Specifiek pedagogisch profiel van de leefgroep DeNiZ Naast de kansen en mogelijkheden die een verticale leefgroepswerking bieden, legt DeNiZ binnen dit kader een aantal eigen accenten, met name het emancipatorisch werken, het individu-gerichte, gedifferentieerd werken, werken met het positieve en als laatste het gezinsgericht werken. EMANCIPATORISCH WERKEN Doelstelling is om het kind, de jongere op een constructieve manier te leren omgaan met de problemen, moeilijkheden die het tegenkomt. Vertrekpunt is het probleem waar het kind zelf mee komt en/of problemen die de begeleider aankaart. Eerder dan dat de begeleider oplossingen aanbiedt, wordt er in een eerste stap samen met het kind gezocht naar wat nu het eigenlijke probleem is. Vanuit deze vertrekbasis wordt samen met de jongere gezocht naar oplossingen. Het kind, de jongere leert creatief denken. De oplossing die weerhouden wordt, moet zowel door het kind, de jongere als door de begeleider kunnen gedragen worden. Bij het maken van deze keuze moet het kind leren zien wat realistisch is, wat een goede kosten-batenanalyse kan zijn. Tegelijkertijd wordt er van het kind, de jongere (en van de begeleider) een uitgesproken engagement verwacht. Later wordt de gekozen oplossing geëvalueerd; is het probleem opgelost of bleek de oplossing niet efficiënt en moet de procedure opnieuw opgestart worden. Bedoeling is dat het kind leert zoveel mogelijk zelf problemen op te lossen, met de eigen mogelijkheden en de eigen beperkingen. Op die manier kan het kind (terug) ervaren om invloed te hebben op zijn omgeving, zijn eigen situatie en wordt het gestimuleerd terug de verantwoordelijkheid over zijn eigen gedrag op te nemen. De verantwoordelijkheid die het kind kan dragen, wordt ook bij het kind gelaten. Tegelijkertijd leert het kind terug stil te staan, bij zichzelf : wat zijn mijn noden, mijn wensen en waaraan en hoe kan ik hier met mijn kwaliteiten en aandachtspunten zoveel mogelijk tegemoet komen. GEDIFFERENTIEERD WERKEN Als gevolg van het emancipatorisch werken kan men niet anders dan zijn pedagogische aanpak af te stemmen op wat elk kind apart nodig heeft. In de leefgroep is een basisstructuur die voor iedereen geldt, daarnaast zijn er echter afspraken en regels die kunnen verschillen al naargelang de mogelijkheden en behoeften van het kind. Ofschoon de leefgroep op zich belangrijk blijft, ligt de nadruk minder op het groepsgebeuren maar wordt het kind zo veel mogelijk als individu met eigen behoeften en verlangens benaderd. POSITIEF DENKEN. In het begeleiden van kinderen/jongeren in de leefgroep willen we blijven vertrekken van het positieve, van de krachten die elk individu in zich draagt. We willen gedrag blijven zien als inzet. Ook als dit gedrag door anderen als lastig wordt ervaren, willen we dit blijven zien als een kracht die dit kind/deze jongere heeft ontwikkeld om met zijn specifieke beperkingen, zorgen, … om te gaan. We veroordelen niet maar blijven tegelijkertijd ook grenzen stellen, blijven kinderen/jongeren aanspreken op het verloop van interacties. We blijven hierin zoeken naar het positieve en vermijden te spreken in termen van ‘slechte intenties die gericht zijn tégen personen’. We blijven er van uit gaan dat uiteindelijk iedereen liever in ‘peis en vree’ samenwoont. Vanuit deze gedachten willen we probleemgedrag bijsturen. Hierbij komt de nadruk vooral te liggen op het bevestigen van gewenst gedrag, de erkenning van de inzet en het zien van de benadeling, het benoemen en verstevigen van krachten en vaardigheden. 2.1.4.1 Specifiek pedagogisch profiel van DeNiZ dd december 2008 Nagekeken 22 april 2009 pag 1 van 2 GEZINSGERICHT WERKEN Ouders en gezinnen van de geplaatste kinderen worden begeleid door de gezinsbegeleider. De gezinsbegeleider gaat samen met deze mensen op weg en volgt hierbij hun eigen ritme. Dit kan volledig los staan van het proces van het kind in de leefgroep. Beide begeleidingen kunnen als het ware naast elkaar staan ofschoon zij niet zonder mekaar kunnen. Desalniettemin kan er vanuit de leefgroep op een andere manier een relatie gelegd worden met ouders, met belangrijke derden. Waar de gezinsbegeleiding eerder een officieel karakter heeft, kan vanuit de leefgroep op een informele manier contact gehouden worden met ouders. Ouders worden aangesproken als eerste opvoeders van hun kinderen, kunnen samen met de begeleiding (en het kind) beslissingen nemen over hun kind en in de mate van het mogelijke deze ook uitvoeren. Eerder dan het bezig zijn met de problemen rond het kind, het gezin, wordt er nu vertrokken van het positieve dat de ouders hun kinderen kunnen aanbieden. Ouders kunnen taken van de begeleiders overnemen (hetzij in hun thuismilieu, hetzij in de leefgroep) of kunnen vanuit hun eigen specifieke vaardigheden een extra aanbod doen. Wat ouders nog kunnen opnemen, blijven zij opnemen en de drempel naar de leefgroep toe wordt zo laag mogelijk gehouden. Bedoeling is om kansen op een positief contact tussen ouders en kinderen te maximaliseren en ouders te blijven zien en waarderen als opvoedkundigen van hun kinderen. 2.1.4.1 Specifiek pedagogisch profiel van DeNiZ dd december 2008 Nagekeken 22 april 2009 pag 2 van 2