En zo’n apparaat heeft u gemaakt? “Dat heb ik niet alleen gedaan: dit was een gezamenlijk project van het Erasmus MC, de TU Delft en een Zwitsers bedrijf dat beademingsapparatuur maakt. Onze promovendus Tom Goos heeft het meeste werk gedaan. Tom is ingenieur. Neonatologie is een enorm technologisch vak: we maken volop gebruik van moderne technologie. Daarom vind ik het belangrijk om een biomedisch ingenieur in mijn team te hebben.” Hoe gaat dit project nu verder? “Het beademingsapparaat zal binnenkort op de afdeling Neonatologie gebruikt worden. Wij willen de zuurstofmetingen nu verder verfijnen. En we gaan de techniek optimaliseren voor specifieke situaties. Bijvoorbeeld voor de periode direct na de bevalling. De omgeving van een pasgeboren baby verandert na het doorknippen van de navelstreng razendsnel van zuurstofarm (in de baarmoeder) naar zuurstofrijk (in de buitenwereld). Het zou prachtig zijn als we met onze apparatuur deze overgang meer geleidelijk konden maken voor kwetsbare baby’s.” 41 Wat is aderverkalking? “Bij aderverkalking hoopt vet, kalk of bindweefsel op aan de binnenkant van onze bloedvaten. We noemen dat een plaque. Als de ophoping groeit, slibt het bloedvat langzaam dicht en raakt de doorbloeding belemmerd. Gebeurt dat bij de kransslagaders (de bloedvaten die het hart van zuurstofrijk bloed voorzien, red.), dan krijgt het hart onvoldoende zuurstof. Zo’n patiënt heeft vaak pijn op de borst. Soms bestaat aderverkalking uit een vetbolletje met een dun vliesje erover. Als dit vliesje scheurt, lekt het vet in het bloed. Dat kan een chemische reactie veroorzaken, waardoor een bloedprop ontstaat. De bloedprop kan een bloedvat volledig afsluiten en dat is de oorzaak van de meeste hartinfarcten en veel beroertes (herseninfarcten).” Komt aderverkalking vaak voor? “Ja, in Nederland worden elk jaar 57.000 mensen behandeld wegens aderverkalking. Die behandeling bestaat meestal uit het plaatsen van een stent, een soort veertje dat het bloedvat wijder maakt en ondersteunt. Helaas ligt ongeveer 12% van de patiënten binnen een jaar na deze operatie weer op de behandeltafel. Wij willen dat percentage drastisch verlagen. Dat is mogelijk als de cardioloog tijdens de behandeling beter ziet wat hij of zij doet. De gangbare techniek om de behandeling te begeleiden, is met röntgenstralen. Hiermee kan de arts globaal zien waar de verstopping zit. Maar het is lastig om de goede maat stent te bepalen. En het is niet mogelijk om de vetbolletjes die hartinfarcten veroorzaken te vinden.” Een kijkje in de bloedvaten Prof. dr. ir. Ton van der Steen is het hoofd van de afdeling Biomedische Technologie van het Erasmus MC Thoraxcentrum. Ook hij werkt samen met prof. dr. Jenny Dankelman, in zijn geval aan technieken om aderverkalking (atherosclerose) beter in beeld te brengen. 42 Hoe gaan jullie de techniek verbeteren? “Samen met de TU Delft ontwikkelen wij speciale beeldvormende katheters.” Van der Steen laat zo’n katheter zien: een lange slang met een doorsnede van slechts één millimeter. Vanaf een bloedvat in de pols of lies kan deze de verstopte kransslagader bereiken. De laatste tien centimeter bestaat uit doorzichtige kunststof. Daarin zit een piepklein stipje. “Dat is het echo-elementje”, wijst Van der Steen. “Het zendt korte geluidspulsjes uit wanneer het in het bloedvat zit. Die weerkaatsen tegen de vaatwand. Uit de teruggekaatste geluidsgolven destilleren wij een beeld. Net als bij een zwangerschapsecho, maar dan van binnenuit. Wij maken katheters met geluid (echo), licht (laser), of allebei. En we gebruiken een micromotor die de echo- of laserstraal snel rond laat draaien. Daardoor kunnen we razendsnel een scherp beeld van de vaatwand krijgen. Een van onze onderzoekers, dr. Tianshi Wang, heeft bijvoorbeeld een katheter gebouwd met een micromotor die 5000 beelden per seconde maakt.” Hoe kan een cardioloog deze technologie gebruiken? “Echo stelt ons in staat om een plaque goed te lokaliseren: hoe groot is de plaque en in hoeverre is het bloedvat afgesloten? De combinatie van laserlicht en echo maakt het mogelijk om de samenstelling te bepalen en gevaarlijke vetbolletjes op te sporen. De cardioloog kan een behandeling op maat bieden als hij de samenstelling van de plaque kent. Risicopatiënten kunnen bijvoorbeeld baat hebben bij geneesmiddelen die het vet in de plaque omzetten in bindweefsel. Onze onderzoekster ir. Min Wu ontwikkelt nu katheters met zowel een echo-elementje als een laser. Deze combinatiekatheter werkt al in onze laboratoriumopstelling, in bloedvaten van overleden mensen die hun lichaam aan de wetenschap gedoneerd hebben. We gaan het binnenkort in proefdieren testen en daarna hopen we de stap naar patiënten te maken. Ik verwacht dat met deze techniek in de toekomst veel minder patiënten terug hoeven komen voor