Media-innovatie en -adoptie Les 1 – 12/02 LESSCHEMA CHECKEN! Belang van historie om het heden te begrijpen INFORMATIEREVOLUTIE (= INTERNET? wordt vaak aangenomen) = veel info toegankelijk + veel sneller dan vroeger. - Wanneer begonnen? Met de uitvinding van de drukpers (15 – 17e eeuw: centrale rol van drukpers in revoluties, voordien geen revoluties op dergelijke grote schaal). - Vraag: hoe revolutionair is het internet eigenlijk? Hoe 'speciaal' is het als medium? → Het is wel een hype, maar we vergeten vaak andere innovaties die meer 'banaal' of dagdagelijks lijken, maar die ons leven evenzeer beïnvloeden, vooral onze manier van tijdsbesteding. bv. de microgolfoven zorgt ervoor dat we veel minder tijd besteden aan het koken dan 10-15 jaar geleden. bv. koelkast die eten langer vers houdt waardoor je minder vaak naar de winkel moet. bv. afwasmachine Banale, dagdagelijkse uitvindingen met een enorm fundamenteel effect op onze tijdsbesteding - diepgaand, longlasting effect op ons leven en op de samenleving. Basiselement van alle moderne vormen van communicatie? Elektriciteit! Ligt aan de basis van elektronische media /toestellen zoals internet, koelkast, tablets etc. Onze perceptie van informatierevolutie - en adoptie is eigenlijk zeer eng, nogal gefocust op onze eigen tijd, 'reversed' tunnelvisie, we weten niet waar we vandaan komen (= onwetenschappelijk). MODEL VAN DEZE CURSUS (zie reader) Zeer complex model - geen revolutie/transformatie, eerder een evolutie. We zitten momenteel niet in een monumentale verandering, maar in een technologische evolutie = uitgangspunt vd reader. Er is sprake van een fundamentele continuïteit, geen radicale verandering/revolutie. Je kan niet spreken over een revolutie zonder te weten waar we vandaan komen - geen big bang theory: eerst was er niks, toen was er iets. Technologische evolutie gebeurt in een bepaalde cultuur, in een bepaalde sociale context, niks gebeurt in een sociaal vacuüm. Dit sociaal aspect is centraal in ons model. De sociale sfeer wordt gecombineerd met 2 andere elementen: wetenschap en technologie. Dit zijn de drie 'core' elementen. Model komt van de linguïstiek. Science wordt geassocieerd met competence/kennis, maar science alleen is niet genoeg, het moet buiten het laboratorium komen. Op een bepaald moment zien anderen hierin mogelijkheden om werkende toepassingen/machines hiervan te maken, dit is de technologische kant. Zij zetten de theorie om naar de praktijk, iets dat werkt. Centraal in het model is de sociale sfeer, die ook zijn eigen kenmerken heeft. We hebben soms een schizofrene/ambivalente attitude tegenover technologie verandering is een bedreiging voor de status quo in de samenleving, omdat we niet houden van onzekerheid en instabiliteit! 1e bouwsteen van het model is concept van ideation = een idee over iets. Er kan een heel lange tijd sluipen tussen een idee en een praktische uitvoering, een enorm 'gap'. bv. de mogelijkheid om elektriciteit te gebruiken (idee was er al zeer lang maar het duurde lang voordat we bijvoorbeeld controle kregen hierover) bv. vliegen (is bijzonder oud als ideatie, Leonardo Da Vinci had het idee honderden jaren voordat het eerste vliegtuig gebouwd werd) Waarom duurde het soms zo lang om bv. een vliegtuig te bouwen? Ideation: iemand krijgt een idee. Als dit verandert in technologie, vindt er een transformatie plaats. Wat ideatie doet, is de technologie activeren. Maar: er is een ingebouwd vertragingsmechanisme, bv. bij de telegraaf of de televisie: er is een verschil tussen een prototype en het kunnen implementeren van een technologie op grote schaal. Sommige prototypes 'slagen', andere niet. Er zijn veel prototypes die nooit van de grond zijn geraakt, nooit geadopteerd, nooit geïmpliceerd onder andere omwille van enorme concurrentie van andere prototypes. Er moet een bepaalde voorwaarde vervuld zijn: een nood/meerwaarde of supervening social necessity (SSN). Als het enkel een leuk speeltje is, zal niemand er geld aan geven om het te ontwikkelen en/of te kopen - er moet een meerwaarde zijn en als die er niet is, is het idee ten dode opgeschreven. Het idee kan er ook te vroeg komen, als de samenleving nog niet klaar is om de meerwaarde van een idee te zien in de werkelijkheid, bv. telegraaf was in het begin nog niet nodig omdat de schepen nog niet ver van elkaar konden varen. Dagelijks voorbeeld van een supervening social necessity: een bic - waarom was hier nood aan op dat moment? Waarom is de stap gemaakt van prototype naar uitvinding naar gebruik? Onduidelijke brol uitleg. Verschillende types prototype: - rejected: er is geen supervening social necesstity, bv. de te vroege telegraaf - aanvaard - parallel: proberen hetzelfde te doen met verschillende toestellen - sterke concurrentie, zowel juridisch als economisch - partieel: vullen gedeeltelijk dezelfde social necessity op, overlappen gedeeltelijk Later bekijken we ook het concept van de spin-off = iets ontworpen voor een bepaald doel maar gebruikt voor een ander doel. Belangrijk: alleen commerciële aspecten zijn niet genoeg om het succes van bepaalde prototypes te bepalen, belangrijker is de nood die men heeft, de supervening social necessity. Volgende stap = invention (niet hetzelfde als prototype, maar dikwijls wel overlap). Hier is sprake van productie (op grote/massaschaal), met de SSN als motor. Bv. er zijn mensen die zonder het van elkaar te weten werken aan dezelfde uitvinding, juist omdat het algemeen geweten is dat er een bepaalde SSN bestaat, dit is geen geheim. Bv. twee uitvinders van de telefoon vroegen patent aan op dezelfde dag! Concept van het patent is enorm belangrijk, is niet te onderschatten. Het juridische aspect van eigendom is ongelooflijk belangrijk, de eigenaar heeft een dominante positie. Technologische veranderingen kunnen hele sectoren doen verdwijnen, bv. videotheken, horlogebranche heeft te lijden onder gsm's. SSN = accellerator, geeft kracht/push aan innovatie, maar er zijn ook afremmende factoren! bv status quo, grote bedrijven, conservatieve krachten die bijvoorbeeld geen concurrentie willen van elektrische wagens. Deze factoren zijn het tegenovergestelde van de eerder besproken krachten = the law of the suppression of radical potential, vertragen diffusie en adoptie. Deze moet je altijd tegen elkaar afzetten. Hoe radicaler een innovatie, hoe groter de afremmende factoren zullen zijn vanwege de status quo, van degenen die baat hebben bij de huidige situatie. Deze concepten gaan met elkaar in interactie en dit bepaalt de snelheid en manier van diffusie en adoptie. Voorbeelden van technologieën die nooit succes hebben gekend: Sony minidisc, autotelefoon, videotelefoon (bv. Skype, maar bestaat al sinds jaren twintig), 3D-films omwille van de lastige brillen, de fax die al 150 jaar oud is. De beste technologie 'wint' niet altijd op de markt! Uitgangspunt van het model was profound amnesia: we vergeten oude technologieën, we beperken ons tot onze eigen mentaliteit, onze eigen samenleving, we zien geen continuïteit in de geschiedenis. Het model met sociale sfeer, wetenschap en technologie vind je overal: bij de ontwikkeling van de telegraaf, het internet, de social media,... Les 2 – 21/02 Zonder elektriciteit werkt het moderne leven niet. Alles is gebaseerd op elektriciteit, maar dat vergeten we soms. Elektriciteit is een informatie-en communicatiemiddel. Elektriciteit is een manier om communicatieve inhoud te projecteren op een oppervlakte. Het 