BEWEEGREDENEN VOORSCHRIJFGEDRAG ANTIBIOTICA Rapportage van een kwalitatief onderzoek Projectnummer 2016203, versie 2 Amsterdam, 18 augustus 2016 MARE Research: Liesbeth Gerritsen en Ilse Schoenmaker Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport: Arjen Elsemulder, Nico Jong en Barbara Küthe INHOUDSOPGAVE INLEIDING 3 Achtergrond 4 Doelstellingen 5 Onderzoeksopzet 6 MANAGEMENT SUMMARY 7 RESULTATEN 9 Mindset omtrent antibiotica 10 Kennis en houding antibiotica 11 (Voorschrijf)gedrag antibiotica 12 Antibioticaresistentie 18 Uitspraken/ quotes 19 VOORWAARTS EN CONCLUSIES 20 Voorwaarts 21 Aandachtspunten VWS 24 Conclusies 25 Bijlagen 27 2 INLEIDING ACHTERGROND ‘Antibioticaresistentie is niet langer een dreigende toekomstvoorspelling, het gebeurt nu’, schreef de Wereld Gezondheid Organisatie in een in 2014 gepubliceerd rapport naar aanleiding van een wereldwijd onderzoek naar antibioticaresistentie.* Nederlandse huisartsen zijn in vergelijking met andere landen relatief terughoudend in het voorschrijven van antibiotica. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: VWS) ontwikkelt in dit kader een awareness-campagne. Om de communicatieboodschappen van deze campagne voor de doelgroep huisartsen optimaal te laten landen, heeft MARE Research in opdracht van VWS een exploratief onderzoek onder deze doelgroep uitgevoerd. Middels dit onderzoek is inzicht verkregen in de beweegredenen van huisartsen om wel of geen antibiotica voor te schrijven, alsmede in de heersende informatiebehoeften. De resultaten, conclusies en aanbevelingen op basis van dit kwalitatieve onderzoek zetten wij in deze rapportage uiteen. * Bron: WHO (2014) Antimicrobial resistance: global report on surveillance 2014, http://www.who.int/drugresistance/documents/surveillancereport/en/ 4 DOELSTELLINGEN DOEL Inzicht verkrijgen in de beweegredenen voor antibioticavoorschrijfgedrag onder huisartsen. Meer concreet willen we inzicht krijgen in: • Antibiotica en het voorschrijven daarvan • Kennis, houding en gedrag huisarts, patiënt en overige spelers • Gepercipieerde rol en verantwoordelijkheid van de huisarts • Drijfveren en drempels bij voorschrijven • Beïnvloedende elementen in besluitvorming tot voorschrijven • Antibioticaresistentie • Kennis en houding huisarts en patiënt • Bewustzijn van eigen verantwoordelijkheid als professional • Impact op c.q. rol bij voorschrijfgedrag • Informatiebehoeften • Huidige bronnen/ kanalen/ afzenders • Informatie-uitwisseling tussen professionals/ instellingen • Rol van de overheid • Behoeften en wensen t.a.v. communicatie vanuit de overheid OUTPUT • Inventarisatie van het voorschrijfgedrag en het krachtenveld dat hier invloed op heeft. • Concrete aanbevelingen voor communicatierichtingen vanuit VWS. 5 ONDERZOEKSOPZET METHODE • Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van 25 juli tot en met 5 augustus 2016. • In totaal zijn er N=12 huisartsen op de werkplek geïnterviewd, t=60 minuten per interview. DOELGROEP Selectiecriteria • Allen zijn huisarts • Allen zijn werkzaam in Amsterdam (n=8) of omliggende steden/ dorpen (n=4) Spreidingscriteria • Geslacht • Leeftijd • Aantal jaren dat men werkzaam is als huisarts • Type praktijk: zelfstandig, groepspraktijk, etc. • Wat betreft Amsterdam: spreiding naar stadsdeel en daarmee naar samenstelling patiëntenbestand STIMULUSMATERIAAL • Er is een door VWS ontwikkelde, op geïnteresseerde burgers gerichte infographic met als thema antibioticaresistente voorgelegd. ONDERZOEKSTEAM • Liesbeth Gerritsen - Research Director • Ilse Schoenmaker - Research Director 6 MANAGEMENT SUMMARY MANAGEMENT SUMMARY De kennis van Nederlandse huisartsen over antibiotica en antibioticaresistentie is goed. De NHGrichtlijnen worden als uitgangspunt genomen bij het voorschrijven van antibiotica en door FTO’s, vakliteratuur, congressen en media is men op de hoogte van de laatste inzichten en ontwikkelingen hieromtrent. De basishouding van huisartsen in Nederland is terughoudend in het voorschrijven van antibiotica. De groeiende resistentie is breed bekend, maar wordt in Nederland zelf niet als probleem ervaren. Andere landen en culturen, alsook de agrarische sector, worden als belangrijkste veroorzakers van de antibioticaresistentie gezien. Het is bekend dat Nederland het erg goed doet in vergelijking met andere landen en Nederlandse huisartsen zijn van mening dat zij terughoudend voorschrijven. Kennis bij patiënten over antibiotica en resistentie is zeer beperkt en veelal onjuist, al groeit ook bij hen een besef dat antibiotica geen wondermiddel is en niet de oplossing voor alles. Het voorschrijven van antibiotica neemt af en patiënten vragen er zelf minder om dan een aantal jaren geleden. Evenwel hebben huisartsen vaak grote moeite om patiënten te overtuigen van hun terughoudendheid om antibiotica voor te schrijven indien er geen dwingende medische reden is voor antibiotica, maar de patiënt er wel om vraagt. Resistentie is in deze onderhandeling overigens maar een van de argumenten tegen antibiotica en beslist niet de belangrijkste, mede omdat patiënten resistentie niet goed begrijpen. Vele factoren zijn van invloed op de beweegredenen