Serumlactaatconcentratie als maat voor weefselhypoxie bij ernstig zieke patiënten j.bakker, s.j.m.schieveld en w.brinkert Wanneer het aanbod van zuurstof aan de cel afneemt, dreigen ernstige schade, functieverlies en uiteindelijk celdood. Het handhaven van een adequate balans tussen de zuurstofbehoefte van de cel en het zuurstofaanbod is dan ook van vitaal belang. Shock zou omschreven kunnen worden als een acute verstoring van deze balans. De traditionele klinische kenmerken van shock (hypotensie, tachycardie, bleke, klamme huid en hyperventilatie) correleren echter veelal slecht met het bestaan van weefselhypoxie. Lactaat is een normaal product van het glucosemetabolisme. Bij een tekort aan zuurstof gaat de cel over op een anaëroob metabolisme, waarmee de vorming van lactaat toeneemt. De lactaatconcentratie is onder vele omstandigheden dan ook een goede maat voor het optreden van anaëroob metabolisme en dus voor het bestaan van een wanverhouding tussen zuurstofbehoefte en -aanbod. Rackow en Weil beschouwden daarom een verhoogde lactaatconcentratie als de meest objectieve maat voor de ernst van shock.1 Metingen van de lactaatconcentratie kunnen dan ook van belang zijn voor de diagnostiek en de behandeling van patiënten met een acute ziekte die al dan niet gepaard gaat met de klassieke kenmerken van shock. In de meeste klinische omstandigheden wordt een lactaatconcentratie gemeten in het serum. Bij het gebruik van ‘point-of-care’-apparaten wordt een kleine hoeveelheid vol bloed in het apparaat gebracht, waaruit met behulp van substraatspecifieke elektroden de betreffende concentratie wordt gemeten. Hoewel er een duidelijk verschil is in methoden, is er geen klinisch relevant verschil (mits goed uitgevoerd) voor het resultaat. In dit caput selectum bespreken wij de waarde van lactaatmetingen. biochemie In het glucosemetabolisme wordt lactaat gevormd uit pyruvaat (figuur 1). Alle cellen kunnen lactaat produceren, maar weefsels met een hoog metabolisme (darm, hersenen, huid, spier, rode bloedcellen) leveren de belangrijkste bijdrage aan de dagelijkse productie (15-20 mmol/kg/dag in rust). Lactaat wordt voornamelijk in lever (50%) en nieren (25-30%) omgezet. De normale lactaatconcentratie is ongeveer 1,3 mmol/l.2 De lactaatconcentratie is een resultante van productie en klaring van het pyruvaatmetabolisme (zie figuur Gelre ziekenhuizen, locatie Lukas, afd. Intensive Care, Postbus 9014, 7300 DS Apeldoorn. Dr.J.Bakker, internist-intensivist; mw.S.J.M.Schieveld en W.Brinkert, artsen. Correspondentieadres: dr.J.Bakker ([email protected]). samenvatting – Adequate zuurstofvoorziening van organen is van vitaal belang voor de overleving bij acute ziekte en na trauma. Shock kan gedefinieerd worden als een verstoring in de balans van zuurstofbehoefte en -aanbod. – Klinische kenmerken van shock, zoals hypotensie, tachycardie, bleke, klamme huid et cetera, correleren slecht met het bestaan van weefselhypoxie. Een hoge lactaatconcentratie geeft in een vroege fase weefselhypoxie aan. – Bij ernstig zieke patiënten is weefselhypoxie de belangrijkste oorzaak van een verhoogde lactaatconcentratie. Verhoogde lactaatconcentraties zijn dan gerelateerd aan een verhoogde sterftekans. – Optimalisatie van het zuurstofaanbod door het herstellen van een adequaat circulerend volume is de interventie van eerste keus. 1). Bij een toegenomen hoeveelheid pyruvaat, bijvoorbeeld door een toename van de glycolyse, disfunctie van pyruvaatdehydrogenase of een tekort aan zuurstof, neemt de