'spektakel' van elektriciteit is grotendeels vergeten. Dit waren de eerste 20 jaar de belangrijkste toepassingen ervan. De vooruitgang die geboekt is, is niet degene die men vroeger verwachtte – vaak worden technologieën gebruikt voor andere dingen dan waarvoor ze uitgevonden werden. Mensen dachten er toen anders over en daar moet je rekening mee houden! We zijn vergeten welk breed gamma van toepassingen men toen voor mogelijk hield. McLuhan: elektriciteit = communicatiemiddel, nu ook nog gebruikt voor reclame én voor informatie (bv Times Square met niet alleen reclame, maar ook nieuws of het weerbericht). Concurrentie tussen steden met elektrische shows, bv kruis met superveel lampen. MAAR: voor verlichting was er géén supervening social nessecity omdat mensen al hadden geïnvesteerd in gas, bv gasverlichting – waarom zou je dan overschakelen op elektriciteit? Gas was bovendien ook goedkoper, dus consumenten waren niet geïnteresseerd in dit aspect van elektriciteit. Rol van department stores – ook elektrische verlichting in stations van Europese steden. Take-off voor elektriciteit is vrij spectaculair! Groeicurve sneller dan die van het Internet – enorm snel, een explosieve ontwikkeling. MAAR er was zowel economische als sociale weerstand tegen elektriciteit. Mensen vonden elektriciteit een fysieke bedreiging (wat met de koeien? Gaan we nog wel kunnen slapen?) en ook een bedreiging voor economische activiteiten. Ook vrees voor apocalyptische rampen of natuurrampen veroorzaakt door elektriciteit. Mensen brengen de natuur uit balans door elektriciteit te laten ontsnappen en de planeet neemt 'wraak'. → er is altijd weerstand omdat verandering bedreigend is (nu ook bv: global warming) Maar: als spektakel was elektriciteit wel populair (bv fairy city) – het was een manifestatie van prestige onder grote steden, bv de Chicago Columbian Exposition in 1893. Ook in het theater was het hip om elektriciteit te gebruiken in voorstellingen of in het circus. Ook werd het gebruikt in de sport, om arena's te verlichten en aan te tonen dat er iets staat te gebeuren (= vorm van reclame). Elektriciteit was een teken van vooruitgang en ontwikkeling. Toerisme heeft ook een belangrijke rol gespeeld, bv de verlichte Brooklyn Bridge om een oorlogsheld te verwelkomen, bv boat trips. Ook elektronische juwelen. Hier ging het om een commerciële zaak. Vandaag is elektriciteit iets vanzelfsprekends, banaal. Maar vroeger werd het beschouwd als iets revolutionair, en zo heeft elke tijdsperiode zijn eigen teken van vooruitgang, bv de ruimtevaart op het einde van de 20e eeuw. Dus: elektrisch licht was een spektakel lang voordat het iets dagdagelijks werd. Het was een teken van prestige, om bijvoorbeeld je weelde te tonen – je bewijst dat je uniek bent. Maar hoe meer mensen het gingen gebruiken, hoe meer men ging inzien dat elektrisch licht voordelen had (bv goedkoper, gemakkelijker, veiliger). Zulke dingen las men in de pers, want eerst was men er bang voor. Het middenklasse publiek wordt dus ook geïnteresseerd in elektrisch licht. Een heel belangrijk aspect is een maatschappelijke ontwikkeling van de laatste 100 jaar, namelijk het onderscheid tussen binnenhuis en buitenhuis entertainment. Vroeger was entertainment zoals wij het nu kennen (massa-entertainment dus) een buitenhuis activiteit, bv theater. Maar vandaag vindt entertainment binnen plaats, elk in ons eigen huis. Het is een terugtrekking van buiten naar binnen – nu extreem door privatisering doordat alle vormen van entertainment thuis toegankelijk zijn. Communicatie was point-to-point en person-to-person, wat nu niet meer het geval is: we hebben nu broadcast entertainment en wat is de oorzaak daarvan? Elektriciteit! Elektriciteit ook belangrijk voor de ontwikkeling van televisie en het is voornamelijk televisie die de grootste impetus gaf aan de terugtrekking weg van buitenhuis naar binnen het huis. Elk tijdperk heeft de neiging om de toekomst te zien als een betere versie van de hedendaagse samenleving. Goed voorbeeld van iets dat ontwikkeld werd voor een bepaalde functie, maar voor andere dingen gebruikt wordt. DE TELEGRAAF Het moderne tijdperk van elektronische communicatie zoals wij het kennen, begint met de telegraaf. Het is een goed voorbeeld van het model (zie eerder). Eerste stap = ideation: iemand heeft een idee, maar de stap tussen idee en prototype kan heel lang duren. Er waren ideeën over een telegraaf eeuwen voordat het toestel werd gebouwd. Dat komt doordat er destijds nog geen supervening social necessity voor bestond, het was te vroeg. Men zag de noodzaak/meerwaarde van de ontwikkeling nog niet. 19e eeuw: meer begrip van elektriciteit (bv Galvanometer). Maar de vraag is: is er wel nood aan? Zonder dit kan een experiment geen uitvinding worden . De SSN was er! Namelijk de ontwikkeling van de trein. De geschiedenis van de telegrafie is een goed voorbeeld van hoe een bepaalde technologie een SSN was voor een tweede technologie, namelijk de trein. Maar zeer snel besefte men dat telegrafie ook gebruikt kon worden voor andere doeleinden, namelijk communicatie. Morse = 1van de vaders van de telegrafie: hij verstuurde de eerste elektronische boodschap ooit. Daarna pikten politici het op om boodschappen te verzenden, ook al bleef er onzekerheid, wantrouwen en scepticisme bestaan - men verkoos nog steeds face-to-face communicatie. Nu ook nog bv bij internet banking: is het wel veilig? Waarom is Morse de meest bekende figuur? Omwille van de morse code. Hij ontwikkelde dus geen hardware, maar de 'software', de code. Analogie met Bill Gates die software ontwikkelde, geen hardware. Het concept 'code' is enorm belangrijk vandaag, ook in computertechnologie. Binaire codes zijn echter al erg oud. Het concept van het encoderen van boodschappen was de sleutel van het systeem van Morse. Waarom was de morsecode het beste? Er waren immers andere 'kandidaten'. Zijn code was simpel voor de belangrijkste letters van het alfabet, waardoor je tijd kon besparen. Institutie waar men het meest nood heeft aan een snelle stroom van informatie = de beurs, die een impuls heeft gegeven aan ontwikkeling. Ten tweede hebben kranten dit ook nodig. Patent war = een machtsstrijd tussen bedrijven om te zien wie de exclusieve rechten krijgt op de morse code. Wie bezit het telegrafiesysteem? Wie bezit/controleert het internet? Daarover is veel debat en het was toen ook al een probleem. Het is een cruciale vraag. Het gaat niet alleen om een juridische vraag, er waren ook concurrerende toestellen! Bv voor de telegraaf was de faxmachine een concurrent – wie werkt het best? DUS: de telegraaf is het model van alle elektrische seinsystemen. Er is juridische discussie om aan één persoon de eer te gunnen dat hij de uitvinder was (Morse loopt weg met de eer, maar hij was niet (alleen) – het was een collectieve uitvinding, zoals ook bv het Internet). Les 3 – 26/02 Technologische innovatie is niet voor iedereen even positief, het kan ook een bedreiging vormen voor sommigen. -> Typisch menselijk: we houden niet van snelle, grote veranderingen want die leiden tot onzekerheid, bv jobs bij banken zijn in gevaar door internet banking. DE TELEFOON Ideatie: het idee van telefonische communicatie is al zeer oud. De technologie op zich is oud. Hoe werd het idee dan opgepikt door de wetenschap? Een bol van acid en elektriciteit die erop aangesloten wordt zodat er een draad beweegt – deze techniek werd gebruikt door Bell om de eerste