C groep 1-2 01 De planeten Reis door het zonnestelsel tijdsduur lesdoelen benodigdheden 40 minuten De leerling: •25 hoepels •(her)kent de namen (waarvan 1 gele of kerndoelen van de acht planeten één met een plaatje 1, 46 en 54 •weet dat de planeten van de zon erop) om de zon draaien •kan voor, achter, boven, onder, links en rechts onderscheiden Tip. Doe deze •kan woorden aan les in de gymzaal. activiteiten koppelen Voorbereiding Bekijk voor de activiteit Introductie van de planeten de namen van de acht planeten nog eens. Vanaf de zon zijn dit: Mercurius, Venus, aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Houd voor de activiteit Planetenspel de namen van de planeten op een briefje bij de hand om snel de verschillende planeten te kunnen noemen. Introductie van de planeten 10 min. De leerlingen zitten in een kring op de grond. Vraag: ‘In welke plaats wonen wij?’ Vertel dat deze plaats in Nederland ligt. Weten ze ook op welke planeet Nederland ligt? Op de aarde. Kennen ze misschien nog meer planeten? Bespreek vervolgens kort de namen van de acht planeten van ons zonnestelsel. De leerlingen onderzoeken welke planeten er zijn en waar die omheen draaien. Planetenspel 15 min. Verspreid de hoepels door de ruimte, dit zijn de planeten. Leg de gele hoepel in het midden neer, dit is de zon. Vertel de leerlingen dat zij in dit spel de raketten zijn en van de ene planeet naar de andere planeet vliegen. Dit doen ze door tussen de hoepels te huppelen, te rennen of te springen. Noem terwijl ze dit doen de namen van bijvoorbeeld landen of voor de leerlingen bekende figuren. Pas als de leerlingen de naam van één van de planeten horen, mogen ze op een planeet landen. Dit doen ze door apart of met meerdere leerlingen in een hoepel te gaan staan. Leg uit dat ze niet in de hoepel van de zon mogen staan, want daar is het veel te warm! pagina 19 • Reis door het zonnestelsel • les 1 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen Vraag aan het einde van het spel welke namen van planeten de leerlingen nog kennen. Noem ze eventueel allemaal nog een keer. En waarom ligt de zon in het midden? Vertel dat dat komt doordat de planeten om de zon heen draaien. Planetendans 10 min. Bij deze activiteit staat de ruimtelijke oriëntatie van de leerling centraal. De leerlingen gaan in een eigen hoepel staan. Ga zelf in de centrale hoepel (de zon) staan en geef ze de volgende opdrachten: • Ga wijdbeens op je planeet staan. • Ga in je planeet staan. • Ga achter je planeet staan. • Ga naast je planeet staan. • Ga links van je planeet staan. • Ga rechts van je planeet staan. • Ga onder je planeet staan en houd de hoepel boven je hoofd. Controleer of de leerlingen het goed doen. Herhaal de opdracht een paar keer. Rondje om je eigen planeet 5 min. Vertel dat planeten om de zon draaien, maar ook om hun eigen as. Dit gaan de leerlingen nu ook met hun planeet doen. Zeg: ‘Rol de planeet als een wiel om de zon, blijf er naast lopen.’ Daarna draaien ze de planeet voor zich rond. Bespreek met de leerlingen nog een keer welke planeten er zijn. Waar draaien de planeten omheen? pagina 20 • Reis door het zonnestelsel • les 1 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen C groep 1-2 Het mannetje op de maan Reis naar de maan tijdsduur lesdoelen benodigdheden 55 minuten De leerling: • gekleurde ronde •ontwikkelt zijn fantasie knutselblaadjes kerndoelen •weet dat de maan een bol is • gekleurde sikkelvormige 1, 23, 32, 46, •weet dat de maan er niet knutselblaadjes 54 en 55 altijd hetzelfde uitziet • lijm •weet dat figuren