lactaatproductie toe. Lactaat wordt in alle cellen gemaakt, maar niet in alle cellen gemetaboliseerd. Zo kunnen rode bloedcellen wel lactaat produceren, maar niet metaboliseren. In met name lever, nier en spieren wordt lactaat opgenomen en gemetaboliseerd tot glucose. De opname van lactaat in de cel is afhankelijk van de concentratie H+-ionen, waardoor tijdens alkalose de lactaatconcentratie kan stijgen. Naast opname van lactaat in de cel is voor de omzetting de aanwezigheid van zuurstof vereist. Tijdens hypoxie neemt de ‘energieproductie’ met bijna 95% af (zie figuur 1). Anaërobe glycolyse en persisterende hypoxie zijn daarmee de belangrijkste oorzaken van een verhoogde lactaatconcentratie in de kliniek.3 Alhoewel een verhoogde lactaatconcentratie veelal samengaat met het bestaan van een acidose (lactaatacidose), levert de productie van lactaat netto geen H+-ionen op. Het zijn vooral de afbraak van ATP in de cel, de eiwitconcentratie in het bloed en de verschuiving van sterke anionen (chloride) tussen het bloed en de cellen die leiden tot acidose.4 5 graadmeter voor weefselhypoxie Lactaatconcentraties worden in de kliniek veelal gebruikt om het bestaan van weefselhypoxie uit te sluiten dan wel de behandeling ervan te controleren. Hoewel de klinische symptomen van shock vaak gepaard gaan met een verhoogde lactaatconcentratie, is het omgekeerde veelal niet het geval. Shock zou daarom beter omschreven kunnen worden als een toestand waarbij het aanbod van zuurstof aan de weefsels niet voldoende is om aan Ned Tijdschr Geneeskd 2000 15 april;144(16) 737 bloed stoorde balans tussen zuurstofaanbod en -behoefte en is daarmee een belangrijk kenmerk van shock.7 glucose glucose cytoplasma 2 ATP LDH oxaloacetaat alanine α-ketoglutaraat pyruvaat lactaat PDH zuurstof dichloorazijnzuur acetyl-coA mitochondrion citroenzuurcyclus H2O, 36 ATP, CO2 figuur 1. Schematische weergave van het metabolisme van glucose en lactaat. Glucose wordt in meerdere stappen omgezet in pyruvaat, waarbij voor iedere mol glucose netto 2 mol ATP wordt geproduceerd. De oxidatie van pyruvaat vindt plaats door de vorming van acetylco-enzym A (acetyl-coA), hetgeen in mitochondriën wordt gemetaboliseerd tot water en koolstofdioxide. Bij een volledige verbranding van 1 mol glucose wordt in totaal 38 mol ATP gevormd, hetgeen een energierendement van 40% betekent. Voor de vorming van acetylcoA zijn het enzym pyruvaatdehydrogenase (PDH) en zuurstof noodzakelijk. Het PDH kan gestimuleerd worden door toediening van dichloorazijnzuur. Lactaat is een eindproduct van het glucosemetabolisme en wordt onder invloed van het enzym lactaatdehydrogenase (LDH) gevormd uit pyruvaat. Metabolisme van lactaat kan alleen plaatsvinden door metabolisme terug in pyruvaat. Door vorming van oxaloacetaat uit pyruvaat kan glucose gevormd worden, hetgeen weer gebruikt kan worden voor de productie van ATP. de zuurstofbehoefte te voldoen. De concentratie van het lactaat is daarbij de klinisch meest praktische en objectieve maat voor de ernst van shock.1 Weefselhypoxie ontstaat wanneer compensatiemechanismen (bijvoorbeeld vergroting van de zuurstofextractie, toename van het hartminuutvolume) falen bij een dalend zuurstofaanbod. Een dalend zuurstofaanbod wordt gekenmerkt door een afname van het zuurstofverbruik en een stijging van de lactaatconcentratie (figuur 2). Dit fenomeen is waar te nemen bij een daling van alle componenten van het zuurstofaanbod: bij zowel hypoxemie, anemie als afname van het hartminuutvolume wordt een