telefonische stemtransmissie uit te voeren (wtf?) Wie is de 'inventor' van de telefoon? Het toestel dat Bell gebruikte, was eigenlijk uitgevonden door zijn concurrent Grey, maar Bell heeft 2 uur voor zijn concurrent het patent aangevraagd en de daaropvolgende patentenoorlog gewonnen. In het begin van deze strijd was het apparaat van Grey superieur aan dat van Bell – de beste heeft dus niet gewonnen! Dat zie je wel vaker, dat technologische aspecten niet altijd doorslaggevend zijn. Eind 17e eeuw in Engeland: oorsprong in de oortrompet/hoorapparaat, getest met schepen. De geschiedenis van de telefoon is lang, het duurde lang voordat de telefoon in haar huidige vorm opdook. Galvanic music: het eerste elektromagnetische toestel, dat de basis vormde van de moderne technologie. Het belangrijkste probleem was een slechte transmitter – de eerste prototypes werkten dus niet goed, wat ervoor zorgde dat ze niet goed verkochten. Er was ook sociale weerstand: veel mensen dachten dat het gewoonweg niet mogelijk was om dit te doen, het was onwaarschijnlijk en zelfs ongezond. Fouten of toevalligheden hebben ook bijgedragen aan de ontwikkeling, bv toen Bell's assistent een schop gaf tegen een toestel. De eerste echte demonstratie vond plaats in 1877. De technologie was er, maar er waren nog problemen met bijvoorbeeld de afstand. Het idee wordt nu veel minder onwaarschijnlijk of absurd dan vroeger – het is niet langer science fiction. Combinatie van telefonische communicatie en visueel: ook al oude ideatie, 130 jaar geleden. De technologie loopt vaak achter op de ideatie en de prototypes! Er is nog steeds gebrek aan een SSN – we moeten van prototype naar uitvinding geraken. De SSN was de opkomst van de moderne kantoorgebouwen met veel werknemers die snel en efficiënt met elkaar moeten kunnen communiceren. MEGA GROOT STUK NIET OPGELET Suppression of radical potential: we zijn niet altijd presentabel voor anderen, wat een belemmering vormde vanaf het begin. Daarnaast was er ook telefoon – en telegraaf fraude! Fraude met technologie is dus niet exclusief bij het internet. Associatie van de telefoon met de etiquette van hogere sociale klassen. Ook nu nog ondermijnt technologie verschillen tussen sociale klassen. Men maakte zich zorgen dat men ongepaste taal zou gebruiken omdat er geen faceto-face communicatie is, er is geen drempel. Nu ook nog zichtbaar in bv hoe je een professor aanspreekt. De 'afstand' tussen bv leerling en prof wordt kleiner. Op het moment dat je niet meer face-to-face communiceert, neem je een meer familiaire toon aan. Verschillen tussen privé en privaat, tussen klassen, tussen formeel en informeel vervagen steeds meer. Kabeltelefoon, zoals we vandaag kabeltelevisie hebben heeft ook bestaan. De telefoon is een point-to-point communicatie. Het medium werd ook gebruikt voor publieke boodschappen naar de mensen thuis. Mensen vonden dit een omwenteling, dachten dat dit de toekomst zou zijn. Het werd toegepast in theater, muziek maar ook in de sport, in bv sportcommentaren. Een hele reeks activiteiten werd naar de kijker gebracht, je moest je huis niet meer uit. Ook werd er live verzonden vanuit de rechtbank (zeer populair in Amerika). De interessantste ontwikkeling - met Europese basis, maar die vrij significant was -, was een prototype – broadcasting systeem. De vorige voorbeelden waren vrij kleinschalig. Dit was een gecentraliseerde service met een echte programmering, de eerste keer dat een echte programmering ontwikkeld was. Het beste voorbeeld hiervan vinden we in de 19e eeuw in Boedpast (Hongarije was één van de meest technologisch ontwikkelde landen) = Telefon Hirmondo. Het publiek kreeg een volledige programmering met nieuws, sport, enz. Deze service was vrij succesvol. Precedent van een modern broadcasting systeem. Aanvankelijk werd er enkel nieuws uitgezonden, maar later ook culturele programma's, verkeersinformatie, beursinformatie, etc. 's Avonds meer entertainment, kinderprogramma's etc. Kleinschalige experimenten in ontwikkeling in de VS – Telephone Herald. Het idee bestond al lang voordat in de 20e eeuw de radio ontwikkeld werd. Het concept was er, het is eigenlijk een oude technologie. Dit was de voorspeller van wat we vandaag een 'wired world' zouden noemen, met kabelradio, kabeltelevisie, … Een belangrijke spin-off van de telefoon = plaatopnames/ de fonograaf. Een mechanisch toestel dat niet zo efficiënt was en oorspronkelijk in de markt werd gezet als speelgoed, nog niet om muziek te spelen op gramofoons. Men wist niet wat aanvangen met die technologie. Door Edison werd het beschouwd als een business toestel = een dictafoon: je spreekt iets in, het wordt opgenomen en later kan iemand het herbeluisteren. Vergemakkelijkte dus communicatie tussen managers en typisten. Dat was de origine van de platenspeler! Maar bedreiging = privacy! Deze technologie maakt het namelijk mogelijk om telefoonconversaties af te luisteren. Telefoonmaatschappijen probeerden actief het business potential van de grammofoon te vernietigen: het was een te grote bedreiging voor de privacy! (privacy is dus al een oude zorg, niet enkel bij het internet). SSN = amusement en entertainment voor grote publiek, bv via de jukebox. De jukebox heeft grote effecten gehad op de vrije tijdsbesteding, maar ook op de muziekindustrie. Voor het tijdperk van de jukebox was elke muziekuitvoering live, wat duur uitkomt. De jukebox laat toe om te besparen maar je kan er ook geld mee verdienen, want in een jukebox moet je geld steken! Bovendien kunnen de mensen zelf kiezen wat ze willen horen. Het ging hier om een semi-privatisering: van grotere openbare plaatsen naar kleinere milieus of thuis jukebox plaatsen. Het proces van privatisering van gebruik van muzikale inhoud houdt in dat de controle verschuift naar de gebruiker. Goed voorbeeld van een dubbele spin-off! Les 5: de ontwikkeling van de televisie Er zijn verschillende 'kandidaten' die algemeen beschouwd kunnen worden als de uitvinder van de televisie. Er zijn mensen die parallel werkten, die te vroeg waren, designs die aangepast werden.. Het is dus geen lineaire evolutie! Er was een zeer lange incubatieperiode. Een deel van het probleem was dat er twee verschillende technieken waren. Eén van de kandidaten (de eerste die bewees dat het op een grote schaal mogelijk was) was een Schot genaamd John Logie Baird. Zijn toestel was gebaseerd op de techniek van de mechanische scanning van de lijnen op de televisie. Nadeel: zijn prototype was echter niet efficiënt en de BBC was geen enthousiaste koper. Maar het voordeel was dat er ook geluid verzonden kon worden. Er waren ook parallelle experimenten in andere landen, bv de Olympische Spelen in 1936 in Berlijn. De BBC was de eerste die regelmatige, dagdagelijkse televisie uitzond, dus voor WO II – niet de VS zoals vaak gedacht wordt! Van mechanische televisie (inefficiënt) naar televisie gebaseerd op elektronische scanning – dit was de ontwikkeling die van televisie een 'doenbaar' massamedium maakte. Deze ontwikkeling werd gestuwd door 2 Russen. Boris L'Vovitch (wtf?) nam een patent Rozing: zijn experimentele prototype is nooit echt erkend, maar hij is de 'voorvader' van de televisie. Hij stopt niet bij een patent, maar bouwt een prototype dat hij publiekelijk gaat demonstreren. Het probleem was dat hij te vroeg was voor zijn tijd! Mechanische scanning was nog de favoriet, mensen zagen te veel nadelen in de elektronische scanning – men investeerde dus liever in mechanische scanning . Er was dus sprake van een concurrentiestrijd tussen systemen gebaseerd op elektronische versus mechanische scanning. Een andere Rus, Zworkyn, demonstreerde een volledig elektronisch scanning systeem met 60 lijnen (hoe meer lijnen, hoe beter de beeldkwaliteit) en het was ook een ontvanger voor thuis (?). Later nog meer lijnen en dus beter beeld: 240 lijnen. Er was een juridische strijd rond eigenaarschap en commerciële exploitatie. 