voor het voorschrijfgedrag van huisartsen. Deze factoren laten het terughoudende ‘nee, tenzij…’ vaak omslaan naar ‘ja, toch maar wel, want…’: behoort de patiënt tot een risicogroep, welke geschiedenis heeft de patiënt, ook met antibiotica, kent de arts de patiënt of niet, is er sprake van inval- of weekenddienst, huisartsenpost, hoeveel tijd heeft de arts om te ‘onderhandelen’, gaat de arts vaak over zijn consulttijd heen en gaat de zorgverzekeraar morren, op welk tijdstip komt de patiënt bij de arts (vlak voor weekend of vakantie), hoe eisend en volhardend is de patiënt, ‘dreigt’ de patiënt naar een andere arts te gaan, wat is het kennis- en begripsniveau van de patiënt (kan deze de argumenten begrijpen), kan een patiënt met een uitstelrecept omgaan, wat is de culturele gewoonte/ etniciteit van de patiënt en/of gaat het om een kind/ bezorgde ouder. Huisartsen zien vooral heil in een voorlichtingscampagne voor de burger: het is wenselijk de kennis over het nut van antibiotica alsmede over antibioticaresistentie te verhogen. 8 RESULTATEN DISCLAIMER Wij willen bij het lezen en interpreteren van de uitkomsten van dit kwalitatieve onderzoek graag het volgende benadrukken: • Kwalitatief onderzoek is verkennend en inventariserend van aard. De resultaten zijn indicatief en géén (cijfermatig bewezen) feiten. Deze rapportage is omwille van de leesbaarheid in de stellende vorm geschreven. MINDSET OMTRENT ANTIBIOTICA MINDSET HUISARTS MINDSET PATIËNT De mindset van de huisarts bestaat grofweg uit twee componenten: een medische, functionele component en een meer emotionele component: de relatie/ band met de patiënt. De huisarts zoekt hierin een balans en maakt steeds opnieuw afwegingen: wat heeft de patiënt (wat zie ik, wat stel ik vast) versus wat wil de patiënt, wat vindt hij/zij belangrijk, met als doel: ‘hoe kunnen we vriendjes blijven’. De mindset van de patiënt lijkt sterk bepaald te zijn door de 24-uurs economie en het op elk moment alles kunnen (krijgen). Tevens wil de patiënt niet ziek zijn en vooral niet lang. Deze componenten kunnen met elkaar in conflict zijn en botsen. De huisarts ervaart derhalve regelmatig een spagaat. Een van de gevolgen hiervan is dat het voorschrijven van medicijnen - en dus ook antibiotica - soms wat coulanter plaatsvindt omwille van de emotionele band, dan dat het op basis van de medische indicatie zou moeten. De medische component is wel altijd uitgangspunt. De NHG-richtlijnen enerzijds en de hulpvraag van de patiënt (wat wil de patiënt) anderzijds worden dus afgewogen. Tenzij het medisch gezien heel duidelijk is wat er moet gebeuren, kan er dan, in het grote grijze gebied tussen medisch zeker nodig versus medisch zeker niet nodig, een onderhandeling ontstaan die vooral gericht is op het goedhouden van de band. Gevolg: een patiënt die bij de huisarts komt wil een quick fix en hij/zij wil dat meteen: ‘ik heb iets, dat moet opgelost en wel zo snel en makkelijk en pijnloos mogelijk, dan kan ik weer door met mijn leven’. De beleving van de patiënt is dat alles snel moet worden opgelost en dat dat ook kan. Patiënten gaan uit van een maakbare samenleving waarin ook ziektes maakbaar zijn en snel ‘weg moeten worden gepoetst.’ De huisarts moet dit fixen. Antibiotica is in de mindset van de patiënt het middel waarmee dat kan: het paardenmiddel, de quick fix. Veel patiënten zien het als een wondermiddel, zonder goed te weten waar het wel, maar vooral ook niet geschikt voor is, wanneer het uitkomst biedt, hoe snel het werkt en wat mogelijke bijwerkingen zijn. De huisarts wil de band met de patiënt goed houden, de patiënt wil een quick fix. 10 KENNIS EN HOUDING ANTIBIOTICA KENNIS EN HOUDING HUISARTS BELEVING PATIËNT VOLGENS HUISARTS Huisartsen zeggen goed op de hoogte te zijn van antibiotica en de laatste ontwikkelingen en inzichten hieromtrent. De NHG-richtlijnen zijn hierin leidend, alsmede regelmatige overlegorganen, waaronder het Farma Therapeutisch Overleg = FTO, vakliteratuur en berichten in andere media. Aan antibiotica is vrijwel meteen resistentie gekoppeld. Beide worden vaak in één adem genoemd. Er is een duidelijk bewustzijn dat resistentie een probleem is, al wordt het niet als een Nederlands probleem gezien. Andere landen worden als probleemveroorzaker ervaren, zoals o.a. Italië en Frankrijk, aangezien huisartsen weten dat antibiotica daar veel minder prudent wordt voorgeschreven. Tevens worden andere ‘boosdoeners’ van resistentie dan de huisartsen aangewezen. Met name de wat oudere, meer ervaren huisartsen hebben het steevast over de agrarische sector/ de landbouw en veterinaire kringen die zij als hoofdschuldigen zien van de toenemende mondiale resistentie - omdat daar met antibiotica wordt ‘gestrooid’ -. Huisartsen zijn in deze problematiek maar een klein radartje, is hun mening. Evenwel zijn de kennis en het bewustzijn dus aanwezig, met een terughoudende voorschrijfintentie tot gevolg. De huisarts constateert dat patiënten zelf veel denken te weten van antibiotica, maar in feite is dat niet zo. Vaak weten patiënten het verschil niet tussen bacteriële en virale infecties, noch dat antibiotica alleen in het eerste geval werkzaam is. Tevens