daling van het zuurstofverbruik gekenmerkt door een stijging van de lactaatconcentratie. Tijdens hypoxemie en anemie treedt weefselhypoxie in de regel pas op wanneer de hartfunctie gecompromitteerd is of andere compensatiemechanismen reeds gemaximaliseerd zijn. Ronco et al. hebben aangetoond dat bij ernstig zieke patiënten met of zonder sepsis, bij wie om medische redenen de behandeling werd gestaakt, een progressieve daling van het zuurstofaanbod resulteerde in een scherpe daling van het zuurstofverbruik met gelijktijdig een snelle stijging van de lactaatconcentratie.6 Een verhoogde lactaatconcentratie kan dus gezien worden als een indicator voor het bestaan van een ver738 Ned Tijdschr Geneeskd 2000 15 april;144(16) lactaatconcentratiebepaling in vol bloed Broder en Weil gebruikten in 1964 als eersten een spectrofotometrische methode voor het meten van de lactaatconcentratie, waarmee een trend werd gezet bij ernstig zieke patiënten.8 In eerste instantie belemmerde de arbeidsintensieve methode de klinische toepassing. Hierin is verandering gekomen door toepassing van substraatspecifieke elektroden. Uit een kleine hoeveelheid bloed kan nu binnen 2 min een lactaatconcentratie beschikbaar zijn. Onlangs is een handzame spectrofotometrische methode geïntroduceerd die inmiddels is toegepast bij ernstig zieke patiënten binnen en buiten het ziekenhuis.9 10 Deze methode werkt naar analogie van een glucosemeter en maakt gebruik van strips. Deze relatief goedkope methode lijkt met name geschikt voor snelle identificatie van patiënten met een verhoogde lactaatconcentratie binnen en buiten het ziekenhuis. Naast arterieel bloed voor het bepalen van de lactaatconcentratie kan ook veneus bloed gebruikt worden.11 Tijdens afname moeten stuwing en spierarbeid vermeden worden. Het monster moet gekoeld worden om stijging van de lactaatconcentratie ten gevolge van voortgaand celmetabolisme te beperken. klinische betekenis van hoge lactaatconcentratie In 1976 onderscheidden Cohen en Woods twee belangrijke oorzaken van een verhoogde lactaatconcentratie.12 Ten eerste hypoxie (type-A-lactaatacidose) en ten tweede metabole veranderingen, intoxicaties en aangeboren metabole afwijkingen (type B). Bij ernstig zieke patiënten is weefselhypoxie de belangrijkste oorzaak van een verhoogde lactaatconcentratie.3 Aangezien meerdere factoren een verschillende invloed hebben op de productie en het metabolisme van lactaat en H+-ionen, heeft de arteriële pH geen klinisch relevante relatie met de arteriële lactaatconcentratie (figuur 3). De term ‘lactaatacidose’ is daarom wellicht eerder verwarrend dan verhelderend. Een verhoogde lactaatconcentratie en een metabole acidose verschillen qua ontstaan. In geval van een combinatie van beide is de sterftekans meer dan 80%.13 De voorspellende waarde van een enkele lactaatconcentratie voor de overleving bij ernstig zieke patiënten heeft de laatste 20 jaar weinig aan kracht verloren.2 14 Lactaatmetingen leveren voor meerdere groepen patiënten belangrijke informatie ten aanzien van therapie en prognose. Hierna geven wij een overzicht van de verschillende gebieden waarin metingen van de lactaatconcentratie van waarde kunnen zijn. Trauma en hypovolemische shock. Bij traumapatiënten is hypovolemie de belangrijkste oorzaak van weefselhypoxie. Veelal ontstaat de hypovolemie door acuut bloedverlies en blijven globale hemodynamische parameters lange tijd normaal ondanks aanzienlijk bloedverlies en reeds aanwezige weefselhypoxie. De lactaat- 100 80 60 40 20 0 