2 grote mediabedrijven claimden dat zij de ontwikkelaars van de televisie waren, maar dat is niet echt waar. Als iemand kan claimen dat hij de uitvinder is van de televisie, is het Zworkyn – een Rus die emigreerde naar Amerika. De televisie kende als massamedium geen instant succes. Eerst komt er nog een Amerikaan in beeld die claimt de kernfiguur te zijn in het televisieverhaal (niet waar, maar hij was niet onbelangrijk): Farnsworth, die zich bezighield met de camera's terwijl iedereen zich altijd meer had beziggehouden met televisietoestellen zelf. Ook hierover werd een juridische strijd gevoerd: wie is de eigenaar van het systeem? Farnsworth wint, maar ziet in dat hij bescherming nodig heeft om zijn patenten te behouden. Er waren dus 2 belangrijke factoren: de grote economische crisis waardoor mensen minder konden uitgeven, koopkracht daalt WO II waardoor de prioriteiten verschoven –> een stop van zes jaar waardoor de incubatieperiode langer wordt (= suppression?) Na WO II: necessity en suppression SSNecessities: er waren er 2, maar een belangrijke push was een industriële factor die de productie van televisie hielp stuwen. In plaats van militaire shit te produceren, moest men nu iets anders gaan bouwen. Zo werd televisie een echt massamedium. Maar tegelijkertijd boomde de industrie na WO II in de VS, terwijl Europa plat ligt. Alles moet opnieuw opgebouwd worden, wat werk creëert voor iedereen. Dus: nieuwe consumenten met geld een industrie met veel capaciteit → deze factoren waren enorm belangrijk. In Europa was er aanvankelijk weinig interesse in de televisie, en het was niet veel beter in de VS. De belangrijkste entertainmentmedia waren de radio (thuis) en de cinema (op verplaatsing). Dit waren de twee dominante industrieën waardoor er nog geen publiek bestond voor de tv – er was een enorme status quo die de nieuwe ontwikkeling probeert te stoppen. Elke nieuwe uitvinding moet zijn plaats veroveren in de bestaande context van media die er al zijn en die de tijdsbesteding domineren. De eerste televisiezenders waren afgeleid van radiozenders, dat was een manier om de concurrentie te beperken. 1948: echte take-off door de boven vernoemde factoren (quasi 1 miljoen televisietoestellen) ondanks de legale strijd waar de FCC zich in gaat mengen en dingen gaat reguleren. Maar deze regulering bracht problemen met zich mee en uiteindelijk gaf men 4 jaar geen licentie uit –> dit was opnieuw een stop op de ontwikkeling (afremmende factor). Er was ook concurrentie van andere systemen, bv de kleurentv. Spectaculaire take-off na WO II, maar het is niet de eerste expansie, die vond plaats voor WO II. Hollywood wilde het tv-concept toepassen in de bioscoop om evenementen zoals de Super Bowl uit te zenden. Het ging hier niet om directe concurrentie. In Europa verliep de ontwikkeling na WO II iets trager, om verschillende redenen. Europa lag plat na WO II en pas na 1950 of 1955 kwam tv op gang. De VS liep voor, omwille van expertise, infrastructuur etc. en deze dominantie is nog steeds actueel. De geschiedenis van kabeltelevisie Centrale zender met distributie naar huishoudens. Het concept van kabelradio – en televisie was niks nieuws! Probleem is de culturele en politieke weerstand, voornamelijk in de BBC (GB is nog steeds een van de minst bekabelde landen in vergelijking met continentaal Europa) = suppression of radical potential door de belangen van de BBC. De echte take-off van de kabel vond plaats in de VS, omwille van de geografie die vereiste dat men betere tv-signalen ontving. Deze puur financiële SSN was op vraag van de consument. Summit Hill: men wilde sport bekijken op tv, dus verzamelde men op een plek waar je een signaal kon ontvangen, bv een café. Nieuwe oplossing: men zette een ontvanger op de top van een berg en verbond daar kabels aan, waar men de mensen voor liet betalen → het was een goedkoop alternatief voor het verzamelen in cafés om sport te bekijken, nu kon men thuisblijven. In andere steden was er ook een probleem met tv-ontvangst, bv in New York waar de wolkenkrabbers de signalen blokkeren. Men loste het probleem op door torentjes op de wolkenkrabbers te zetten en daar kabels aan te verbinden (zelfde concept als in Summit Hill) = 2e SSN: betere ontvangst van tv-signaal in de grote steden. Het gaat hier niet om kleine markten, maar miljoenen mensen die willen betalen voor kwaliteit. Maar er is was een legale kwestie: kabeltelevisie is een distributiesysteem dat zelf geen programma's produceert maar er wel geld uit pompt. Het zijn parasieten op televisieproducties. Ze hebben elkaar nodig, maar de ene is een parasiet op de andere. Het is een economisch en uiteindelijk ook een wettelijk probleem. De vraag is: moeten kabelbedrijven geen copyright betalen aan degenen die het creatieve werk doen en degenen de programma's produceren? Adverteerders zijn blij, want ze bereiken een groot publiek maar anderzijds geven ze een gratis service weg = dilemma. Er volgde een legale strijd rond copyright-issues, waarna de FCC ingrijpt als regulerend orgaan in 1965. Ze willen orde, regulering en structuur opleggen op de industrie. In de jaren 70 komt er een nieuwe speler op de markt, namelijk kabelbedrijven die zelf programma's beginnen te produceren. Ze beseffen dat ze afhankelijk zijn van anderen (producenten) en kunnen zo bovendien hun eigen inhoud kiezen. Mensen konden zich hierop abonneren (bv HBO) = concept van betaaltelevisie. Het is dus mogelijk je eigen tv-avond samen te stellen, maar de barrière hiertegen is dat commerciële zenders, die leven van adverteerders, op die manier kijkers verliezen. HBO was aanvankelijk geen enorm succes, maar de take-off vond uiteindelijk plaats ten eerste omwille van de groei van mega-mediabedrijven en ten tweede omwille van de satelliet. De eerste doorbraak kwam er met de grote sportevenementen van de jaren 70, waarbij beelden live en intercontinentaal werden verzonden. Dit booste de ontwikkeling van HBO, en nu heeft ongeveer een kwart van alle huishoudens in de VS een abonnement op HBO, dat bovendien model stond voor MTV en CNN. Er waren ook pogingen om dit te stoppen, maar nu was het te laat om deze ontwikkeling tegen te houden. Het risico dat HBO nam, was met kwaliteitsprogramma's. Men twijfelde of mensen bereid zouden zijn om hiervoor te betalen, terwijl er zoveel televisie gratis te bekijken valt. Maar het risico is zeer succesvol gebleken, bv de Sopranos. Maar je kan geen 24u per dag vullen met dergelijke dure programma's. Les 6 of 7? (Kopenhagen) – 21/3 DE SATTELIET De satelliet is erg belangrijk, zonder de satelliet zouden we niet de elektronica kennen die we nu kennen. De technologie van de satelliet is gebaseerd op 2 principes (NOTA'S VAN KRISTOF VRAGEN) Het grootste probleem is een voldoende krachtige brandstof die raketten naar boven kan stuwen. Brown ontwikkelde raketten voor militaire doeleinden (V1 en V2). In 1945 hadden de Duitsers een voorsprong qua ontwikkeling, Brown etc. zetten hun onderzoek verder