een nieuwe operatie.” Monitor • juni 2016 Oppepper voor donororgaan Prof. dr. Jan IJzermans is transplantatiechirurg in het Erasmus MC. Hij werkt ook samen met prof. dr. Jenny Dankelman. “We willen met de TU Delft een perfusiesysteem maken waarin een donororgaan langer goed blijft buiten het lichaam. Zo lang als nodig is om een beschadigd orgaan te laten herstellen. We kunnen het orgaan dan versterken met zuurstof, voedingsstoffen en medicijnen”, vertelt IJzermans. Daar is behoefte aan, want de kwaliteit van donororganen wordt minder doordat de Nederlandse bevolking ouder en zwaarlijviger wordt. Wat gebeurt er nu als een donororgaan uit het lichaam gehaald wordt? “We kunnen het orgaan nu een aantal uur in een perfusiesysteem bewaren. Zo’n systeem pompt zuurstof en voedingsstoffen door het orgaan. Het ziet er ongeveer uit als een couveuse. De huidige systemen werken op vier graden Celsius. Op die lage temperatuur wordt de stofwisseling van de cellen heel traag. Ze gaan als het ware op de waakvlam. Het orgaan kan daardoor niet herstellen van de schade die het in de donor heeft opgelopen. Wij willen het orgaan liever op 37 graden houden, dus op lichaamstemperatuur.” Wat is daarvoor nodig? “Op 37 graden zijn de cellen van het orgaan actief. Dat betekent enerzijds dat ze schade kunnen repareren. Maar anderzijds zijn ze op deze temperatuur ook gevoeliger voor de omstandigheden, bijvoorbeeld de beschikbaarheid van zuurstof en voedingsstoffen. Een perfusiesysteem op 37 graden moet dus heel zorgvuldig gereguleerd worden. Dat vereist elegante meet- en regeltechniek. Samen met prof. Dankelman verkennen wij de mogelijkheden om een dergelijk systeem te ontwikkelen. We zijn nu in de oriëntatiefase: een Masterstudent onderzoekt wat voor machines er al bestaan en stafarts dr. Jeroen de Jonge onderzoekt de mogelijkheden van die bestaande machines.” U wil het orgaan ook langer aan de pomp leggen? “Ja, dat zou grote voordelen opleveren. Het belangrijkste voordeel is dat we het orgaan bij zouden kunnen sturen. Een donororgaan raakt namelijk altijd beschadigd tijdens de transplantatie, onder andere door zuurstofgebrek. In het lichaam van de ontvanger raakt het opnieuw beschadigd wanneer de doorbloeding weer start. Als we het orgaan buiten het lichaam extra zuurstof en voeding kunnen geven, kan het herstellen. De transplantatie heeft dan meer kans van slagen. Zeker bij een lever is dat essentieel. Een nierpatiënt kan tijdelijk aan de dialyse als een donornier niet direct goed werkt. De donornier kan dan in de ontvanger herstellen. Maar als een donorlever niet goed werkt, overlijdt de patiënt. Verder zouden we medicijnen toe willen voegen aan het perfusiesysteem. Als de lever bijvoorbeeld afkomstig is van een donor met overgewicht en leververvetting, kunnen we het orgaan wellicht ontvetten met medicijnen. Dat verbetert de conditie van het orgaan.” Zijn er nog meer voordelen? “Transplantaties zijn veel beter te plannen als we donororganen langer buiten het lichaam kunnen bewaren. Nu moeten we meteen na het overlijden van de donor een transplantatieteam van acht tot tien personen oproepen. Die gaan dan tien tot twaalf uur opereren, soms midden in de nacht. Als we het orgaan langer aan de pomp kunnen leggen, valt dit veel beter te organiseren. Het wordt minder hectisch en dat is voor alle betrokkenen beter. Dit project staat nog in de kinderschoenen, maar het toekomstperspectief is fantastisch.” 43 Tekst Gert-Jan van den Bemd Magneet leidt de weg Back to the future* Van gekookte spaghetti tot adequaat stuurinstrument De harstpier trekt samen onder invloed van elektrische prikkels. Dat gebeurt zo’n zestig tot tachtig keer per minuut, in een regelmatig tempo. Bij hartritmestoornissen gaat er iets mis in de elektrische aansturing: de prikkels ontstaan op verkeerde plaatsen of ze volgen een verkeerde route door het hart. De hartboezems en -kamers trekken daardoor niet meer in de juiste volgorde of onregelmatig samen, te langzaam of juist te snel. Hartritmestoornissen kunnen gevaarlijk zijn. De pompfunctie van het hart kan erdoor verminderen of zelfs tot stilstand komen. Cardioloog-elektrofysioloog Tamas Szili-Torok: “Met behulp van een ablatie kunnen we dat probleem verhelpen. Het stukje hartweefsel dat de ritmestoornis veroorzaakt, wordt dan met behulp van de punt van een katheter weggebrand.” 