denkt men dus regelmatig dat antibiotica een wondermiddel is en voor ongeveer alles helpt. Patiënten menen, vooral door internet (Dr. Google), vaak te weten wat zij hebben en vragen proactief om van alles en nog wat. Zij komen bij de huisarts met het idee ‘ik heb dit en ik wil dat’. Cultuur/etniciteit speelt hierin ook een rol. Patiënten uit landen waar antibiotica makkelijker wordt voorschreven, zoals ook Turkije en Marokko, vragen snel en zelf om antibiotica. Het is in hun ‘thuisland’ normaal om het te krijgen, dus dat zal dan hier ook wel zo zijn. Dit gevoegd bij het idee dat het voor van alles en nog wat dé oplossing is (laag kennisniveau, onjuiste aannames) en je snel van je ziekte af wilt (quick fix), maakt dat veel patiënten zelf vaak om antibiotica vragen. Huisartsen willen zo min mogelijk antibiotica geven, patiënten vragen er relatief veel om. 11 (VOORSCHRIJF)GEDRAG ANTIBIOTICA -1Zoals gezegd gaat de huisarts met het voorschrijven van antibiotica eerst uit van medische noodzaak, veelal met de NHG-richtlijnen als kompas. Als voorschrijfgedrag gezien wordt als een normaalverdeling, is er een bepaald percentage aan het ene uiteinde waarin het medisch gezien volstrekt duidelijk en zeker is dat er antibiotica nodig is. Tevens is er een bepaald percentage aan het andere uiteinde van de normaalverdeling waarin het medisch gezien volstrekt duidelijk en zeker is dat er geen antibiotica nodig is óf het niet zou werken. Het grote grijze tussengebied is het een resterende percentage waarin er geen overduidelijke medische noodzaak is om antibiotica voor te schrijven en de arts meestal tracht de patiënt te overtuigen dat deze het niet nodig heeft. Hij/zij gebruikt hiervoor argumenten zoals bijwerkingen, dat het beter is om het lichaam het eerst zelf te laten proberen, kom over 2 dagen maar terug, we kijken het eerst aan, dat je met antibiotica misschien maar 2 dagen eerder opknapt, dat het geen passend medicijn is voor de kwaal, resistentie, etc. • Overigens is resistentie nooit het eerste of belangrijkste argument tegen antibiotica, maar ‘slechts’ één van de argumenten. Het eerste argument is meestal medisch: dat antibiotica niet passend is bij de kwaal en daarna volgen de mogelijke bijwerkingen van antibiotica. Artsen merken dat de persoonlijke impact die het voor de patiënt zou hebben effectiever is in het overtuigen dan een abstracter (moeilijk voor te stellen en te begrijpen), algemener (niet voor iedereen geldend) en meer lange termijnprobleem als resistentie. Er is grofweg een drietal factoren dat het voorschrijfgedrag van huisartsen, met name in dat grijze middengebied, beïnvloedt: 1) Risicoprofiel, 2) Patiënt en 3) Tijd. RISICOPROFIEL PATIËNT Ingeval van aantoonbare risicogroepen (diabetes, ouderen, COPD-patiënten, HIV-patiënten) zal de huisarts sneller geneigd zijn wel antibiotica voor te schrijven. Risicopatiënten zijn kwetsbaar, hebben vaak al een lange medische historie. De huisarts wil bij hen geen extra risico voor de patiënt, noch voor zichzelf creëren, door niet te lang te wachten met eventueel ernstigere klachten of een claim tot gevolg. Er zal dan, ter risicoreductie, ook sneller een breed spectrum antibiotica worden voorgeschreven. Ingeschatte risico’s, de eisende patiënt en tijdsdruk bepalen mede het voorschrijfgedrag. 12 (VOORSCHRIJF)GEDRAG ANTIBIOTICA -2EISENDE, MONDIGE PATIËNT Zoals gezegd heeft de patiënt anno 2016 bij komst bij de huisarts vaak al een duidelijke mening wat hij/zij mankeert en wat daarvoor de oplossing is. Men komt dan bij de arts met de overtuiging dat men antibiotica nodig heeft en dat wil hebben. Ingeval van het grijze gebeid waarin antibiotica medisch gezien niet nodig is, maar de patiënt er wel om vraagt, vindt een gesprek tussen arts en patiënt plaats dat kan uitmonden in een onderhandeling. Deze onderhandeling kan verschillende uitkomsten hebben, welke mede afhankelijk zijn van het type patiënt. Lager opgeleiden en/of allochtone patiënten (van origine niet-Nederlands) vragen vaker en eerder om antibiotica. Zij hebben het al voorgeschreven gekregen in hun ‘thuisland’ en denken vaker dat het de oplossing is voor van alles. Men weet als het ware niet beter. Evenwel zijn zij makkelijker door de huisarts te overtuigen om er mee te wachten of zelfs helemaal geen antibiotica meer te willen. Zij zijn ontvankelijker voor de autoriteit van de arts: ‘de dokter zegt het, dus is het zo’. Het kost de huisarts vooral veel tijd en de inzet van goed te begrijpen argumenten, maar de kans dat het resultaat voor dat moment ‘nee’ wordt is redelijk tot betrekkelijk groot. De huisarts constateert dat de aanhouder wint: de eisende patiënt is vaker hoger opgeleid en van Nederlandse komaf. Zij zijn het moeilijkst te overtuigen. Zij houden niet alleen langer vast aan hun eigen mening, maar hebben ook meer kennis en argumenten. De huisarts zal bij dit type patiënten vaker, mede door tijdsdruk, wel antibiotica voorschrijven. In voorkomende gevallen gaat de arts de tijdrovende discussie niet eens meer aan, wetende dat dat zinloos is. Meestal gaat het dan om eigen patiënten die de arts goed kent. Ook bezorgde ouders kunnen erg aandringen en krijgen ook eerder wel dan niet antibiotica voor hun kind voorgeschreven. Patiënten die eerder antibiotica voorgeschreven kregen (bijvoorbeeld terugkerende blaasontsteking, patiënten die hun eigen klachten goed herkennen) en daar snel en aantoonbaar goed van opknapten zullen eveneens eerder opnieuw antibiotica voorgeschreven krijgen, ook als daar geen direct medische oorzaak voor is. De eisende patiënt krijgt uiteindelijk vrijwel altijd wat hij/zij wil: antibiotica. 