voor de Amerikaanse militairen. De Russen waren het eerst in de ruimte met de Sputnik 1 (heel klein). Er heerste enorm veel competitie in de VS, die uiteindelijk het hele proces heeft vertraagd – daardoor waren de Russen eerst (rekening houden met de Koude Oorlog context!). Eigenlijk was het de Duitse technologie die aan de basis lag van deze ontwikkeling! Satellieten zijn niet alleen interessant voor militaire doeleinden, ook voor communicatie. Een belangrijk probleem is echter dat een satelliet slechts een kleine 'footprint' heeft op de aarde op een bepaald moment – >de oplossing is meerdere satellieten te installeren: de Geo Stationary Satellieten die even snel draaien als de aarde. Deze blijven dus constant op dezelfde plaats ten opzichte van de aarde. Men dacht dat deze satellieten bemand moesten worden, maar de ontwikkelingen maakten dat dit minder en minder noodzakelijk was. Tot nu toe zitten we in de ideatiefase –> nu stelt men zich de vraag: zou het werken in de praktijk? De VS was de eerste om een communicatiesatelliet te lanceren (de Telstar, puur voor communicatie bedoeld). Dit prototype maakte de weg vrij voor verdere ontwikkelingen. Later verstuurde men ook live televisiebeelden via de Telstar, waarbij het meest spectaculaire evenement meer dan 2 miljoen kijkers wereldwijd kon aantrekken. MAAR het publiek was op dit moment nog niet klaar om het concept van globale televisie te omarmen. Het was te vroeg, op technologisch en op mentaal vlak. De technologie is er, maar de verwachtingen/de juiste mentaliteit van het publiek zijn er niet. Telefoonbedrijven zagen deze ontwikkeling als een echte bedreiging, omdat men niet alleen televisiebeelden maar ook gesprekken kan versturen via de satellieten. Men probeerde dus de ontwikkeling van satellieten te stoppen/af te remmen, ook omdat ze enorme investeringen hadden gedaan in onderzeese kabels, die goed werkten. Satellieten boden dus niet echt een meerwaarde. Dikwijls is er sprake van een spectaculair evenement dat het publiek duidt op de mogelijkheden van een medium, in dit geval was dat de simultane globale transmissie van beelden uit Tokio. Hier zag het publiek in dat er wel degelijk een meerwaarde bestond. Maar het succes wordt afgeremd door regulering (suppression!). Er is nood aan internationale regulering, wat niet gemakkelijk is in een Koude Oorlog context (het gaat niet enkel om communicatie, ook om militaire doeleinden). Inersat is een voornamelijk Amerikaans reguleringsagentschap. De Amerikanen hebben nog steeds een gegarandeerde meerderheid, zodat ze dominant blijven. Dat is nog steeds zo tot op de dag van vandaag. Ook prijsregulering is belangrijk voor de suppression of radical potential. De prijzen werden gefixeerd, zodat het niet goedkoper kon worden dan een telefoongesprek. Eigenlijk was satelliet goedkoper, maar er werd een regel ingesteld dat het niet goedkoper mocht verkocht worden. Het heeft twintig jaar geduurd voordat de de globale satelliet werd geliberaliseerd, geflexibiliseerd,... Het programma van de Europeanen werd een fiasco, omdat hun satellieten niet goed werkten, omdat de raketlanceringen mislukten. Toen besliste men om ermee te stoppen en in te spelen op het Amerikaanse systeem –> dit betekende het einde van de Europese concurrentie. Reguleringsproblematiek: er werd een nieuw wereldcongres gehouden, waarbij het 2 jaar duurde om tot een overeenkomst te komen. De VS is nog steeds dominant, maar minder dominant omdat de rest van de wereld hen niet meer moet volgen. De proclamatie door Clarke van globalisatie en concentratie/global network was een voorspelling die uiteindelijk juist bleek te zijn. De technologische mogelijkheid was er om dit in de praktijk te brengen, maar de realisatie ervan duurde 30 jaar. Er is een complexe relatie tussen kabel en satelliet, televisie is niet zo dominant als we denken. Ook bij de satelliet was er dus sprake van een lange incubatieperiode. Digitale signalen van de satelliet naar ons thuis komen van een DBS – satelliet (Digital Broadcasting Satellite). Aanvankelijk waren satellieten zeer groot, en de ontvangers ook. Later kwamen er ook kleine satellieten, die voornamelijk van pas kwamen voor oorlogsschepen. De DBS heeft zijn ontwikkeling te danken aan NASA en aan de Amerikaanse militairen – > de SSN was dus van militaire aard. Hoe verder in het verhaal, hoe vaker de militaire interesse en motivatie de drijfkracht vormt van ontwikkeling. De SSN voor kleine satellieten was dus groot, omdat het militair toegepast kon worden. Een klassiek voorbeeld van suppression: de commerciële ontwikkeling van dit alles werd afgeremd omdat de militaire wereld zijn technologie niet wilde delen én omdat het een dure zaak was. Kleinere satellieten werden pas toegestaan jaren later, en konden alleen televisiesignalen ontvangen zodat het geen bedreiging vormde voor de militaire doeleinden. Maar de integratie (het kabelsysteem) vormde de laatste 'push' die nodig was voor de verspreiding. De prijs daalde ook dus dat was het begin van de take-off. De sector die nu naar voren komt is de krantenindustrie. Kranten transporteren (fysiek) is een erg dure zaak die ook nog langzaam gaat. Nu heeft één krant bedacht dat ze via satellieten hun krant in digitale vorm kunnen versturen naar andere locaties, waar de kranten dan gedrukt worden. Dit was erg revolutionair en het reduceerde de kost voor de krantenindustrie enorm. Probleem van de copyright: miljoenen mensen kijken naar programma's zonder ervoor te betalen. De kabelbedrijven verdienen geld, maar de producenten van de programma's krijgen niks. De publieke interesse in abonnementen was zeer klein. Het publiek was moeilijk over de drempel te krijgen voor nieuwe ontwikkelingen. Die eerste stap voor een nieuwe service is bijzonder moeilijk. In Groot – Brittannië was er een gat in de markt, in tegenstelling tot in andere landen. BskyB maakte daar gebruik van, want GB was één van de minste bekabelde landen. BskyB had hier veel succes met zijn satellietservices. Nu is er ongeveer een 50-50 verdeling tussen kabel en DBS – satellieten. De eerste globale kanalen waren CNN, MTV en BBC World, het zijn de 3 eersten die nog steeds bestaan. Zij waren de eersten met een globaal bereik. Babbie <3 MOBIELE TELEFOONS Mobiele telefoons zijn een spin-off van de radiotechnologie. De technologie is dus niks nieuws. Het werd ontwikkeld vanuit erg lokale organisaties, het is iets wat van onder uit is 'opgeborreld', het is niet van boven af opgelegd door de industrie. De VS is hier mee begonnen, toen men snelheidslimieten wilde opleggen aan truckchauffeurs. Deze chauffeurs wilden elkaar waarschuwen voor politiecontroles. De ontwikkeling in Europa was veel sneller dan in de VS (primeur!) om verschillende redenen, vooral omdat de Amerikaanse telefoonbedrijven ten eerste het potentieel ervan niet inzagen en ten tweede dit beschouwden als een business-tool, men zag het sociale gebruik van de gsm nog niet. De VS heeft lange tijd achter gelopen op Europa op dit vlak. Sinds 2000: flexibiliteit + ontwikkeling van de smartphone. Mobiele telefoons zijn de 'defining technology' van de laatste 10 jaar, meer zelfs dan Internet. Les nr 86979 – 26/3 DE COMPUTER De ideatiefase van de computer is al zeer oud. Het idee van de computer (het concept) was er reeds in 1833 en werd ontwikkeld door een Engelsman. Hij bedacht het concept van een toestel dat mechanisch werkt en alle mogelijke mathematische problemen kan oplossen – de 'universal analytic engine'. Deze machine ligt aan de basis van de computers die wij vandaag de dag kennen. Het cruciale verschil is dat deze oude computer zijn eigen programmatie niet kon veranderen, wat vandaag wel mogelijk is met moderne computers. Deze oude computer was dus een 'super rekenmachine'. De wetenschappelijke basis van de moderne computer zoals wij die kennen, werd ontwikkeld door Turing. Deze computer kon scannen, lezen, schrijven en binaire nummers onthouden. Dit was de 2e fase, de fase na de 'punchcards'. Parallel was er een wetenschapper in Princeton die hetzelfde toestel had bedacht, maar het waren beide wetenschappers die eigenlijk vooral bezig waren met de theorie, minder met de praktijk. Ze waren niet echt bezig met het omzetten van hun ideeën in technologische praktijk. Er waren verschillende soorten necessities of redenen voor de doorbraak: 1) De eerste SSN voor de computer is het uitbreken de Tweede Wereldoorlog, namelijk het breken van geheime codes om te weten wat de Duitse plannen waren. 