Beste vrienden, Het is, denk ik, de eerste keer dat we hier een eredoctor van onze universiteit mogen verwelkomen. Op 2 februari 2007 kreeg Sigiswald Kuijken een eredoctoraat. Het thema waarrond de eredoctoraten toen waren gegroepeerd was kunst en cultuur. Samen met Sigiswald Kuijken kregen die dag David Grossman, Rem Koolhaas en Roberto Benigni, de acteur-regisseur van o.m. La vita è bella een eredoctoraat. Het was een gedenkwaardige zitting. Bij de ontvangst van zijn eredoctoraat had Benigni zijn komisch talent de vrije loop gelaten tot jolijt van de zaal. En toen kwam als laatste Sigiswald Kuijken aan het woord die uiteraard over muziek sprak maar ook over stilte en aan het einde van zijn betoog de zaal om enkele momenten van stilte verzocht. Ik probeer mij de verbouwereerdheid van Benigni, die vermoedelijk van de Nederlandstalige uiteenzetting niet veel begrepen zal hebben, bij deze plotselinge ingetogen stilte voor te stellen. Een musicus die aandacht vraagt om stilte. Het lijkt op het eerste gezicht paradoxaal. Wat zou hij bedoelen? We kennen allen het beroemde aforisme waarmee Wittgenstein zijn Tractatus Logicophilosophicus afsluit: “Worüber man nicht sprechen kann, soll man schweigen”. Met deze zin sloot Wittgenstein een onderzoek af naar de mogelijkheden van de articulerende taal van de wetenschap, zeg maar van de symbolische logica. Daarbij was hij op de grenzen gestoten van deze grammatica, op wat buiten het bereik van deze taal ligt, op het onzegbare waarover men in deze taal alleen maar kan zwijgen. Met die slotzin opende hij echter tegelijk een venster op andere expressievormen waarin de menselijke geest zich uitdrukt, zoals de ethische en de poëtische taal. Hij zou die weg verder volgen in zijn theorie van de taalspelen waarin hij andere grammatica’s onderzoekt waarmee de mens de wereld ontsluit en aan het licht laat komen. Ook de muziek zou ik aan die andere taalspelen willen toevoegen. Ook zij wordt gekenmerkt door een eigen code en grammatica die ongetwijfeld verschilt van die van de articulerende taal. Maar dat belangrijke verschil belet niet dat ook zij behoort tot de orde van de taal en het product is van het symbolische vermogen dat de specificiteit van de mens uitmaakt en hem tot een cultuurscheppend wezen maakt. Als zodanig kan ook de muziek onze ogen openen voor de vraag naar de oorsprong van de taal, voor de stilte waaruit ze oprijst zoals de gearticulerende taal van de wetenschap dat deed voor Wittgenstein. Velen zijn er trouwens van overtuigd dat de muziek dat meer en beter doet dan welke andere taal ook; zelfs dan de poëtische taal die nochtans door metrum, rijm en associaties een bijzondere omgang met de alledaagse taal instelt. Verlaines “De la musique avant toute chose” blijkt die superioriteit uit te drukken. Wanneer de poëzie zich maximaal condenseert heeft ze volgens hem muziek als telos. Wanneer de muziek ons meer dan welke articulerende taal ook aandachtig maakt voor de oorsprong van de taal, voor het symbolische vermogen dat de cultuur doet oprijzen uit de natuur, dan betekent dat dat ze in zich een sterkere suggestie meedraagt, een sterkere verwijzing naar de stilte van de wereld die voorafgaat aan het eerste opklinken van een melodie en waarnaar de wereld terugkeert als de melodie uitsterft. Ze herinnert ons eraan, zoals ook Wittgenstein ontdekte, dat de activiteiten van de geest, de cultuur, wortelen in de stilte en ernaar terugverwijzen. Alleen is de stilte aan het einde niet dezelfde als die welke voorafgaat aan elke melodie, aan elk spreken. Het is een expressieve stilte (en als zodanig paradoxaal), een stilte die spreekt en die slechts bestaat bij de gratie van de musicus, van de cultuur, van het symboliserend vermogen dat betekenis schept; een stilte die zegt dat niet alles kan worden gezegd; een stilte die suggereert dat de finale en totale waarheid ligt voorbij de grenzen, niet alleen van de logica van Wittgenstein, maar ook en zelfs van de poëzie en de muziek. Vandaag willen we daaraan aandacht schenken, aan de muziek, aan wat ze is en suggereert aan de hand van een bespreking van een van de cantates van Bach: Bleib bei uns, denn es will Abend werden.