13 (VOORSCHRIJF)GEDRAG ANTIBIOTICA -3TE WEINIG TIJD De factor tijd kan op twee manieren het voorschrijfgedrag beïnvloeden. Enerzijds is er zoals gezegd de eisende patiënt die te veel tijd vraagt door discussie/ onderhandeling. Het effect daarvan op het voorschrijfgedrag is reeds beschreven. Anderzijds is er de zorgverzekeraar die het voorschrijfgedrag van huisartsen door hun vergoedingssysteem beïnvloedt. Ingeval van structureel te lange consulten (tijdnood door het moeten uitleggen van de nadelen van antibiotica, wanneer het wel en niet werkt, waarom het niet werkt voor de betreffende ‘kwaal’ waarmee de patiënt komt, waarom de huisarts het liever niet wil voorschrijven en het daarna moeten ‘onderhandelen’ met de patiënt en proberen voet bij stuk te houden), kan de huisarts door de zorgverzekeraar aangesproken worden op een te lang consult. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de vergoedingen van de huisarts. Huisartsen ervaren dus tijdsdruk, proberen overschrijden te voorkomen en zullen dus in voorkomende gevallen toch maar antibiotica voorschrijven om het consult op tijd te kunnen beëindigen en ‘er vanaf te zijn’. Het terughoudende ‘nee, tenzij’ wordt ‘ja, want ik heb geen tijd meer.’ 14 (VOORSCHRIJF)GEDRAG ANTIBIOTICA -4BIJ TWIJFEL In het grijze gebied waarin het medisch gezien niet noodzakelijk is om antibiotica voor te schrijven, maar het wel zou kunnen, kan er sprake zijn van twijfel bij de huisarts. In zo’n geval kan de huisarts verschillend te werk gaan en kan het resultaat wél voorschrijven worden, ook al is de basishouding terughoudend: ‘nee, tenzij…’. • De huisarts belt de microbioloog voor ruggespraak. Meestal volgt de huisarts het advies van de microbioloog. Ook andere specialisten worden geraadpleegd (b.v. internist, longarts, cardioloog). • De huisarts overlegt met andere huisartsen, al dan niet in de eigen groepspraktijk, of tijdens een FTO ook met apothekers (b.v. over dosering). • De huisarts valt in (huisartsenpost/weekenddienst, collega ziek) en ziet patiënten die hij/zij niet kent. Doorgaans neemt de huisarts in zo’n geval bij twijfel geen risico en schrijft wel en sneller dan medisch nodig is antibiotica voor. Een huisarts wil ook geen claim aan zijn/haar broek. • Het tijdstip waarop de patiënt binnenkomt zorgt vaak voor twijfelgevallen: vlak voor het weekend of vlak voor de vakantie van de patiënt. Op deze momenten wordt vaak wel antibiotica voorgeschreven, mede omdat de patiënt niet na twee dagen terug kan komen en de ziekte kan verergeren. • In zo’n geval wordt ook vaak een uitstelrecept voorgeschreven. Dit wordt echter over het algemeen alleen gedaan bij patiënten van wie de arts de medische historie goed kent, wat vaker dus de eigen patiënt is, zodat de arts weet dat de historie heeft aangetoond dat de klachten zich bij die patiënt meestal op een bepaalde manier ontwikkelen. Tevens moet de arts ervan overtuigd zijn en genoeg vertrouwen hebben dat de patiënt voldoende kennis en begrip heeft om op de juiste manier met het recept om te gaan en dus goed zelf kan inschatten wanneer het nodig is. Dit zal vaker voorkomen ingeval van zieke kinderen met bezorgde ouders en hoger opgeleide en/of autochtone patiënten. De arts wil dan niet dat de patiënt het ongemak (b.v. met een ziek kind slepen) en de onzekerheid heeft van een bezoek aan de huisartsenpost/een andere arts. Ook hier geldt: de huisarts wil de band en relatie met zijn/haar patiënt zo goed mogelijk houden en hem/haar gemak en geruststelling bieden. Bij twijfel wordt de basishouding ‘nee, tenzij’ vaak ‘ja, toch maar wel, want…’. 15 (VOORSCHRIJF)GEDRAG ANTIBIOTICA -5SPOED Overwegend wordt bij het spoedspreekuur sneller antibiotica voorgeschreven dan tijdens het reguliere spreekuur. Vaker hebben artsen te maken met patiënten die men niet kent (niet de eigen patiënt) en wil me om verschillende redenen geen risico nemen, met een ‘ja, laten we het maar doen’ tot gevolg. Sommige huisartsen kiezen juist voor het tegenovergestelde: juist omdat ze de patiënt niet kennen schrijven ze geen antibiotica voor. Daarvoor willen ze dat de patiënt naar de eigen arts gaat. Tevens hebben ze geen relatie goed te houden en hoeven ze niet bang te zijn dat de patiënt naar een andere arts gaat/ niet meer terugkomt, want het is niet hun eigen patiënt. Dat maakt het makkelijker om nee te zeggen. Huisartsen ervaren een toename van het aantal patiënten dat naar het spoedspreekuur komt/zich in het weekend/bij de huisartsenpost meldt met een in de ogen van de patiënt spoedeisende klacht. Steeds vaker is er echter geen sprake van een spoedeisende klacht. Huisartsen menen dat dit een bewijs is van de mindset van de patiënt die in een 24/7-economie