44 Monitor • juni 2016 45 Spaghetti “Bij de ingreep wordt de katheter via een sneetje in de lies door een ader naar het hart gevoerd”, vertelt SziliTorok. “Bij veel hartritmestoornissen kan de katheter met de hand worden binnengevoerd. Maar bij meer complexe hartritmestoornissen en voor patiënten met een abnormale structuur van het hart, bijvoorbeeld door een aangeboren hartafwijking, is dat lastig. Het Erasmus MC beschikt over een speciale interventie­kamer waar de katheter onder geleide van een magnetisch veld zeer nauwkeurig naar de juiste plek in het hart kan worden geleid. De katheters die we daarbij gebruiken, zijn bijzonder: buiten het magnetisch veld zijn ze zo slap als gekookte spaghetti, maar onder invloed van het magnetisch veld worden ze stugger en zijn ze uitstekend te sturen.” *Het Erasmus MC was het eerste centrum in Nederland waar katheterablatie door middel van magneetnavigatie werd uitgevoerd. De ‘magneet­kamer’ was vanwege renovatie een tijdje niet beschikbaar, maar sinds kort wordt de procedure weer verricht. 46 Monitor • juni 2016 47 Tekst Gert-Jan van den Bemd Onderscheid biedt kansen Speuren naar zwakke schakel Cellen lopen voortdurend DNA-schade op, bijvoorbeeld door inwerking van uv-straling (zonlicht), roken en chemische stoffen. Die schade wordt over het algemeen hersteld, P maar bepaalde kankercellen zijn daar niet zo goed in. Dat biedt kansen! Prof. dr. Roland Kanaar van de afdeling Moleculaire Genetica: “Bij die kankercellen is het DNA-herstelmechanisme verstoord. Dat levert ze een voordeel op: ze lopen sneller DNA-veranderingen op, waardoor ze zich makkelijker aanpassen, bijvoorbeeld aan de plek in het lichaam waar ze zich bevinden of waar ze naar uitzaaien. Maar het feit dat het herstelmechanisme niet goed werkt, maakt ze ook kwetsbaar. Het is hun achilleshiel, hun zwakke schakel.” Kanaar licht toe: “DNA ligt opgeslagen in de celkernen in de vorm van lange ketens. Bij schade ontstaan breuken in die ketens, die vervolgens door hersteleiwitten worden gerepareerd. Gezonde cellen beschikken over het eiwit PARP én over BRCA-eiwitten, maar bepaalde tumorcellen missen die BRCA-eiwitten. Voor het herstel van DNA-schade zijn ze dus erg afhankelijk van PARP. Patiënten met dergelijke tumoren kunnen effectief behandeld worden met een combinatie van chemotherapie, dat delende cellen aanpakt, en PARP-remmers. 48 De gezonde cellen van de patiënt beschikken over BRCA-eiwitten om de DNA-schade ter herstellen, maar de kankercellen niet en die gaan dus dood.” Veelbelovend Ongeveer 20% van de patiënten met erfelijke borstkanker mist de BRCA-functie. Deze groep is enorm geholpen met de PARP-remmers. Het betreft een vrij klein aantal patiënten, maar de behandeling is waarschijnlijk bij meer kankerpatiënten effectief. De BRCA-eiwitten zijn namelijk geen ‘soloartiesten’. Ze werken nauw samen met andere eiwitten in eenzelfde ‘route’. Ook wanneer bij een patiënt iets mis is met een van die andere eiwitten kan de behandeling met PARP-remmers uitkomst bieden. Alleen is het niet eenvoudig om die patiënten op te sporen. “Die selectie is inderdaad ontzettend moeilijk”, bevestigt Kanaar. “Dr. Dik van Gent van onze afdeling heeft met zijn team een kweekmodel ontwikkeld om die selectie te vereenvoudigen. Protonen-therapie Prof. dr. Roland Kanaar heeft als hoogleraar Moleculaire Stralengenetica grote belangstelling voor protonentherapie, een bestralingsvorm die vanaf 2017 ook in Nederland mogelijk wordt. Kanaar: “Dan wordt gestart met de behandeling van de eerste patiënten in het HollandPTC, het centrum voor protonen-therapie van Erasmus MC, LUMC en TU Delft. Protonen-therapie maakt gebruik van positief geladen kerndeeltjes waarmee de tumor heel precies kan worden bestraald, zonder veel schade toe te brengen aan de omliggende weefsels. Tumorcellen blijken de schade door protonen minder efficiënt te repareren dan de schade die door klassieke radiotherapie wordt veroorzaakt. We weten nog niet hoe dat komt, maar waarschijnlijk spelen andere reparatiemechanismen een rol. Ook voor het ophelderen van die processen is het centrum van groot belang.” Op pag. 6 staan foto’s van het HollandPTC. www.hollandptc.nl Nanobiologie Kanaar is directeur van de masteropleiding Nanobiology die door het Erasmus MC en de TU Delft wordt aangeboden. “Die opleiding is een prachtige kweekvijver voor aankomende promotieonderzoekers”, meent hij. “De Erasmus Universiteit Rotterdam heeft geen faculteiten Scheikunde, Biologie, Wiskunde en Natuurkunde. Dat betekent dat veel studenten met interesse in die vakgebieden uitweken naar andere universiteiten. Dankzij de opleiding Nanobiology trekken we die mensen tegenwoordig wél aan. Dat is absoluut een verrijking voor het Erasmus MC.” De eerste lichting bachelorstudenten studeerde in 2015 af. De meesten zetten hun opleiding voort met de masteropleiding. “Het is fantastisch om te zien dat er gebeurt waar we op hadden gehoopt: studenten van de opleiding Nanobiology komen op het lab stage lopen, maar wij leren ook van hen. Bijvoorbeeld: op tumorcellen in een kweekbakje test je een behandeling met een bepaald geneesmiddel. Maar hoe druk je in cijfers uit of de behandeling wel of niet gewerkt heeft? De studenten hebben tijdens de opleiding geleerd hoe ze een computerprogramma