400 300 10 8 6 4 2 lactaatconcentratie (in mmol/l) 120 12 zuurstofverbruik (in ml/min) 140 0 200 100 0 zuurstofaanbod (in ml/min) adequaat inadequaat (shock) compensatiemechanismen figuur 2. Samenhang van zuurstofaanbod met zuurstofverbruik ( ) en arteriële lactaatconcentratie (°) in een proefdier waarbij het zuurstofaanbod geleidelijk werd verlaagd door herhaalde afname van een vaste hoeveelheid bloed. Bij dit experiment werd door transfusie van erytrocyten de hematocriet van het bloed constant gehouden. De getrokken lijnen zijn het resultaat van een lineaire-regressieanalyse van de 4 respectievelijke uitersten van de gevonden data. arteriële lactaatconcentratie (in mmol/l) concentratie is daarom een betere maat voor weefselhypoxie dan traditionele hemodynamische parameters.15 De klinische waarde van het basenoverschot is beperkt, aangezien na de initiële behandeling de relatie tussen basenoverschot en lactaatconcentratie verloren gaat.16 In meerdere klinische onderzoeken is aangetoond dat de hoogte van de initiële lactaatconcentratie, de duur van de verhoging van de lactaatconcentratie alsmede de veranderingen in de lactaatconcentratie na adequate vloeistoftherapie belangrijke prognostische waarde hebben.17 In deze groep patiënten is de lactaatconcentratie prognostisch belangrijker dan het hartminuutvolume, het zuurstofaanbod en het zuurstofverbruik.17 Bij een 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 6,8 7,0 7,2 7,4 7,6 7,8 arteriële pH figuur 3. Samenhang tussen de arteriële lactaatconcentratie en de pH bij 376 intensive-carepatiënten (1707 simultane metingen; r2 = 0,12; p < 0,01). groep traumapatiënten met ernstige neurologische letsels bleek de lactaatconcentratie een betere maat voor de intracraniële druk dan hartfrequentie, bloeddruk en hartminuutvolume.18 Lactaatmetingen kunnen eveneens van belang zijn bij de triage van patiënten op de eerstehulpafdeling.2 Sepsis en septische shock. Bij patiënten met een ernstige sepsis is het disfunctioneren en uiteindelijk falen van meerdere orgaansystemen een belangrijke oorzaak van overlijden. De ernst en het persisteren van weefselhypoxie kunnen hierbij een belangrijke factor zijn.19 Ook bij patiënten met een sepsis markeert een abrupte stijging van de lactaatconcentratie het optreden van weefselhypoxie wanneer het zuurstofaanbod daalt.6 Echter, tijdens sepsis kan zowel toegenomen glycolyse, disfunctie van het pyruvaatdehydrogenase als de aanwezigheid van een respiratoire alkalose de oorzaak zijn van een verhoogde lactaatconcentratie.4 Aangezien de klaring van lactaat zuurstofafhankelijk is, kan hypoxie een belangrijke oorzaak zijn van een vertraagde lactaatklaring. Factoren als beperkte zuurstofextractiecapaciteit, myocardiale disfunctie en toegenomen zuurstofbehoefte zijn belangrijk bij het ontstaan van een disbalans tussen zuurstofaanbod en -behoefte. De lactaatconcentratie is bij patiënten met een septische shock prognostisch belangrijker dan het zuurstofaanbod en het zuurstofverbruik.20 Daarnaast zijn seriële lactaatconcentraties sterker gerelateerd aan sterfte dan klinische variabelen (bloeddruk) en cytokineconcentraties.21 22 Acuut myocardinfarct en reanimatie. Aangezien lactaat sneller in de circulatie wordt uitgescheiden (< 1 h) dan creatinekinase-MB-massa en troponine (1-2 h), zou een lactaatconcentratie diagnostische waarde kunnen hebben in de acute fase van het myocardinfarct. Schmiechen et al. vonden dat een lactaatconcentratie hoger dan 1,5 mmol/l zeer sensitief (96%), maar