leeft waarin men direct van zijn klacht af wil en meent dat dat ook te allen tijden kan, dus ook buiten de tijden van het reguliere spreekuur om. Het spoedspreekuur wordt tegenwoordig dus vaker misbruikt voor klachten die niet spoedeisend zijn, maar waar men zo snel mogelijk van af wil. Dit zet extra tijdsdruk op het consult; eerst de anamnese, dan de patiënt uitleggen dat hij/zij geen spoedklacht heeft, waarom de arts geen antibiotica wil voorschrijven en vervolgens proberen ‘van de patiënt af te komen’. Dit leidt soms tot negatieve gevolgen voor het voorschrijfgedrag: onder tijdsdruk en/of om er van af te zijn wordt toch antibiotica voorgeschreven. Soms houdt de arts dus echter houdt voet bij stuk en verwijst de patiënt terug naar de eigen arts/ het reguliere spreekuur. Een toenemend misbruik van het spoedspreekuur voor een quick fix kan sneller voorschrijven van antibiotica tot gevolg hebben. 16 (VOORSCHRIJF)GEDRAG ANTIBIOTICA -6DE APOTHEEK Huisartsen ervaren eveneens dat de apotheek steeds vaker in het vaarwater van de arts terechtkomt. Patiënten vragen bij de apotheek om een herhaalrecept, dan wel de apotheek biedt dat proactief aan. De apotheek gaat dan als het ware op de stoel van de huisarts zitten en zet de huisarts voor het blok door te stellen dat het herhaalrecept al aan de patiënt is toegezegd. De arts kan dan niets anders doen dan de apotheek volgen en het recept geven, wat dus het voorschrijven van meer antibiotica veroorzaakt dan had gehoeven. JONGERE, MEER ONERVAREN HUISARTSEN VERSUS DE OUDE ROTTEN IN HET VAK Jongere, minder ervaren huisartsen hebben - niet verwonderlijk - meer de neiging zich zo strikt mogelijk aan de NHG-richtlijnen te houden. Deze bieden hen houvast en zijn er niet voor niets, is hun credo. Hoe meer ervaring en hoe ouder, hoe meer de arts zich op zijn eigen kennis en ervaring verlaat. Jongere artsen zullen minder snel antibiotica voorschrijven als hun patiënt zich in het grijze twijfel-gebied bevindt dan de oudere arts, die er meer op gebrand is om de arts-patiënt-relatie goed te houden en wil dat de patiënt bij hem/haar terugkomt. Uit ervaring weten oudere artsen namelijk ook dat als een patiënt écht antibiotica wil en de arts het hem/haar niet geeft, de patiënt dat elders gaat halen, er dan sowieso wel aan kan komen en in het ergste geval ook niet meer bij die arts terug wil komen. Tevens menen oudere artsen dat zij, door kennis en ervaring en vaak op onderbuikgevoel, prima weten wat goed is om te doen en verwateren de richtlijnen soms of worden die niet meer zo strikt gevolgd. MINDER ANTIBIOTICA DAN VROEGER Huisartsen menen dat er anno 2016 minder antibiotica wordt voorgeschreven dan voorheen, zeg zo’n 5 jaar geleden. Zij menen dat dit een gevolg is van voortschrijdend inzicht in de medische wetenschap, het breder beschikbaar zijn van alternatieven, de resistentieproblematiek alsook een algemene tendens om prudent te zijn met medicatie te geven. Ook vragen patiënten er zelf minder om dan vroeger. Antibiotica voorschrijven neemt af, maar oudere artsen en de apotheek zijn coulanter. 17 ANTIBIOTICARESISTENTIE Ook al neemt het voorschrijven van antibiotica af, er zijn maar weinig patiënten die zélf geen antibiotica willen omdat zij zelf het probleem van resistentie aanhalen/onderkennen. Het zijn met name hoger opgeleide autochtone iets oudere vrouwen (40-50-ers) die aangeven liever geen antibiotica te willen. Evenwel betreft hun terughoudendheid vaak niet alleen antibiotica, maar geldt dit voor alle medicatie. • Deze zeer bewuste consument hangt vaak een antroposofische of algemeen gezonde, (macro)biologische levensstijl aan. Zij zullen eerder uitgaan van de kracht van het eigen lijf, de ziekte eerst aankijken en überhaupt niet zo snel meteen naar de huisarts gaan, zullen sneller dan andere typen patiënten eerst zonder recept weggaan en over een paar dagen weer naar de arts terugkomen en proberen het lichaam het werk eerst zelf te laten doen. Zij willen geen quick fix en vinden het niet nodig om zo snel mogelijk weer ziektevrij te zijn. Ziek zijn is geoorloofd; immers, het is een teken van hun lichaam is dat ze even pas op de plaats moeten maken. Zoals gezegd proberen huisartsen hun patiënten in eerste instantie met argumenten te overtuigen dat het beter is geen antibiotica te nemen, dan wel dat zij het liever nog even aankijken hoe de klacht zich ontwikkelt. Voorschrijven kan dan vaak later ook nog. Het argument van resistentie wordt zoals gezegd echter vaak niet als eerste, noch als belangrijkste argument gebruikt. Een van de redenen hiervoor is is dat patiënten resistentie vaak niet goed begrijpen. Veel patiënten denken dat zij als persoon zelf resistent worden tegen antibiotica, in plaats van dat de bacteriën resistent worden. Hieruit blijkt weer dat de kennis over antibiotica en resistentie bij patiënten onjuist is en/of tekort schiet. Aangezien de arts vaak niet goed kan uitleggen hoe het zit, aangezien dat te veel tijd zou kosten, dan wel dat de patiënt het sowieso niet zou begrijpen, laat de arts dat vaak achterwege. Persoonlijke argumenten zijn effectiever. Als belangrijkste oorzaak van resistentie wordt de agrarische sector, dierenartsen en het beleid van de overheid gezien. Welvaart prevaleert boven welzijn, economisch gewin en de bio-industrie hebben het voor het zeggen, is de mening. Ook specialisten in ziekenhuizen schrijven in de perceptie van huisartsen veel meer antibiotica voor dan de huisartsen zelf. Tevens worden andere culturen/landen als boosdoener gezien en ervaren huisartsen resistentie niet als een groot probleem in Nederland. En aangezien huisartsen al prudent handelen en zij in verhouding tot andere veroorzakers/’industrieën’ in aantal klein zijn, zien zij hun eigen aandeel in de resistentieproblematiek en -oplossing, als beperkt. Huisartsen zoeken de oorzaak en oplossing voor het resistentieprobleem niet bij zichzelf. 