moeten schrijven waarmee dat kan. Die kruisbestuiving is geweldig.” De procedure gaat als volgt: bij de kankerpatiënt wordt uit de tumor een biopt, een klein stukje weefsel, weggenomen. In het laboratorium worden cellen uit dat biopt gehaald en in bakjes gekweekt. Vervolgens kunnen we onder een microscoop waarnemen hoe de cellen reageren op DNA-schade - bijvoorbeeld door blootstelling aan uv-straling - in aanwezigheid van PARP-remmers. We zijn nu bezig met de klinische validatie van het model, samen met dr. Agnes Jager van de afdeling Interne Oncologie. Dat betekent dat Monitor • juni 2016 we uitzoeken of onze methode bruikbaar is om patiënten te selecteren voor de behandeling met PARP-remmers. In eerste instantie richten we ons op borstkanker, maar ook andere vormen van kanker, zoals blaaskanker, nemen we in onze studies mee. De resultaten zijn veelbelovend.” Chip “Het kweekmodel levert ook informatie op voor verder onderzoek’, vertelt Kanaar. “We hebben patiënten met borstkanker ontdekt bij wie niets mis was met de BRCA-eiwitten. Tóch hadden zij een defect in het herstelmechanisme waar BRCA deel van uitmaakt. Dat betekent dat er iets aan de hand is met een ander eiwit uit diezelfde ‘route’. Door het DNA van de patiënten uit te pluizen, hopen we dat eiwit op te sporen.” Nu wordt het model nog uitgevoerd in kweekbakjes, maar Kanaar voorspelt dat een veel compacter systeem ontwikkeld zal worden. “Ik denk dat we over enkele jaren werken met glazen plaatjes waarop de tumorcellen van de patiënt gelijktijdig worden getest op hun gevoeligheid voor een hele serie geneesmiddelen, dus niet alleen voor PARP-remmers. Met Philips zijn we al in overleg hoe we zo’n cancer on a chip-systeem kunnen ontwikkelen. Op zo’n chip kun je de kankercellen bestuderen, maar ook het samenspel met andere cellen, bijvoorbeeld de cellen van het immuunsysteem. Daardoor wordt het proces in het lichaam nóg beter nagebootst.” 49 Ziekte van Behçet Verborgen leed “Van buiten zie je niets aan ze, maar mensen met de ziekte van Behçet hebben voortdurend last van ontstekingen.” Internistimmunoloog dr. Jan van Laar is hoofd van het Nederlandse expertisecentrum voor deze ziekte. 50 Beeld Censuur.com Tekst Gert-Jan van den Bemd “De ziekte van Behçet is een ontstekingsziekte, preciezer: een auto-inflammatoire ontstekingsziekte”, vertelt van Laar. “Dat betekent dat de ontstekingen zonder duidelijke oorzaak optreden. Er is geen sprake van een infectie door een virus of bacterie. De ontstekingen gaan soms gepaard met koorts en kunnen over het hele lichaam voorkomen. Daarom wordt het ook een systeemziekte genoemd. Aften, dat zijn pijnlijke zweertjes in de mond, of zweertjes op de geslachtsdelen komen heel vaak voor. En dan niet één keer per jaar, maar verschillende keren en het hele leven lang. Ook hebben de patiënten ontstekingen van de bloedvaten in de huid. We zien die vaak optreden op plekken waar vervolgens ook beschadigingen optreden: bij het scheren of tandenpoetsen, of als een gebitsprothese niet helemaal goed zit. Ontstekingen rond de ogen komen ook voor. Als die niet goed worden behandeld, kan dat leiden tot blindheid. Zeldzamer zijn ontstekingen in de darmen en hersenen.” Zijderoute “Vanwege de verspreiding wordt de ziekte van Behçet ook wel ‘de ziekte van de zijderoute’ genoemd. Die oude handelsroute, die liep van het Middellandse Zeegebied, door het Midden-Oosten, naar het oosten van Azië, valt opvallend samen met het voorkomen van de ziekte. In Nederland zien we de ziekte bij 1 tot 2 op de 100.000 mensen. In de landen rond de Middellandse Zee ligt dat aantal beduidend hoger. In Turkije, waar de ziekte voor het eerst werd beschreven (zie Kader), komt de ziekte tussen de 70 en 400 per 100.000 mensen voor. We zien door migratie van vooral Turken de ziektefrequentie in Nederland toenemen, maar ook autochtonen kunnen aan de ziekte lijden. Een genetische factor lijkt een rol te spelen. De De ziekte van Behçet werd voor het eerst beschreven in 1936, door de Turkse arts Hûlusi Behçet. • Het is een ontstekingsziekte zonder duidelijke oorzaak • Meestal worden de eerste symptomen waargenomen tussen het twintigste en vijftigste levensjaar • De aandoening komt bij zowel mannen als vrouwen voor • Er lijkt een genetische of familiaire factor een rol te spelen: binnen sommige families komt de ziekte vaker voor Monitor • juni 2016 aanwezigheid van HLA-B51 op witte bloedcellen, bijvoorbeeld. Dat is een onderdeel van het immuunsysteem. Het speelt een rol bij het herkennen van bacteriën. HLA-B51 bindt met bacteriën en presenteert die aan afweercellen, zodat ze als indringers worden herkend en opgeruimd. Bij veel patiënten met de ziekte van Behçet gaat daar iets fout. Wát precies weten we niet, maar het leidt in ieder geval tot meer ontstekingen.” Bundeling “In het