niet specifiek (37%) was voor een acuut myocardinfarct bij patiënten met pijn op de borst.23 De lactaatconcentratie heeft bij patiënten met een cardiogene shock, ten gevolge van een myocardinfarct, voorspellende waarde ten aanzien van het ontstaan van cardiogene shock,24 en de uiteindelijke overleving.25 De lactaatconcentratie tijdens een circulatoir arrest is lineair gerelateerd aan de duur van de circulatiestilstand, maar niet voorspellend voor het herstel van de circulatie.26 Behalve met de totale duur van de circulatiestilstand bij patiënten die gereanimeerd worden buiten of binnen het ziekenhuis hangen de lactaatconcentraties samen met het neurologisch herstel en de overleving.27 28 Diversen. Bij een verhoogde lactaatconcentratie gaat het in veel gevallen om een verstoring in de balans tussen zuurstofbehoefte en -aanbod. De sterk verhoogde lactaatconcentraties na een gegeneraliseerde epileptische aanval zijn hiervan een voorbeeld.29 Een verhoogde lactaatconcentratie bij een patiënt met acute bewustzijnsstoornissen kan daarom een aanwijzing zijn voor een recente epileptische aanval.30 Een ernstige aanval van asthma bronchiale gaat in veel gevallen gepaard met een verhoogde lactaatconcentratie, echter, een stijging of een vertraagde daling van de lactaatconcentratie na Ned Tijdschr Geneeskd 2000 15 april;144(16) 739 opname heeft een onduidelijke klinische betekenis.31 Enkele onderzoekers hebben de waarde van lactaatconcentraties na grote chirurgische ingrepen onderzocht. Zowel bij kinderen als bij volwassenen heeft een lactaatconcentratie > 4 mmol/l na chirurgie een slechte prognose.32 33 Een peroperatief opgebouwde zuurstofschuld is gerelateerd aan verhoogde lactaatconcentraties en aan het optreden van orgaanfalen en postoperatieve sterfte in deze patiëntengroep.34 35 Remming van het lactaatmetabolisme kan leiden tot sterk verhoogde lactaatconcentraties bij patiënten zonder manifeste weefselhypoxie. Bekende voorbeelden hiervan zijn het gebruik van ethanol en biguaniden; hierbij moet men echter ook bedacht blijven op een ernstige stoornis in de circulatie die niet direct duidelijk kan zijn.36 behandeling bij een verhoogde lactaatconcentratie Het metabolisme van lactaat kan versneld worden door het activeren van het pyruvaatmetabolisme (zie figuur 1). In meerdere onderzoeken is aangetoond dat toediening van dichloorazijnzuur resulteert in een daling van de lactaatconcentratie. Alhoewel in enkele onderzoeken geringe verbeteringen in de hemodynamiek zijn beschreven, resulteert toediening van het middel en daarmee correctie van de lactaatconcentratie en van de acidose in grotere groepen van ernstig zieke patiënten niet in een verbetering van de overleving.37 Ook correctie van een acidose door toediening van natriumwaterstofcarbonaat heeft geen positieve effecten op hemodynamiek en weefseloxygenatie.38 De belangrijkste interventie bij een verhoogde lactaatconcentratie is dan ook het corrigeren van de oorzaak. In veel gevallen betekent dit het verbeteren van de balans tussen zuurstofvraag en -aanbod. Klinisch wordt dit veelal bereikt door het verlagen van de zuurstofbehoefte (sedatie, mechanische beademing) en het verhogen van het zuurstofaanbod. Toedieningen van vloeistof, bloed, zuurstof en middelen die de perifere vaten vernauwen of de contractiekracht van de hartspier versterken, zijn hierin belangrijke elementen waarbij de toedieningen van vloeistof en – in iets mindere mate – inotrope middelen (dobutamine) klinisch het effectiefst lijken te zijn.39 