18 VOORWAARTS EN CONCLUSIES VOORWAARTS -1• Als de overheid /VWS de antibioticaresistentie echt serieus wil oplossen, moet naar de mening van de huisartsen first en foremost de agrarische sector worden aangepakt. • Aangezien de antibioticaresistentie in andere landen echter erger is en het daar ook vooral vandaan komt, zou het antibioticavoorschrijfgedrag in die landen en hun beleid dienaangaande ook via de politiek aangepakt moeten worden. • De huisarts ziet in deze problematiek vooralsnog weinig rol voor zichzelf. Sowieso vindt men het aandeel van de huisartsen in de antibioticaproblematiek in Nederland zoals gezegd beperkt. In Nederland doen we het al heel goed, wat bekend is en mondiaal gezien zijn wij maar een stipje op het grote geheel. • Volgens de huisartsen zit de aanpak en oplossing voor hun aandeel in de resistentieproblematiek in Nederland vooral bij de patiënt. De dialoog tussen arts en patiënt kan beter en de huisarts zou erg profiteren van een beter geïnformeerde patiënt: het zal de huisarts helpen in zijn/haar consult en de tijd die aan uitleg en onderhandelen moet worden besteed aanmerkelijk inkorten, met een betere artspatiëntrelatie, een gerustgestelde patiënt én minder resistentie tot gevolg. • De huisarts kan derhalve geholpen worden in zijn/haar dialoog met de patiënt door het aanreiken van argumenten die hij/zij kan gebruiken in dat gesprek en de onderhandeling met de patiënt. Persoonlijke argumenten zijn daarin het effectiefst. • Daarnaast is de kennis van de patiënt over antibiotica en resistentie onvolledig en onjuist. • Wat is antibiotica, wanneer werkt het wel en wanneer niet, wat is het verschil tussen bacteriële en virale infecties, wat is resistentie (van de bacterie, niet van de mens!) en wat is het niet: dit moet patiënten bijgebracht worden. • Een eerdere campagne van VWS (griep is geen bacteriële infectie en antibiotica helpt niet bij griep) heeft grote impact gehad, zeggen huisartsen. Patiënten begonnen er destijds zelf over en de kennis werd, in ieder tijdelijk, vergroot. Een massamediale voorlichtingscampagne zou artsen erg helpen. Huisartsen én patiënten hebben baat bij voorlichting en kennisverhoging bij patiënten. 20 VOORWAARTS -2INFORMATIE VOOR PATIËNTEN • Een bron die artsen zeer frequent raadplegen is www.thuisarts.nl. Deze site wordt vaak samen met de patiënt tijdens het consult bekeken. Hier haalt de huisarts een deel van zijn argumenten vandaan, gebruikt hij/zij deze site om uitleg aan de patiënt te geven en hij/zij kan hiermee naar een onafhankelijk bron verwijzen: ‘ik ben niet de enige die dit zegt/vindt’. De patiënt wordt tevens aangeraden de informatie thuis nog eens rustig na te lezen. • Belangrijk is te beseffen dat een patiënt weliswaar vaak zelf om antibiotica vraagt, maar in essentie vooral snel van de klacht afgeholpen wil worden. Als met de juiste argumenten -en snel- een goed alternatief voor antibiotica wordt geboden is de patiënt ook gerustgesteld, heeft zijn quick fix gekregen en kan deze weer door: een win-win. • Alternatieven voor antibiotica moeten dus goed te ‘verkopen’ zijn met goed te begrijpen, persoonlijk relevante argumenten. • De CRP-meter (een bloedsneltest bij de huisarts via een vingerprik waarbij de CRP-waarde, een eiwit, wordt vastgesteld. Als deze waarde verhoogd is kan dat op een ontsteking wijzen) is al een goede ontwikkeling: de patiënt weet meteen dat er geen ontsteking is, wat het plan wel is i.p.v. antibiotica, voelt zich gehoord en geholpen (zonder antibiotica) en kan door. • Informatie voor patiënten moet ook online worden aangeboden. Brochures in de wachtkamer zijn voor een deel van de patiëntenpopulatie wat ouderwets en niet afdoende. Een poster kan wel helpen. • Voor de oudere, allochtone en/of laaggeletterde patiënt is informatie op eenvoudiger dan B1-niveau nodig. Alle informatie moet zeer eenvoudig zijn geschreven, met veel plaatjes en weinig tekst. Moeilijke vaktermen en lange zinnen zijn uit den boze. • De voor geïnteresseerde burgers bedoelde infographic wordt door huisartsen bruikbaar gevonden, maar dan vooral voor artsen om zelf informatie uit te halen. Men meent dat voor veel patiënten de hoeveelheid informatie en tekst in de infographic te veel is, dus het aanbieden per pagina zoals bedoeld zou inderdaad wenselijk zijn. Aandachtpunten zijn wellicht de opmaak, die, mede door de kleuren, als vol en overweldigend overkomt, en het niveau, wat als moeilijk wordt gezien. Patiënteninformatie moet zeer eenvoudig en visueel zijn zodat iedereen het kan begrijpen. 