2) Een 2e SSN was een 'werkzoekende' Amerikaanse elektronische industrie (komt overeen met een SSN van de televisie). De industrie wilde in gang blijven. 3) Na de Tweede Wereldoorlog kwam er nog een militaire SSN bij, namelijk de Koude oorlog en de nucleaire wapenwedloop. Aanvankelijk had de VS een voorsprong, maar ze werden ingehaald door de Russen. Zo begon een 'race' naar de ontwikkeling van onder andere de Atoombom. Deze bedreiging die het Westen ervoer was een directe impuls voor de computer van IBM. Nu was de ideatiefase gedaan en bestond er een echt prototype – een elektronische machine. De klant voor deze computer was het Nuclear Agency van de VS. Er was ook geen commerciële interesse voor deze enorm grote machines, die ook heel duur en complex waren. Het grote publiek was niet geïnteresseerd. De eerste tien jaar waren enkel een aantal topuniversiteiten en – bedrijven geïnteresseerd. Er was dus ook hier sprake van een lange incubatieperiode. Een afremmende factor in de verdere verspreiding van de computer was de nood aan een gemeenschappelijke computertaal. De toestellen werden groter en groter, en dus gaat men in de tegengestelde richting van wat noodzakelijk was om de computer meer toegankelijk te maken voor het grote publiek. De computer vormde ook een bedreiging voor de technologische en economische dominantie van de grote bedrijven. DE MICROCOMPUTER In de jaren '50 en '60 waren de computers enorm duur en niemand was geïnteresseerd in de exploitatie van de computer. Elk initiatief hiertoe werd onderdrukt door de status quo, namelijk machtige bedrijven zoals IBM. Wereldwijd waren er amper 30 000 computers. Er was dus sprake van een enorm lange incubatieperiode! MAAR de technologie is aan het veranderen, men experimenteert met minicomputers → het aantal stijgt naar 200 000 computers wereldwijd. De computer werd kleiner, simpeler en goedkoper. 27 jaar na de demonstratie van de transistor dacht men er pas aan om deze in te bouwen in de minicomputer. De eerste spin-off was de zakrekenmachine, daarna waren er ook de digitale horloges, de microgolfoven (steeds kleinere machines). Mensen begonnen in te zien hoe flexibel de technologie was. Een van de belangrijkste spin-offs waren de videogames. De eerste games werden ontwikkeld door studenten, namelijk games van het type 'Space War'. Om het te kunnen spelen, had je toegang nodig tot een mainframe. Maar de games waren duidelijk nog niet bedoeld voor iedereen, weinig mensen hadden er toegang tot. Bushhall was een belangrijke spilfiguur in de ontwikkeling van de computergames. Dit paste in de ontwikkeling van entertainment als een activiteit die buitenhuis plaatsvond naar iets dat verhuisde naar binnenhuis. Deze spin-off ontwikkelde zich zelfs sneller dan de pc. Men zat zeer snel aan 15 miljoen verkochte computergames. Apple 1 was het eerste toestel dat wijd verspreid werd, omdat Hewlett-Packard nog niet geïnteresseerd was. Men had helemaal nog geen besef dat er een massamarkt was. Men verkocht de Apple eerst lokaal, maar het sloeg meteen aan en werd een enorm succes. Tien jaar later (1994) heeft bijna elk huishouden in de VS een computer in huis. Deze explosie is de 'minicomputer-revolutie', die een lange incubatieperiode gekend heeft. De homecomputer werd de personal computer, dit was een semantische verandering. Het gaat hier om een nieuw concept: de computer is iets van jezelf, een persoonlijk stukje eigendom. Deze nieuwe naamgeving was een belangrijke katalysator. Maar in de meeste werkplaatsen zijn op dat moment nog steeds weinig of geen computers aanwezig. Maar dan komt er een software-ontwikkeling naar boven die de computer heeft doen exploderen, namelijk woordverwerkingsprogramma's. Dit spreekt zowel de werkmarkt als de thuismarkt aan. HET INTERNET De ideatie van het Internet is al zeer oud. Het idee om computers op afstand met elkaar te verbinden, is eigenlijk ook al oud. De evolutie van het Internet past goed in het eerder besproken model. Timesharing was erg belangrijk. Meerdere mensen kunnen de machine tegelijkertijd gebruiken zonder vertraging te ondervinden. Zo werd het idee van het Internet ook ontwikkeld, het draait rond hetzelfde concept. Er heerste paranoia over een mogelijke nucleaire aanval. Er was niet alleen sprake van timesharing, ook werd de inhoud van de communicatie opgedeeld in 'message blocks'. ARPANET TO INTERNET Gebruikers konden communiceren met anderen op een andere locatie. Maar het systeem werkte erg traag en er was niet zoveel publieke interesse → bijzonder trage adoptie, het was geen instant succes. Nu komen er officiële organen naar voren en begint alles te versnellen. Email is erg belangrijk geweest in deze ontwikkeling. De echte take-off voor het Internet vond niet plaats in de VS, maar in het Europese Atomic Research Institute. In de VS was het gebruik van het Internet geïntegreerd in het telefoonpakket, dus was het een gratis service. Dat gaf een enorme push aan de verspreiding van het Internet. Voor de gebruiker thuis was het Internet gemakkelijk, goedkoop en gratis, met andere woorden: erg aantrekkelijk. THE WORLD WIDE WEB Email heeft het Internet groot en aantrekkelijk gemaakt voor iedereen (een 'killer appliance'). Maar de email was een verrassing voor de ontwikkelaars, niemand had zoveel potentiële communicatie verwacht onder het publiek. Vanaf 2000 is er een massa-appeal en ook massaal gebruik. Een groot deel van het verkeer bestond uit 'chat'. Dit was triviaal, en dat was net de verrassing: de mensen waren bereid het internet te gebruiken om trivialiteiten met elkaar te delen. Het belang van de browser was ook groot, het betekende een grote stap. Les 0098009°0°9 – 23/4 Personal/Social Media: The Future Het boek waaruit deze tekst komt is niet lang geleden gepubliceerd, maar is nu eigenlijk al gedateerd. Tegenwoordig draait alles om nichemarkten en gepersonaliseerde communicatie. Voor het tijdperk van de massacommunicatie was communicatie een point-to-point aangelegenheid. 