De verandering in de lactaatconcentratie als respons op de ingestelde therapie heeft een belangrijke voorspellende waarde. Seriële metingen van de lactaatconcentratie zouden daarom deel moeten uitmaken van het diagnostisch en therapeutisch beleid bij ernstig zieke patiënten.40 conclusie Een verhoogde lactaatconcentratie moet voor de clinicus een alarmerend signaal zijn. In de meeste gevallen wijst dit op een verstoorde balans tussen zuurstofbehoefte en -aanbod, waarbij compensatiemechanismen uitgeput zijn. Normale hartfrequentie en bloeddruk sluiten het bestaan van een ernstige verstoring van deze balans niet uit. Aangezien een langdurig zuurstoftekort gepaard gaat met weefselverval, functieverlies en falen van orgaansystemen, is het belangrijk deze balans zo snel 740 Ned Tijdschr Geneeskd 2000 15 april;144(16) mogelijk te herstellen. Het aanvullen van een absoluut of relatief tekort aan circulerend volume staat hierbij op de voorgrond. Frequente metingen van de lactaatconcentratie kunnen een belangrijke ondersteuning zijn voor het initiëren en bijstellen van therapie. abstract Serum lactate level as a measure of tissue hypoxia in severely ill patients – Adequate oxygen supply to the tissues is of vital importance to survive critical illness and trauma. Shock can be defined as an imbalance between oxygen demand and oxygen supply. – Clinical features of shock, like hypotension, tachycardia, cold clammy skin et cetera, are poorly correlated with presence of tissue hypoxia. A high lactate level is an early sign of tissue hypoxia. – In severely ill patients tissue hypoxia is the most important cause of increased lactate levels. Increased blood lactate levels are related to increased mortality. – Optimizing oxygen supply by fluid resuscitation is the intervention of first choice. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 literatuur Rackow EC, Weil MH. Physiology of blood flow and oxygen utilization by peripheral tissue in circulatory shock. Clin Chem 1990; 36(8 Pt 2):1544-6. Aduen J, Bernstein WK, Khastgir T, Miller J, Kerzner R, Bhatiani A, et al. The use and clinical importance of a substrate-specific electrode for rapid determination of blood lactate concentrations. JAMA 1994;272:1678-85. Luft D, Deichsel G, Schmulling RM, Stein W, Eggstein M. Definition of clinically relevant lactic acidosis in patients with internal diseases. Am J Clin Pathol 1983;80:484-9. Gutierrez G, Wulf ME. Lactic acidosis in sepsis: a commentary. Intensive Care Med 1996;22:6-16. Stewart PA. Modern quantitative acid-base chemistry. Can J Physiol Pharmacol 1983;61:1444-61. Ronco JJ, Fenwick JC, Tweeddale MG, Wiggs BR, Phang PT, Cooper DJ, et al. Identification of the critical oxygen delivery for anaerobic metabolism in critically ill septic and nonseptic humans. JAMA 1993;270:1724-30. Bakker J, Vincent JL. The oxygen supply dependency phenomenon is associated with increased blood lactate levels. J Crit Care 1991; 6:152-9. Broder G, Weil MH. Excess lactate: an index of reversibility of shock in human patients. Science 1964;143:1457-9. Schieveld SJM, Bakker J. Prehospital blood lactate levels in emergency medicine [abstract]. Intensive Care Med 1997;23:S183. Brinkert W, Bakker J. Lactate measurements in critically ill patients with a hand-held analyser. Intensive Care Med 1999;25:966-9. Weil MH, Michaels S, Rackow EC. Comparison of blood lactate concentrations in central venous, pulmonary artery, and arterial blood. Crit Care Med 1987;15:489-90. Cohen RD, Woods HF. The