21 VOORWAARTS -3INFORMATIE VOOR ARTSEN • Om bij huisartsen het onderwerp meer te agenderen en belangrijker te maken, zou het meer in overlegstructuren waar artsen elkaar treffen en congressen aan de orde moeten komen. Vaak wordt hiervoor het FTO genoemd. De kennis over antibiotica en resistentie is bij huisartsen namelijk wel aanwezig, maar het onderwerp wordt niet als groot noch problematisch genoeg gezien en is niet saillant genoeg. Deze overlegmomenten kunnen een aanleiding zijn om over het voorschrijfgedrag te spreken en van de farmacie en collega’s te horen welke middelen, maar vooral ook alternatieven ingezet kunnen worden om zo nog prudenter voor te schrijven of hoe om te gaan met eisende patiënten. • Als een patiënt van huisarts 1 niks/ geen antibiotica krijgt, maar dan naar huisarts 2 gaat en het daar wel krijgt, dan wordt het eisende gedrag van de patiënt beloond en in stand gehouden. Wellicht kunnen artsen onderling afspraken maken en kennis en ervaring uitwisselen om argumenten te krijgen, teneinde hierin meer één lijn te kunnen trekken. • En ook al ziet de arts zichzelf niet als bron van de problematiek, zij zijn wel bereid te helpen, zeker als er accreditatiepunten tegenover staan. Zij kunnen in ruil daarvoor dan voorlichting en lezingen geven. Ook de huisarts denkt meer en meer als ondernemer: what’s in it for me. Kom hen daarin tegemoet. • Veelal lezen huisartsen vakliteratuur zoals Medisch Contact en Huisarts en Wetenschap. Uiteraard betreft het hier artikelen uit de branche van de hand van vakgenoten zelf. Het onderwerp antibiotica en resistentie komt in deze vakliteratuur echter net zo vaak of weinig voor als andere medische onderwerpen. Het wordt mede daardoor niet als een groter of belangrijker probleem en onderwerp gezien dan andere zaken. Dit kan VWS echter niet sturen. • Bij informatie die (in)direct van VWS komt, is het erg belangrijk dat de toon die tegen huisartsen wordt aangeslagen, niet belerend is. Zij vinden zelf dat ze al heel goed bezig zijn en prudent voorschrijven, maar de cijfers tonen aan dat er nog veel wordt voorgeschreven. Houd rekening met de huisartsmindset dat de arts vrienden wil blijven met de patiënt en het medisch belang niet altijd voorop staat alsook de onderlegdheid en eigenwijsheid van de arts. Zij laten zich niet snel iets zeggen en zeker niet van buiten het vakgebied. Een dialoog tussen overheid en artsen moet zorgvuldig en op gelijk kennisniveau plaatsvinden. Zij moeten als het ware ‘meegenomen’ worden in het besef dat ze nog behoudender moeten gaan voorschrijven en dat hun hulp en aandeel in de oplossing belangrijk is. Huisartsen moeten ook een rol voor zichzelf gaan zien in het terugdringen van resistentie. 22 AANDACHTSPUNTEN VWS ANDERE, NIET AAN ANTIBIOTICA GERELATEERDE PUNTEN • Complimenten voor VWS voor de anti-rookcampage. Die doet het goed en sorteert effect. • Obesitas is een groeiend probleem waar door de overheid aandacht aan moet worden gegeven. • Een ander groeiend probleem zijn de zorgkosten, mede als gevolg van de 24/7-mindset van patiënten (zie ook slide 10 en 16). • Patiënten denken in 24/7: ‘ik werk en het moet mij uitkomen een afspraak te kunnen maken of naar de arts te kunnen wanneer ik niet werk’. Met deze mindset en dit gedrag leggen patiënten vandaag de dag veel meer druk op de spoedposten. De structuur en het systeem zijn ingericht op reguliere consulten en voor daarbuiten de spoedconsulten. Die patiënt heeft dus echter een continue mindset: ‘ik moet altijd terechtkunnen wanneer ik dat wil en het mij uitkomt’. Met als gevolg dat er – ondanks het triëren dat bij spoedgevallen eerst gebeurt – er dus toch veel gevallen tussendoor glippen die niet bij het spoedspreekuur horen te zitten. Dit is iets waar huisartsen over struikelen omdat het enerzijds veel druk legt op de spoeddiensten die al overbezet zijn en het daarnaast de zorgkosten enorm belast omdat de spoedconsulten 7 keer zo duur zijn. • De vraag die huisartsen zich hierbij stellen is: aan welke knoppen moet je, als overheid en/of als branche, draaien? Moet de patiënt heropgevoed worden en geleerd worden dat het systeem zo niet werkt, mede door te wijzen op wat de consequenties hiervan zijn op de langere termijn, namelijk nog veel hogere zorgkosten, OF moet je het systeem gaan aanpassen omdat de patiënt inmiddels zo denkt, dat niet meer terug te draaien valt en het huidige systeem niet meer past bij een 24/7 economie en samenleving? Een veelzeggende uitspraak van een huisarts in deze is typerend: “Ik noem de spoeddienst al geen spoeddienst meer, maar een huisartsendienst buiten reguliere tijden.” Artsen zelf vinden dat de patiënt anders moet gaan denken. Het persoonlijk relevant maken, een hogere resistentie a.g.v. het meer voorschrijven van antibiotica in spoedconsulten, zou impact moeten hebben. • Artsen in buitengebied maken zich zorgen over de ontlasting van vossen waarin veelziekteverwekkers zitten. Deze ontlasting en het afschieten en opruimen van de vossen zelf (de mensen die dat doen en ze moeten opruimen komen met de bacteriedragende vossen zelf in aanraking) is een gezondheidsrisico. Met name de groeiende zorgkosten als gevolg van een 24/7-mentaliteit baren zorgen. 