in de maan • verf ontstaan uit fantasie • scharen •traint het auditief geheugen • plakband • geel rond blaadje eindproducten • geel sikkelvormig blaadje •geknutselde maan • piepschuim bollen, waarvan één gele Voorbereiding Zorg voor de activiteit Maak de maan voor voldoende verf, gekleurde knutselblaadjes, bollen, lijm en scharen. Leg deze op de tafels. De maan 10 min. Maak de leerlingen nieuwsgierig naar de maan door een rond geel blaadje te laten zien. Vraag de leerlingen of dat lijkt op de echte maan. Pak nu het sikkelvormige gele blaadje. Lijkt dat op de maan? En de gele bol, vinden de leerlingen dat die op een maan lijkt? Vertel de leerlingen dat zij gaan onderzoeken hoe de maan eruit ziet en hoe het komt dat je figuurtjes in de maan kunt zien. Maak de maan 15 min. Vertel de leerlingen dat ze nu zelf een maan gaan knutselen. Ze mogen hiervoor alles gebruiken wat op tafel ligt. Vraag na afloop waarom ze hun maan op deze manier hebben gemaakt. Ga hierbij in op de kleur en de vorm. Vraag hen of de maan er in het echt ook zo uit ziet. Vertel dat de maan in het echt bolvormig is. Wij kunnen op aarde maar één kant tegelijk zien, waardoor het net lijkt of hij plat is. De ene keer zien we de maan als een cirkel, de andere keer als een sikkel. pagina 21 • Reis naar de maan • les 2 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen 02 Maanversje 10 min. Ga in de kring zitten en laat de leerlingen de praatplaat bij het versje zien. Hoe ziet de maan er hier uit? Vertel dat ze een versje bij deze tekening gaan leren. Laat de kinderen aan het eind van de les de tekening inkleuren. Mannetje, mannetje ronde maan Wat sta je ver bij mij vandaan Ik kan je neusje, neusje zien Je mondje, mondje bovendien Maar één ding vind ik heel erg raar Je hebt geen enkel plukje haar Is dat niet koud, zo’n kale kop Ik zet je gauw een mutsje op Figuren in de maan 20 min. Geef de leerlingen het doeblad. Welke figuren zien ze in de maan? Laat ze die kleuren. Vraag of de maan in het echt ook een neus, een mond en een mutsje heeft, zoals in het versje. Hoe komt het dat ze allerlei figuren in de maan hebben gezien? Leg uit dat er lichte en donkere plaatsen op de maan zijn. Door de donkere plaatsen lijkt het alsof er figuren op de maan zijn. Maak de leerlingen duidelijk dat hun tekeningen en ideeën ook fantasie zijn. In het echt zijn er geen mannetjes, dieren et cetera op de maan. Bespreek met de leerlingen wat ze nu allemaal over de maan weten. pagina 22 • Reis naar de maan • les 2 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen C groep 1-2 praatplaat 02 pagina 23 • Reis naar de maan • les 2 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen pagina 24 • Reis naar de maan • les 2 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen C groep 1-2 doeblad 02 pagina 25 • Reis naar de maan • les 2 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen pagina 26 • Reis naar de maan • les 2 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen C groep 1-2 03 Het Marslandschap Reis naar Mars tijdsduur lesdoelen benodigdheden 35 & 30 De leerling weet dat: • foto landschap op Mars minuten, •er op Mars stenen liggen (bijlage) verdeeld over •er een grote berg op • foto landschap op aarde twee dagen Mars staat (bijlage) •de grond van Mars rood is • foto Olympus Mons kerndoelen •er geen planten of bomen (bijlage) 1, 23 en 54 op Mars groeien • witte boetseerklei •het oppervlak van Mars er die hard wordt heel anders uit ziet dan • kwasten het oppervlak van de aarde • rode verf eindproduct •een gekleid Marsoppervlak