clinical presentation and classification of lactic acidosis. In: Cohen RD, Woods HF, editors. Clinical and biochemical aspects of lactic acidosis. Oxford: Blackwell; 1976. Stacpoole PW, Wright EC, Baumgartner TG, Bersin RM, Buchalter S, Curry SH, et al. Natural history and course of acquired lactic acidosis in adults. DCA-Lactic Acidosis Study Group. Am J Med 1994; 97:47-54. Weil MH, Afifi M. Experimental and clinical studies on lactate and pyruvate as indicators of the severity of acute circulatory failure (shock). Circulation 1970;41:989-1001. Dunham CM, Siegel JH, Weireter L, Fabian M, Goodarzi S, Guadalupi P, et al. Oxygen debt and metabolic acidemia as quantitative predictors of mortality and the severity of the ischemic insult in hemorrhagic shock. Crit Care Med 1991;19:231-43. Mikulaschek A, Henry SM, Donovan R, Scalea TM. Serum lactate is not predicted by anion gap or base excess after trauma resuscitation. J Trauma 1996;40:218-22. 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 Abramson D, Scalea TM, Hitchcock R, Trooskin SZ, Henry SM, Greenspan J. Lactate clearance and survival following injury. J Trauma 1993;35:584-8. Scalea TM, Maltz S, Yelon J, Trooskin SZ, Duncan AO, Sclafani SJA. Resuscitation of multiple trauma and head injury: role of crystalloid fluids and inotropes. Crit Care Med 1994;22:1610-5. Bakker J, Gris P, Coffernils M, Kahn RJ, Vincent JL. Serial blood lactate levels can predict the development of multiple organ failure following septic shock. Am J Surg 1996;171:221-6. Bakker J, Coffernils M, Leon M, Gris P, Vincent JL. Blood lactate levels are superior to oxygen-derived variables in predicting outcome in human septic shock. Chest 1991;99:956-62. Bernardin G, Pradier C, Tiger F, Deloffre P, Mattei M. Blood pressure and arterial lactate level are early indicators of short-term survival in human septic shock. Intensive Care Med 1996;22:17-25. Marecaux G, Pinsky MR, Dupont E, Kahn RJ, Vincent JL. Blood lactate levels are better prognostic indicators than TNF and IL-6 levels in patients with septic shock. Intensive Care Med 1996;22: 404-8. Schmiechen NJ, Han C, Milzman DP. ED use of rapid lactate to evaluate patients with acute chest pain. Ann Emerg Med 1997;30: 571-7. Mavric Z, Zaputovic L, Zagar D, Matana A, Smokvina D. Usefulness of blood lactate as a predictor of shock development in acute myocardial infarction. Am J Cardiol 1991;67:565-8. Henning RJ, Weil MH, Weiner F. Blood lactate as prognostic indicator of survival in patients with acute myocardial infarction. Circ Shock 1982;9:307-15. Von Planta M, Von Planta I, Bisera J, Weil MH. Determinanten des Überlebens während kardiopulmonaler Reanimation (CPR). Med Klin 1990;85:181-6. Müllner M, Sterz F, Domanovits H, Behringer W, Binder M, Laggner AN. The association between blood lactate concentration on admission, duration of cardiac arrest, and functional neurological recovery in patients resuscitated from ventricular fibrillation. Intensive Care Med 1997;23:1138-43. Weil MH, Ruiz CE, Michaels S, Rackow EC. Acid-base determinants of survival after cardiopulmonary resuscitation. Crit Care Med 1985;13:888-92. 