23 CONCLUSIES -1• Huisartsen werken in eerste instantie vanuit de inhoud en volgen de NHG-richtlijnen bij het bepalen van hun antibioticavoorschrijfgedrag. Het ziektebeeld van de patiënt, dus wat heeft de patiënt, is daarbij het uitgangspunt. Bij startende huisartsen met maximaal 5 jaar ervaring is dit het sterkst. • Als het medisch gezien duidelijk is wat er moet gebeuren, dus wel of geen antibiotica voorschrijven, volgt de huisarts de NHG-richtlijn en vaart de ervaren arts daarbij ook (en soms vooral) op eigen kennis en ervaring. De richtlijn neemt de symptomen als uitgangspunt, biedt daarvoor een oplossing en antibiotica kan die, maar ook (g)een oplossing zijn. • Als het medisch gezien niet helemaal duidelijk is wat er moet, wordt het grijze middengebied betreden en gaat de invloed van de patiënt een rol spelen. De hulpvraag van de patiënt, dus wat wil de patiënt, wordt in de afweging van de arts om wel of geen antibiotica voor te schrijven, meegenomen. • De wil/mindset van patiënten is de wens tot een quick fix: zij willen niet ziek zijn, maar willen van hun ziekte af en wel direct. Antibiotica wordt vaak gezien als de oplossing voor alles en, hoewel wat minder dan voorheen, er wordt actief om gevraagd. • De arts maakt in het medische middengebied steeds opnieuw een afweging en gaat niet zonder meer mee in de wens van de patiënt, want terughoudendheid in het voorschrijven van antibiotica is de basishouding: ‘nee, tenzij’. Er wordt onderhandeld, met antibiotica als inzet. • Tegelijk wil de arts de band met de patiënt goed houden; de patiënt moet gehoord worden, het gevoel hebben dat er een oplossing voor de hulpvraag is geboden, gerustgesteld worden, gemak ervaren en bij deze arts willen terugkomen: de arts als ondernemer, de patiënt als consument. • Verschillende factoren zijn van invloed op het resultaat van de afweging en het al dan niet voorschrijven van antibiotica: behoort de patiënt tot een risicogroep, heeft de patiënt eerder antibiotica gekregen, hoeveel tijd kan en wil de arts aan de ‘onderhandeling’ met de patiënt besteden, wat is het kennis- en begripsniveau van de patiënt, wat is de patiënt gewend (cultuurbepaald), op welk moment komt de patiënt binnen, hoe eisend en volhardend is de patiënt, betreft het een kind/ bezorgde ouder, hoe groot schat de arts de kans in dat de patiënt elders antibiotica gaat halen of naar een andere arts zal overstappen. Al deze factoren kunnen het ‘nee, tenzij’ laten omslaan in ‘ja, doe toch maar wel’. 24 CONCLUSIES -2• Antibioticaresistentie is geen centraal thema voor de huisarts zelf, noch onder huisartsen onderling of in de beroepsgroep, noch in de dialoog tussen de huisarts en patiënt. • De patiënt komt met een klacht en wil een snelle oplossing. De huisarts kijkt wat er lichamelijk gaande is met welke symptomen en gaat van daaruit trechteren, de richtlijn gebruikend. Dan komt antibiotica daarin als een middel naar voren. • Het resistentieverhaal houdt de huisarts in het achterhoofd en hij/zij gebruikt het soms als een argument naar de patiënt om antibiotica niet voor te schrijven, maar lang niet altijd. • De resistentieproblematiek is bijzaak in het verhaal om een oplossing te zoeken voor een medisch probleem waar een patiënt voor bij de huisarts aanklopt. • Nederlandse huisartsen zijn zich weliswaar bewust van de groeiende mondiale resistentie, maar zien het nog niet als een Nederlands probleem. Hun eigen aandeel hierin wordt als beperkt ervaren. Hen zou het vooral helpen als de patiënt door de overheid beter geïnformeerd wordt over wat antibiotica is en doet, waarvoor het helpt en waarvoor niet, wat resistentie is en vooral niet en waarom het goed is om terughoudend te zijn. Elke voorlichting moet in inhoud en vorm simpel, laagdrempelig en kort zijn. Patiënten met meer en vooral juiste kennis over antibiotica en resistentie kunnen de consulttijd omlaag brengen of i.i.g. niet verder laten stijgen, de druk op spoedsspreekuren verminderen, de relatie met de arts goed houden en de zorgkosten verlagen of i.i.g. niet verder laten stijgen. • Een awareness-campagne voor artsen moet met de nodige voorzichtigheid worden gebracht. • Awareness vergroten/ het onderwerp agenderen is goed, maar het vergroten van kennis bij huisartsen door het geven van informatie is onnodig. Artsen moeten i.i.g. niet de indruk krijgen dat zij zelf een deel van het probleem zijn, maar vooral belangrijk zijn in de oplossing. Tevens moeten zij inzien dat hun aandeel belangrijk is, ook al is deze klein in het grote, mondiale geheel. Door hen aan te spreken op hun kennis en ervaring en hun invloed op hun patiënten, worden zij op hun eigen niveau en hun professionaliteit aangesproken. Daardoor zullen zij eerder meebewegen dan als zij menen dat hen iets verweten wordt. • De juiste kanalen zijn tevens cruciaal. De ingang lijkt vooral de vakliteratuur en congressen en andere plaatsen waar professionals elkaar treffen. Accreditatiepunten kunnen awareness stimuleren. 25 BIJLAGE: INFOGRAPHIC 26