25 jaar lang werd bijvoorbeeld radio enkel gezien als een point-topoint medium. Daarna evolueerde men naar massacommunicatie. Tegenwoordig zijn we in bepaalde mate teruggekeerd naar deze point-to-point tendens en is er sprake van een de-massaficatie van communicatie. Er zijn nu bijvoorbeeld gepersonaliseerde televisieprogramma's. Er is dus een circulaire continuïteit. Mobile devices en het internet hebben ons leven het meest veranderd. De problemen met cell phones hebben de verspreiding ervan gehinderd. Zo is het tegenwoordig not done om tijdens vergaderingen je gsm aan te laten staan. Eén van de belangrijkste issues is de gevaarlijke combinatie van gsm gebruik en rijden. Er heerst ook controverse over de bijhorende etiquette. We staan permanent in contact met elkaar, wat betekent dat je minder vrij bent – er bestaat de verwachting dat je altijd beschikbaar bent. Je ruimte voor privacy en vrijheid verkleint. Er is een ambivalentie wat betreft je privacy: je hebt toegang tot de hele wereld, maar de hele wereld heeft ook toegang tot jou. Cell phone annoyances 'Symbolic proximity': men gebruikt zijn gsm om eenzaamheid te verdrijven. Op een symbolische manier ben je altijd aanwezig en beschikbaar voor vrienden en familie. Dat zet de deur open voor onzekerheid en verslaving. Cell phone/wristwatch: er bestaat een device dat deze twee combineert. Het zal echter niet uitgroeien tot een succes, omdat het geen meerwaarde biedt. Internet conferencing is nooit echt het succes geworden dat men ervan had verwacht. Je moet ook goed zijn in visuele presentaties en goed overkomen op het scherm, wat niet iedereen goed kan. Social Networking Sites Facebook is erg populair maar het is geen economisch succes op de beurs. Het is moeilijk inkomen te genereren op FB. Gamecultuur De game-industrie is één van de rijkste industrieën ter wereld. Regulation, Legal Issues and Ethics – Amerikaanse case en meer algemeen Het eerste Amendement op de Amerikaanse Grondwet – vrije meningsuiting. Periodes van minder en meer regulatie wisselen elkaar af. Op het moment is er een tendens naar meer regulatie. Overview of Regulation Ook in de huidige context van televisie zijn er monopolistische en oligopolistische tendensen aanwezig die beperkt moeten worden. Microsoft is al 2 keer bestraft door de Europese Commissie bijvoorbeeld. 'Plugola' is een vorm van product placement op de radio. Het is gratis reclame waarvoor ook betaald wordt, ook al is het sterk gereguleerd. Obscene material Elk nieuw medium wordt geëxploiteerd door de porno-industrie. Er heerst discussie over in welke mate de wetgeving porno moet beperken omdat porno steeds toegankelijker wordt, ook voor kinderen. Debat over de 'free flow' van informatie op het Internet: VS + Europa versus landen zoals Rusland of China. De ene kant wil zoveel mogelijk flow – in het kader van het First Amendment, terwijl landen zoals China dikwijls websites afsluiten als ze vinden dat bepaald materiaal niet kan. Les 10 – 7/5 Het proces van adoptie en diffusie – > attributen van innovaties gerelateerd aan de 'rate of adoption'. Sommige innovaties hebben maar een paar jaar nodig om stevig verspreid te worden, andere innovaties hebben een lange incubatieperiode nodig. Iets moet niet spectaculair zijn in technologische zin om snel verspreid te worden! Ook andere factoren spelen mee. De innovaties die snel verspreid werden, zijn eigenlijk uitzonderingen. Negen op tien innovaties 'sterven' binnen vier jaar na hun lancering! We zien enkel de succesverhalen. Mislukking, niet adoptie, is de regel. De samenleving overtuigen om onder andere geld te investeren, is een moeizaam proces. Er bestaan vijf attributen van innovatie. 1) Relatieve voordeel Een innovatie wordt beschouwd als beter dan wat er voordien voorhanden was. Eigenlijk hangt alles af van de economische voordelen die je eruit kan halen, volgens economen – bijvoorbeeld als de prijs van een innovatie gevoelig daalt. De snelle adoptie hing/hangt erg af van economische factoren. Wanneer de prijs daalt tijdens het diffusieproces, wordt een snellere verspreiding gestimuleerd. Maar er bestaat een tendens bij economen om alles te zien in economische termen, terwijl dit niet de enige factor is die meespeelt. Status bijvoorbeeld is ook een belangrijk aspect – het aura van een up-market product, je bent de eerste die iets exclusiefs heeft vast gekregen (denk ook aan bijvoorbeeld de logo-mania in de jaren 90 en 2000). Producenten kunnen hun producten op een slimme manier marketen om dat aura van exclusiviteit te stimuleren (denk aan mensen die kamperen voor winkels om als eerste een nieuwe smartphone te kunnen kopen). De dynamiek van fashion, mode en rages speelt altijd mee. De adoptie van iets zichtbaars zal gestimuleerd worden door hoeveel status iets je geeft. Bij onzichtbare producten is dat niet het geval. Sommige mensen of groepen zijn ook veel meer statusgemotiveerd dan anderen – normaal gezien is het de (hoge) middenklasse die meer geneigd is om deze trends te volgen, onder andere omdat ze er het geld voor hebben. Wie het niet zo breed heeft, hecht hier minder belang aan. Belangrijk in het adoptieproces is de reductie van onzekerheid, omdat verandering onzekerheid met zich meebrengt. We moeten weten in welke mate een innovatie beter is dan het bestaande. Het relatieve voordeel is één van de beste voorspellers van de rate of adoption. Hoe meer de onzekerheid wordt gereduceerd, hoe meer bereid mensen zich tonen om erin te investeren. Belangrijk: het gaat hier om een subjectieve perceptie! 2) Compatibiliteit De mate waarin een innovatie compatibel is met 1) de bestaande waarden, 2) ervaringen en 3) behoeften van potentiële adopters. 1) Compatibiliteit met culturele waarden en eerder geadopteerde ideeën Als we een innovatie kunnen plaatsen in ons huidige conceptuele universum, zijn we eerder geneigd het sneller te gaan adopteren. Iets dat ons absoluut vreemd is, zorgt voor onzekerheid (bv de idee van radio als point-to-point naar massacommunicatie heeft een lange incubatieperiode gekend). Hoe meer compatibel, hoe minder verandering iets inhoudt. De meeste mensen zijn sceptisch, voorzichtig en conservatief op dit vlak. Slechte ervaringen met eerder geadopteerde innovaties maken ons minder geneigd om dit in te toekomst nog te doen. 3) Complexiteit Sommige innovaties moeten hun potentieel meer bewijzen dan andere. Een innovatie kan evolueren van complex naar simpel, bv de microgolfoven was vroeger niet zo simpel te bedienen. Hoe complexer iets is (en hoe lager de 'user friendliness'), hoe trager de adoptie zal verlopen – een negatieve relatie. 4) Triability Triability reduceert de onzekerheid! Als je iets probeert, wordt verwacht dat je ervan zal gaan houden (bv testritjes met auto's als laatste duwtje om je over de streep te trekken). Early adopters vinden triability belangrijker dan late adopters. Als iets wel werkt, maar de resultaten zijn niet zo zichtbaar en/of spectaculair, dan zal de adoptie langer duren. 