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 Brivet F, Bernardin M, Cherin P, Chalas J, Galanaud P, Dormont J. Hyperchloremic acidosis during grand mal seizure lactic acidosis. Intensive Care Med 1994;20:27-31. Hazouard E, Dequin PF, Lanotte R, Legras A, Ferrandière M, Perrotin D. Perte de connaissance: intérêt du dosage des lactates veineux pour le diagnostic de crise convulsive. Presse Med 1998;27:6047. Rabbat A, Laaban JP, Boussairi A, Rochemaure J. Hyperlactatemia during acute severe asthma. Intensive Care Med 1998;24:304-12. Siegel LB, Dalton HJ, Hertzog JH, Hopkins RA, Hannan RL, Hauser GJ. Initial postoperative serum lactate levels predict survival in children after open heart surgery. Intensive Care Med 1996; 22:1418-23. Marnitz U, Dauberschmidt R, Mrochen H. Die Bedeutung der Lactatbestimmung im Blut in der postoperativen Phase. Anaesthesiol Reanim 1994;19:103-9. Waxman K, Nolan LS, Shoemaker WC. Sequential perioperative lactate determination. Physiological and clinical implications. Crit Care Med 1982;10:96-9. Shoemaker WC, Appel PL, Kram HB. Tissue oxygen debt as a determinant of lethal and nonlethal postoperative organ failure. Crit Care Med 1988;16:1117-20. Latif MA, Weil MH. Circulatory defects during phenformin lactic acidosis. Intensive Care Med 1979;5:135-9. Stacpoole PW, Wright EC, Baumgartner TG, Bersin RM, Buchalter S, Curry SH, et al. A controlled clinical trial of dichloroacetate for treatment of lactic acidosis in adults. The Dichloroacetate-Lactic Acidosis Study Group. N Engl J Med 1992;327:1564-9. Mathieu D, Neviere R, Billard V, Fleyfel M, Wattel F. Effects of bicarbonate therapy on hemodynamics and tissue oxygenation in patients with lactic acidosis: a prospective, controlled clinical study. Crit Care Med 1991;19:1352-6. Bakker J. Manipulation of tissue oxygen delivery in the critically ill patient. Crit Care [ter perse]. Vincent JL. End-points of resuscitation: arterial blood pressure, oxygen delivery, blood lactate, or . . . ? Intensive Care Med 1996;22:3-5. Aanvaard op 10 januari 2000 Voor de praktijk Klinisch denken en beslissen in de praktijk. Een student met plotselinge hoofdpijn r.saxena, w.p.vandertop, g.l.e.küppers en j.c.van swieten ziektegeschiedenis Patiënt A, een man van 18 jaar, werd gezien op de afdeling Spoedeisende Hulp in verband met algehele malaise en hoofdpijn. Patiënt had drie weken eerder tijdens de slaap plots heftige hoofdpijn gekregen, wat gepaard ging met misselijkheid en braken. Hij was op dat moment in de VS, alwaar hij verbleef in verband met zijn studie. De hoofdpijn ging na een week over in nekpijn. Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, Dr. Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam. Afd. Neurologie: mw.R.Saxena, assistent-geneeskundige; dr.J.C.van Swieten, neuroloog. Afd. Keel-, Neus- en Oorheelkunde: G.L.E.Küppers, assistent-geneeskundige. Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, afd. Neurochirurgie, Amsterdam. Prof.dr.W.P.Vandertop, neurochirurg. Correspondentieadres: mw.R.Saxena ([email protected]). Opzet van dit artikel. – De ziektegeschiedenis wordt beschreven zoals die zich in de praktijk heeft voorgedaan. Ook het commentaar dat aan een ‘ervaren clinicus’ (die niet bij de patiënt was betrokken) werd gevraagd, is onveranderd weergegeven. Het gaat om de didactische waarde van de praktijksituatie. Hij at en dronk bijna niet meer en zou volgens eigen zeggen 20 kg zijn afgevallen. Verlammingsverschijnselen hadden zich niet voorgedaan. Hij werd gedurende één dag in een ziekenhuis opgenomen, waar hij gerehydreerd werd. Vervolgens keerde hij op advies naar Nederland terug. Tevoren was hij niet ziek geweest. Eén week eerder had hij een bungeesprong gemaakt. Wij zagen een zeer zieke jongeman, met een polsfrequentie van 103/min, een bloeddruk van 150/75 mmHg Ned Tijdschr Geneeskd 2000 15 april;144(16) 741