laboratorium proberen we de oorzaak van de ziekte te vinden. We onderzoeken het bloed van de patiënten, maar ook de ontlasting en het mondslijmvlies. We kijken onder andere naar de genetische profielen van de bacteriën die daarin voorkomen. Bundeling van kennis en ervaring is essentieel, zeker voor een zeldzame ziekte als Behçet. ‘Veel impact op werk en sociale leven’ Door het centraliseren van expertise binnen Nederland kunnen we meer voor deze patiënten betekenen. En we werken samen met expertisecentra in het buitenland. Hopelijk leidt dat tot beschikbaarheid van meer geld voor onderzoek, want dat is hard nodig.” Impact “Patiënten met de ziekte van Behçet worden in het Erasmus MC onderzocht tijdens aaneengesloten spreekuren met een internist-immunoloog, een dermatoloog en een oogarts. Die multidisciplinaire aanpak is voor patiënten praktisch en efficiënt. Omdat we niet weten wat de oorzaak is, bestaat de behandeling uit het remmen van de ontsteking, met colchicine of prednison bijvoorbeeld. Maar deze medicijnen bestrijden alleen de symptomen. Sinds het begin van deze eeuw beschikken we ook over antilichamen tegen eiwitten die betrokken zijn bij ontstekingsreacties. Ook deze middelen nemen niet de oorzaak weg, maar ze hebben minder bijwerkingen dan de klassieke ontstekingsremmers. Ze zijn ook een stuk duurder, maar gelukkig worden ze onder bepaalde voorwaarden door de ziektekostenverzekeraars gedekt. We kunnen met geschikte medicijnen voorkomen dat mensen blind worden of ernstige darm- of hersenontstekingen krijgen. De patiënten houden over het algemeen wel vaak last van vermoeidheid, spierpijn, hoofdpijn Expertisecentrum Internist-immunoloog dr. Jan van Laar, hoofd van het Expertisecentrum: “Dat het Behçet Expertisecentrum in het Erasmus MC is gevestigd, is geen toevalligheid. Prof. dr. Martin van Hagen, hoofd van de sectie Klinische Immunologie van de afdeling Inwendige Geneeskunde, heeft al vroeg in zijn carrière bij diverse patiënten de diagnose ‘Behçet’ gesteld en veel ervaring opgedaan in de behandeling van de ziekte. In eerste instantie kloppen veel patiënten met de ziekte van Behçet vanwege oogklachten aan bij het Oogziekenhuis Rotterdam. Maar omdat de ziekte niet alleen de ogen treft, zeldzaam is en daardoor gespecialiseerde kennis noodzakelijk is, worden de patiënten meestal verwezen naar het Erasmus MC. Bovendien wonen in Rotterdam relatief veel migranten uit landen rond de Middellandse Zee, waar de ziekte vaker voorkomt. Dat betekent dat we hier meer patiënten met de ziekte van Behçet zien dan in andere ziekenhuizen. Dankzij die centrale rol is hier in huis veel kennis opgedaan. Die kennis geven we weer door aan geneeskundestudenten en artsen die hier worden opgeleid. We geven veel voorlichting in het land en verzorgen voordrachten op symposia in binnen- en buitenland. Met de Vasculitis Stichting (www. vasculitis.nl) en de hart en vaatgroep (www.hartenvaatgroep.nl) bieden we betrouwbare informatie aan patiënten en zorgverleners en organiseren we jaarlijks een patiëntendag. Dat draagt bij aan grotere bekendheid van de ziekte en meer begrip voor de patiënten.” Meer info: www.erasmusmc.nl/ immunologie/clin.imm/immuunziekten/ behcet/ en www.behcet.nl en koorts. Dat heeft veel impact op het werk en sociale leven. Omdat aan het uiterlijk niet zoveel te zien is, wordt dat door de omgeving niet goed begrepen.” 51 DNA-schadeherstel Hoe werkt 52 Tekst Gert-Jan van den Bemd “Mijn kinderlijke nieuwsgierigheid heb ik altijd behouden”, zegt prof. dr. Wim Vermeulen, hoogleraar op de afdeling Moleculaire Genetica van het Erasmus MC. “Ik wil nog steeds weten hoe dingen werken.” D De ‘dingen’ waar Vermeulen vooral belangstelling voor heeft, zijn de complexe processen in cellen om DNA-schade te herstellen. “Die schade ontstaat continu”, vertelt hij. “Door uv-straling in zonlicht, door roken, door bepaalde stoffen uit onze omgeving en ons voedsel en door gewoon adem te halen. Cellen hebben verschillende mogelijkheden om die schade te herstellen. Daarbij zijn tientallen eiwitten betrokken die ingenieus samenwerken. Ja, mijn vakgebied is complex. (Lachend:) Het valt niet mee om op een feestje te vertellen wat ik precies doe.” En de afstand tussen de leek en de wetenschapper wordt alleen maar groter: “Het is een dynamisch veld. De ontwikkelingen gaan bijzonder hard. Het valt niet altijd mee om al die informatie bij te houden, maar ik zie het ook als een uitdaging: alleen de onderzoekers die het tempo bij kunnen houden, kunnen een rol van betekenis spelen. Gelukkig slagen we daar in Rotterdam vooralsnog goed in.” het? Monitor • juni 2016 Basis “DNA-schadeherstel staat volop in de belangstelling”, vertelt Vermeulen. “Niet voor niets is de Nobelprijs voor de Scheikunde vorig jaar toegekend aan drie biochemici die drie verschillende