Ter info. Voorbereiding Haal uit de bijlage de foto’s van het landschap op Mars, het landschap op aarde en de Olympus Mons voor de activiteit Mars. Mars 15 min. Ga met de leerlingen in een kring zitten en vraag of ze wel eens van de planeet Mars hebben gehoord. Laat de leerlingen de foto van het landschap op Mars zien. Wat zien ze op de foto? Valt hen op dat de planeet rood is? Dat er stenen op liggen en dat er een grote berg op staat? Vertel dat de berg net zo breed is als de afstand tussen Amsterdam en Parijs! De top van de berg is 2,5 keer hoger dan als je met het vliegtuig de lucht in gaat. Laat ook de foto van het landschap op de aarde zien. Vraag de leerlingen welke verschillen ze tussen beide landschappen zien. Maak duidelijk dat er op Mars geen planten, bomen of grassen groeien, terwijl dat op aarde op de meeste plekken wel het geval is. Het landschap op Mars lijkt nog het meest op de woestijn! De leerlingen onderzoeken hoe het Marslandschap eruit ziet. pagina 27 • Reis naar Mars • les 3 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen Deze berg is een hele hoge vulkaan. De vulkaan heet Olympus Mons en is 24 kilometer hoog en zo’n 550 kilometer breed. Marslandschap maken 20 min. Geef iedere leerling een stuk klei en laat ze de oppervlakte van Mars maken. Help de leerlingen om de vulkaan en de stenen te maken. Zet elk stuk landschap op een veilige plek en schrijf de naam van de leerling die het gemaakt heeft erbij. Laat de klei één dag drogen. Marslandschap verven 25 min. Na een dag is de klei hard en wit. Maar het Marslandschap is in het echt niet wit, maar rood. Daarom gaan de leerlingen het landschap rood verven. Geef iedere leerling een kwast, verf en hun eigen gemaakte kleilandschap. Mars en aarde 5 min. Vraag de leerlingen wat ze over Mars geleerd hebben. Welke verschillen kennen ze tussen de planeet aarde en de planeet Mars? Heeft de aarde ook zulke hoge bergen of vulkanen als de planeet Mars? pagina 28 • Reis naar Mars • les 3 C groep 1-2 Blijft Saturnus drijven? Reis naar andere hemellichamen tijdsduur lesdoelen • watervaste stift 55 minuten De leerling: • grote bak met water •begrijpt dat iedereen uniek is • een legoblokje kerndoelen •weet dat de planeten in ons • wasknijper 1, 23, 54 en 55 zonnestelsel verschillend zijn • houten kraal •weet dat Saturnus • pingpongballetje ringen heeft • puntenslijper •kan herkennen of een • haarelastiek voorwerp drijft of zinkt met stukje ijzer • gewoon elastiekje • haarspeld benodigdheden • boterhamzakje met • foto’s planeten (bijlage) dichtbindstrip • 2 ballonnen (rode en blauwe) • kurk • voetbal • (geplastificeerde) kopie van • knikker het doeblad op A3-formaat • zand •scharen •lijm Voorbereiding Zorg voor de activiteit Zijn alle planeten hetzelfde? voor de foto’s van de acht planeten uit de bijlage. Kopieer voor de activiteit Wat drijft ook? het doeblad op A3-papier en plastificeer dit. Zijn alle planeten hetzelfde? 15 min. De leerlingen gaan in de kring zitten. Vraag of zij er allemaal hetzelfde uitzien. Kom tot de conclusie dat dat niet zo is. Hoe zou dat bij planeten zijn? Leg de foto's van de acht planeten op de grond. Vraag de leerlingen of de planeten er hetzelfde uitzien. Welke verschillen zien ze? Denk hierbij aan verschillen in kleur en of ze al dan niet ringen hebben. Vraag: ‘Op welke planeet wonen wij?’ Pak de foto van de aarde. Is die anders dan de andere planeten? Laat ze de aarde nu uitgebreider vergelijken met de planeet Saturnus. Welke verschillen zien ze? Vertel dat Saturnus bijna de grootste planeet in ons zonnestelsel is. Laat de voetbal en de knikker zien. Vertel dat als Saturnus zo groot als een voetbal is, de aarde dan de grootte van een knikker heeft. De leerlingen onderzoeken verschillen tussen de planeten aarde en Saturnus. pagina 29 • Reis naar andere hemellichamen • les 4 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen 04 Blijft Saturnus drijven? 20 min. Pak de twee ballonnen. Blaas de rode ballon groot op. Vul de blauwe met zand. Vertel dat de rode ballon Saturnus is en de blauwe ballon de aarde. Welke ballon zal blijven drijven? Laat de kinderen raden. Pak nu de bak met water. Leg de ballonnen op het water. Wat gebeurt er? De ballon met zand erin (de aarde) zinkt. De ballon met lucht (Saturnus) blijft Ter info. Een voorwerp blijft drijven als de dicht­heid van dat voorwerp lager is dan de dichtheid van water. De dichtheid van Saturnus is maar 70% van de dichtheid van water. Hoewel Saturnus heel groot is, drijft Saturnus daarom toch op water. drijven, terwijl hij toch groter is. Het is onwaarschijnlijk dat de echte planeten Saturnus en aarde ooit op water terecht zullen komen. Dit experiment is alleen bedoeld om de leerlingen te laten zien dat Saturnus en aarde uit andere materialen bestaan. Wat drijft ook? 20 min. De leerlingen gaan onderzoeken wat er nog meer blijft drijven. Kijk samen naar het knipblad en laat ze de voorwerpen benoemen. Vraag of de leerlingen met een potlood de plaatjes willen omcirkelen waarvan zij denken dat ze zullen zinken. Leg het geplastificeerde A3-doeblad naast de watertafel. Verdeel vervolgens de leerlingen in groepjes van vier. Ze gaan bij de watertafel verschillende objecten in het water leggen en bekijken of die drijven of zinken. Na het proberen leggen ze de objecten op de juiste plek op het geplastificeerde doeblad. De objecten die zonken leggen ze in het water en de objecten die bleven drijven op het water. Als de leerlingen klaar zijn, knippen ze de plaatjes van het knipblad uit. De objecten die bleven drijven, plakken ze nu op hun eigen doeblad boven de bak met water en objecten die zonken, plakken ze in de bak met water. Zo heeft iedere leerling een ‘logboek’ van welke objecten drijven en welke objecten zinken. Laat de leerlingen na afloop eventueel nog andere voorwerpen uitproberen. Wat drijft en wat zinkt? De leerlingen kunnen die voorwerpen op het doeblad boven of in de bak met water tekenen. Bespreek met de leerlingen welke verschillen ze nu kennen tussen de aarde en Saturnus. Bekijk daarna samen de uitkomsten van het doeblad. Ga daarbij ook in op de voorspellingen van de leerlingen. Zonken de voorwerpen waarvan zij dachten dat die zouden zinken inderdaad? Belangrijk is dat de leerlingen ontdekken dat of een voorwerp zinkt of drijft afhankelijk is van het materiaal waarvan het gemaakt is en de vorm die het heeft. Het is dus niet afhankelijk van de grootte dat een voorwerp heeft. Tip. De leerlingen kunnen zelf Saturnus en aarde maken door de planeten te knutselen. pagina 30 • Reis naar andere hemellichamen • les 4 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen C groep 1-2 doeblad 04 pagina 31 • Reis naar andere hemellichamen • les 4 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen pagina 32 • Reis naar andere hemellichamen • les 4 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen C groep 1-2 knipblad 04 pagina 33 • Reis naar andere hemellichamen • les 4 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen pagina 34 • Reis naar andere hemellichamen • les 4 • Bronnenboek Reis door de ruimte in 80 lessen