5) yo mamma Innovators: venturesome → worden beschouwd als marginaal/nerds/technofreaks, maar ze zijn wel belangrijk in het adoptieproces. Early Adopters: Respectable → ze krijgen respect en zijn meer geïntegreerd in de sociale systemen, het zijn geen buitenbeentjes. Ze zijn innovatief en avontuurlijk, maar zitten ook verankerd in sociale systemen. Ze zijn meer lokaal gericht en minder kosmopoliet. Het zijn opinieleiders zoals je die hebt in elke groep en ook in de media, waarnaar wordt geluisterd en wiens mening wordt overgenomen. Het zijn de mensen waar je naartoe gaat voor advies en informatie, het zijn rolmodellen die onze onzekerheid kunnen reduceren. Early Majority: Deliberate → adopteren voordat de gemiddelde persoon in het systeem dat doet (zitten nog steeds aan de linkerkant van de curve), maar ze zijn voorzichtiger. Ze interageren veel met peers, maar zijn geen opinieleiders of de centrale personen in netwerken. Zij denken/contempleren vrij lang voordat ze iets adopteren, willen veel informatie en confirmatie voordat ze de stap nemen. Late Majority: Skeptical → aan de rechterkant van de curve: voor hen zijn er andere motivaties, bv een economische noodzakelijkheid (om niet achter te lopen) en omwille van het feit dat ze kritiek krijgen van hun netwerk, waar ze bij willen horen. Men wil niet in de minderheid zijn in je eigen sociale netwerk. Maar ze doen het echt pas op het moment dat de druk onweerstaanbaar wordt. Hier is het vaak een economische kwestie, mensen die het economische risico niet willen nemen en te onzeker zijn. Laggards: Traditional → Leven in het verleden. Ze houden vast aan traditie en houden niet van verandering. Ze interageren binnen een klein sociaal netwerk of zijn geïsoleerd/desolaat binnen dat netwerk. Ze ervaren niet dezelfde druk als de late majority omdat ze zich minder een deel van de groep voelen. Maar wanneer deze groep dan uiteindelijk overgaat tot de adoptie, bestaat er vaak al een nieuwe technologie (bv de VCR → dvd). Deze laatheid wordt dus bestraft. Zeer belangrijk: vanuit hun perspectief is dit standpunt erg rationeel. Ze hebben er gewoonweg geen behoefte aan, bv oude mensen hebben geen computer nodig in het dagelijkse leven, dus waarom zouden ze er dan één kopen? We mogen deze mensen niet zien als irrationeel of achterlijk, want hun beslissingen zijn voor henzelf erg goed onderbouwd. Socio-economische kenmerken Early adopters: hoger opgeleid, een hoge sociale status en beroepsprestige, hoger inkomen → veelvuldig bevestigd door onderzoek. Ze zijn ook meer sociaal mobiel op de sociale ladder. In bepaalde culturen (niet alle!) hebben zij ook een positievere attitude tegenover kopen op krediet. Hoe duurder de innovatie, hoe denkbaarder de idee dat je op krediet gaat kopen. Veel mensen willen immers geen schulden opbouwen, dat zit diep ingeworteld in bepaalde culturen, omdat een lening teveel onzekerheid met zich meebrengt. Communication Behavior Early adopters: meer sociale participatie, meer geïntegreerd in het sociaal systeem en meer kosmopoliet dan anderen. Ze zijn ook meer blootgesteld aan massamedia, aan interpersoonlijke communicatiekanalen en zoeken meer naar info over innovaties, ze bezitten meer kennis. Les 11 – 21/5 → terugblikken op alles wat we hebben gezien en interpreteren: gaat het om revoluties, zoals vaak wordt gedacht of zijn er continuïteiten zichtbaar? Een transitie van openbaar naar privaat: in deze continuïteit kunnen we alle ontwikkelingen plaatsen. Vandaag vindt entertainment hoofdzakelijk binnen, thuis, plaats. De buitenhuise arena's die vroeger dominant waren, zijn nu in verval. We trekken meer naar binnen, naar onze private sfeer. Er is een interactie tussen technologie en sociale factoren – bepaalde technologieën worden een succes en andere niet, afhankelijk van de adoptie. Het heeft niet enkel te maken met een globaal proces, maar ook met de individualisering van de private sfeer. Ook binnen de private sfeer vindt er dus een individualisering plaats. Dit proces is al zeer lang bezig, als je het bekijkt vanuit een historisch perspectief. Zelfs in de 19e eeuw merkte men al veranderingen op in de interacties in gentlemen's clubs. In de 20e eeuw merkten ook sociologen dit proces op in de grootsteden. Zij zien hier meer iets negatiefs in. Je bent alleen en eenzaam in een publiek → negatief of net een plezier? Er is altijd discussie geweest of dit een positief of een negatief fenomeen is. Het publiek verschaft je anonimiteit. NY was altijd het 'model' voor dit fenomeen – de 'warme anonimiteit': je bent alleen in een grote massa, maar je hebt er wel een warm gevoel bij ('the right to be alone'). Andere arena's waar dit werd uitgedrukt was het theater, dat heel erg verschilt van nu in termen van interactie met het publiek. Het theater was een publieke ruimte met veel interactie tussen acteurs en publiek. In 1850 worden de scene en de zetels apart van elkaar gezet – ze werden van elkaar gescheiden, maar er was nog steeds sprake van interactie. In 1870-1880 werd stilte echt de norm, wat vandaag als normaal wordt beschouwd. Daarmee is ook het publiek van het theater veranderd: van een populair medium naar een meer bourgeoisie aangelegenheid. Je ziet ook het concept van de theaterbox opduiken. Het is een onderscheid tussen de rijke en de arme toeschouwers, die letterlijk een lagere positie innamen. De privéruimte die werd gecreëerd binnen het theater is de eerste uitdrukking van dat fysieke en sociale terugtrekken van de massa naar een eigen private sfeer. Het theater van 1900 verschilde dus erg van het theater van 1800. Er was geen interactie/deelname meer, eerder een passief gedoe. Fonogram (eigenlijk een spin-off) heeft het mogelijk gemaakt niet alleen muziek, maar ook theater thuis te ervaren → acceleratie: elk elektronisch medium maakt de mogelijkheid om thuis entertainment te ervaren gemakkelijker en goedkoper en aantrekkelijker. Ook zo met de radio. Eén ontwikkeling heeft niks te maken met elektronische media, maar heeft dit proces wel versneld, en dat is de ontwikkeling van de voorsteden. Steden waren erg geconcentreerd, er was weinig ruimte en overbevolking, waardoor 'thuis' geen aantrekkelijk milieu was om entertainment te ervaren. Daarom ontstonden er voorsteden, een soort vlucht van mensen uit de steden. Dat maakt het moeilijker om je traditionele stedelijke entertainment te volgen → daarom waren er treinen en trams, zodat mensen niet moesten wonen en werken op dezelfde plek. De cinema ('the last collective show'): de cinema-ervaring van in het begin met de silent films zorgden dat mensen spraken met elkaar en interacteerden over het scherm. De bioscopen hadden uitsmijters, omdat in bepaalde wijken er nog overlast bestond. Nu wordt alles in beelden naar je thuis gebracht. 1930: een keerpunt – silent listening/passiviteit werd de norm, in tegenstelling tot de luide participatie van daarvoor. Sommige sociologische studies zagen een positief effect van televisie: het brengt de gezinsleden samen en vermindert jeugddelinquentie omdat het de jongeren binnen zal houden. Een heel kleine ontwikkeling die vaak wordt vergeten maar die bijzonder belangrijk is, is de transistor, die echt revolutionair was in sociologische termen. Teenage Music Een algemene opstoot van de media van die tijd, te maken met twee factoren, namelijk 1) grote economische groei na de Tweede Wereldoorlog en een industrie die op zoek gaat naar iets om te produceren en 2) een demografische explosie (de baby boom) – een groot deel van de bevolking was heel jong. De ontwikkeling van rock en de opkomst van Elvis Presley. De transistor was de katalysator. Er werd vaak geluisterd naar muziek op openbare plaatsen via de jukebox. Hier zien we dus een transitie tussen muziek voor openbaar gebruik en muziek voor privégebruik. De jukebox daalt ook weer in succes. Een medium dat soms vergeten wordt en dat in deze transitie past, is de walkman. Deze is eventjes een enorm groot succes geweest en heeft een belangrijke rol gehad in het individualiseren van de consumptie van muziek. De walkman is de voorganger van de mp3's van nu. Je kunt in het openbaar zijn, maar alleen zijn tegelijk, je bent afgesloten. Examen: 5 vragen, telkens 1 pagina – veel voorbeelden gebruiken maar niet te veel en je moet individuele fenomenen proberen te plaatsen in een breder kader. VRAGEN LEZEN