mechanismen hebben ontrafeld waarmee DNA-schade in cellen wordt hersteld. De eerste stappen op dit terrein werden ruim vijftig jaar geleden gezet. Toen concludeerden onderzoekers dat de DNA-schade die bij bacteriën door uv-licht wordt veroorzaakt, de deling van die bacteriën kan stilleggen. Bovendien werd ontdekt dat die blokkade niet permanent is: na verloop van tijd wordt de schade hersteld en kan de deling worden hervat. Deze processen bleken niet alleen in bacteriën op te treden, maar bijvoorbeeld ook in gistcellen of cellen van de mens. In 1968 werd de klinische relevantie van deze bevindingen aangetoond. Mensen met xeroderma pigmentosum zijn extra gevoelig voor uv-staling en ontwikkelen vaak huidkanker. De Amerikaanse onderzoeker James Cleaver toonde aan dat de aandoening wordt veroorzaakt door een defect in het DNA-herstelmechanisme. Dick Bootsma, voormalig hoofd van onze afdeling, toonde begin jaren zeventig als eerste aan dat daar meerdere genen bij betrokken zijn. Daarmee werd 53 54 de basis gelegd voor het DNA-schadeherstel-onderzoek van de afdeling Moleculaire Genetica. Het ‘Rotterdamse’ trio Dick Bootsma, Jan Hoeijmakers en Andries Westerveld was begin jaren tachtig de eerste onderzoeksgroep die een menselijk gen identificeerde dat betrokken is bij het herstel van DNA-schade.” Live In de tien jaar daarna werden nog meer reparatiegenen ontdekt. Die genen bevatten de code voor eiwitten die het uiteindelijk herstelproces uitvoeren. Maar hoe verloopt dat proces? Hoe werken die eiwitten samen? Vermeulen: “Daar is veel onderzoek naar verricht, eerst met behulp van geïsoleerde eiwitten en een stukje beschadigd DNA die in een reageerbuisje bij elkaar werden gestopt. Maar dat is natuurlijk een sterk vereenvoudigde situatie van het werkelijk proces in de cel. Maar we doen ook onderzoek in bijvoorbeeld gistcellen, huidcellen van mensen, muizen en zelfs wormen (zie pag. 2).” Dat speuren in levende cellen kan vooral dankzij GFP (zie Kader). Door dat eiwit, dat groen licht uitzendt, konden ‘Basaal onderzoek helpt de geneeskunst vooruit’ prof. dr. Adriaan Houtsmuller van de afdeling Pathologie en Vermeulen onder een microscoop ‘live’ volgen hoe een hersteleiwit aan beschadigd DNA bindt en hoe het na herstelwerkzaamheden ook weer loslaat. Het leverde hen in 1999 een publicatie op in wetenschappelijk toptijdschrift Science. Hiermee werd een nieuw onderzoeksveld geïntroduceerd dat nog steeds veel informatie over DNA-herstel oplevert. Uitdagingen “We weten steeds meer welke eiwitten betrokken zijn bij DNA-herstel. Omdat we die eiwitten vroeger eerst in geïsoleerde vorm hebben bestudeerd, weten we veel over hun eigenschappen: hoe groot zijn ze, waar zijn ze uit opgebouwd? Dat zijn de biochemische kenmerken. Dankzij GFP weten we ook steeds meer over de eiwitten in levende cellen. Dat zijn de cellulaire eigenschappen. We zijn nu in een fase beland waarin we kijken naar de biofysische eigenschappen. Daarbij focussen we op de interactie tussen de diverse eiwitten en tussen de eiwitten en het DNA. Het werk van prof. dr. Claire Wyman van onze afdeling speelt hierbij een belangrijke rol (zie pag. 4).” Jullie hebben de genen geïdentificeerd die coderen voor eiwitten die betrokken zijn bij herstel van DNA-schade. Jullie weten hoe die eiwitten zich in een levende cel verplaatsen. En nu? “We zijn er nog niet. Er zijn verschillende DNA-herstelprocessen, wel een stuk of negen. Hoe die op elkaar ingrijpen, is nog onbekend. En waarom is herstelsysteem A actiever in de ene cel en systeem B in de andere? Is het DNA daar anders gevormd? We kijken nu met behulp van massaspectrometers naar veranderingen op de eiwitten. Misschien vinden we daarin aanwijzingen hoe het herstelproces wordt gereguleerd. Kortom, er zijn nog volop uitdagingen.” Monitor • juni 2016 Kwal “Het verkrijgen van financiële middelen voor fundamenteel onderzoek als het onze is niet eenvoudig”, zegt Vermeulen. “Het belang voor de patiënt is niet altijd meteen duidelijk, het levert bijvoorbeeld niet direct een betere behandeling op. Maar op langere termijn leidt het wel degelijk tot inzichten die de wetenschap, dus ook de geneeskunde, een stuk vooruithelpen.” Vermeulen geeft een voorbeeld: “Het al eerder genoemde GFP werd ontdekt in een kwal die voorkomt aan de westkust van Noord-Amerika. Het heeft als bijzondere eigenschap dat het groen oplicht nadat je er met blauw licht op hebt geschenen. Er is veel onderzoek naar GFP verricht, zonder dat daar toepasbare informatie uit voortkwam. Totdat onderzoekers bedachten dat de fluorescerende eigenschappen heel handig zijn om biologische processen in cellen onder een microscoop te bestuderen. Je kunt het bijvoorbeeld gebruiken om de aanwezigheid van bepaalde eiwitten aan te tonen, of de binding van eiwitten met DNA. Die ontdekking heeft de wetenschap enorm vooruitgeholpen. Dankzij GFP weten we nu veel beter hoe biologische processen verlopen en wat er misgaat bij ziekten als kanker. Niet zo vreemd dat de ontdekkers van deze toepassing van GFP in 2008 de Nobelprijs voor de Scheikunde ontvingen.” 55 Tekst Ellen Brand Plotseling verlamd 'Ik had steeds de hoop dat het slechts een nachtmerrie was' Het Erasmus MC telt ruim 5.000 vrienden. Een daarvan is Kelly Govaarts (20). In de avond van 22 oktober veranderde ze in één klap van een gezond mens in een rolstoelafhankelijke patiënt. 56 Een paar weken daarvoor was Kelly met haar vriendin een weekendje in Barcelona, maar dat tripje werd overschaduwd door heftige rugpijn die ze zelf in eerste instantie weet aan het slechte matras in het hotel. Eenmaal thuis besloot ze naar de fysiotherapeut te gaan, die haar ontstekingsremmers meegaf. De medicatie hielp niet. Op de bewuste avond in oktober - ze was aan het overwerken - kreeg ze last van hevige zweetaanvallen. “Normaal zweet ik nooit, dus ik vond het al vreemd. En het voelde alsof ik heel dikke voeten had. Op een bepaald moment verloor ik urine zonder dat ik dat doorhad. Mijn huid bleek inmiddels al ‘doof’ te zijn, de zenuwen werkten niet meer.” Mallemolen Nadat ze zich samen met haar vriend bij de huisartsenpost gemeld had, veranderde haar leven in een mallemolen. Ze werd twee weken opgenomen in het Bravis ziekenhuis in Bergen op Zoom en onderging onderzoeken naar allerlei aandoeningen, zoals MS en hernia. “Dat was het allemaal niet en omdat de artsen het verder ook niet wisten, ben ik verwezen naar een universitair medisch centrum: het Erasmus MC. Na onderzoek bleek binnen een week dat ik op mijn ruggenmerg een ontsteking had die een dwarslaesie had veroorzaakt. De hele onderkant van mijn lichaam was verlamd.” Na haar ziekenhuisontslag ging Kelly revalideren in het Rotterdamse revalidatiecentrum Rijndam. “Ik had steeds de hoop dat het slechts een nachtmerrie was en wel weer wakker zou worden. Helaas is de werkelijkheid nog steeds erg confronterend.” Desastreuze gevolgen “Ik wilde heel graag weten hoe ik aan die ontsteking in mijn ruggenmerg gekomen ben. De officiële naam is myelitis transversa. De neurologen in het Erasmus MC kwamen erachter dat het een gevolg is van een oogzenuwontsteking die ik eerder doorgemaakt moet hebben, maar waarvan ik nooit iets gemerkt heb. Hooguit was mijn ene oog iets gevoeliger voor licht dan het andere.” Monitor • juni 2016 Die ontsteking sloeg vanuit haar oog over naar het ruggenmerg, met alle desastreuze gevolgen van dien. Voor Kelly is het de vraag of ze ooit weer zal kunnen lopen. “Voorlopig zou ik al heel blij zijn als ik weer kan staan, dan kan ik normaal naar het toilet of even iets uit een keukenkastje pakken.” Momenteel is de rolstoel nog onmisbaar voor haar, hoe intensief ze ook oefent om kracht terug te krijgen in haar onderlichaam. Van tevoren had ze zich nooit kunnen voorstellen hoe het is om de wereld vanuit een rolstoel voorbij te zien trekken. “Op feestjes of in een bar zijn alleen statafels. Omdat ik alleen kan zitten, is het erg lastig om contact met nieuwe mensen te leggen. Ik kan niet zomaar uit eten gaan. Ik moet reserveren om zeker te weten dat ik toegang kan krijgen tot de zaak en een tafeltje kan vinden waar ruimte is voor een rolstoel. Bij bioscopen moet ik op de eerste rij plaatsnemen. Mijn sociale leven is erg veranderd. Ook voor mijn ouders, zus en vriend is het een enorme klap. Het vergt van hen veel aanpassing. Ik woon nog bij mijn ouders, die gelukkig gelijkvloers wonen, waardoor ik me er goed kan redden.” Donatie Haar ouders deden onlangs een donatie aan het onderzoek van neuroloog prof. dr. Rogier Hintzen uit het Erasmus MC. Hij gaat na waar myelitis transversa vandaan komt, of de diagnose sneller gesteld kan worden en of er medicatie voor ontwikkeld kan worden. “Zelf heb ik zo lang in onzekerheid moeten leven over wat mij precies mankeerde. Het zou goed zijn als het sneller ontdekt zou worden, zodat de revalidatie meteen in gang gezet kan worden.” De van huis uit zeer sportieve Kelly - ze had zelfs een eigen fitclub in Ossendrecht - kijkt graag naar de lichtpuntjes. “De neurologen zeggen dat in het eerste jaar na een dwarslaesie nog veel verbetering mogelijk is, omdat zenuwbanen zich kunnen verleggen. Daar ga ik voor!” 57 Tekst Erwin Kompanje Erasmus MC’er Erwin Kompanje schrijft over de geschiedenis van de geneeskunde aan de hand van zijn verzameling oude medische boeken. Ditmaal over het belang van onze darmflora. De dood huist in de darm De Griekse arts Hippocrates van Kos (circa 460 - circa 370 voor Christus) heeft in zijn Corpus Hippocraticum vele wijze uitspraken gedaan, waarvan de meeste nog steeds geldingskracht hebben. Maar ik weet niet of hij heeft kunnen voorzien dat de dood huist in de darm en slechte voedselvertering is de bron van alle kwaad zoveel waarheid in zich zouden hebben als tegenwoordig door nieuwe ontwikkelingen duidelijk wordt. Zure melk Later heeft ook de Russische Darwinistische zoöloog Ilya Ilyich Mechnikov (Elie Metchnokoff) (1845-1916) de uitspraak de dood huist in de darm kracht bijgezet bij zijn pioniersonderzoek naar de menselijke darmflora, waarvoor hij in 1908, samen met Paul Ehrlich, de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde ontving. Hij hing de stelling aan dat veroudering wordt veroorzaakt door giftige bacteriën in de darm en dat lactaatzuur het leven kan verlengen. Om deze reden dronk de Russische onderzoeker elke dag zure melk. Hij schreef er in 1907 een boek over met de titel The prolongation of Life: Optimistic Studies [De verlenging van het leven: optimistische studies]. Volgens hem was het lange leven van de Bulgaren te danken aan hun yoghurtconsumptie. Mechnikov overleed op 71-jarige leeftijd in 1916 te Parijs aan hartfalen. Zelfdoding Vermeldenswaardig uit het leven van de Russische zoöloog is dat hij twee grote liefdes heeft gehad. De eerste was Ludmila Feodorovitch. Zij stierf in 1873 aan tuberculose. De hartgebroken man deed direct aansluitend een zelfdodingspoging, maar overleefde die. Twee jaar later trouwde hij met Olga Belokopytova. In 1885 leed de jonge vrouw aan ernstige buiktyfus. Mechnikov was in de heilige veronderstelling dat ook zij zou sterven en wilde zichzelf 58 het leed van zo’n groot verlies besparen en deed opnieuw een zelfdodingspoging door zichzelf met spirocheten (een bacteriesoort, red.) te injecteren. Zowel Olga als Ilya overleefde het. Olga stierf pas in 1944. Darmflora Waarom was zowel Hippocrates als Mechnikov een briljante visionair? Dat is vanwege de groeiende kennis over de betekenis van het menselijk microbioom bij het ontstaan van ziekten. Het menselijk microbioom is het totaal van microorganismen dat wij onvrijwillig in en op ons lichaam huisvesten. En dat zijn er erg veel: het aantal bacteriën in de darmen is tien keer zo groot als de hoeveelheid cellen in ons lichaam. De bacteriën in onze darmen, de darmflora, voeden zich met wat wij eten. En daardoor verschillen de soorten bacteriën in verschillende mensen. Mensen die zich elke dag te goed doen aan Westers voedsel hebben een andere darmflora dan mensen die bijvoorbeeld veganist zijn. En er is een groeiend bewijs dat de ‘westerse’ darmflora’s weleens verantwoordelijk kunnen zijn voor het ontstaan van allerlei (welvaartgerelateerde) ziekten. Monitor cadeau Nog betere zorg, nog beter onderzoek en nog beter onderwijs. Dat is het doel van het Erasmus MC Vriendenfonds. Inmiddels zijn al 5.000 particulieren Vriend. Een jaarlijkse donatie van 35 euro volstaat. Vrienden ontvangen onder meer vier keer per jaar gratis Monitor, het magazine dat u nu leest. Meer informatie: www.erasmusmcvrienden.nl en 010 704 35 09 ING 2995 Op www.erasmusmc.nl staat de digitale versie van Monitor. ”Wij maken onze naam dagelijks waar” Fred Balvert, manager Het Congresbureau Colofon deelnemers. Als klant kunt u kwaliteit en zekerheid van ons verwachten, of u nu de hele organisatie aan ons wilt overlaten of slechts een onderdeel. Als Het Congresbureau van het Erasmus MC hebben we een naam hoog te houden. Die uitdaging gaan we graag aan. Het Congresbureau is gespecialiseerd in bijeenkomsten waarin het delen van kennis centraal staat. Samen hebben het Erasmus MC en de stad Rotterdam alles in huis voor een succesvol congres. Onze roots liggen in medische congressen. Daarnaast verzorgen we cursussen en evenementen vanaf 10 tot 10.000 Monitor is het magazine van het Erasmus MC voor externe relaties. Frequentie: vier keer per jaar. Redactieadres Erasmus MC, Communicatie Postbus 2040 3000 CA Rotterdam E-mail: [email protected] Redactie Fred Balvert (hoofdredacteur), Gert-Jan van den Bemd (eindredacteur en art director) en Gerben Stolk (redacteur) Denkt u erover een congres te organiseren? Vormgeving Fizz marketing en communicatie Neem dan contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek. Fotografie Levien Willemse (tenzij anders vermeld) Medewerkers Ellen Brand Erwin Kompanje Helen van Vliet Censuur.com Anneke Aaldijk Linda van den Berg Joyce de Bruijn www.hetcongresbureau.nl Het Congresbureau [email protected] +31(0)10 704 38 78 Overname artikelen: toegestaan met bronvermelding: Monitor, Erasmus MC, Rotterdam. Het Erasmus MC is een universitair medisch centrum in Rotterdam waar ruim 13.000 professionals zich inzetten voor de kerntaken: patiëntenzorg, wetenschappelijk onderzoek en medisch onderwijs. 200% 200% 200% 200% 200% 200% 200% Monitor • juni 2016 59 Prof. dr. Jan Hoeijmakers Hoofd afdeling Moleculaire Genetica ‘Alle gespecialiseerde wetenschappers in één huis’ Lees het artikel op pag. 28